KTM 1290 Super Duke R (2015) Manual
KTM
Motorcykel
1290 Super Duke R (2015)
Læs gratis den danske manual til KTM 1290 Super Duke R (2015) (200 sider) i kategorien Motorcykel. Denne vejledning er vurderet som hjælpsom af 10 personer og har en gennemsnitlig bedømmelse på 4.7 stjerner ud af 5.5 anmeldelser. Har du et spørgsmål om KTM 1290 Super Duke R (2015), eller vil du spørge andre brugere om produktet?
Side 1/200

BEDIENINGSHANDLEIDING 20
20
20
202015
15
15
1515
1290 Super Duke R EU
1290 Super Duke R AU
1290 Super Duke R FR
Artikelnr. 3213274nl


BESTE KTM KLANT 1
BESTE
BESTE
BESTE
BESTEBESTE KTM
KTM
KTM
KTMKTM KLANT
KLANT
KLANT
KLANTKLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 20) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 22)
Sleutelnummer ( pag. 21)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Motorrad AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleuren, vormen,
materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van
redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald
model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van afbeeldin-
gen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustingen die niet
standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2014 KTM Motorrad AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.

BESTE KTM KLANT 2
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Motorrad AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk

INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVEINHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................... 7
1.1 Gebruikte pictogrammen....................................... 7
1.2 Gebruikte formatering........................................... 7
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN .......................................... 8
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik......................... 8
2.2 Veiligheidsaanwijzingen ........................................ 8
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................... 9
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................... 9
2.5 Veilig gebruik .................................................... 10
2.6 Beschermende kleding ....................................... 11
2.7 Werkinstructies.................................................. 11
2.8 Milieu ............................................................... 11
2.9 Bedieningshandleiding ....................................... 12
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ..................................... 13
3.1 Garantie............................................................ 13
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen .............................. 13
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ........................... 13
3.4 Service ............................................................. 13
3.5 Afbeeldingen ..................................................... 14
3.6 Klantenservice................................................... 14
4 AFBEELDING VOERTUIG ............................................... 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave).......................................................... 16
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave).......................................................... 18
5 SERIENUMMERS.......................................................... 20
5.1 Framenummer ................................................... 20
5.2 Typeplaatje ....................................................... 20
5.3 Sleutelnummer .................................................. 21
5.4 Motornummer.................................................... 22
5.5 Artikelnummer voorvork ...................................... 22
5.6 Artikelnummer schokdemper............................... 23
5.7 Artikelnummer stuurdemper................................ 23
6 BEDIENINGSELEMENTEN............................................. 24
6.1 Koppelingshendel .............................................. 24
6.2 Remhendel........................................................ 24
6.3 Gashendel ......................................................... 25
6.4 Schakelaar links aan stuur .................................. 25
6.4.1 Combinatieschakelaar .................................... 25
6.4.2 Lichtschakelaar ............................................. 26
6.4.3 Noodknipperlichtschakelaar ............................ 26
6.4.4 Menuschakelaar............................................. 27
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar ........................... 27
6.4.6 Claxonknop ................................................... 28
6.5 Schakelaar rechts aan stuur ................................ 28
6.5.1 Noodstopschakelaar ....................................... 28
6.5.2 E-starterknop................................................. 29
6.6 Contact-/stuurslot............................................... 29
6.7 Wegrijblokkering ................................................ 30
6.8 Tankdop openen ................................................ 30
6.9 Tankdop sluiten ................................................. 32
6.10 Zadelslot ........................................................... 33
6.11 Bagagebeugels................................................... 34
6.12 Boordgereedschap.............................................. 34
6.13 Riem ................................................................ 35
6.14 Helmbeveiliging................................................. 35
6.15 Bijrijdervoetsteunen ........................................... 36
6.16 Versnellingshendel ............................................. 36

INHOUDSOPGAVE 4
6.17 Rempedaal........................................................ 37
6.18 Zijstandaard ...................................................... 38
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................................... 39
7.1 Overzicht........................................................... 39
7.2 Activering en test ............................................... 39
7.3 Matrixdisplay..................................................... 40
7.4 Segmentendisplay.............................................. 40
7.5 Controlelampjes................................................. 41
7.6 Melding op matrixdisplay .................................... 42
7.7 Schakellicht ...................................................... 43
7.8 Service-indicatie ................................................ 44
7.9 Matrixdisplay menu ............................................ 44
7.9.1 "Favorites"..................................................... 44
7.9.2 "Trip 1" ......................................................... 45
7.9.3 "Trip 2" ......................................................... 45
7.9.4 "General Info"................................................ 46
7.9.5 "Set Favorites" ............................................... 46
7.9.6 "Settings"...................................................... 47
7.9.7 "Warning"...................................................... 47
7.9.8 "Heat Grip" (optioneel) ................................... 48
7.9.9 "MTC/ABS".................................................... 48
7.9.10 "Drive Mod" ................................................... 49
7.9.11 Menu-overzicht.............................................. 50
7.9.12 "Language".................................................... 51
7.9.13 "Distance" ..................................................... 52
7.9.14 "Temp" ......................................................... 52
7.9.15 "Pressure" ..................................................... 53
7.9.16 "Fuel Cons" ................................................... 53
7.9.17 "Clock/Date" .................................................. 54
7.9.18 "Shift Light" .................................................. 54
7.9.19 "Heat Grip".................................................... 55
7.9.20 "DRL" ........................................................... 55
8 ERGONOMIE ................................................................ 56
8.1 Stuurstand ........................................................ 56
8.2 Stuurstand instellen ....................................... 56
8.3 Basisinstelling koppelingshendel instellen ............ 57
8.4 Uitgangspositie remhendel instellen .................... 58
8.5 Uitgangspositie rempedaal instellen ................. 58
8.6 Trapper rempedaal instellen................................ 59
8.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren ..... 60
8.8 Uitgangspositie versnellingshendel instellen ...... 60
8.9 Versnellingshendelvlak instellen .......................... 61
9 INBEDRIJFNAME.......................................................... 62
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname................ 62
9.2 Motor inrijden.................................................... 63
9.3 Voertuig beladen................................................ 64
10 RIJ-INSTRUCTIES......................................................... 66
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname.................................................... 66
10.2 Starten ............................................................. 67
10.3 Beginnen met rijden........................................... 68
10.4 Schakelen, rijden............................................... 68
10.5 Afremmen ......................................................... 72
10.6 Stoppen, parkeren.............................................. 74
10.7 Transport .......................................................... 76
10.8 Brandstof tanken ............................................... 77
11 SERVICESCHEMA......................................................... 79
11.1 Extra informatie ................................................. 79

INHOUDSOPGAVE 5
11.2 Verplichte werkzaamheden.................................. 79
11.3 Aanbevolen werkzaamheden................................ 81
12 CHASSIS AFSTELLEN ................................................... 82
12.1 Voorvork/schokdemper ........................................ 82
12.2 Ingaande demping voorvork instellen ................... 82
12.3 Uitgaande demping voorvork instellen .................. 83
12.4 Ingaande demping schokdemper ......................... 84
12.5 Ingaande demping low speed voor schokdemper
instellen............................................................ 85
12.6 Ingaande demping high speed voor schokdemper
instellen............................................................ 86
12.7 Uitgaande demping schokdemper instellen........... 87
12.8 Veervoorspanning schokdemper instellen .......... 87
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................... 90
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken................ 90
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen .................... 90
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken................... 91
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ....................... 92
13.5 Bijrijderzadel verwijderen.................................... 92
13.6 Bijrijderzadel monteren ...................................... 93
13.7 Bestuurderszadel verwijderen .............................. 93
13.8 Bestuurderszadel monteren................................. 94
13.9 Helmbeveiliging op voertuig monteren.................. 94
13.10 Einddemper demonteren ................................. 95
13.11 Einddemper monteren .................................... 97
13.12 Kettingvervuiling controleren............................... 98
13.13 Ketting reinigen ................................................. 98
13.14 Kettingspanning controleren ............................. 100
13.15 Kettingspanning instellen ................................. 101
13.16 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............................. 102
13.17 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................................... 105
14 REMSYSTEEM............................................................ 107
14.1 ABS / Anti Blokkeer Systeem............................. 107
14.2 Remschijven controleren................................... 109
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren ........... 109
14.4 Remvloeistof voorwielrem bijvullen ................. 110
14.5 Remplaketten voorwielrem controleren ............... 112
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ........ 113
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .............. 113
14.8 Remplaketten achterwielrem controleren ............ 115
15 WIELEN, BANDEN ...................................................... 117
15.1 Voorwiel demonteren .................................... 117
15.2 Voorwiel monteren ........................................ 118
15.3 Achterwiel demonteren ................................. 120
15.4 Achterwiel monteren ..................................... 122
15.5 Bandentoestand controleren.............................. 124
15.6 Bandenspanning controleren ............................. 126
16 ELEKTRONICA............................................................ 127
16.1 Dagrijlicht ....................................................... 127
16.2 Accu demonteren ......................................... 127
16.3 Accu monteren ............................................. 129
16.4 Accu laden .................................................. 131
16.5 Hoofdzekering vervangen .................................. 135
16.6 Zekeringen in zekeringenblok vervangen............. 138
16.7 Lamp koplamp vervangen ................................. 141
16.8 Koplampstand controleren ................................ 144

INHOUDSOPGAVE 6
16.9 Lichtbundelbreedte koplamp instellen................ 144
16.10 Contactsleutel activeren/deactiveren .................. 146
17 KOELSYSTEEM........................................................... 151
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren............ 151
17.2 Koelmiddelpeil in vast reservoir corrigeren.......... 152
18 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 154
18.1 "Drive Mod" ..................................................... 154
18.2 MTC / motorfiets-tractiecontrole ........................ 154
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................... 156
19.1 Motoroliepeil controleren .................................. 156
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeven reinigen ......................................... 157
19.3 Motorolie bijvullen ........................................... 161
20 REINIGING, ONDERHOUD........................................... 164
20.1 Motorfiets reinigen ........................................... 164
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter ... 166
21 STALLING .................................................................. 168
21.1 Stalling........................................................... 168
21.2 Inbedrijfname na stalling .................................. 169
22 FOUTEN OPSPOREN................................................... 170
23 TECHNISCHE GEGEVENS............................................ 172
23.1 Motor.............................................................. 172
23.2 Aanhaalmomenten motor .................................. 173
23.3 Vulhoeveelheden.............................................. 176
23.3.1 Motorolie .................................................... 176
23.3.2 Koelmiddel ................................................. 177
23.3.3 Brandstof.................................................... 177
23.4 Chassis ........................................................... 177
23.5 Elektronica...................................................... 178
23.6 Banden........................................................... 179
23.7 Voorvork.......................................................... 179
23.8 Schokdemper .................................................. 180
23.9 Aanhaalmomenten chassis................................ 182
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................... 187
25 HULPSTOFFEN........................................................... 190
26 NORMEN ................................................................... 192
INDEX ............................................................................... 193

1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.

2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 8
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
KTM sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer
en bij het rijden op circuits. Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op niet geasfalteerde trajecten.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom zorg-
vuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stic-
kers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herken-
nen en daardoor letsel oplopen.

2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 9
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisatie
van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voordat het
wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:

2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 10
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsysteem
door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
– Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.

2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 11
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
– Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite ®) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzingen van
de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan. Om de
toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten
van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving in
het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor het
afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.

2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 12
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt u
veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets niet
duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.

3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 13
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. BijKTM Dealer.net
schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-dealer
adviseert u graag.
De actuele voor uw voertuig vindt u op de KTM website.KTM PowerParts
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.

3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 14
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen of met zware bagage,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onder-
delen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrijving
is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com

4 AFBEELDING VOERTUIG 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
500348-10

4 AFBEELDING VOERTUIG 18
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
500349-10

4 AFBEELDING VOERTUIG 19
1 Tankdop
2 Combinatieschakelaar ( pag. 25)
3 Contact-/stuurslot ( pag. 29)
4 Noodstopschakelaar ( pag. 28)
5 E-starterknop ( pag. 29)
6 Gashendel ( pag. 25)
7 Remhendel ( pag. 24)
8 Voorvork instelling ingaande demping
9 Instelling uitgaande demping voorvork
10 Rempedaal ( pag. 37)
11 Ingaande demping schokdemper ( pag. 84)
12 Schokdemper instelling uitgaande demping

5 SERIENUMMERS 20
5.1 Framenummer
402324-10
Het framenummer is aan de rechterkant van het balhoofd gegraveerd.
Het framenummer staat ook op het typeplaatje.
5.2 Typeplaatje
0
0
0
0
0011
402302-10
(1290 Super Duke R EU, 1290 Super Duke R FR)
Het typeplaatje EU is op het balhoofd links aangebracht.

5 SERIENUMMERS 21
0
0
0
0
0011
402174-10
(1290 Super Duke R AU)
Het typeplaatje Australië is op het frame rechts aangebracht.
5.3 Sleutelnummer
402240-10
Het sleutelnummer Code number staat op de .KEYCODECARD
Info
U heeft het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te bestellen.
De op een veilig plaats bewaren.KEYCODECARD
Met de oranje programmeersleutel activeert of deactiveert u de zwarte contactsleu-
tel. Bewaar de oranje programmeersleutel op een veilige plek; hij mag uitsluitend
worden gebruikt voor leer- en programmeerfuncties.

5 SERIENUMMERS 22
5.4 Motornummer
402296-10
Het motornummer is aan rechterkant van de motor gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork is aan de binnenkant van de asopname gegraveerd.

5 SERIENUMMERS 23
5.6 Artikelnummer schokdemper
402298-10
Het artikelnummer van de schokdemper is aan het bovenste deel van de schokdemper
boven de stelring richting motorzijde gegraveerd.
5.7 Artikelnummer stuurdemper
L01465-10
Het artikelnummer van de stuurdemper is aan de onderkant van de stuurdemper gegra-
veerd.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 24
6.1 Koppelingshendel
L01405-10
De koppelingshendel is aan het stuur links aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
L01408-11
De remhendel is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
6.3 Gashendel
L01408-10
De gashendel is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Schakelaar links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is aan het stuur links aangebracht.
L01406-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1 Lichtschakelaar ( pag. 26)
2 Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 26)
3 Menuschakelaar ( pag. 27)
4 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 27)
5 Claxonknop ( pag. 28)

6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
6.4.2 Lichtschakelaar
L01407-10
De lichtschakelaar is aan de combinatieschakelaar links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand–. In deze stand zijn het dim-
licht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand–. In deze stand zijn het groot
licht en achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand–schakelen.
6.4.3 Noodknipperlichtschakelaar
L01406-11
De noodknipperlichtschakelaar is aan de combinatieschakelaar links aangebracht.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakelde ontsteking of tot 60 seconden na
het uitschakelen van de ontsteking worden in- of uitgeschakeld.
Noodknipperlichten slechts zo lang gebruiken als beslist nodig is, aangezien de accu
zo leegraakt.
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichten aan Alle vier richtingaanwijzers en de groene contro-–
lelampjes op het gecombineerde instrument knipperen.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 27
6.4.4 Menuschakelaar
L01406-12
De menuschakelaar is in het midden van de combinatieschakelaar links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het matrixdisplay op het gecombineerde instrument bestuurd.
Toets is de toets.UP‑
Toets is de toets.DOWN‑
Toets is de toets.SET‑
Toets is de toets.BACK‑
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar
L01406-13
De richtingaanwijzerschakelaar is aan de combinatieschakelaar links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar indrukken.–
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links–
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts–
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richtingaanwijzerschakelaar rich-
ting het schakelaarhuis duwen.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 28
6.4.6 Claxonknop
L01406-14
De claxonknop is aan de combinatieschakelaar links aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Claxonknop in de uitgangspositie.
• Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon geactiveerd.–
6.5 Schakelaar rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar
L01409-10
De noodstopschakelaar is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-–
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart. Er verschijnt een melding in het matrixdisplay.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het–
ontstekingscircuit is gesloten.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 29
6.5.2 E-starterknop
L01409-11
De e-starterknop is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• E-starterknop in de uitgangspositie.
• E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter geactiveerd.–
6.6 Contact-/stuurslot
L01410-10
Het contact-/stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Info
Voor het inschakelen van de ontsteking mag uitsluitend een zwarte contactsleutel
worden gebruikt.
Met de oranje programmeersleutel activeert of deactiveert u de zwarte contactsleu-
tel.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.OFF –
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
De zwarte contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Contact ingeschakeld In deze stand is het ontstekingscircuit geslotenON –
en kan de motor worden gestart.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 32
L01419-10
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Breken van de contactsleutel.
–Voor de ontlasting van de contactsleutel op de tankdop duwen. Beschadigde con-
tactsleutels moeten worden vervangen.
–Contactsleutel met de klok mee draaien.
–Tankdop omhoog klappen.
6.9 Tankdop sluiten
L01420-10
–Tankdop omlaag klappen.
–Contactsleutel met de klok mee draaien.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 33
L01421-10
–Tankdop indrukken en contactsleutel terugdraaien totdat het tankslot sluit.
Waarschuwing
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar, giftig en schadelijk voor de
gezondheid.
–Tankdop na het sluiten controleren op correcte vergrendeling. Met brandstof
verontreinigde kleding wisselen. Huid bij contact meteen reinigen met water
en zeep.
–Contactsleutel eruit trekken en afdekking omlaag klappen.
6.10 Zadelslot
L01423-11
Het zadelslot bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
Hij kan met de contactsleutel ontgrendeld worden.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 34
6.11 Bagagebeugels
L01431-10
De bagagebeugels bevinden zich aan de onderkant van het bijrijderzadel.
Info
Als de beugels naar buiten worden gedraaid, zijn deze toegankelijk bij gemonteerd
bijrijderzadel.
Aan de naar buiten gedraaide bagagebeugels mag maximaal één kleine tas met het aange-
geven gewicht worden bevestigd.
Maximaal bagagegewicht 5 kg
6.12 Boordgereedschap
500308-10
Het boordgereedschap bevindt zich in het opbergvak onder het bijrijderzadel.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 35
6.13 Riem
L01448-10
De riem is aan het bijrijderzadel gemonteerd.
De riem is bestemd voor het vasthouden van de bijrijder.
6.14 Helmbeveiliging
L01449-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Beperking van het rijgedrag en de bediening van de motor-
fiets door gemonteerde helmbeveiliging en/of helm.
–De helmbeveiliging niet gebruiken voor de bevestiging van de helm of andere
voorwerpen tijdens het rijden. De helmbeveiliging moet altijd worden verwijderd
voordat u gaat rijden.
Met de staalkabel uit het boordgereedschap kan de helm op het voertuig worden bevei-
ligd tegen diefstal.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 37
402299-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De stationair bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.17 Rempedaal
L01416-10
Het rempedaal bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 38
6.18 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard ingeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem. Lees de aanwijzingen
in het hoofdstuk Stoppen, parkeren.
Mogelijke toestanden
• Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard worden neergezet. Het–
veiligheidsstartsysteem is actief.
• Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat rijden. Het veiligheids-–
startsysteem is niet actief.

7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 39
7.1 Overzicht
401800-10
1 Matrixdisplay ( pag. 40)
2 Toerenteller
3 Schakellicht ( pag. 43)
4 Segmentendisplay
5 Controlelampjes ( pag. 41)
7.2 Activering en test
401801-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het contact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een helderheidssensor in het
gecombineerde instrument.
Test
Het segmentendisplay, de controlelampjes en de toerenteller worden kort aangestuurd voor
een functietest.
Op het matrixdisplay verschijnt een welkomsttekst en een aanwijzing over de volgende ser-
vicebeurt ( pag. 44).
Info
Als de accu losgekoppeld was, moeten tijd en datum opnieuw worden ingesteld.

7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 41
7.5 Controlelampjes
401813-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.–
Controlelampje wegrijblokkering brandt/knippert rood Status- of foutmel-–
ding bij de wegrijblokkering/alarminstallatie.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Motoroliedruk is te laag.–
Waarschuwingslampje algemeen brandt geel Een aanwij-–
zing/waarschuwing voor de rijveiligheid is gedetecteerd. Dit wordt ook op
het matrixdisplay weergegeven.
Linker knipperlichtlamp knippert groen in het knipperritme Richtingaan-–
wijzer links is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.–
Rechter knipperlichtlamp knippert groen in het knipperritme Richtingaan-–
wijzer rechts is ingeschakeld.
Motorwaarschuwingslampje brandt/knippert geel De motorbesturingsunit–
heeft een fout herkend.
ABS lampje brandt/knippert geel Het ABS is niet actief. Het ABS-lampje‑ –
brandt ook als er een fout herkend is.
TC lampje brandt/knippert geel De tractiecontrole is niet actief of is bezig‑ –
met regelen. Het TC-lampje brandt ook als er een fout herkend is.

7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 44
7.8 Service-indicatie
401821-01
Na het inschakelen van het contact wordt kort de service-indicatie weergegeven.
De service-intervallen zijn afhankelijk van afstand en tijd. Afhankelijk van welke gebeurte-
nis als eerste intreedt.
De precieze service-intervallen staan in het serviceschema.
7.9 Matrixdisplay menu
7.9.1 "Favorites"
L01440-10
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay"Favorites"
verschijnt. Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑Met de ofUP DOWN toets menupunt selecteren en met de toets aansturen.SET‑
– ‑Door twee keer op de BACK toets te drukken gaat u weer naar het menu ."Favorites"
In het menu kunnen vijf menu's direct worden aangestuurd."Favorites"
In het menu wordt het menu geconfigureerd."Set Favorites" "Favorites"

7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 46
7.9.4 "General Info"
401824-01
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "General Info" op het matrixdisplay ver-
schijnt.
"Air Temp" geeft de omgevingsluchttemperatuur aan.
"Date" geeft de datum aan.
"ODO" geeft de totale gereden afstand aan.
"Battery" geeft de accuspanning aan.
"Oil Temp" geeft de motorolietemperatuur aan.
7.9.5 "Set Favorites"
L01441-10
Voorwaarden
• Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "Set Favorites" op het matrixdisplay ver-
schijnt. Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑ ‑Met de ofUP DOWN toets menu selecteren. Met de SET toets het menu voor de snel-
keuze instellen.
In het menu wordt het menu geconfigureerd."Set Favorites" "Favorites"

7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 47
7.9.6 "Settings"
L01434-10
Voorwaarden
• Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Settings"
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
In het menu worden instellingen voor eenheden of verschillende waarden uitge-"Settings"
voerd. Enkele functies kunnen worden geactiveerd of gedeactiveerd.
7.9.7 "Warning"
L01435-10
Voorwaarden
• Melding of waarschuwing
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay"Warning"
verschijnt. Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑Met de - ofUP DOWN toets door de waarschuwingen navigeren.
In het menu worden de opgetreden waarschuwingen weergegeven en opgeslagen,"Warning"
totdat ze niet meer actief zijn.

7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 48
7.9.8 "Heat Grip" (optioneel)
401838-01
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay ver-"Heat Grip"
schijnt. Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑ ‑Met de - ofUP DOWN toets door het menu navigeren. Met de SET toets kunt u een ver-
warmingsstand selecteren of de handgreepverwarming uitschakelen.
7.9.9 "MTC/ABS"
L01436-10
Voorwaarden
• Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay ver-"MTC/ABS"
schijnt.
In het menu kunnen en worden uitgeschakeld."MTC/ABS" "MTC" "ABS"
In kan tussen en worden gekozen."ABS Mode" "Road" "Offroad"
Info
Na het inschakelen van het contact zijn de tractiecontrole en het ABS weer actief.
In de ABS mode kan het ABS de beide wielen regelen.‑"ROAD"
In de ABS mode regelt het ABS alleen het voorwiel. Aan de achterwiel‑"SUP MOT"
vindt er geen ABS-regeling plaats. Het ABS lampje knippert langzaam, om u aan de‑
actieve ABS mode te herinneren.‑"SUP MOT"
In de ABS mode kan het achterwiel blokkeren gevaar voor vallen.‑"SUP MOT" –

7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 49
7.9.10 "Drive Mod"
L01437-10
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay ver-"Drive Mod"
schijnt. Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑ ‑Met de - ofUP DOWN toets door het menu navigeren. Met de SET toets kunnen op elkaar
afgestemde instellingen van motor en tractiecontrole worden geselecteerd.
SPORT gehomologeerd vermogen met zeer directe respons, de tractiecontrole laat–
een hogere slip aan het achterwiel toe
STREET gehomologeerd vermogen met evenwichtige respons, de tractiecontrole–
laat een normale slip aan het achterwiel toe
RAIN gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor betere rijbaarheid, de tractie-–
controle laat een normale slip aan het achterwiel toe

7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 50
7.9.11 Menu-overzicht
L01438-10

7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 51
KTM-startscherm
Menutoetsen
"Favorites"
"Trip 1"
"Trip 2"
"General Info"
"Set Favorites"
"Settings"
"Warning" (alleen actief, als er meldingen zijn)
"Heat Grip" (optioneel)
"MTC/ABS"
"Drive Mod"
7.9.12 "Language"
L01439-10
Voorwaarden
• Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Settings"
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑Door de SET toets nog een keer in te drukken de taal selecteren.
De menutalen zijn Engels, Duits, Italiaans, Frans en Spaans.

7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 52
7.9.13 "Distance"
L01439-11
Voorwaarden
• Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Settings"
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat het matrixdisplay met een zwarte ach-"Distance"
tergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordt deSET‑
eenheid ingesteld.
De eenheid kilometer of mijl voor de afstand selecteren."km" "mi"
7.9.14 "Temp"
L01439-12
Voorwaarden
• Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Settings"
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat het matrixdisplay met een zwarte achter-"Temp"
grond wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordt de een-SET‑
heid ingesteld.
De eenheid oder voor de temperatuurindicatie selecteren."°C" "°F"

7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 53
7.9.15 "Pressure"
L01439-13
Voorwaarden
• Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Settings"
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat het matrixdisplay met een zwarte ach-"Pressure"
tergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordt deSET‑
eenheid ingesteld.
De eenheid of voor de bandendrukindicatie selecteren."bar" "psi"
7.9.16 "Fuel Cons"
L01439-14
Voorwaarden
• Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Settings"
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat op het matrixdisplay met een zwarte"Fuel Cons"
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordtSET‑
de eenheid ingesteld.
Eén van de mogelijke verbruiksindicaties selecteren.

7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 54
7.9.17 "Clock/Date"
401990-01
Voorwaarden
• Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Settings"
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat op het matrixdisplay met een zwarte"Clock/Date"
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordtSET‑
het menu geopend.
– ‑ ‑Met de - ofUP DOWN toets door het menu navigeren. Met de SET toets wordt de tijd of
de datum ingesteld.
Als de accu losgekoppeld was, moeten tijd en datum op het matrixdisplay opnieuw worden
ingesteld.
7.9.18 "Shift Light"
L01433-10
Voorwaarden
• Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Settings"
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat op het matrixdisplay met een zwarte"Shift Light"
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordtSET‑
het menu geopend.
– ‑ ‑Met de ofUP DOWN toets functie selecteren. Met de SET toets wordt het toerental voor
het schakellicht ingesteld.
Als het motortoerental bereikt, knippert het schakellicht."RPM 1"
Als het motortoerental bereikt, brandt het schakellicht."RPM 2"
Functie "Shift Light" in- of uitschakelen.

7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 55
7.9.19 "Heat Grip"
L01439-15
Voorwaarden
• Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Settings"
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat op het matrixdisplay met een zwarte"Heat Grip"
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordtSET‑
het Heat Grips-menu in- of uitgeschakeld.
heat Grips-menu in- of uitschakelen.
7.9.20 "DRL"
L01439-16
Voorwaarden
• Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Settings"
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET‑
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat het matrixdisplay met een zwarte achtergrond"DRL"
wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordt het dagrijlichtSET‑
in- of uitgeschakeld.
Dagrijlicht in- of uitschakelen.
Info
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dagrijlicht.

8 ERGONOMIE 56
8.1 Stuurstand
402000-11
Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een afstand van elkaar.
Afstand boringen 15 mm
Het stuur kan in verschillende twee standen worden gemonteerd. Daardoor kan het stuur in
de voor de bestuurder meest aangename stand worden gezet.
Info
KTM adviseert bij races de voorste stuurstand te gebruiken.
8.2 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gebroken stuur.
–Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
L01476-10
–Schroeven verwijderen. Stuurklem verwijderen. Stuur zo positioneren, dat de
schroeven toegankelijk zijn.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadigingen beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
–Schroeven verwijderen. Instrumentenhouder verwijderen.
–Instrumentenhouder in de gewenste stand of zetten. Schroeven monteren
en vastdraaien.

8 ERGONOMIE 57
Voorgeschreven waarde
Schroef instrumentenhouder M10 40 Nm Loctite®243™
–Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden gelegd.
–Stuurklemmen positioneren. Schroeven monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem M8 20 Nm
8.3 Basisinstelling koppelingshendel instellen
L01414-10
–Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef aanpassen aan de
grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshendel
verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshendel
dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld gebruiken.
Koppelingshendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.

8 ERGONOMIE 59
8.6 Trapper rempedaal instellen
L01461-10
–Schroef met trapper van rempedaal verwijderen.
–Om de lengte van het rempedaal in te stellen, de trapper van het rempedaal met behulp
van de schroef in één van de boringen positioneren.
Voorgeschreven waarde
Standaard Middelste boring
–Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef trapper rempedaal M6 10 Nm Loctite®243™

8 ERGONOMIE 60
8.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
00
0
0
0
0AA
400692-10
–In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot bovenkant
laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
–Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 60)
8.8 Uitgangspositie versnellingshendel instellen
L01417-10
–Moer losdraaien en daarbij aan draadstang tegenhouden.
Info
Moer heeft linkse schroefdraad.
–Moer losdraaien en daarbij aan draadstang tegenhouden.
–Door draaien van de draadstang versnellingshendel instellen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
–Moer vastdraaien en daarbij aan draadstang tegenhouden.

9 INBEDRIJFNAME 63
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
–Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
–Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
–Voordat u voor het eerst gaat rijden moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
–Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
–Stel de motorfiets op de in het hoofdstuk Ergonomie beschreven wijze in op uw behoeften.
–Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
–Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
–Motor inrijden.
9.2 Motor inrijden
–Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 10.250 1/min

9 INBEDRIJFNAME 64
Tip
Tijdens de inrijperiode het schakellicht instellen op het aangegeven motortoerental.
–Vol gasgeven vermijden!
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
–Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
–Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
–De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximale snelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Vernietiging van het koffersysteem.
–Als u bagagekoffers op uw motorfiets heeft gemonteerd, moet u ook de aanwijzingen van de fabrikant over de maximale bela-
ding in acht nemen.

9 INBEDRIJFNAME 65
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Door verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
–Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
–De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door verschoven bagage.
–Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Een heet uitlaatsysteem kan de bagage verbranden.
–De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
–Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet gelijk-
matig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
–Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 406 kg
Maximale asbelasting voor 160 kg
Maximale asbelasting achter 260 kg

10 RIJ-INSTRUCTIES 66
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
–Motoroliepeil controleren. ( pag. 156)
–Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 109)
–Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 113)
–Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 112)
–Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 115)
–Controleren of het remsysteem goed werkt.
–Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 151)
–Kettingvervuiling controleren. ( pag. 98)
–Kettingspanning controleren. ( pag. 100)
–Bandentoestand controleren. ( pag. 124)
–Bandenspanning controleren. ( pag. 126)
–Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
–Werking van de elektrische installatie controleren.
–Controleren of de bagage correct is bevestigd.
–Instelling achteruitkijkspiegel controleren.
–Brandstofvoorraad controleren.

10 RIJ-INSTRUCTIES 69
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Storingen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
–De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Afleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
–Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Eraf vallen van de bijrijder.
–De bijrijder moet goed op het bijrijderzadel gaan zitten en zich vasthouden aan de bestuurder of aan de grepen. De voeten op
de bijrijdervoetsteunen zetten. De voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
–Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij koude banden.
–Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij nieuwe banden.
–Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.

10 RIJ-INSTRUCTIES 70
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
–Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door verschoven bagage.
–Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Ontbrekende verkeersveiligheid.
–Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging van de motor Ongefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
–Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht kunnen komen en tot een hogere slijtage kunnen
veroorzaken.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motor Oververhitting van de motor.
–Als het waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur gaat branden, moet de motorfiets worden gestopt en de motor uitgezet.
De motor laten afkoelen en het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien nodig corrigeren. Als u toch doorrijdt terwijl het
waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur brandt beschadigt de motor.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geauto-
riseerde KTM-garage.

10 RIJ-INSTRUCTIES 71
402299-11
–Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.), kunt u naar hogere versnel-
lingen schakelen.
–Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gasgeven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De 1e versnel-
ling is de start- of bergversnelling.
–Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet
u deze op ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie
aan.De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof ver-
bruikt.
–Slechts zo veel gasgeven als de rijbaan en de weersomstandigheden toestaan. Vooral in
bochten mag niet geschakeld en slechts voorzichtig gasgegeven worden.
–Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
–Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gasgeven of nog een keer schakelen.
–Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, hoeft u alleen de koppelingshendel te
trekken en de e-starterknop in te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
–Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
–Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje voor oliedruk begint te branden, moet
u meteen stoppen en de motor uitschakelen. Contact opnemen met geautoriseerde
KTM-garage.
–Als tijdens het rijden het motorwaarschuwingslampje gaat branden, moet u meteen
stoppen, de motor afzetten en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.

10 RIJ-INSTRUCTIES 73
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Langere remweg door hoger totaalgewicht.
–Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Vertraagde remwerking op wegen met strooizout.
–Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Langere remweg door ABS.
–De remwijze moet worden aangepast aan de rijsituatie en de wegtoestand.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Te sterk remmen leidt tot blokkering van de wielen.
–De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, wanneer deze ook is ingeschakeld.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Voertuig slaat om
–In extreme rijsituaties (bijvoorbeeld bagage met hoog zwaartepunt, wisselend wegdek, steil bergaf rijden, vol remmen zonder
uitkoppelen) kan niet altijd worden voorkomen dat het voertuig omslaat. Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
–Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.

10 RIJ-INSTRUCTIES 75
–Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
–Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaal Beschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
–De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze op de zijstandaard
staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
–Motorfiets afremmen.
–Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
–Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand draaien.OFF
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de ontsteking ingeschakeld blijft, wordt de
stroomvoeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor wordt de accu ontladen. Motor daarom altijd met
het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is alleen bestemd voor noodgevallen.
–Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
–Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
–Het stuur blokkeren; daarvoor het stuur naar links zetten, zwarte contactsleutel in de stand indrukken en in de standOFF LOCK
draaien. Om het vergrendelen in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur iets heen en weer bewegen. Zwarte contactsleu-
tel eruit trekken.

10 RIJ-INSTRUCTIES 78
L01422-10
–Motor uitzetten.
–Tankdop openen. ( pag. 30)
–Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant van de vulopening met brandstof vul-
len.
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
18 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 187)
–Tankdop sluiten. ( pag. 32)

11 SERVICESCHEMA 81
○Eenmalig interval
●Periodiek interval
11.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
om de twee jaar
ieder jaar
om de 15.000 km
na 1.000 km
Olievernevelaars voor koppelingsmering controleren/reinigen. ○ ●
Achterbruglagers controleren. ●
Wiellager controleren. ●
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk
bewegen.
○●●●●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging.
●●●●
Antivries controleren. ○ ● ● ● ●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 105) ● ●
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ● ●
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. ○ ● ● ● ●
Koelmiddel verversen. ●
○Eenmalig interval
●Periodiek interval

12 CHASSIS AFSTELLEN 85
12.5 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
500312-10
–Stelschroef met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Info
Schroef niet losdraaien!
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.

13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 90
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
–Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
L01445-01
–Adapter in de hefbok achter plaatsen.
Hefbok achter (61329955000)
–Motorfiets rechtop zetten, hefbok in de wielas positioneren en motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
–Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Produkt Specifikationer
Mærke: | KTM |
Kategori: | Motorcykel |
Model: | 1290 Super Duke R (2015) |
Har du brug for hjælp?
Hvis du har brug for hjælp til KTM 1290 Super Duke R (2015) stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig
Motorcykel KTM Manualer
19 Juli 2025
18 Juli 2025
18 Juli 2025
18 Maj 2024
9 Maj 2024
4 Maj 2024
29 April 2024
15 April 2024
10 April 2024
9 April 2024
Motorcykel Manualer
- Metabo
- Honda
- Triumph
- Regal Raptor
- Mash
- Ducati
- TVS
- Hero
- Cagiva
- Sherco
- BMW
- Hecht
- Mercedes-Benz
- Kawasaki
- Reebok
Nyeste Motorcykel Manualer
29 Juli 2025
25 Juli 2025
25 Juli 2025
25 Juli 2025
25 Juli 2025
25 Juli 2025
25 Juli 2025
25 Juli 2025
25 Juli 2025
25 Juli 2025