KTM 1290 Super Duke R Special Edition (2016) Manual

KTM Motorcykel 1290 Super Duke R Special Edition (2016)

Læs nedenfor 📖 manual på dansk for KTM 1290 Super Duke R Special Edition (2016) (215 sider) i kategorien Motorcykel. Denne guide var nyttig for 5 personer og blev bedømt med 5.0 stjerner i gennemsnit af 3 brugere

Side 1/215
BEDIENINGSHANDLEIDING 2016
1290 Super Duke R
Artikelnr. 3213404nl
BESTE KTM-KLANT 1
*3213404nl*
3213404nl
01/2016
BESTE
BESTE
BESTE
BESTEBESTE KTM-KLANT
KTM-KLANT
KTM-KLANT
KTM-KLANTKTM-KLANT
We willen u graag feliciteren met uw keuze voor een KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 20) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 22)
Sleutelnummer ( pag. 21)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM-KLANT 2
© 2016 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
1290 Super Duke R EU (F9903P9, F9903P2)
1290 Super Duke R Special Edition EU (F9903P0)
1290 Super Duke R FR (F9923P9, F9923P2)
1290 Super Duke R AU (F9960P9, F9960P2)
1290 Super Duke R Special Edition AU (F9960P0)
1290 Super Duke R CN (F9987P9)
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVEINHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................... 7
1.1 Gebruikte pictogrammen....................................... 7
1.2 Gebruikte formatering........................................... 8
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN .......................................... 9
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik......................... 9
2.2 Veiligheidsaanwijzingen ........................................ 9
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ......................... 10
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ......................... 10
2.5 Veilig gebruik .................................................... 11
2.6 Beschermende kleding ....................................... 12
2.7 Werkinstructies.................................................. 12
2.8 Milieu ............................................................... 12
2.9 Bedieningshandleiding ....................................... 13
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ..................................... 14
3.1 Garantie............................................................ 14
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen .............................. 14
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ........................... 14
3.4 Service ............................................................. 14
3.5 Afbeeldingen ..................................................... 15
3.6 Klantenservice................................................... 15
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................... 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave).......................................................... 16
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave).......................................................... 18
5 SERIENUMMERS.......................................................... 20
5.1 Framenummer ................................................... 20
5.2 Typeplaatje ....................................................... 20
5.3 Sleutelnummer.................................................. 21
5.4 Motornummer.................................................... 22
5.5 Artikelnummer voorvork ...................................... 22
5.6 Artikelnummer schokdemper............................... 23
5.7 Artikelnummer stuurdemper................................ 23
6 BEDIENINGSELEMENTEN............................................. 24
6.1 Koppelingshendel .............................................. 24
6.2 Remhendel........................................................ 25
6.3 Gashendel......................................................... 26
6.4 Schakelaars links aan stuur................................. 26
6.4.1 Combinatieschakelaar .................................... 26
6.4.2 Lichtschakelaar ............................................. 27
6.4.3 Noodknipperlichtschakelaar ............................ 28
6.4.4 Menuschakelaar............................................. 28
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar ........................... 29
6.4.6 Claxonknop ................................................... 29
6.5 Schakelaars rechts aan stuur............................... 30
6.5.1 Noodstopschakelaar ....................................... 30
6.5.2 E-starterknop................................................. 30
6.6 Contact-/stuurslot............................................... 31
6.7 Wegrijblokkering ................................................ 32
6.8 Tankdop openen ................................................ 32
6.9 Tankdop sluiten................................................. 34
6.10 Zadelslot........................................................... 35
6.11 Bagagebeugels................................................... 36
6.12 Boordgereedschap.............................................. 36
6.13 Riem ................................................................ 37
6.14 Helmbeveiliging................................................. 37
6.15 Bijrijdervoetsteunen ........................................... 38
6.16 Versnellingshendel ............................................. 38
INHOUDSOPGAVE 4
6.17 Rempedaal........................................................ 39
6.18 Zijstandaard ...................................................... 40
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................................... 41
7.1 Overzicht........................................................... 41
7.2 activering en test ............................................... 41
7.3 Matrixdisplay..................................................... 42
7.4 Segmentendisplay.............................................. 42
7.5 controlelampjes ................................................. 43
7.6 melding op matrixdisplay .................................... 44
7.7 Schakellicht ...................................................... 45
7.8 Service-indicatie ................................................ 46
7.9 Matrixdisplay menu ............................................ 46
7.9.1 "Favorites"..................................................... 46
7.9.2 "Trip 1"......................................................... 47
7.9.3 "Trip 2"......................................................... 47
7.9.4 "General Info"................................................ 48
7.9.5 "Set Favorites"............................................... 48
7.9.6 "Settings"...................................................... 49
7.9.7 "Warning"...................................................... 49
7.9.8 "Heating" (optioneel) ...................................... 50
7.9.9 "MTC/ABS".................................................... 50
7.9.10 "Drive Mod"................................................... 51
7.9.11 Menu-overzicht.............................................. 52
7.9.12 "Language".................................................... 53
7.9.13 "Distance" ..................................................... 54
7.9.14 "Temp" ......................................................... 54
7.9.15 "Pressure" ..................................................... 55
7.9.16 "Fuel Cons" ................................................... 55
7.9.17 "Clock/Date" .................................................. 56
7.9.18 "Shift Light" .................................................. 56
7.9.19 "Heat Grip".................................................... 57
7.9.20 "DRL" ........................................................... 57
8 ERGONOMIE ................................................................ 58
8.1 Stuurstand ........................................................ 58
8.2 Stuurstand instellen ....................................... 58
8.3 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........... 59
8.4 Uitgangspositie van de handremhendel instellen ... 61
8.5 Uitgangspositie rempedaal instellen ................. 62
8.6 Trapper rempedaal instellen................................ 63
8.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren ..... 63
8.8 Uitgangspositie versnellingshendel instellen ...... 64
8.9 Versnellingshendelvlak instellen .......................... 65
9 INBEDRIJFNAME.......................................................... 66
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname................ 66
9.2 Motor inrijden.................................................... 67
9.3 Voertuig beladen................................................ 68
10 RIJ-INSTRUCTIES......................................................... 70
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname .................................................... 70
10.2 Starten ............................................................. 71
10.3 Beginnen met rijden........................................... 72
10.4 Schakelen, rijden............................................... 72
10.5 Afremmen ......................................................... 76
10.6 Stoppen, parkeren.............................................. 78
10.7 Transport .......................................................... 80
10.8 Brandstof tanken ............................................... 81
11 SERVICESCHEMA ......................................................... 83
11.1 Extra informatie ................................................. 83
INHOUDSOPGAVE 5
11.2 Verplichte werkzaamheden.................................. 83
11.3 Aanbevolen werkzaamheden................................ 85
12 CHASSIS AFSTELLEN ................................................... 86
12.1 Voorvork/schokdemper ........................................ 86
12.2 Ingaande demping voorvork instellen ................... 86
12.3 Uitgaande demping voorvork instellen .................. 87
12.4 Ingaande demping schokdemper ......................... 88
12.5 Ingaande demping low speed voor schokdemper
instellen............................................................ 89
12.6 Ingaande demping high speed voor schokdemper
instellen............................................................ 90
12.7 Uitgaande demping schokdemper instellen........... 91
12.8 Veervoorspanning schokdemper instellen .......... 91
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................... 94
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken................ 94
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen .................... 94
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken................... 95
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ....................... 96
13.5 Bijrijderzadel verwijderen.................................... 96
13.6 Bijrijderzadel monteren ...................................... 97
13.7 Bestuurderszadel verwijderen .............................. 97
13.8 Bestuurderszadel monteren................................. 98
13.9 Helmbeveiliging op voertuig monteren.................. 98
13.10 Einddemper demonteren ................................. 99
13.11 Einddemper monteren .................................. 102
13.12 Kettingvervuiling controleren............................. 104
13.13 Ketting reinigen ............................................... 104
13.14 Kettingspanning controleren ............................. 106
13.15 Kettingspanning instellen ................................. 107
13.16 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............................. 109
13.17 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................................... 112
14 REMSYSTEEM ............................................................ 115
14.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS) ............................ 115
14.2 Remschijven controleren................................... 117
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren ........... 118
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen ...... 119
14.5 Remplaketten voorwielrem controleren ............... 121
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ........ 122
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .............. 123
14.8 Remplaketten achterwielrem controleren ............ 125
15 WIELEN, BANDEN...................................................... 127
15.1 Voorwiel demonteren .................................... 127
15.2 Voorwiel monteren ........................................ 128
15.3 Achterwiel demonteren ................................. 130
15.4 Achterwiel monteren ..................................... 132
15.5 Bandentoestand controleren.............................. 134
15.6 Bandenspanning controleren ............................. 136
16 ELEKTRONICA............................................................ 137
16.1 dagrijlicht ( ) ............................................... 137DRL
16.2 Accu demonteren ......................................... 137
16.3 Accu monteren ............................................. 139
16.4 Accu laden .................................................. 141
16.5 Hoofdzekering vervangen .................................. 145
16.6 Zekeringen in zekeringenblok vervangen ............. 148
16.7 Lamp koplamp vervangen ................................. 151
16.8 Knipperlichtlamp vervangen
(1290 Super Duke R CN) ................................. 153
INHOUDSOPGAVE 6
16.9 Koplampstand controleren ................................ 155
16.10 Lichtbundelbreedte koplamp instellen................ 155
16.11 Contactsleutel activeren/deactiveren .................. 157
17 KOELSYSTEEM........................................................... 162
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren............ 162
17.2 Koelmiddelpeil in vast reservoir corrigeren.......... 163
18 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 165
18.1 "Drive Mod" ..................................................... 165
18.2 Motorfiets-tractiecontrole ( )......................... 165MTC
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................... 167
19.1 Motoroliepeil controleren .................................. 167
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeven reinigen ......................................... 168
19.3 Motorolie bijvullen ........................................... 172
20 REINIGING, ONDERHOUD........................................... 175
20.1 Motorfiets reinigen ........................................... 175
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter ... 177
21 STALLING .................................................................. 179
21.1 Stalling........................................................... 179
21.2 Inbedrijfname na stalling.................................. 180
22 FOUTEN OPSPOREN................................................... 181
23 TECHNISCHE GEGEVENS............................................ 183
23.1 Motor.............................................................. 183
23.2 Aanhaalmomenten motor .................................. 184
23.3 Vulhoeveelheid ................................................ 188
23.3.1 Motorolie .................................................... 188
23.3.2 Koelmiddel ................................................. 188
23.3.3 Brandstof.................................................... 188
23.4 Chassis ........................................................... 188
23.5 Elektronica...................................................... 190
23.6 Banden........................................................... 191
23.7 Voorvork.......................................................... 191
23.8 Schokdemper .................................................. 192
23.9 Aanhaalmomenten chassis................................ 193
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................... 198
25 HULPSTOFFEN........................................................... 201
26 NORMEN ................................................................... 203
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ........................................ 204
28 LIJST MET AFKORTINGEN .......................................... 205
29 LIJST MET SYMBOLEN ............................................... 206
29.1 Rode pictogrammen ......................................... 206
29.2 Gele of oranje pictogrammen............................. 206
29.3 Groene en blauwe pictogrammen....................... 206
INDEX ............................................................................... 208
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 8
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 9
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
KTM sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer
en bij het rijden op circuits. Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op niet geasfalteerde trajecten.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom zorg-
vuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stic-
kers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herken-
nen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 10
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisatie
van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voordat het
wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 11
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsysteem
door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 12
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzingen van
de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan. Om de
toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten
van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving in
het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor het
afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 13
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt u
veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets niet
duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 14
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. BijKTM Dealer.net
schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-dealer
adviseert u graag.
De actuele voor uw voertuig vindt u op de KTM website.KTM PowerParts
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 15
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen of met zware bagage,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onder-
delen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrijving
is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
500348-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 17
1 Koppelingshendel ( pag. 24)
2 Riem ( pag. 37)
3 Boordgereedschap ( pag. 36)
4 Zadelslot ( pag. 35)
5 Bijrijdervoetsteunen ( pag. 38)
6 Bestuurdersvoetsteunen
7 Versnellingshendel ( pag. 38)
8 Zijstandaard ( pag. 40)
9 Schokdemper instelling veervoorspanning
10 Vast reservoir koelsysteem
11 Kijkglas motorolie
4 AFBEELDING VOERTUIG 18
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
H00379-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 19
1 Tankdop
2 Combinatieschakelaar ( pag. 26)
3 Contact-/stuurslot ( pag. 31)
4 Noodstopschakelaar ( pag. 30)
5 E-starterknop ( pag. 30)
6 Gashendel ( pag. 26)
7 Remhendel ( pag. 25)
8 Voorvork instelling ingaande demping
9 Voorvork instelling uitgaande demping
10 Rempedaal ( pag. 39)
11 Ingaande demping schokdemper ( pag. 88)
12 Uitgaande demping schokdemper
5 SERIENUMMERS 20
5.1 Framenummer
402324-10
Het framenummer is aan de rechterkant van het balhoofd gegraveerd.
Het framenummer staat ook op het typeplaatje.
5.2 Typeplaatje
0
0
0
0
0011
402302-10
(EU/FR/CN)
Het typeplaatje is op het balhoofd aangebracht.
5 SERIENUMMERS 21
0
0
0
0
0011
402174-10
(AU)
Het typeplaatje Australië is op het frame rechts aangebracht.
5.3 Sleutelnummer
402240-10
Het sleutelnummer Code number staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te bestellen.
De op een veilig plaats bewaren.KEYCODECARD
Met de oranje programmeersleutel activeert of deactiveert u de zwarte contactsleu-
tel. Bewaar de oranje programmeersleutel op een veilige plek; hij mag uitsluitend
worden gebruikt voor leer- en programmeerfuncties.
5 SERIENUMMERS 22
5.4 Motornummer
402296-10
Het motornummer is aan rechterkant van de motor gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork is aan de binnenkant van de asopname gegraveerd.
5 SERIENUMMERS 23
5.6 Artikelnummer schokdemper
402298-10
Het artikelnummer van de schokdemper is op het bovenste deel van de schokdemper
boven de stelring naar de motorzijde toe gegraveerd.
5.7 Artikelnummer stuurdemper
H01060-10
Het artikelnummer van de stuurdemper is aan de onderkant van de stuurdemper gegra-
veerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 24
6.1 Koppelingshendel
L01405-10
(Super Duke R)
De koppelingshendel is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
E00132-10
(Super Duke R Special Edition)
De koppelingshendel is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
6.2 Remhendel
L01408-11
(Super Duke R)
De remhendel is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
E00133-10
(Super Duke R Special Edition)
De remhendel is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
6.3 Gashendel
L01408-10
(Super Duke R)
De gashendel is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
E00133-11
(Super Duke R Special Edition)
De gashendel is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Schakelaars links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is aan het stuur links aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 27
L01406-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1 Lichtschakelaar ( pag. 27)
2 Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 28)
3 Menuschakelaar ( pag. 28)
4 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 29)
5 Claxonknop ( pag. 29)
6.4.2 Lichtschakelaar
L01407-10
De lichtschakelaar is aan de combinatieschakelaar links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand. In deze stand zijn het dim-
licht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand. In deze stand zijn het groot
licht en achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in standschakelen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 28
6.4.3 Noodknipperlichtschakelaar
L01406-11
De noodknipperlichtschakelaar is aan de combinatieschakelaar links aangebracht.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakelde ontsteking of tot 60 seconden na
het uitschakelen van de ontsteking worden in- of uitgeschakeld.
Noodknipperlichten slechts zo lang gebruiken als beslist nodig is, aangezien de accu
zo leegraakt.
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichten aan Alle vier richtingaanwijzers en de groene contro-
lelampjes op het gecombineerde instrument knipperen.
6.4.4 Menuschakelaar
L01406-12
De menuschakelaar is in het midden van de combinatieschakelaar links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het matrixdisplay op het gecombineerde instrument bestuurd.
Toets is de toets.UP
Toets is de toets.DOWN
Toets is de toets.SET
Toets is de toets.BACK
6 BEDIENINGSELEMENTEN 29
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar
L01406-13
De richtingaanwijzerschakelaar is aan de combinatieschakelaar links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar indrukken.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richtingaanwijzerschakelaar rich-
ting het schakelaarhuis duwen.
6.4.6 Claxonknop
L01406-14
De claxonknop is aan de combinatieschakelaar links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie.
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 30
6.5 Schakelaars rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar
L01409-10
De noodstopschakelaar is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart. Er verschijnt een melding in het matrixdisplay.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het
ontstekingscircuit is gesloten.
6.5.2 E-starterknop
L01409-11
De e-starterknop is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie.
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 31
6.6 Contact-/stuurslot
L01410-10
Het contact-/stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Info
Voor het inschakelen van de ontsteking mag uitsluitend een zwarte contactsleutel
worden gebruikt.
Met de oranje programmeersleutel activeert of deactiveert u de zwarte contactsleu-
tel.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit OFF In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
De zwarte contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Contact ingeschakeld In deze stand is het ontstekingscircuit geslotenON
en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en
het stuur geblokkeerd. De zwarte contactsleutel kan eruit worden getrok-
ken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 32
6.7 Wegrijblokkering
401815-10
De elektronische wegrijblokkering beveiligt het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Door het eruit trekken van de contactsleutel wordt de wegrijblokkering automatisch geacti-
veerd en de motorelektronica geblokkeerd.
Het controlelampje wegrijblokkering kan door te knipperen fouten aangeven.
Als de optionele alarminstallatie ingebouwd is, knippert het controlelampje van de wegrij-
blokkering bij ingeschakelde alarminstallatie.
Info
De contactsleutels zijn uitgerust met elektronische componenten. Nooit meerdere
contactsleutels in één sleutelbos dragen, aangezien ze elkaar dan kunnen storen.
Een verloren zwarte contactsleutel moet worden gedeactiveerd om te voorkomen dat onbe-
voegden met het voertuig gaan rijden.
De zwarte contactsleutels zijn in de leveringstoestand geactiveerd.
Bij een geautoriseerde KTM-garage kunnen nog twee extra sleutels (sleutelnummer op
de ) worden besteld; deze moeten echter voor gebruik worden geactiveerd.KEYCODECARD
6.8 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 33
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de voorschriften
bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
L01418-10
Afdekking op de tankdop omhoog klappen en contactsleutel in het tankslot ste-
ken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 34
L01419-10
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Breken van de contactsleutel.
Voor de ontlasting van de contactsleutel op de tankdop duwen. Beschadigde con-
tactsleutels moeten worden vervangen.
Contactsleutel met de klok mee draaien.
Tankdop omhoog klappen.
6.9 Tankdop sluiten
L01420-10
Tankdop omlaag klappen.
Contactsleutel met de klok mee draaien.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 35
L01421-10
Tankdop indrukken en contactsleutel terugdraaien totdat het tankslot sluit.
Waarschuwing
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar, giftig en schadelijk voor de
gezondheid.
Tankdop na het sluiten controleren op correcte vergrendeling. Met brandstof
verontreinigde kleding wisselen. Huid bij contact meteen reinigen met water
en zeep.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking omlaag klappen.
6.10 Zadelslot
L01423-11
Het zadelslot bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
Hij kan met de contactsleutel ontgrendeld worden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 36
6.11 Bagagebeugels
L01431-10
De bagagebeugels bevinden zich aan de onderkant van het bijrijderzadel.
Info
Als de beugels naar buiten worden gedraaid, zijn deze toegankelijk bij gemonteerd
bijrijderzadel.
Aan de naar buiten gedraaide bagagebeugels mag maximaal één kleine tas met het aange-
geven gewicht worden bevestigd.
Maximaal bagagegewicht 5 kg
6.12 Boordgereedschap
500308-10
Het boordgereedschap bevindt zich in het opbergvak onder het bijrijderzadel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 37
6.13 Riem
L01448-10
De riem is aan het bijrijderzadel gemonteerd.
De riem is bestemd voor het vasthouden van de bijrijder.
6.14 Helmbeveiliging
L01449-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Beperking van het rijgedrag en de bediening van de motor-
fiets door gemonteerde helmbeveiliging en/of helm.
De helmbeveiliging niet gebruiken voor de bevestiging van de helm of andere
voorwerpen tijdens het rijden. De helmbeveiliging moet altijd worden verwijderd
voordat u gaat rijden.
Met de staalkabel uit het boordgereedschap kan de helm op het voertuig worden bevei-
ligd tegen diefstal.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 38
6.15 Bijrijdervoetsteunen
L01411-10
De bijrijdervoetsteunen kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Bijrijdervoetsteunen ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Bijrijdervoetsteunen uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
6.16 Versnellingshendel
402299-10
De versnellingshendel is aan de motor links aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 39
402299-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De stationair bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.17 Rempedaal
402301-10
Het rempedaal bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 40
6.18 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard ingeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem. Lees de aanwijzingen
in het hoofdstuk Stoppen, parkeren.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard worden neergezet. Het
veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 41
7.1 Overzicht
401800-10
1 Matrixdisplay ( pag. 42)
2 Toerenteller
3 Schakellicht ( pag. 45)
4 Segmentendisplay
5 controlelampjes ( pag. 43)
7.2 activering en test
401801-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het contact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een helderheidssensor in het
gecombineerde instrument.
Test
Het segmentendisplay, de controlelampjes en de toerenteller worden kort aangestuurd voor
een functietest.
Op het matrixdisplay verschijnt een welkomsttekst en een aanwijzing over de
volgende servicebeurt ( pag. 46).
Info
Als de accu gedemonteerd was, moeten tijd en datum opnieuw worden ingesteld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 42
7.3 Matrixdisplay
401821-01
De indicatie op het matrixdisplay wordt bestuurd met de menuschakelaar ( pag. 28).
Na het inschakelen van het contact, wordt aangegeven wanneer de volgende servicebeurt
( pag. 46) moet worden uitgevoerd.
Als bij de controlelampjes ( pag. 43) het waarschuwingslampje algemeen gaat bran-
den, wordt de bijbehorende melding op het matrixdisplay weergegeven. Met de toetsSet
wordt de ontvangst van de informatie bevestigd en de melding verdwijnt.
Meldingen verschijnen 10 s
7.4 Segmentendisplay
L02903-10
1 Brandstofpeil
2 Tijd
3 Eenheid voor snelheidsindicatie
4 Versnellingsindicatie
5 Snelheid
6 ( pag. 165)"Drive Mod"
7 Koelmiddeltemperatuur
8 Waarschuwing voor glad wegdek
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 43
7.5 controlelampjes
401813-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje wegrijblokkering brandt/knippert rood Status- of foutmel-
ding bij de wegrijblokkering/alarminstallatie.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Motoroliedruk is te laag .
Waarschuwingslampje algemeen brandt geel Een aanwij-
zing/waarschuwing voor de rijveiligheid is gedetecteerd. Dit wordt ook op
het matrixdisplay weergegeven.
Linker knipperlichtlamp knippert groen in het knipperritme Richtingaan-
wijzer links is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Rechter knipperlichtlamp knippert groen in het knipperritme Richtingaan-
wijzer rechts is ingeschakeld.
Motorwaarschuwingslampje brandt/knippert geel De motorbesturingsunit
heeft een fout herkend.
ABS lampje brandt/knippert geel Het ABS is niet actief. Het ABS-lampje‑ –
brandt ook als er een fout herkend is.
TC lampje brandt/knippert geel De tractiecontrole is niet actief of is bezig‑ –
met regelen. Het TC-lampje brandt ook als er een fout herkend is.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 44
7.6 melding op matrixdisplay
401850-01
Mogelijke toestanden
Motorstoring De motorbesturingsunit heeft een fout herkend. Naar een
geautoriseerde KTM-garage gaan.
Algemene melding Algemene melding over de rijveiligheid. Naar een
geautoriseerde KTM-garage gaan.
ABS-waarschuwing ABS functie is niet beschikbaar. Naar een geautori-– ‑
seerde KTM-garage gaan.
Tractiecontrole De tractiecontrole is niet beschikbaar. Naar een geautori-
seerde KTM-garage gaan.
Motoroliedruk Motoroliedruk is te laag . De motor meteen uitzetten. Con-
tact opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
Motoroliepeil Motoroliepeil is te laag. Motoroliepeil controleren en corri-
geren.
Lichtsysteem Brandt als een element in het lichtsysteem uitgevallen is.
Defecte lamp vervangen of naar een geautoriseerde KTM-garage gaan.
Koelwatertemperatuur Koelwatertemperatuur is te hoog. Motor uitzetten.
Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
Brandstofreserve Brandstoftank bijna leeg. Bij de volgende gelegenheid
brandstof tanken.
Pictogram glad wegdek Glad wegdek is mogelijk. De snelheid aanpassen
aan de gewijzigde rijwegsituatie.
Accuspanning Accuspanning is te laag. Accu met geschikte acculader
laden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 45
Service Er moet een servicebeurt worden uitgevoerd. Contact opnemen
met geautoriseerde KTM-garage.
Noodstopschakelaar De noodstopschakelaar is uit.
De meldingen worden in het menu weergegeven."Warning"
7.7 Schakellicht
401855-01
Het schakellicht knippert of brandt wanneer een schakeling moet worden uitgevoerd.
In het menu kan het toerental voor het schakellicht worden ingesteld. Bij"Shift Light"
"RMP1" knippert het schakellicht en bij "RPM2" brandt hij.
Motorolietemperatuur > 35 °C
"RPM1" schakellicht Knippert
"RPM2" schakellicht Brandt
Motorolietemperatuur 35 °C
Schakellicht brandt altijd bij 6.500 1/min
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 46
7.8 Service-indicatie
401821-01
Na het inschakelen van het contact wordt kort de service-indicatie weergegeven.
De service-intervallen zijn afhankelijk van afstand en tijd. Afhankelijk van welke gebeurte-
nis als eerste intreedt.
De precieze service-intervallen staan in het serviceschema.
7.9 Matrixdisplay menu
7.9.1 "Favorites"
L01440-10
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "Favorites" op het matrixdisplay
verschijnt. Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
– ‑Met de of UP DOWN toets menupunt selecteren en met de toets aansturen.SET
– ‑Door twee keer op de BACK toets te drukken gaat u weer naar het menu ."Favorites"
In het menu "Favorites" kunnen vijf menu's direct worden aangestuurd.
In het menu "Set Favorites" "Favorites"wordt het menu geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 47
7.9.2 "Trip 1"
401826-01
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Trip 1"
"Trip 1" geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee
tankstops. loopt mee en telt tot ."Trip 1" 9999
"Ø Speed 1" geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van en ."Trip 1" "Trip Time 1"
"Ø Cons 1" geeft het gemiddelde verbruik aan op basis van "Trip 1" "Trip Time 1"en .
"Trip Time 1" geeft de rijtijd op basis van "Trip 1" aan en begint te lopen op het moment dat
een snelheidssignaal wordt ontvangen.
"Fuel Range" geeft de mogelijke reikwijdte van de brandstofreserve aan.
Toets 3-5 secon-
den ingedrukt hou-
den.
Alle items in het menu worden gewist."Trip 1"
7.9.3 "Trip 2"
401825-01
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Trip 2"
"Trip 2" geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee
tankstops. loopt mee en telt tot ."Trip 2" 9999
"Ø Speed 2" geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van en ."Trip 2" "Trip Time 2"
"Ø Cons 2" geeft het gemiddelde verbruik aan op basis van "Trip 2" "Trip Time 2"en .
"Trip Time 2" geeft de rijtijd op basis van "Trip 2" aan en begint te lopen op het moment dat
een snelheidssignaal aanwezig is.
"Fuel Range" geeft de mogelijke reikwijdte van de brandstofreserve aan.
Toets 3-5 secon-
den ingedrukt hou-
den.
Alle items in het menu worden gewist."Trip 2"
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 48
7.9.4 "General Info"
401824-01
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "General Info" op het matrixdisplay ver-
schijnt.
"Air Temp" geeft de omgevingsluchttemperatuur aan.
"Date" geeft de datum aan.
"ODO" geeft de totale gereden afstand aan.
"Battery" geeft de accuspanning aan.
"Oil Temp" geeft de motorolietemperatuur aan.
7.9.5 "Set Favorites"
L01441-10
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay ver-"Set Favorites"
schijnt. Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
– ‑ Met de of UP DOWN toets menu selecteren. Met de SET toets het menu voor de snel-
keuze instellen.
In het menu wordt het menu geconfigureerd."Set Favorites" "Favorites"
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 49
7.9.6 "Settings"
402431-10
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
In het menu "Settings" worden instellingen voor eenheden of verschillende waarden uitge-
voerd. Enkele functies kunnen worden geactiveerd of gedeactiveerd.
7.9.7 "Warning"
L01435-10
Voorwaarden
Melding of waarschuwing
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "Warning" op het matrixdisplay
verschijnt. Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
Met de - of UP DOWNtoets door de waarschuwingen navigeren.
In het menu "Warning" worden de opgetreden waarschuwingen weergegeven en opgeslagen,
totdat ze niet meer actief zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 50
7.9.8 "Heating" (optioneel)
402434-02
– ‑UP DOWNof toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Heating"
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
– ‑Met de SET toets kunt u een verwarmingsstand selecteren of de handgreepverwarming
uitschakelen.
7.9.9 "MTC/ABS"
L01436-10
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "MTC/ABS" op het matrixdisplay ver-
schijnt.
In het menu "MTC/ABS" "MTC" "ABS"kunnen en worden uitgeschakeld.
In "ABS Mode" "Road" "Offroad"kan tussen en worden gekozen.
Info
Na het inschakelen van het contact zijn de tractiecontrole en het ABS weer actief.
In de ABS mode "ROAD" kan het ABS de beide wielen regelen.
In de ABS mode "SUP MOT" regelt het ABS alleen het voorwiel. Aan de achterwiel
vindt er geen ABS-regeling plaats. Het ABS lampje knippert langzaam, om u aan de
actieve ABS mode "SUP MOT" te herinneren.
In de ABS mode "SUP MOT" kan het achterwiel blokkeren gevaar voor vallen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 51
7.9.10 "Drive Mod"
L01437-10
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "Drive Mod" op het matrixdisplay ver-
schijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de - of UP DOWNtoets door het menu navigeren. Met de toets kunnen op elkaarSET
afgestemde instellingen van motor en tractiecontrole worden geselecteerd.
SPORT gehomologeerd vermogen met zeer directe respons, de tractiecontrole laat
een hogere slip aan het achterwiel toe
STREET gehomologeerd vermogen met evenwichtige respons, de tractiecontrole
laat een normale slip aan het achterwiel toe
RAIN gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor betere rijbaarheid, de tractie-
controle laat een normale slip aan het achterwiel toe
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 52
7.9.11 Menu-overzicht
L01438-10
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 53
KTM-startscherm
Menutoetsen
"Favorites"
"Trip 1"
"Trip 2"
"General Info"
"Set Favorites"
"Settings"
"Warning" (alleen actief, als er meldingen zijn)
"Heat Grip" (optioneel)
"MTC/ABS"
"Drive Mod"
7.9.12 "Language"
402431-10
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu op het matrixdisplay verschijnt."Settings"
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
– ‑Door de SET toets nog een keer in te drukken de taal selecteren.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans en Spaans.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 54
7.9.13 "Distance"
402431-11
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat het matrixdisplay met een zwarte ach-"Distance"
tergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordt deSET
eenheid ingesteld.
De eenheid kilometer of mijl voor de afstand selecteren."km" "mi"
7.9.14 "Temp"
402431-12
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat het matrixdisplay met een zwarte achter-"Temp"
grond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt de een-
heid ingesteld.
De eenheid oder voor de temperatuurindicatie selecteren."°C" "°F"
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 55
7.9.15 "Pressure"
402431-13
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat het matrixdisplay met een zwarte ach-"Pressure"
tergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordt deSET
eenheid ingesteld.
De eenheid of voor de bandendrukindicatie selecteren."bar" "psi"
7.9.16 "Fuel Cons"
402431-14
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat op het matrixdisplay met een zwarte"Fuel Cons"
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordtSET
de eenheid ingesteld.
Eén van de mogelijke verbruiksindicaties selecteren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 56
7.9.17 "Clock/Date"
401990-01
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat op het matrixdisplay met een zwarte"Clock/Date"
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordtSET
het menu geopend.
Met de - of UP DOWNtoets door het menu navigeren. Met de toets wordt de tijd ofSET
de datum ingesteld.
Als de accu losgekoppeld was, moeten tijd en datum op het matrixdisplay opnieuw worden
ingesteld.
7.9.18 "Shift Light"
L01433-10
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat op het matrixdisplay met een zwarte"Shift Light"
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordtSET
het menu geopend.
– ‑Met de of UP DOWN toets functie selecteren. Met de SETtoets wordt het toerental voor
het schakellicht ingesteld.
Als het motortoerental bereikt, knippert het schakellicht."RPM 1"
Als het motortoerental bereikt, brandt het schakellicht."RPM 2"
Functie in- of uitschakelen."Shift Light"
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 57
7.9.19 "Heat Grip"
L01439-15
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat "Heat Grip" op het matrixdisplay met een zwarte
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt
het Heat Grips-menu in- of uitgeschakeld.
heat Grips-menu in- of uitschakelen.
7.9.20 "DRL"
L01439-16
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
– ‑UP DOWN- of toets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de toets wordt het menu geopend.SET
– ‑UP DOWN- of toets indrukken totdat "DRL" het matrixdisplay met een zwarte achtergrond
wordt weergegeven. Door nog een keer op de toets te drukken wordt het dagrijlichtSET
in- of uitgeschakeld.
Dagrijlicht in- of uitschakelen.
Info
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dagrijlicht.
8 ERGONOMIE 58
8.1 Stuurstand
402000-11
Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een afstand van elkaar.
Afstand boringen 15 mm
Het stuur kan in verschillende twee standen worden gemonteerd. Hierdoor kan het stuur in
de aangenaamste positie voor de bestuurder worden gezet.
Info
KTM adviseert bij races de voorste stuurstand te gebruiken.
8.2 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGebroken stuur.
Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
L01476-10
Schroeven verwijderen. Stuurklem verwijderen. Stuur zo positioneren, dat de
schroeven toegankelijk zijn.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadigingen beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven verwijderen. Instrumentenhouder verwijderen.
Instrumentenhouder in de gewenste stand of zetten. Schroeven monteren
en vastdraaien.
8 ERGONOMIE 59
Voorgeschreven waarde
Schroef instrumentenhouder M10 40 Nm Loctite®243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem M8 20 Nm
8.3 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
L01414-10
(Super Duke R)
Koppelingshendel naar voren drukken.
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef aanpassen aan de
grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8 ERGONOMIE 60
E00145-10
(Super Duke R Special Edition)
Om de lengte van de koppelingshendel in te stellen, schroef losmaken en kop-
pelingshendel positioneren.
Schroef vastdraaien.
Greep controleren.
» Als de greep niet in loodrechte positie is vastgeklikt:
Schroef losdraaien.
Greep positioneren.
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef greep M4 6 Nm
Koppelingshendel naar voren drukken.
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef aanpassen aan de
grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8 ERGONOMIE 61
8.4 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
L01415-10
(Super Duke R)
Remhendel naar voren drukken.
Uitgangspositie van de handremhendel met de stelschroef aan de grootte van de
hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de remhendel ver-
der van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de remhendel dich-
ter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
E00146-10
(Super Duke R Special Edition)
Om de lengte van de remhendel in te stellen, schroef losmaken en remhendel
positioneren.
Schroef vastdraaien.
Greep controleren.
» Als de greep niet in loodrechte positie is vastgeklikt:
Schroef losdraaien.
Greep positioneren.
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef greep M4 6 Nm
Remhendel naar voren drukken.
8 ERGONOMIE 62
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel aan de grootte van de hand
aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de remhendel ver-
der van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de remhendel dich-
ter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8.5 Uitgangspositie rempedaal instellen
L01443-10
Moer losdraaien.
Rempedaal omlaag duwen, om de drukstang gemakkelijker te kunnen draaien.
Drukstang draaien, totdat het rempedaal in de gewenste stand staat.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Minimaal vijf schroefgangen moeten in het kogelscharnier ingeschroefd zijn.
Moer vastdraaien.
8 ERGONOMIE 63
8.6 Trapper rempedaal instellen
L01461-10
Schroef met trapper van rempedaal verwijderen.
Om de lengte van het rempedaal in te stellen, de trapper van het rempedaal met behulp
van de schroef in één van de boringen positioneren.
Voorgeschreven waarde
Standaard Middelste boring
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef trapper rempedaal M6 10 Nm Loctite®243™
8.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
8 ERGONOMIE 64
00
0
0
0
0AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot bovenkant
laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 64)
8.8 Uitgangspositie versnellingshendel instellen
L01417-10
Moer losdraaien en daarbij aan draadstang tegenhouden.
Info
Moer heeft linkse schroefdraad.
Moer losdraaien en daarbij aan draadstang tegenhouden.
Door draaien van de draadstang versnellingshendel instellen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Moer vastdraaien en daarbij aan draadstang tegenhouden.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M8 12 Nm
8 ERGONOMIE 65
Moer vastdraaien en daarbij aan draadstang tegenhouden.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M8LH 12 Nm
8.9 Versnellingshendelvlak instellen
L01460-10
Schroef met versnellingshendelvlak verwijderen.
Versnellingshendelvlak met schroef afhankelijk van de gewenste hendellengte in een
van de boringen positioneren.
Voorgeschreven waarde
Standaard Middelste boring
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel-
vlak
M6 10 Nm Loctite®243™
9 INBEDRIJFNAME 66
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallen Beperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Niet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
9 INBEDRIJFNAME 67
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Stel de motorfiets op de in het hoofdstuk Ergonomie beschreven wijze in op uw behoeften.
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden.
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 10.250 1/min
9 INBEDRIJFNAME 68
Tip
Tijdens de inrijperiode het schakellicht instellen op het aangegeven motortoerental.
Vol gasgeven vermijden!
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximale snelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Vernietiging van het koffersysteem.
Als u bagagekoffers op uw motorfiets heeft gemonteerd, moet u ook de aanwijzingen van de fabrikant over de maximale bela-
ding in acht nemen.
9 INBEDRIJFNAME 69
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Door verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Een heet uitlaatsysteem kan de bagage verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en moet het gewicht gelijk-
matig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 406 kg
Maximale asbelasting voor 160 kg
Maximale asbelasting achter 260 kg
10 RIJ-INSTRUCTIES 70
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 167)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 118)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 122)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 121)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 125)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 162)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 104)
Kettingspanning controleren. ( pag. 106)
Bandentoestand controleren. ( pag. 134)
Bandenspanning controleren. ( pag. 136)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Instelling achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10 RIJ-INSTRUCTIES 71
10.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Als de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motor Hoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
L01442-10
Noodstopschakelaar in stand schakelen.ON
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand draaien.ON
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer 2 seconden het geluid
van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
De ABS lamp gaat branden en gaat weer uit als het voertuig gaat rijden.
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair brandt.
10 RIJ-INSTRUCTIES 72
L01409-01
E-starterknop indrukken .
Info
E-starterknop pas indrukken als de functiecontrole van het gecombineerde
instrument is afgerond.
Tijdens het starten gasgeven. Als er tijdens het starten wordt gasgegeven,GEEN
wordt geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden de e-starterknop indrukken. Tot de volgende startpoging
minimaal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat, blijft
de motor stilstaan.
Motorfiets van de zijstandaard nemen.
10.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gasgeven.
10.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Bij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Terugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
10 RIJ-INSTRUCTIES 73
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Storingen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Afleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Eraf vallen van de bijrijder.
De bijrijder moet goed op het bijrijderzadel gaan zitten en zich vasthouden aan de bestuurder of aan de grepen. De voeten op
de bijrijdervoetsteunen zetten. De voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij koude banden.
Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
10 RIJ-INSTRUCTIES 74
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Ontbrekende verkeersveiligheid.
Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging van de motor Ongefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht kunnen komen en tot een hogere slijtage kunnen
veroorzaken.
Aanwijzing
Motorschade Bij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltemperatuur ver-
schijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Info
Treden tijdens het rijden ongewone geluiden op, onmiddellijk stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geautori-
seerde KTM-garage.
10 RIJ-INSTRUCTIES 75
402299-11
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.), kunt u naar hogere versnel-
lingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gasgeven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De 1e versnel-
ling is de start- of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet
u deze op ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie
aan.De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof ver-
bruikt.
Slechts zo veel gasgeven als de rijbaan en de weersomstandigheden toestaan. Vooral in
bochten mag niet geschakeld en slechts voorzichtig gasgegeven worden.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gasgeven of nog een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, hoeft u alleen de koppelingshendel te
trekken en de e-starterknop in te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje voor oliedruk begint te branden, moet
u meteen stoppen en de motor uitschakelen. Contact opnemen met geautoriseerde
KTM-garage.
Als tijdens het rijden het motorwaarschuwingslampje gaat branden, moet u meteen
stoppen, de motor afzetten en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
10 RIJ-INSTRUCTIES 76
Info
Via het knipperritme kan een tweecijferig getal ontcijferd worden. Dit wordt de
knippercode genoemd. De knippercode geeft aan, welke component een storing
heeft.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje algemeen gaat branden, geeft het
matrixdisplay gedurende 10 seconden een melding weer.
Info
Bijzonder belangrijke meldingen worden in het menu opgeslagen."Warning"
Als het symbool voor glad wegdek in het gecombineerde instrument verschijnt, is een
glad wegdek mogelijk. De snelheid aanpassen aan de gewijzigde rijwegsituatie.
10.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 77
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Langere remweg door hoger totaalgewicht.
Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Vertraagde remwerking op wegen met strooizout.
Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Langere remweg door ABS.
De remwijze moet worden aangepast aan de rijsituatie en de wegtoestand.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Te sterk remmen leidt tot blokkering van de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, wanneer deze ook is ingeschakeld.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Voertuig slaat om
In extreme rijsituaties (bijvoorbeeld bagage met hoog zwaartepunt, wisselend wegdek, steil bergaf rijden, vol remmen zonder
uitkoppelen) kan niet altijd worden voorkomen dat het voertuig omslaat. Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
10 RIJ-INSTRUCTIES 78
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Blokkeren van het wiel door de remwerking van de motor.
Bij het remmen in geval van nood, volledig remmen en bij remmen op gladde ondergrond moet u altijd de koppeling trek-
ken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderd wegcontact door remmen in schuine stand of remmen op een ondergrond die aan de zij-
kanten afloopt.
Remmen afsluiten voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnel-
ling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
10.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
Voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten van
het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel eruit trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Materiaalschade Een onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
10 RIJ-INSTRUCTIES 79
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Motorfiets afremmen.
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand draaien.OFF
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de ontsteking ingeschakeld blijft, wordt de
stroomvoeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor wordt de accu ontladen. De motor daarom altijd
met het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is uitsluitend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren; daarvoor het stuur naar links zetten, zwarte contactsleutel in de stand indrukken en in de standOFF LOCK
draaien. Om het vergrendelen in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur iets heen en weer bewegen. Zwarte contactsleu-
tel eruit trekken.
10 RIJ-INSTRUCTIES 80
10.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen
omvallen en wegrollen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 81
10.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt tot
problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 82
L01422-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 32)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant van de vulopening met brandstof vul-
len.
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
18 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 198)
Tankdop sluiten. ( pag. 34)
11 SERVICESCHEMA 83
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen werkzaamheden, moet een
extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
11.2 Verplichte werkzaamheden
om de twee jaar
ieder jaar
om de 30.000 km
om de 15.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. ○ ● ● ● ●
Brandstofdruk controleren. ● ● ● ●
Controleren of de elektrische installatie werkt. ○ ● ● ● ●
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 168) ○ ● ● ● ●
Remschijven controleren. ( pag. 117) ○ ● ● ● ●
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 121) ○ ● ● ● ●
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 125) ○ ● ● ● ●
Bandentoestand controleren. ( pag. 134) ○ ● ● ● ●
Bandenspanning controleren. ( pag. 136) ○ ● ● ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 122) ○ ● ● ●
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. Voorvorkservice en schokdemperservice afhankelijk van
behoefte en gebruiksdoel.
○●●●●
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ● ●
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 109) ● ● ● ●
Kettingspanning controleren. ( pag. 106) ○ ● ● ● ●
11 SERVICESCHEMA 84
om de twee jaar
ieder jaar
om de 30.000 km
om de 15.000 km
na 1.000 km
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage. ○ ● ● ● ●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 118) ○ ● ● ●
Wiellagerspeling meten en wiellager invetten.
Controleren of de achterwielmoer (rechter zijkant) het voorgeschreven aanhaalmoment heeft. ○ ● ● ● ●
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 162) ○ ● ● ● ●
Controleren of de radiateurventilator werkt. ○ ● ● ● ●
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen. ● ●
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken. (brandstoftank gedemonteerd) ● ● ● ●
Bougies vervangen (luchtfilter gedemonteerd).
Klepspeling controleren (luchtfilter en bougies gedemonteerd).
SLS-membranen vervangen.
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Balhoofdlagerspeling controleren. ○ ● ● ● ●
Koplampstand controleren. ( pag. 155) ○ ● ●
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○ ● ● ● ●
Na proefrit foutengeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○ ● ● ● ●
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool. ○ ● ●
Service-indicatie resetten. ○ ● ● ● ●
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje. ○ ● ● ● ●
11 SERVICESCHEMA 85
Eenmalig interval
Periodiek interval
11.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
om de twee jaar
ieder jaar
om de 15.000 km
na 1.000 km
Olievernevelaars voor koppelingsmering controleren/reinigen. ○ ●
Achterbruglagers controleren.
Wiellager controleren.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk
bewegen.
○●●●●
Aftapslangen legen. ○ ● ● ● ●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging.
●●●●
Antivries controleren. ○ ● ● ● ●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 112) ● ●
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ● ●
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. ○ ● ● ● ●
Koelmiddel verversen.
Eenmalig interval
Periodiek interval
12 CHASSIS AFSTELLEN 86
12.1 Voorvork/schokdemper
500347-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het chassis aan te passen aan de
rijstijl en eventuele extra belading.
Info
De aanbevelingen voor de chassisafstelling zijn samengevat in tabel . De tabel is
aan de onderkant van het bestuurderszadel aangebracht.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de basis voor de afstelling
van het chassis. Als van de richtwaarden wordt afgeweken, kunnen de rijeigenschappen ver-
slechteren, vooral bij hoge snelheden.
12.2 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
500310-10
Witte stelschroef tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker voorpoot.
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot (witteCOMP
stelschroef). De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
12 CHASSIS AFSTELLEN 87
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het inveren.
12.3 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
500311-10
Rode stelschroef tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter voor-
poot.
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode stelschroef).REB
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot (witteCOMP
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
12 CHASSIS AFSTELLEN 88
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
12.4 Ingaande demping schokdemper
500313-01
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low
speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en
niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op het rijden over een asfaltrand. Het
achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op het rijden over lange hobbels op de
ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is
echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in het high speed-bereik van de ingaande demping
ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
12 CHASSIS AFSTELLEN 89
12.5 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
500312-10
Stelschroef met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Info
Schroef niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
12 CHASSIS AFSTELLEN 90
12.6 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
500314-10
Stelschroef met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 1,5 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Volledige nuttige last 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
12 CHASSIS AFSTELLEN 91
12.7 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
500315-10
Stelschroef met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 9 klikken
Volledige nuttige last 9 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
12.8 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Wijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
12 CHASSIS AFSTELLEN 92
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met bagage en bijrijder en
zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
Voorwerk
Voorwaarde
Achterbrug is ontlast.
L01456-10
Hoofdwerk
Schroef losdraaien.
Stelring met de haaksleutel uit het boordgereedschap tegen de klok in draaien, tot-
dat de veer helemaal ontspannen is.
Haaksleutel schokdemper (61329083000)
12 CHASSIS AFSTELLEN 93
402002-10
Veer door het draaien van de stelring op de aangegeven maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 5 mm
Standaard 5 mm
Sport 6 mm
Volledige nuttige last 7 mm
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de voorspanning, draaien tegen de klok in
verlaagt de voorspanning van de veren.
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 94
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
L01445-01
Adapter in de hefbok achter plaatsen.
Hefbok achter (61329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok in de wielas positioneren en motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 95
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard plaatsen.
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 94)
L01446-01
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Hefbok voor naar de vorkpoten uitlijnen.
Hefbok voor (61029055300)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 96
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
L01478-01
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
13.5 Bijrijderzadel verwijderen
L01428-10
De contactsleutel in het zadelslot steken en met de klok mee draaien.
Bijrijderzadel voor optillen en naar voren uit de houder trekken.
Bijrijderzadel verwijderen.
Contactsleutel eruit trekken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 97
13.6 Bijrijderzadel monteren
401922-10
De uitsparingen in het bijrijderzadel bij de geleidingen vasthaken, voor neerlaten en
tegelijkertijd naar achteren schuiven.
De vergrendelbout in de slotbehuizing positioneren en bijrijderzadel voor omlaag
duwen.
De vergrendelbout vergrendelt met een hoorbare klik.
Controleren of het bijrijderzadel correct is gemonteerd.
13.7 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 96)
B02310-10
Hoofdwerk
Bestuurderszadel achter optillen.
Bestuurderszadel voor losmaken en verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 98
13.8 Bestuurderszadel monteren
401921-10
Hoofdwerk
Uitsparingen van bestuurderszadel aan brandstoftank vasthaken, tegelijkertijd
bestuurderszadel naar voren schuiven en achter neerlaten.
Het uitsteeksel bevindt zich in de uitsparing.
Controleren of het bestuurderszadel correct is gemonteerd.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 97)
13.9 Helmbeveiliging op voertuig monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Beperking van het rijgedrag en de bediening van de motorfiets door gemonteerde helmbeveiliging en/of
helm.
De helmbeveiliging niet gebruiken voor de bevestiging van de helm of andere voorwerpen tijdens het rijden. De helmbeveiliging
moet altijd worden verwijderd voordat u gaat rijden.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 99
L01450-10
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 96)
De staalkabel uit het boordgereedschap met de lus op het uitsteeksel positione-
ren.
Staalkabel (60012015000)
De staalkabel door de helmopening halen.
De vrije lus van de staalkabel op het uitsteeksel positioneren.
Helm voorzichtig achter aan voertuig positioneren.
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 97)
13.10 Einddemper demonteren
202958-10
(Super Duke R)
Schroef verwijderen.
Uitlaatklem verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 100
202959-11
Schroef met ring verwijderen.
Einddemper verwijderen.
202960-11
Afdichtring verwijderen.
E00147-10
(Super Duke R Special Edition)
Schroef verwijderen.
Uitlaatklem verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 101
E00148-10
Schroef met ring verwijderen.
Einddemper verwijderen.
E00149-11
Afdichtring verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 102
13.11 Einddemper monteren
202960-10
(Super Duke R)
Afdichtring monteren.
202959-11
Einddemper positioneren.
Schroef met ring monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 103
202958-11
Uitlaatklem positioneren.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef uitlaatklem aan einddemper M6 8 Nm
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
E00149-10
(Super Duke R Special Edition)
Afdichtring monteren.
E00148-10
Einddemper positioneren.
Schroef met ring monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 104
E00147-11
Uitlaatklem positioneren.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef uitlaatklem aan einddemper M6 8 Nm
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
13.12 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 104)
13.13 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 105
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 201)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 201)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 106
13.14 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
L01425-10
Motorfiets op zijstandaard zetten.
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Bij de glijblok in het bereik van de markeringen en de ketting omhoog duwen en
kettingspanning bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
De bovenkant van de ketting bevindt zich tussen de markeringen en .
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 107)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 107
H00380-11
Controleren of sluitdoppen stevig vastzitten en niet beschadigd zijn.
» Als de sluitdoppen beschadigd zijn of los zitten:
Sluitdoppen vervangen.
Sluitdop achterbrug (61304041100)
13.15 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 106)
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 94)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 108
L01452-10
Hoofdwerk
Schroef losdraaien.
Kettingspanning door draaien van de naafbehuizing instellen.
Haaksleutel (61329085000)
Greep voor ringsleutel (60012060000)
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de kettingspanning, draaien tegen de klok in
verlaagt de kettingspanning.
Kettingspanning controleren. ( pag. 106)
Kettingspanning komt overeen met voorgeschreven waarde.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig. Controleer de instelling daarom op ver-
schillende plekken van de ketting.
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef excenter M16 70 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 94)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 109
13.16 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
100132-10
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
veranderd.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 110
00
0
0
0
0
402004-10
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht .
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
15 kg
De afstand van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand op het langste stuk
van de ketting
272 mm
»Als de afstand groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel en
het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud, versleten kettingwiel of
ketting-aandrijfwiel.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen sluitschakel.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 111
L01424-10
Glijblok aan de uitsparing controleren op slijtage.
»Als de klinknagel van de ketting niet meer aan de onderkant van de uitspa-
ring van het glijblok te zien is:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M5 5 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 112
L01489-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de ketting zich op dezelfde hoogte of onder onderste glijblok
bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
13.17 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 113
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en koppelingsleidingen
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
(Super Duke R)
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een hori-
zontale positie zetten.
C00940-01
Vloeistofpeil controleren.
Het vloeistofpeil moet tussen de markeringen en liggen.MIN MAX
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Schroefdop met membraan verwijderen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 199)
Schroefdop met membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 114
(Super Duke R Special Edition)
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een hori-
zontale positie zetten.
V00181-01
Vloeistofpeil controleren.
Het vloeistofpeil moet tussen de markeringen en liggen.MIN MAX
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Schroefdop met membraan verwijderen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 199)
Schroefdop met membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
14 REMSYSTEEM 115
14.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS)
401999-10
De ABS-unit bestaat uit een hydraulische unit, besturingsunit met remelektronica en
retourpomp en is aan de rechterkant van het voertuig onder de brandstoftank gemonteerd.
Er bevindt zich een wieltoerentalsensor aan het voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig beperken de functie van het
ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem alleen doordraaien (burn out),
als het ABS is uitgeschakeld.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrijgegeven en aanbevolen
reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de
juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkundig worden uitgevoerd. (De
geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het rechtuit rijden
zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVoertuig slaat om
In extreme rijsituaties (bijvoorbeeld bagage met hoog zwaartepunt, wisselend
wegdek, steil bergaf rijden, vol remmen zonder uitkoppelen) kan niet altijd wor-
den voorkomen dat het voertuig omslaat. Pas het rijgedrag aan de toestand van
de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Het ABS heeft twee modi, de ABS mode en de ABS mode "ROAD" "SUP MOT".
14 REMSYSTEEM 116
In de ABS mode "ROAD" kan het ABS de beide wielen regelen.
In de ABS mode "SUP MOT" regelt het ABS alleen het voorwiel. Aan de achterwiel vindt er
geen ABS-regeling plaats. Het ABS lampjeknippert langzaam, om u aan de actieve
ABS mode te herinneren."SUP MOT"
Info
In de ABS mode "SUP MOT" kan het achterwiel blokkeren gevaar voor vallen.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende remcircuits (voorwiel- en ach-
terwielrem). Als de besturingsunit voor de remelektronica de blokkeerneiging van het wiel
kent, begint het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar
aan een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABS lampjemoet na het inschakelen van de ontsteking gaan branden en uitgaan
wanneer het voertuig rijdt. Als het lampje na het optrekken niet uitgaat of tijdens het rijden
brandt, duidt dit op een fout in het ABS-systeem. Het ABS is dan niet meer actief en de
wielen kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf blijft gewoon werken, alleen
de ABS-regeling valt uit.
Het ABS lampje kan ook gaan branden, als in extreme rijsituaties het toerental van het
voor- of achterwiel sterk van elkaar afwijken, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het ach-
terwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden gestopt en de ontsteking uitge-
schakeld. Als u weer met het voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABS lampje gaat uit als het voertuig rijdt.
In het menu "MTC/ABS" kan het ABS met de hand uitgeschakeld worden.
Info
Na het inschakelen van het contact is het ABS weer actief.
14 REMSYSTEEM 117
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
100135-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren op maat .
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in het bereik van het raak-
vlak van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens (Super Duke R)
voor 4,5 mm
Remschijven - slijtagegrens (Super Duke R Special Edition)
Voor 4,2 mm
Remschijven - slijtagegrens
Achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven waarde ligt.
Remschijf vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
14 REMSYSTEEM 118
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
L01427-10
(Super Duke R)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 119)
14 REMSYSTEEM 119
E00140-10
(Super Duke R Special Edition)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 119)
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
14 REMSYSTEEM 120
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn niet
geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 121)
L01430-10
Hoofdwerk
(Super Duke R)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven verwijderen.
Deksel met membraan verwijderen.
Remvloeistof tot de -markeringMAX vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 199)
Deksel met membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
14 REMSYSTEEM 122
500317-10
Controleren of alle remplaketten aan beide remklauwen de minimale plaketdikte
hebben.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van voorwielrem vervangen.
Alle remplaketten aan beide remklauwen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van voorwielrem vervangen.
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
14 REMSYSTEEM 123
500318-10
(Super Duke R)
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»Als het vloeistofpeil de -markeringMIN heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 123)
E00143-10
(Super Duke R Special Edition)
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»Als het vloeistofpeil de -markeringMIN heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 123)
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM 124
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn niet
geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 125)
14 REMSYSTEEM 125
500319-10
Hoofdwerk
(Super Duke R)
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop met membraan verwijderen.
Remvloeistof tot de -markeringMAX vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 199)
Schroefdop met en membraan monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
V00180-10
(Super Duke R Special Edition)
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop met membraan verwijderen.
Remvloeistof tot de -markeringMAX vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 199)
Schroefdop met en membraan monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
14.8 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM 126
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
500320-10
Remplaketten op minimale plaketdikte controleren.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
15 WIELEN, BANDEN 128
309489-10
Afstandsbussen verwijderen.
15.2 Voorwiel monteren
309490-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen en loopvlakken van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 201)
15 WIELEN, BANDEN 129
309491-10
De brede afstandsbus in looprichting links plaatsen.
Info
Pijl geeft de looprichting van het voorwiel aan.
De brede afstandsbus in looprichting rechts plaatsen.
309492-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een
remmenreiniger.
Schroef en steekas reinigen.
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm Schroefdraad inge-
vet
15 WIELEN, BANDEN 130
309487-11
Remklauwen positioneren en daarbij letten op correcte plaatsing van de remplaketten.
Schroeven aan beide remklauwen monteren, maar nog niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauwen worden uitgelijnd.
Schroeven aan beide remklauwen vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M10 45 Nm Loctite®243™
Vastzetting remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 96)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 94)
309493-10
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 94)
Einddemper demonteren. ( pag. 99)
15 WIELEN, BANDEN 131
L01463-10
Hoofdwerk
Binnenste borgdraad verwijderen.
Buitenste borgdraad verwijderen.
L01464-10
Achterwielrem door een helper laten bedienen.
Moer losdraaien en met ring en conusring verwijderen.
203022-10
Achterwiel verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN 133
203023-11
Hoofdwerk
Achterwiellagers controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de achterwiellagers beschadigd of versleten zijn:
Wiellager achter vervangen.
Schroefdraad van wielas en asmoer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 201)
Achterwiel op wielas schuiven.
De meenemerbouten grijpen in de boringen van de velg .
203021-11
Conusring , ring en moer monteren.
Achterwielrem door een helper laten bedienen.
Moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer wielas achter M50x1,5 250 Nm Borgdraad met
borglak verzege-
len
15 WIELEN, BANDEN 134
L01463-11
Buitenste borgdraad monteren.
Binnenste borgdraad monteren.
De pennen van de borgdraden grijpen in de boringen van de wielas.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 94)
Einddemper monteren. ( pag. 102)
15.5 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOncontroleerbaar rijgedrag door klappen van een band.
Beschadigde of versleten banden voor uw eigen veiligheid meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
15 WIELEN, BANDEN 135
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rem- en rijgedrag van het voertuig.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in
de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen tijdens het rijden in
de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Houdt u zicht aan minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
15 WIELEN, BANDEN 136
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de aanduiding gekenmerkt. De eer-DOT
ste twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laatste twee cijfers op
het productiejaar.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slij-
tage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning solo / met bijrijder / volledige nuttige last
Voor: Bij koude band 2,5 bar
Achter: Bij koude band 2,9 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
16 ELEKTRONICA 137
16.1 dagrijlicht (DRL)
C00941-01
Het dagrijlicht/zijlicht is geïntegreerd in de hoofdkoplamp.
Het dagrijlicht kan bij goede zichtverhoudingen worden ingeschakeld. Activeer het dagrij-
licht in het gecombineerde instrument. De helderheidssensor in het gecombineerde instru-
ment zorgt voor de besturing. Als er goede zichtverhoudingen zijn, wordt het dimlicht uitge-
schakeld en het dagrijlicht ingeschakeld. Deze brandt vier keer helderder dan het zijlicht.
Als het dagrijlicht uitgeschakeld is, neemt het de functie van zijlicht over.
Info
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dagrijlicht.
16.2 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
16 ELEKTRONICA 138
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 96)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 97)
L01482-10
Hoofdwerk
Schroef verwijderen.
Afdekking achter optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
L01483-10
Minkabel van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking verwijderen en pluskabel van de accu loskoppelen.
Accu uit het accuvak nemen.
16 ELEKTRONICA 139
16.3 Accu monteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
L01484-10
Hoofdwerk
Afdekking omhoog klappen.
Accu in accuvak plaatsen.
16 ELEKTRONICA 141
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 98)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 97)
Tijd en datum instellen.
16.4 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. Geef de accu af bij uw geautoriseerde
KTM-dealer of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
16 ELEKTRONICA 142
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor ver-
liest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart, moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Als de accu niet met een acculader van KTM wordt opgeladen, moet de accu voor het laden worden gedemonteerd. Anders kunnen
componenten worden beschadigd door overspanning. De accu laden volgens de gegevens op het accuhuis.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 96)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 97)
L01482-10
Hoofdwerk
Schroef verwijderen.
Afdekking achter optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
16 ELEKTRONICA 143
L01483-12
Minkabel van de accu loskoppelen om beschadiging van de boordelektronica te
voorkomen.
Pluspoolafdekking verwijderen.
602678-01
Acculader op de accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, die op het accuhuis is aange-
geven.
Acculader na het laden uitschakelen en accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
16 ELEKTRONICA 145
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 98)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 97)
Tijd en datum instellen.
16.5 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 96)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 97)
L01482-10
Hoofdwerk
Schroef verwijderen.
Afdekking achter optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
16 ELEKTRONICA 146
500327-11
Beschermkapjes verwijderen.
C00935-10
Defecte hoofdzekering verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad .
In het startrelais bevindt zich een reservezekering .
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig afgezekerd.
Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109130) ( pag. 190)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkapjes monteren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen, zodat u er een bij u heeft als
het nodig is.
16 ELEKTRONICA 147
L01486-11
Afdekking positioneren.
Schroefkoppen grijpen in de uitsparingen .
Schroef monteren en vastdraaien.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 98)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 97)
Tijd en datum instellen.
16 ELEKTRONICA 148
16.6 Zekeringen in zekeringenblok vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 96)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 97)
L01482-10
Hoofdwerk
Schroef verwijderen.
Afdekking achter optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
16 ELEKTRONICA 149
500329-11
Zekeringenblokdeksel openen.
M01426-10
Zekeringen controleren.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad .
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering - 10 A - reservezekeringenres
Zekering - 10 A - voedingsspanning besturingsunits en componenten1
Zekering - 10 A - continu plus voor extra apparatuur (ACC1)2
Zekering - 15 A - hydraulische ABS3unit
Zekering - 25 A - ABS retourpomp4
Zekering - geen functie5
Zekering - 15 A - reservezekeringres
Zekering - 25 A - reservezekeringres
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 190)
16 ELEKTRONICA 150
Zekering (58011109115) ( pag. 190)
Zekering (58011109125) ( pag. 190)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
heeft als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
L01486-11
Afdekking positioneren.
Schroefkoppen grijpen in de uitsparingen .
Schroef monteren en vastdraaien.
16 ELEKTRONICA 152
500335-10
Stekker loskoppelen.
Rubberkap verwijderen.
500336-10
Beugel losmaken.
Lamp verwijderen.
Nieuw lamp in het koplamphuis positioneren.
Dimlicht/groot licht (H4 / sokkel U37R) ( pag. 190)
Info
Lamp van de koplamp zo plaatsen, dat de uitsteeksels in de uitsparingen grij-
pen.
Beugel vastzetten.
16 ELEKTRONICA 153
500335-10
Rubberkap monteren.
Stekker verbinden.
500331-10
Koplampkap naar boven zwenken.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
16.8 Knipperlichtlamp vervangen (1290 Super Duke R CN)
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
16 ELEKTRONICA 154
L01485-10
Schroef aan voorzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Diffusorplaat voorzichtig verwijderen.
Lamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en uit de fit-
ting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
Nieuwe lamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (RY10W / sokkel BAU15s) ( pag. 190)
Richtingaanwijzer controleren op goede werking.
Diffusorplaat positioneren.
Info
Het uitsteeksel in de uitsparing haken.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine ruk
vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
16 ELEKTRONICA 155
16.9 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond zetten voor een lichte muur en op hoogte van
het midden van de koplamp van het dimlicht een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand 5 cm
Voertuig op afstand loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand 5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
Koplampstand controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 155)
16.10 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampstand controleren. ( pag. 155)
16 ELEKTRONICA 156
L01451-10
Hoofdwerk
Met de kruiskopschroevendraaier uit het boordgereedschap de lichtbundelbreedte
van de koplamp instellen.
Kruiskopschroevendraaier (53012024100)
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundelbreedte en draaien tegen de
klok in versmalt de lichtbundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp nodig zijn.
400726-11
Koplamp op markering instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
16 ELEKTRONICA 157
16.11 Contactsleutel activeren/deactiveren
Info
De oranje programmeersleutel mag uitsluitend worden gebruikt voor het activeren/deactiveren!
Bij verlies of vervanging van een zwarte contactsleutel moeten de afzonderlijke zwarte contactsleutels met de oranje programmeer-
sleutel worden geactiveerd of gedeactiveerd. Daardoor wordt ook voorkomen dat een onbevoegde de verloren zwarte contactsleutel
gebruikt om te gaan rijden met het voertuig.
Er kunnen maximaal vier zwarte contactsleutels worden geactiveerd/gedeactiveerd. Alleen de tijdens het activeren
geprogrammeerde zwarte contactsleutels zijn geldig. Alle zwarte contactsleutels die niet tijdens het activeren zijn geprogrammeerd,
zijn ongeldig, maar kunnen achteraf nog worden geprogrammeerd.
401114-10
Verlies van een zwarte contactsleutel (meer zwarte contactsleutels zijn aanwezig):
Door de volgende handelingen worden alle geactiveerde zwarte contactsleutels gedeacti-
veerd, die niet bij deze handelingen zijn betrokken.
Noodstopschakelaar in stand schakelen.ON
16 ELEKTRONICA 158
L01453-01
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
Zwarte contactsleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand OFF
draaien.
Zwarte contactsleutel eruit trekken.
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering knippert afhankelijk van het aantal wer-
kende zwarte contactsleutels, inclusief de oranje programmeersleutel. In dit
geval twee keer.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
De verloren zwarte contactsleutel is gedeactiveerd.
De aanwezige zwarte contactsleutel is opnieuw geactiveerd.
16 ELEKTRONICA 159
401114-11
Verlies van alle zwarte contactsleutels (geen zwarte contactsleutel meer aanwezig):
Deze handelingen zijn nodig om misbruik met de verloren zwarte contactsleutel te voor-
komen.
Noodstopschakelaar in stand schakelen.ON
L01453-01
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering knippert afhankelijk van het aantal wer-
kende zwarte contactsleutels, inclusief de oranje programmeersleutel. In dit
geval maar een keer, aangezien alle zwarte contactsleutels zijn gedeactiveerd.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
Alle zwarte contactsleutels zijn gedeactiveerd.
Nieuwe zwarte contactsleutels bestellen met het sleutelnummer op de
KEYCODECARD en activeren.


Produkt Specifikationer

Mærke: KTM
Kategori: Motorcykel
Model: 1290 Super Duke R Special Edition (2016)

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til KTM 1290 Super Duke R Special Edition (2016) stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig