Triumph Speed Triple RR (2023) Manual
Læs nedenfor 📖 manual på dansk for Triumph Speed Triple RR (2023) (211 sider) i kategorien Motor. Denne guide var nyttig for 15 personer og blev bedømt med 5.0 stjerner i gennemsnit af 8 brugere
Side 1/211

GEBRUIKERSHANDLEIDING 01
Speed Triple 1200 RR en Speed Triple 1200 RS
Deze handleiding bevat informatie over de Triumph- motorfiets(en) Speed Triple 1200 RR en Speed Triple 1200 RS.
Bewaar deze gebruikershandleiding altijd bij de motorfiets en raadpleeg de informatie indien nodig.
De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van publicatie beschikbare informatie.
Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde, zonder voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te
brengen.
Deze publicatie mag niet in zijn geheel, noch gedeeltelijk worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van
Triumph Motorcycles Limited.
© Copyright 02.2022 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, Engeland.
Publicatie onderdeelnummer 3850194- NL versie 1

INHOUDSOPGAVE
02
Deze gebruikershandleiding bevat een aantal verschillende hoofdstukken.
Onderstaande inhoudsopgave helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken,
waar u – in het geval van grotere hoofdstukken – een meer gedetailleerde
inhoudsopgave aantreft, die u helpt het betreffende onderwerp te vinden.
03 VOORWOORD
07 VEILIGHEID VOOROP
14 WAARSCHUWINGSLABELS
16 ONDERDELENOVERZICHT
18 ONDERDELEN IN BLIKVELD BESTUURDER
19 SERIENUMMERS
21 ALGEMENE INFORMATIE
89 RIJDEN OP DE MOTORFIETS
105 ACCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
111 ONDERHOUD
173 REINIGING EN STALLING
185 GARANTIE
197 SPECIFICATIES
203 INDEX
207 GOEDKEURINGSINFORMATIE

VOORWOORD
03
Waarschuwingen en
opmerkingen
In deze gebruikershandleiding wordt
belangrijke informatie op de volgende
manier gepresenteerd:
Waarschuwing
Dit waarschuwingssymbool geeft
speciale instructies of procedures aan,
die persoonlijk letsel of levensgevaar
tot gevolg kunnen hebben wanneer ze
niet goed worden opgevolgd.
Voorzichtig
Dit symbool maant tot voorzichtig-
heid en gaat vergezeld van speciale
instructies of procedures die bescha-
diging of vernieling van apparatuur
tot gevolg kunnen hebben wanneer ze
niet strikt worden opgevolgd.
Let op
Dit opmerkingssymbool geeft punten
van speciaal belang voor efficiëntere en
gemakkelijkere bediening aan.
Waarschuwingslabels
Bovenstaand symbool wordt op
bepaalde plaatsen op de motorfiets
weergegeven. Het symbool betekent
VOORZICHTIG: RAADPLEEG DE HAND-
LEIDING en dit wordt gevolgd door een
grafische voorstelling van het betref-
fende onderwerp.
Probeer nooit op de motorfiets te rijden
of een aanpassing uit te voeren zonder
de in deze handleiding beschreven rele-
vante instructies te raadplegen.
Raadpleeg het gedeelte Locaties van
de waarschuwingslabels in deze hand-
leiding voor de locatie van alle labels
met dit symbool. Dit symbool wordt zo
nodig ook weergegeven op de pagina's
met de relevante informatie.
Onderhoud
Om een lang, veilig en probleemloos
gebruik van uw motorfiets te garan-
deren, dient het onderhoud te worden
uitgevoerd door een erkende Triumph-
dealer.
Alleen een erkende Triumph- dealer
beschikt over de noodzakelijke kennis,
apparatuur en vakkundigheid om uw
Triumph- motorfiets goed te onder-
houden.
Bezoek de Triumph- website op
www. triumph. co. uk of neem telefonisch
contact op met de bevoegde distribu-
teur in uw land voor informatie over de
dichtstbijzijnde erkende Triumph- dealer.
De adressen zijn ook vermeld in het bij
deze handleiding geleverde onderhouds-
boekje.

VOORWOORD
04
Geluiddempingssysteem
Wijzigen van het geluiddempings-
systeem is verboden.
Eigenaars worden gewaarschuwd dat
het wettelijk verboden kan zijn om:
1. onderdelen of designelementen van
nieuwe voertuigen die bedoeld zijn
voor geluiddemping, voorafgaand
aan de verkoop of aflevering aan de
koper of daarna te verwijderen of
buiten werking te stellen, behalve
als dat nodig is voor onderhoud,
reparatie of vervanging, en,
2. het voertuig te gebruiken nadat
zo'n onderdeel of designcomponent
is verwijderd of buiten werking is
gesteld.
Onder knoeien worden onder meer de
volgende handelingen verstaan:
▼ Verwijderen of doorboren van de
geluiddemper, schotten, uitlaat-
bochten of enig ander onderdeel dat
uitlaatgassen geleidt.
▼ Verwijderen of doorboren van enig
onderdeel van het inlaatsysteem.
▼ Gebrek aan goed onderhoud.
▼ Vervanging van bewegende delen
van het voertuig, of delen van
de uitlaat of het inlaatsysteem,
door onderdelen die niet door de
fabrikant zijn aangegeven.
Gebruikershandleiding
Waarschuwing
Deze gebruikershandleiding en alle
overige instructies die bij uw motor-
fiets worden geleverd, maken integraal
deel uit van uw motorfiets en moeten
bij de motorfiets blijven, ook wanneer
deze wordt doorverkocht.
Iedereen die uw motorfiets gaat
berijden, dient deze gebruikershand-
leiding en alle overige instructies die
bij uw motorfiets worden geleverd,
aandachtig te lezen om volledig
vertrouwd te raken met de werking
van de bedieningselementen, de
kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets.
Leen uw motorfiets niet aan anderen
uit, omdat rijden zonder vertrouwd
te zijn met de werking van de bedie-
ningselementen, de kenmerken, de
capaciteiten en de beperkingen van de
motorfiets kan leiden tot een ongeval.
Dank u voor het kiezen van een
Triumph- motorfiets. Deze motorfiets is
het resultaat van Triumph's toepassing
van beproefde technieken, grondige
tests en het voortdurend streven naar
superieure betrouwbaarheid, veiligheid
en prestaties.
Lees voordat u gaat rijden deze
gebruikers handleiding aandachtig door
om volledig vertrouwd te raken met de
werking van de bedieningselementen,
de kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets.
Deze handleiding bevat tips voor veilig
rijden, maar beschrijft niet alle tech-
nieken en vaardigheden die nodig zijn
om veilig op een motorfiets te rijden.

VOORWOORD
05
Triumph adviseert motorrijders
nadrukkelijk de nodige lessen te nemen
om deze motorfiets veilig te kunnen
bedienen.
Deze handleiding is bij uw plaatselijke
dealer verkrijgbaar in het:
▼ Engels
▼ Amerikaans Engels
▼ Arabisch
▼ Chinese
▼ Nederlands
▼ Frans
▼ Duits
▼ Italiaans
▼ Japans
▼ Portugees
▼ Spaans
▼ Zweeds
▼ Thais
▼ Fins (online beschikbaar op
www. triumphmotorcycles. com).
De beschikbare talen voor deze hand-
leiding zijn afhankelijk van het specifieke
motorfietsmodel en land.
Praat met Triumph
Onze relatie met u stopt niet bij de
aankoop van uw Triumph. Uw feedback
over de ervaringen tijdens aankoop en
bezit zijn zeer belangrijk voor ons om
onze producten en diensten voor u te
ontwikkelen.
U helpt ons daarmee door ervoor te
zorgen dat uw erkende Triumph- dealer
uw e- mailadres heeft en dat bij ons
registreert. U ontvangt dan van ons op
uw e- mailadres een uitnodiging voor
een online- klanttevredenheidsonderzoek
waarmee u ons deze feedback kunt
geven.
Het Triumph- team.

VOORWOORD
06
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

VEILIGHEID VOOROP
07
De motorfiets
Waarschuwing
Deze motorfiets is uitsluitend bedoeld
voor gebruik op de weg. Hij is niet
geschikt voor gebruik op onverhard
terrein.
Gebruik in ruw terrein kan het
verliezen van de controle over de
motorfiets veroorzaken, wat kan leiden
tot een ongeval met letsel of de dood
als gevolg.
Waarschuwing
Deze motorfiets is niet ontworpen voor
het trekken van een aanhanger of het
gebruik van een zijspan.
Het gebruik van een zijspan en/of
aanhanger kan het verliezen van de
controle over de motorfiets of een
ongeval tot gevolg hebben.
Waarschuwing
Deze motorfiets is uitgerust met een
katalysator onder de motor, die samen
met het uitlaatsysteem zeer hoge
temperaturen kan bereiken wanneer
de motor draait.
Brandbare materialen zoals gras, hooi/
stro, bladeren, kleding en bagage
kunnen ontbranden wanneer ze in
contact komen met een willekeurig
onderdeel van het uitlaatsysteem.
Zorg er altijd voor dat brandbare
materialen niet in aanraking kunnen
komen met het uitlaatsysteem of de
katalysator.
Waarschuwing
Deze motorfiets is bedoeld om als
tweewielig voertuig te worden
gebruikt voor het vervoeren van één
bestuurder/bestuurster.
Het totale gewicht van de berijder,
een eventuele passagier, accessoires
en bagage mag het in de specificaties
vermelde maximale laadvermogen niet
overschrijden.

VEILIGHEID VOOROP
08
Brandstof en uitlaatgassen
Waarschuwing
BENZINE IS UITERST BRANDBAAR:
Schakel de motor altijd uit vóór u gaat
tanken.
Niet tanken of de vuldop van de tank
openen terwijl u rookt of in de buurt
van open vuur (vlammen).
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen of de dempers wordt
gemorst.
Indien brandstof wordt ingeslikt, inge-
ademd of in de ogen komt, dient direct
medische hulp te worden ingeroepen.
Indien benzine op de huid terechtkomt,
dient deze onmiddellijk te worden
gewassen met water en zeep en met
brandstof verontreinigde kleding dient
onmiddellijk te worden uitgetrokken.
Contact met brandstof kan
brandwonden en andere ernstige
huidaandoeningen veroorzaken.
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben.
Gebruik de motorfiets altijd in de open
lucht of op een plaats met voldoende
ventilatie.
Valhelm en kleding
Waarschuwing
Tijdens het rijden op de motorfiets
dienen de berijder en de passagier
(bij modellen waarop een passagier
vervoerd mag worden) altijd geschikte
kleding te dragen, waaronder valhelm,
oogbescherming, handschoenen,
laarzen, broek (nauw aansluitend
rond de knieën en de enkels) en een
felgekleurd jack.
Tijdens off- the- roadgebruik (op
modellen die geschikt zijn voor off-
the- roadgebruik), moet de rijder altijd
geschikte kleding dragen, inclusief
broek en laarzen.
Felgekleurde kleding verhoogt de
zichtbaarheid van de rijder (of de
passagier) voor andere weggebruikers
aanzienlijk.
Hoewel volledige bescherming niet
mogelijk is, kan het dragen van de
juiste beschermende kleding het risico
op verwondingen tijdens het rijden
verlagen.

VEILIGHEID VOOROP
10
Onderdelen en accessoires
Waarschuwing
De eigenaar dient zich ervan bewust
te zijn dat onderdelen, accessoires
en aanpassingen voor een Triumph-
motorfiets alleen goedgekeurd zijn
wanneer ze door Triumph voorzien zijn
van een officiële goedkeuring en door
een erkende Triumph- dealer op de
motorfiets zijn aangebracht.
Het is met name bijzonder gevaarlijk
om onderdelen of accessoires aan te
brengen of te vervangen waarvoor
het noodzakelijk is om het elektrische
of het brandstofsysteem te demon-
teren, of hierop uitbreidingen aan
te brengen. Dergelijke aanpassingen
kunnen de veiligheid in gevaar
brengen.
Het aanbrengen van niet-
goedgekeurde onderdelen, accessoires
of wijzigingen kan een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit
en andere aspecten van de werking
van de motorfiets. Dat kan leiden tot
een ongeval met letsel of de dood tot
gevolg.
Triumph aanvaardt geen aanspra-
kelijkheid voor gebreken die zijn
veroorzaakt door het aanbrengen
van niet- goedgekeurde onderdelen,
accessoires of wijzigingen of door het
aanbrengen van goedgekeurde onder-
delen, accessoires of wijzigingen door
onbevoegd personeel.
Onderhoud en apparatuur
Waarschuwing
Raadpleeg uw erkende Triumph- dealer
indien u twijfelt aan de juiste of veilige
werking van deze Triumph- motorfiets.
Onthoud dat het blijven gebruiken van
een niet goed werkende motorfiets
een fout kan verergeren en de veilig-
heid in gevaar kan brengen.
Waarschuwing
Controleer of alle wettelijk vereiste
apparatuur is gemonteerd en correct
functioneert.
Verwijderen of wijzigen van de
verlichting, dempers, uitstoot- en
geluiddempingssystemen van de
motorfiets kunnen een overtreding
van de wet betekenen.
Onjuiste of niet toegestane aanpas-
singen kunnen een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit
en andere aspecten van de werking
van de motorfiets, waardoor een
ongeval kan worden veroorzaakt met
letsel of de dood als gevolg.
Waarschuwing
Indien de motorfiets betrokken is bij
een ongeval, aanrijding of valpartij
dient deze voor inspectie en reparatie
naar een erkende Triumph- dealer te
worden gebracht.
Elk ongeval kan schade aan de motor-
fiets veroorzaken, die – indien niet
op de juiste wijze gerepareerd – een
tweede ongeval kan veroorzaken met
letsel of de dood als gevolg.

VEILIGHEID VOOROP
11
Rijden
Waarschuwing
Nooit op de motorfiets rijden indien
u moe bent of onder invloed verkeert
van alcohol of andere verdovende
middelen.
Onder invloed van alcohol of andere
verdovende middelen op een motor-
fiets rijden is verboden.
Het berijden van een motorfiets terwijl
u moe bent of onder invloed van
alcohol of andere verdovende middelen
verkeert, vermindert het vermogen
van de berijder om de motorfiets
onder controle te houden waardoor
een ongeval kan worden veroorzaakt.
Waarschuwing
Alle rijders moeten in het bezit zijn van
een rijbewijs voor motorfietsen.
Het zonder rijbewijs besturen van een
motorfiets is verboden en kan gerech-
telijke vervolging tot gevolg hebben.
Het rijden op een motorfiets zonder
formele training in de juiste rijtech-
nieken die nodig zijn om een rijbewijs
te halen, is gevaarlijk en kan leiden tot
verlies van de controle over de motor-
fiets en een ongeval.
Waarschuwing
Rijd altijd defensief en draag de elders
in dit voorwoord genoemde bescher-
mende uitrusting.
Onthoud dat een motorfiets bij een
ongeval minder bescherming biedt dan
een auto.
Waarschuwing
Deze Triumph- motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Neem altijd snelheid terug in eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals
slecht weer of druk verkeer.
Waarschuwing
Wees altijd bedacht op veranderingen
in het wegdek, het verkeer en de wind
en pas uw rijgedrag hierop aan. Alle
tweewielige voertuigen zijn onderhevig
aan externe factoren die een ongeval
kunnen veroorzaken. Deze factoren
zijn onder andere:
- windstoten van passerende voer-
tuigen
- gaten in de weg, oneffenheden of
beschadigingen in het wegdek
- slecht weer
- fouten van de bestuurder.
Rijd altijd met matige snelheid en
vermijd druk verkeer, totdat u zich
volledig vertrouwd hebt gemaakt met
het rijgedrag en de rijeigenschappen
van de motorfiets. Overschrijd nooit de
wettelijk geldende snelheidslimiet.

VEILIGHEID VOOROP
12
Trilling/slingering
Een slingering is een relatief lang-
zame, op en neer gaande beweging
van de achterkant van de motorfiets,
terwijl een trilling een snelle, soms
sterke beving van het stuur is. Dit zijn
verwante, maar aparte stabiliteits-
problemen die gewoonlijk veroorzaakt
worden door te veel gewicht op de
verkeerde plaats of door een mecha-
nisch probleem zoals versleten of
loszittende lagers, te slappe of ongelijk-
matig versleten banden.
De oplossing is in beide gevallen
hetzelfde. Houd het stuur stevig vast
zonder de armen op slot te zetten of
de stuurbeweging tegen te gaan. Draai
het gas gelijkmatig terug om geleidelijk
vaart te minderen. Rem niet en acce-
lereer niet in een poging om het trillen
of slingeren te stoppen. Soms helpt het
om het lichaamsgewicht naar voren te
verplaatsen door over de tank te buigen.
Copyright © 2005 Motorcycle Safety
Foundation. Alle rechten voorbehouden.
Gebruikt met toestemming.
Handgrepen en voetsteunen
Waarschuwing
De bestuurder dient de motorfiets
onder controle te houden door te
allen tijde de handen aan het stuur te
houden.
De besturing en stabiliteit van de
motorfiets worden nadelig beïnvloed
als de bestuurder het stuur loslaat. Dit
leidt tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De bestuurder en de passagier
(indien van toepassing) dienen tijdens
het rijden altijd de voetsteunen te
gebruiken.
Door de voetsteunen te gebruiken
wordt voor zowel de bestuurder als
de passagier het risico op onbedoeld
contact met onderdelen van de
motorfiets verminderd. Ook de kans op
verwondingen doordat kledingstukken
vast komen te zitten neemt op die
manier af.

VEILIGHEID VOOROP
13
Waarschuwing
Zorg er altijd voor dat de passagiers-
voetsteunen volledig zijn uitgetrokken
bij het meerijden van een passagier.
Vervoer nooit een passagier zonder
dat hij of zij de volledig uitgetrokken
passagiersvoetsteunen gebruiken.
Onjuiste plaatsing van de voet ergens
op de motorfiets in plaats van het
gebruik van de voetsteunen kan ertoe
leiden dat:
- de voeten of kleding van de
passagier bekneld raken
- de passagier in contact komt met
hete uitlaatpijpen.
Onjuiste plaatsing van de voet ergens
op de motorfiets in plaats van het
gebruik van de voetsteunen kan leiden
tot:
- ernstige verwonding van de
passagier
- instabiliteit van de motorfiets wat
een ongeluk kan veroorzaken
- schade aan de motorfiets
- schade aan kleding.
Waarschuwing
De hellingshoekindicators mogen niet
worden gebruikt als richtlijn voor
de mate waarin de motorfiets veilig
schuin gelegd kan worden in bochten.
Dat hangt af van vele factoren,
waaronder, maar niet beperkt tot, het
wegdek, de toestand van de band en
het weer.
Overhellen tot een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets of een ongeval veroor-
zaken.
Waarschuwing
Vervang altijd de hellingshoe-
kindicators voordat ze tot de
slijtagelimiet zijn afgesleten.
Wanneer de hellingshoekindicators tot
voorbij de slijtagelimiet zijn afgesleten,
kan de motorfiets tot een onveilige
hoek overhellen.
Overhellen tot een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets of een ongeval veroor-
zaken.
1
2
1. Hellingshoekindicator
2. 5 mm slijtagelimiet

WAARSCHUWINGSLABELS
14
Locaties van de waarschuwingslabels
De op deze en de volgende pagina's beschreven labels maken u attent op belangrijke
veiligheidsinformatie in deze handleiding. Zie erop toe dat iedereen die op de motor-
fiets gaat rijden, vooraf alle informatie waarop deze labels betrekking hebben, heeft
begrepen en nageleefd. Ter illustratie is hier de Speed Triple 1200 RR afgebeeld.
6
5
4
3
2
N
1
R.P.M.
1 2 3 4
7 8
5
6
1. Windscherm (indien gemonteerd)
(pagina 86)
2. Spiegels (pagina 138)
3. Inrijden (pagina 86)
4. Versnellingen (pagina 93)
5. Aandrijfketting (pagina 129)
6. Koplamp (pagina 169)
7. Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
(indien gemonteerd) (pagina 73)
8. Banden (pagina 150)

WAARSCHUWINGSLABELS
15
Locaties van de waarschuwingslabels (vervolg)
Voorzichtig
Alle waarschuwingslabels en stickers, met uitzondering van het label voor inrijden,
worden op de motorfiets aangebracht met een sterke lijm. In sommige gevallen
worden labels aangebracht voorafgaand aan het aanbrengen van de laklaag.
Daarom zal elke poging om de waarschuwingslabels te verwijderen, schade veroor-
zaken aan lakwerk of carrosserie.
DAILY SAFETY CHECKS
TÄGLICHE SICHERHEITSKONTROLLEN
CONTROLES DE SECURITE QUOTIDIENS
CHEQUEOS DE SEGURIDAD DIARIOS
VERIFICAÇÕES DIÁRIAS DE SEGURANÇA
VERIFICHE GIORNALIERE DI SICUREZZA
DAGELIJSKE VEILIGHEIDSINSPECTIES
DAGLIG SÄKERHETSKONTROLL
運行前点検
1
2
3
4 6
www.triumphmotorcycles.co.uk/handbooks
5
1. Dagelijkse veiligheidscontrole (pagina )87
2. Brandstof (pagina )76
3. Helm (pagina 08)
4. Gebruikershandleiding Downloadgegevens
(onder stoel)
5. Koelvloeistof (pagina 123)
6. Motorolie (pagina 117)

ONDERDELENOVERZICHT
16
Ter illustratie is hier de Speed Triple 1200 RS afgebeeld.
3 4 5
12 11 9
14
1
10
15
7
268
13
1. Koplamp
2. Richtingaanwijzer voor
3. Tankdop
4. Brandstoftank
5. Achterschokdemper
6. Achterlicht
7. Richtingaanwijzer achter
8. Kentekenplaatverlichting
9. Aandrijfketting
10. Zijstandaard
11. Schakelpedaal
12. Oliefilter
13. Koelvloeistofexpansietank (gereedschap
bevestigd aan deksel)
14. Remklauw voorrem
15. Remschijf voorrem

ONDERDELENOVERZICHT
17
Onderdelenoverzicht - vervolg
5
101213 89
3
11
41 2 6 7
1. Bevestiging passagierszadel/zadelkap
2. Accu (onder zadel)
3. Hoofd- en achterzekeringdoos (onder
zadel)
4. Zekeringdoos voor (onder brandstoftank)
5. Accessoire- aansluiting
6. Vloeistofreservoir voorrem
7. Voorvork
8. Koppelingskabel
9. Olievuldop
10. Rempedaal achterrem
11. Geluiddemper
12. Achterremklauw
13. Achterremschijf

ONDERDELEN IN BLIKVELD BESTUURDER
18
Ter illustratie is hier de Speed Triple 1200 RS afgebeeld.
5421 6 7
10111213
89
14
3
1. Koppelingshendel
2. Grootlichtknop/passeerknop
3. Schakelaar dagrijlicht (DRL)
4. Stelknop cruisecontrol
5. Modusknop
6. Instrumenten
7. Vloeistofreservoir voorrem
8. Schakelaar alarmknipperlichten
9. Remhendel voorrem
10. Start- stopschakelaar motor
11. HOME- knop
12. Richtingaanwijzerschakelaar
13. Joystick
14. Claxonknop

SERIENUMMERS
19
Voertuigidentificatienummer (VIN)
1
1. Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is
aan de rechterkant van het balhoofdge-
deelte in het frame geslagen.
Noteer het voertuigidentificatienummer
in de ruimte hieronder.
Motorserienummer
1
1. Motorserienummer
Het motorserienummer is direct boven
het koppelingsdeksel in het motorcarter
geslagen.
Noteer het motorserienummer in de
ruimte hieronder.

SERIENUMMERS
20
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

ALGEMENE INFORMATIE
21
Inhoudsopgave
Sleutels 23
Smartkey 23
De batterij van de smartkey vervangen 24
Sleutelloze ontsteking 25
Hoofdschakelaar (indien gemonteerd) 26
Instrumenten 27
Lay- out instrumentenpaneel 28
Waarschuwingslampjes 29
Waarschuwingen en informatieberichten 34
Kilometerteller en snelheidsmeter 35
Toerenteller 35
Brandstofmeter 36
Koelvloeistoftemperatuurmeter 36
Omgevingsluchttemperatuur 37
Weergave versnellingsstand 38
Navigatie in het display 38
Rijmodi 38
Hoofdmenu 45
Schakelaars rechter handgreep 62
Knop alarmknipperlichten 62
Knop stuurslot 62
Stand voeding AAN/UIT 62
Stand STOP 62
Stand RUN 63
Stand START 63
Homeknop 63
Schakelaars linker handgreep 63
Stelknop cruisecontrol 63
Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien gemonteerd) 63
Modusknop 64
Richtingaanwijzerschakelaar 64
Joystickknop 65
Claxonknop 65
Grootlichtknop 65
Stelwieltjes rem- en koppelingshendel 66
Voorremhendel 66
Koppelingshendel 67
Gasklepbediening 68

ALGEMENE INFORMATIE
22
Cruisecontrol 69
Cruisecontrol inschakelen 70
De ingestelde snelheid in cruisecontrol wijzigen 71
Cruisecontrol uitschakelen 71
Cruisecontrol hervatten met de ingestelde snelheid 71
Tractiecontrole (TC) 72
Instellingen tractiecontrole 73
Bandspanningscontrolesysteem (TPMS) (indien gemonteerd) 73
Bandenspanning 74
Bandspanningssensor, batterijen 75
Serienummer bandspanningssensor 76
Vervangende banden 76
Brandstof 76
Tankdop 78
Noodopening 78
Brandstoftank vullen 80
Zadels 81
Passagierszadel/zadelkap verwijderen 81
Installatie passagierszadel/zadelkap 82
Bestuurderszadel verwijderen 82
Bestuurderszadel plaatsen 83
Zijstandaard 84
Gereedschapsset 85
Windscherm (indien gemonteerd) 86
Inrijden 86
Dagelijkse veiligheidscontrole 87

ALGEMENE INFORMATIE
23
Sleutels
Voorzichtig
Alle sleutels die worden meegeleverd
met de motorfiets zijn specifiek
bedoeld voor die individuele motorfiets.
Ze kunnen niet op een andere motor-
fiets worden gebruikt.
Als alle sleutels zoek of beschadigd
zijn, moet de regeleenheid van het
chassis van de betreffende motorfiets
worden vervangen.
Om onnodige kosten en tijdsverlies
te voorkomen, moeten alle reserve-
sleutels op een veilige plaats worden
bewaard.
Bij de motorfiets worden twee sleutels
geleverd; een smartkey en een passieve
sleutel.
1
2
1. Passieve sleutel
2. Smartkey
Smartkey
Voorzichtig
Belangrijke functies, waaronder
vergrendelen en ontgrendelen, kunnen
worden verstoord door elektronische
apparaten, bronnen van elektrische
ruis in de omgeving en metalen voor-
werpen.
Bewaar en gebruik de sleutel niet in de
buurt van:
- Elektrische zendmasten, radiomasten
en infrastructuur voor stroom-
distributie
- Garagedeuropeners
- RFID- toegangskaarten
(radiofrequentie- identificatie) of sleu-
telhangers
- Metalen, metaalhoudende kaarthou-
ders en aluminium voorwerpen
- Elektronische sleutels van overige
voertuigen
- In zij- of topkoffers
- Draadloze communicatieapparatuur
zoals mobiele telefoons, tablets,
laptops, draagbare spelsystemen,
audiospelers, radio's en opladers.
Als de smartkey nog steeds niet werkt
nadat u deze uit de buurt van alle
elektronische apparaten en metalen
voorwerpen hebt gehaald, controleer
en vervang (indien nodig) de batterij
van de smartkey. Als de smartkey nog
steeds niet werkt, neem dan contact
op met uw plaatselijke Triumph- dealer.

ALGEMENE INFORMATIE
24
De smartkey bedient het sleutel-
loze ontstekingssysteem. Een extra
smartkey kunt u aanschaffen via uw
Triumph- dealer. Er kunnen echter
slechts drie sleutels worden gepro-
grammeerd voor uw motorfiets. Dit kan
een combinatie zijn van smartkeys en
passieve sleutels.
Wanneer zich een storing voordoet in de
smartkey, of wanneer de batterij van de
smartkey leeg is, moet u uw smartkey
naar de dichtstbijzijnde Triumph- dealer
brengen om dit te laten herstellen.
Om veiligheidsredenen moet de
smartkey worden uitgeschakeld elke
keer dat u deze van de motorfiets
verwijdert.
De batterij van de smartkey
vervangen
Waarschuwing
Bij gebruik van een onjuiste batterij
ontstaat explosiegevaar.
Gebruik altijd een batterij van het
juiste formaat en het juiste type.
Waarschuwing
Batterijen bevatten schadelijke stoffen.
Houd batterijen altijd uit de buurt van
baby's en jonge kinderen om inslikken
te voorkomen.
Na inslikken onmiddellijk een arts
raadplegen.
Voorzichtig
Raak de contactvlakken van de batterij
niet aan met uw huid. Raak alleen de
randen van de batterij aan als u deze
vasthoudt.
De natuurlijke stoffen in uw huid
kunnen corrosie veroorzaken en de
levensduur van de batterij verkorten.
Batterij van smartkey vervangen:
▼ Zorg dat de smartkey in de passieve
modus staat (rode led).
▼ Verwijder de schroef uit het batterij-
deksel met een inbussleutel van
1,5 mm.
▼ Verwijder het batterijdeksel.
▼ Verwijder de batterij na de polariteit
genoteerd te hebben.
▼ Plaats een nieuwe lithiumbatterij
van 3 volt, type CR2032.
▼ Plaats het batterijdeksel terug en let
op dat het goed op zijn plaats valt.
▼ Monteer de schroef in het deksel en
draai hem vast met 0,3 Nm.
Batterij afvoeren
De gebruikte batterij moet worden
ingeleverd bij een milieustraat zodat de
gevaarlijke stoffen van de batterij niet in
het milieu terechtkomen.

ALGEMENE INFORMATIE
25
Sleutelloze ontsteking
Met het sleutelloze ontstekingssysteem
kan de motorfiets worden gestart
zonder een mechanische sleutel te
gebruiken.
Gebruik smart key
Om de motorfiets in te schakelen met de
sleutelloze ontsteking:
▼ De smartkey moet zich in de directe
nabijheid (een meter) van een
systeemsensor bevinden. Er bevindt
zich een systeemsensor aan de
rechterkant van de motorfiets en
een andere systeemsensor aan
de voorkant van de motorfiets.
Wanneer de smartkey buiten bereik
van een systeemsensor is, wordt er
niet meer op de sleutel gereageerd
en kan de sleutelloze ontsteking niet
worden gebruikt.
2
1
1. Statuslampje
2. AAN/UIT- knop
▼ Druk op de AAN- /UIT- knop op de
smartkey om de sleutel aan te
zetten. Het statuslampje in de knop
licht kort op om aan te geven dat de
smartkey is ingeschakeld.
▼ Na een korte druk op de AAN/
UIT- knop van de smartkey wordt de
status van de smartkey getoond;
rood staat voor UIT en groen staat
voor AAN.
▼ Door langer op de AAN/UIT-
knop te drukken wijzigt u de status
in UIT of AAN, nadat eerst kort de
statuskleur is getoond.
▼ Wanneer de batterij van de
smartkey leeg is, gebruikt u de
smartkey op dezelfde manier als de
passieve sleutel.
Voor meer informatie over het starten
van de motor met de sleutelloze ontste-
king, zie pagina 91.
Gebruik passieve sleutel
Om de motorfiets te starten met
de passieve sleutel (of de smartkey
wanneer de batterij leeg is):
▼ Houd de passieve sleutel op de
systeemsensor aan de rechterkant
van de motorfiets.

ALGEMENE INFORMATIE
26
▼ De sleutel moet binnen +/- 10 mm
van de systeemsensor worden
gehouden. Pas op dat u de lak van
de motorfiets niet beschadigt.
21 3
4
10 mm
10 mm
-
+
1. Rechter achterpaneel
2. Systeemsensor
3. Bestuurderszadel
4. Passieve sleutel weergegeven
▼ Houd de smartkey tegen de
systeemsensor terwijl u de start-
stopschakelaar van de motor in de
stand QUICKSTART (SNELSTART)
of Contact AAN/UIT drukt (zie
pagina 62).
Hoofdschakelaar
(indien gemonteerd)
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar wordt uitsluitend
gemonteerd op motorfietsen voor
de Verenigde Staten en Canada. De
hoofdschakelaar bevindt zich aan de
rechterzijde van de motorfiets.
Om de motorfiets te bedienen met de
sleutelloze ontsteking, moet de hoofd-
schakelaar in stand AAN staan.
Wanneer de hoofdschakelaar in stand
UIT staat, kan de sleutelloze ontsteking
niet worden gebruikt en kan de motor-
fiets niet worden gestart.

ALGEMENE INFORMATIE
27
Instrumenten
Inhoudsopgave
Lay- out instrumentenpaneel 28
Waarschuwingslampjes 29
Waarschuwingen en informatieberichten 34
Kilometerteller en snelheidsmeter 35
Toerenteller 35
Brandstofmeter 36
Koelvloeistoftemperatuurmeter 36
Omgevingsluchttemperatuur 37
Weergave versnellingsstand 38
Navigatie in het display 38
Rijmodi 38
Hoofdmenu 45

ALGEMENE INFORMATIE
28
Lay- out instrumentenpaneel
De motorfiets is uitgerust met een fullcolour TFT- instrumentendisplay met een
5 inch (12,7 cm) scherm. Sommige items en symbolen kunnen, afhankelijk van de
schermlay- out, voor verschillende scenario's van locatie veranderen.
SET
100
+9
M
15
c
12:34
TC
0
0
F
E
N
MPH
RPM X 1000
8
9
10
11
12
13
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
1
2
3
4
5
6
7
21
20
19
11
12
1 3 4
13
5 6 8
141516
18
2 7 9 10
17
1. Klok
2. Statuslampje cruisecontrol
3. Controlelampje status alarminstallatie/
startonderbreker (alarminstallatie is
optionele accessoire)
4. Locatie waarschuwingssymbool
5. Sensorlampje instrumentenpaneel
6. Waarschuwingslampje
7. Locatie waarschuwingssymbool
8. Waarschuwingslampje ABS
9. Waarschuwingslampje grootlicht/
dagrijlicht
10. Omgevingstemperatuur
11. Richtingaanwijzer rechts en
alarmknipperlicht
12. Menugedeelte
13. Locatie menusymbool
14. Huidige rijmodus
15. Brandstofmeter
16. Bluetooth- functionaliteitssymbolen
(indien aanwezig)
17. Handvatverwarming
18. Versnellingsstand
19. Snelheidsmeter
20. Toerenteller
21. Richtingaanwijzer links en
alarmknipperlicht

ALGEMENE INFORMATIE
29
Waarschuwingslampjes
Voorzichtig
Als een rood waarschuwingslampje
wordt weergegeven, moet de motor-
fiets onmiddellijk worden stopgezet.
Lees eventuele waarschuwings-
berichten en los het probleem op.
Als een oranje waarschuwingslampje
wordt weergegeven, hoeft de motor-
fiets niet onmiddellijk te worden
stopgezet. Lees eventuele waarschu-
wingsberichten en los het probleem op.
Wanneer het contact wordt ingescha-
keld, lichten de waarschuwingslampjes
op het instrumentenpaneel 1,5 seconde
op en gaan vervolgens weer uit (behalve
de lampjes die blijven branden tot de
motor wordt gestart, zoals beschreven
op de volgende pagina's).
Zie pagina 34 voor aanvullende waar-
schuwings- en informatieberichten.
Storingslampje
motormanagementsysteem
Het storingslampje voor
het motormanagement-
systeem licht op wanneer het
contact wordt ingeschakeld
(om aan te geven dat het systeem
werkt), maar mag niet gaan branden
wanneer de motor draait.
Als de motor loopt en er een storing
is in het motormanagementsysteem,
brandt de MIL en begint het algemene
waarschuwingssymbool te knipperen.
In dat geval schakelt het motor-
managementsysteem over naar de
'thuisbrengmodus', zodat de rit kan
worden voortgezet indien de storing
niet zo ernstig is dat de motor niet kan
draaien. Als het storingslampje knippert
wanneer het contact wordt ingescha-
keld, neem dan zo snel mogelijk contact
op met een erkende Triumph- dealer
om deze situatie te verhelpen. Onder
deze omstandigheden zal de motor niet
starten.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
storingslampje brandt. De storing kan
de motorprestaties, de uitstoot van
uitlaatgassen en het brandstofver-
bruik negatief beïnvloeden.
Verlaagde motorprestaties kunnen
gevaarlijke rijomstandigheden veroor-
zaken, die kunnen leiden tot verlies
van controle en een ongeval.
Neem zo snel mogelijk contact op
met een erkende Triumph- dealer, om
de storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Waarschuwingslampje lage oliedruk
Als bij draaiende motor de
oliedruk gevaarlijk daalt, gaat
het waarschuwingslampje
lage oliedruk branden. Het
waarschuwingslampje lage oliedruk gaat
ook branden als het contact wordt inge-
schakeld en de motor niet draait.

ALGEMENE INFORMATIE
30
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien
het waarschuwingslampje lage olie-
druk gaat branden. De motor niet
opnieuw starten voordat de storing is
verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje lage oliedruk
brandt, kan ernstige motorschade
ontstaan.
Controlelampje startonderbreker/
alarminstallatie
Deze Triumph- motorfiets is uitge-
rust met een startonderbreker die
geactiveerd wordt wanneer de contact-
schakelaar in de stand OFF (UIT) wordt
gedraaid.
Zonder alarm
Wanneer de contactschakelaar in de
stand OFF (UIT) staat, knippert de lamp
van de startonderbreker gedurende
24 uur om aan te geven dat de start-
onderbreker ingeschakeld is. Wanneer
de contactschakelaar in de stand ON
(AAN) staat, zijn startonderbreker en het
controlelampje uitgeschakeld.
Als het controlelampje blijft branden,
betekent dit dat er een storing in de
startonderbreker is, die nader moet
worden onderzocht. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph- dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Met alarm
Het controlelampje van de start-
onderbreker/alarminstallatie gaat alleen
branden wanneer is voldaan aan de
voorwaarden zoals beschreven in de
instructies van de originele Triumph-
alarminstallatie (accessoire).
Waarschuwingslampje
antiblokkeerremsysteem (ABS)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld, is het normaal dat
het waarschuwingslampje voor
het ABS- systeem gaat knipperen. Het
lampje blijft knipperen nadat de motor
gestart is, totdat de motorfiets een
snelheid van meer dan 10 km/h heeft
bereikt, waarna het lampje dooft.
Tractiecontrole werkt niet bij een storing
aan het ABS- systeem. In dat geval
branden de waarschuwingslampjes
voor de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.
Als het ABS- waarschuwingslampje
continu brandt, betekent dit dat de
ABS- functie niet beschikbaar is omdat:
▼ de ABS- functie door de berijder is
uitgeschakeld;
▼ zich in het ABS- systeem een storing
voordoet die onderzocht dient te
worden.
Als het lampje tijdens het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
in het ABS is opgetreden, die nader
moet worden onderzocht.

ALGEMENE INFORMATIE
31
Bochten- ABS (OCABS) (indien
gemonteerd)
Het waarschuwingslampje knippert
langzaam als Bochten- ABS (OCABS)
wordt uitgeschakeld door de rijmodi
OFF- ROAD of OFF- ROAD PRO. Er wordt
een waarschuwing in het display weer-
gegeven.
Als het waarschuwingslampje op enig
ander moment onder het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
in het ABS- systeem is opgetreden, die
nader moet worden onderzocht.
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, werkt
het remsysteem verder als een
remsysteem zonder ABS.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het waarschuwingslampje
brandt.
Neem zo snel mogelijk contact op
met een erkende Triumph- dealer, om
de storing te laten inspecteren en
verhelpen. In deze situatie kan te hard
remmen een blokkering van de wielen
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Controlelampje tractiecontrole (TC)
Het TC- controlelampje wordt
gebruikt om aan te geven dat
het tractiecontrolesysteem
actief is en bezig is om slippen
van het achterwiel te beperken bij snelle
acceleratie of op natte of gladde wegen.
Tractiecontrole werkt niet bij een storing
aan het ABS- systeem. In dat geval
branden de waarschuwingslampjes voor
de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole niet werkt,
moet voorzichtigheid in acht worden
genomen bij het accelereren en het
nemen van bochten op een nat of glad
wegoppervlak, om doorslippen van het
achterwiel te voorkomen.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het storingslampje voor het
motormanagementsysteem (MIL) en
het waarschuwingslampje van de
tractiecontrole branden. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph- dealer, om de storing te laten
inspecteren.
Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
het achterwiel veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.
Als tractiecontrole is ingeschakeld:
▼ Onder normale rijomstandigheden
blijft het tractiecontrolelampje uit.
▼ Het tractiecontrolelampje knippert
snel wanneer het tractiecontrole-
systeem in werking is om slippen
van het achterwiel te beperken bij
snelle acceleratie of op een natte of
gladde weg.
Als tractiecontrole is uitgeschakeld:
▼ Het controlelampje brandt niet.
In plaats daarvan gaat het waar-
schuwingslampje 'TC uitgeschakeld'
branden.

ALGEMENE INFORMATIE
32
Waarschuwingslampje
Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje
voor uitgeschakelde TC mag
alleen gaan branden bij een
storing of als de tractie-
controle uitgeschakeld is.
Als het waarschuwingslampje tijdens
het rijden gaat branden, betekent dit
dat er in het tractiecontrolesysteem een
storing is opgetreden die nader moet
worden onderzocht.
Richtingaanwijzers
Wanneer de richtingaanwij-
zerschakelaar naar links of
naar rechts wordt gedraaid,
knippert het waarschuwings-
lampje van de richtingaanwijzer in
hetzelfde tempo als de richtingaanwijzer
zelf.
Alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit te
zetten, drukt u kort op de alarmknipper-
lichtschakelaar.
De alarmknipperlichten werken alleen
als het contact op ON (AAN) staat.
De alarmknipperlichten blijven aan als
het contact wordt uitgeschakeld, totdat
de alarmknipperlichtschakelaar weer
wordt ingedrukt.
Grootlichtlampje
Wanneer de grootlichtknop
wordt ingedrukt, wordt het
grootlicht ingeschakeld. Door
nogmaals op de knop te
drukken wordt het dimlicht weer inge-
schakeld.
Als de motorfiets voorzien is van
dagrijlicht, heeft de grootlichtknop extra
functionaliteit.
Als de DRL- schakelaar in de stand
dagrijlicht staat, kan het grootlicht
worden ingeschakeld door de groot-
lichtknop ingedrukt te houden. Dit blijft
branden zolang de knop ingedrukt
wordt gehouden, en gaat uit zodra de
knop wordt losgelaten.
Op dit model is geen aan/uit- schakelaar
voor verlichting aangebracht. Het
achterlicht en de kentekenplaatver-
lichting gaan automatisch branden
wanneer het contact wordt ingescha-
keld.
De koplamp gaat branden als het
contact wordt ingeschakeld. De koplamp
gaat uit wanneer de startknop wordt
ingedrukt, totdat de motor start.
Dagrijlichten (DRL) (indien
gemonteerd)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlicht-
schakelaar op dagrijlicht is
ingesteld, gaat het waarschu-
wingslampje voor dagrijlicht branden.
Overdag zorgt de dagrijverlichting (DRL)
ervoor dat de motorfiets beter zichtbaar
is voor andere weggebruikers. In andere
situaties moet het dimlicht worden
gebruikt, tenzij de verkeerssituatie het
gebruik van grootlicht mogelijk maakt.
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via een schakelaar
op de linker schakelaarbehuizing, zie
pagina 32.

ALGEMENE INFORMATIE
33
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het omge-
vingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwingslampje
brandstofniveau
Het waarschuwingslampje voor
het brandstofniveau gaat
branden wanneer er nog circa
3,5 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
Bandenspanningswaarschuwings-
lampje (mits bandenspannings-
controlesysteem is ingebouwd)
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de banden-
spanning gaat branden.
Rij niet op de motorfiets tot de
banden gecontroleerd zijn en de juiste
bandenspanning hebben in koude
toestand.
Let op
Het bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) is beschikbaar als accessoire.
Het waarschuwingslampje
voor de bandenspanning
werkt samen met
het bandenspannings-
controle systeem (TMPS), zie pagina 73.
Het waarschuwingslampje gaat branden
wanneer de bandenspanning voor of
achter onder de aanbevolen spannings-
waarde ligt. Het gaat niet branden
wanneer de bandenspanning te hoog is.
Het waarschuwingslampje gaat ook
oranje branden als de batterij van de
TPMS- sensor bijna leeg is.
Wanneer het waarschuwingslampje
brandt, wordt op het display auto-
matisch het TPMS- symbool getoond.
Daaraan is tevens te zien welke band te
slap is en wat de druk in die band is.
BANDENSPANNING
1
2 3
-psi- -psi-
1. Waarschuwingslampje bandenspanning
2. Indicatie achterband
3. Indicatie voorband
De bandenspanning waarbij het waar-
schuwingslampje gaat branden wordt
gecompenseerd tot 20 °C, maar de
bijbehorende digitale drukweergave
niet, (zie pagina 151). Zelfs wanneer
het digitale display precies of ongeveer

ALGEMENE INFORMATIE
34
de standaard bandenspanning lijkt
aan te geven wanneer het waarschu-
wingslampje brandt, wordt een lage
bandenspanning aangegeven. Een lekke
band is dan de meest waarschijnlijke
oorzaak.
Het waarschuwingslampje banden-
spanning brandt ook om aan te geven
dat de batterij van de sensor bijna leeg
is of dat er een signaalverlies is.
Waarschuwingen en
informatieberichten
Als zich een storing voordoet kunnen
er verschillende waarschuwingen en
informatieberichten verschijnen. In dat
geval hebben waarschuwingsberichten
voorrang boven informatieberichten en
wordt het waarschuwingssymbool op
het display weergegeven. Het aantal
momenteel actieve waarschuwings-
berichten wordt ook op het display
weergegeven. Voor meer informatie
over waarschuwingen en berichten, zie
pagina 53.
Wanneer er een storing aan de motor-
fiets wordt gedetecteerd, kunnen
de volgende waarschuwingen en
informatie berichten worden weerge-
geven.
Symbool Waarschuwingsbericht
LAGE OLIEDRUK - ZIE HANDLEIDING
(rood controlelampje)
STARTMOTOR UITGESCHAKELD
- NEEM CONTACT OP MET DEALER
(rood controlelampje)
CONTROLEER MOTOR (oranje
controlelampje)
ABS- SYSTEEM UITGESCHAKELD
- ZIE HANDLEIDING (oranje
controlelampje)
LAGE ACCUSPANNING - ZIE HAND-
LEIDING (rood controlelampje)
SENSORSIGNAAL VOOR- /ACHTER-
BAND - ZIE HANDLEIDING (rood
controlelampje)
LAGE ACCUSPANNING VOOR- /
ACHTERBAND - ZIE HANDLEIDING
(oranje controlelampje)
TC- SYSTEEM UITGESCHAKELD - ZIE
HANDLEIDING (oranje controle-
lampje)
ONDERHOUD NODIG - NEEM
CONTACT OP MET DEALER (oranje
controlelampje)
VOORZICHTIG: LAGE LUCH-
TEMPERATUUR - RISICO OP IJS
AAN OPPERVLAKTE (blauw of wit
controlelampje)

ALGEMENE INFORMATIE
35
Kilometerteller en snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid
van de motorfiets aan.
53
5
0
E F
MPH
RPM X1000
8
9
10
11
12
13
1
2
3
4
5
67
14
12:34
PM
15
°C
1
1. Snelheidsmeter
Om het snelheidsmeterdisplay te
openen, drukt u lang op de Home- knop.
De kilometerteller geeft de totale door
de motorfiets afgelegde afstand weer.
De kilometerteller wordt alleen weerge-
geven in het service- informatievenster.
ONDERHOUD
10k MI
0 MI
Onderhoud over:
541 mijl
Of:
12/2021
Kilometerteller:
1852 mijl
1
1. Kilometerteller
Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoe-
rental weer in omwentelingen per
minuut (t/min). Aan het einde van
het toerentellerbereik bevindt zich de
rode zone. Toerentallen in het rode
gebied liggen boven het aanbevolen
maximum toerental en ook boven het
toerentalbereik waarbij de motor de
beste prestaties levert.
12:34
PM 15
°C
0
N
0
EF
MPH
RPM X1000
8
9
10
11
12
13
1
2
3
4
5
67
14
12
1. Motortoerental (t/min) getoond op het
display
2. Rode zone

ALGEMENE INFORMATIE
36
Brandstofmeter
De brandstofmeter geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan van E (lege
tank) tot F (volle tank).
15
°C
12:34
PM
0
N
0
EF
MPH
RPM X1000
8
9
10
11
12
13
1
2
3
4
5
67
14
1
1. Brandstofmeter
Als het contact is ingeschakeld, wordt
de resterende brandstof in de brand-
stoftank aangegeven door het aantal
meetsegmenten dat vol wordt weerge-
geven.
Wanneer de brandstoftank vol is,
worden alle meetsegmenten vol weer-
gegeven. Wanneer de brandstoftank
leeg is, worden alle meetsegmenten leeg
weergegeven. Andere aanduidingen
geven brandstofniveaus tussen vol en
leeg weer.
Na het tanken worden de gegevens van
de brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren. Zie voor meer informatie over de
brandstofstatusinformatie pagina 61.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
De koelvloeistoftemperatuurmeter geeft
de temperatuur van de motorkoelvloei-
stof aan.
Low
COOLANT
High
0
N
0
EF
MPH
RPM X1000
8
9
10
11
12
13
1
2
3
4
5
67
14
12:34
PM
15
C
o
1
1. Koelvloeistoftemperatuurmeter
Wanneer de motor koud wordt gestart,
toont de koelvloeistoftemperatuur-
meter lege metersegmenten. Naarmate
de temperatuur stijgt, worden meer
meetsegmenten vol weergegeven. Als
de motor warm wordt gestart, toont de
meter het bijbehorende aantal verlichte
blokjes, afhankelijk van de motor-
temperatuur.
Het normale temperatuurbereik ligt
tussen Laag en Hoog op het display.
Als de motor draait en de motorkoel-
vloeistoftemperatuur gevaarlijk hoog
wordt, gaat het waarschuwingslampje
voor hoge koelvloeistoftemperatuur
branden op de locatie van het waar-
schuwingslampje en wordt er een
waarschuwingsbericht weergegeven.

ALGEMENE INFORMATIE
37
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje hoge koelvloei-
stoftemperatuur gaat branden. De
motor niet opnieuw starten voordat de
storing is verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje hoge koelvloei-
stoftemperatuur brandt, kan ernstige
motorschade ontstaan.
Omgevingsluchttemperatuur
De luchttemperatuur wordt weerge-
geven in oC of oF.
Wanneer de motorfiets stilstaat, kan de
hitte van de motor de nauwkeurigheid
van de temperatuurweergave beïn-
vloeden.
Zodra de motorfiets weer rijdt, wordt de
weergave na korte tijd weer normaal.
0
N
0
EF
MPH
RPM X1000
8
9
10
11
12
13
1
2
3
4
5
67
14
15
°C
12:34
PM
1
1. Omgevingsluchttemperatuur
Zie pagina 48 om de temperatuur te
veranderen in °C of °F.
Vorstsymbool
Waarschuwing
IJzel kan zich al bij temperaturen van
enkele graden boven het vriespunt
(0°C) vormen, vooral op bruggen en
beschaduwde plaatsen.
Wees altijd extra voorzichtig bij lage
temperaturen en ga langzamer rijden
in potentieel gevaarlijke omstandig-
heden zoals slecht weer.
Hard rijden, snel accelereren, hard
remmen of scherpe bochten nemen op
gladde wegen kunnen leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Het vorstsymbool licht op
wanneer de omgevings-
luchttemperatuur 4ºC of
lager is.
Het vorstsymbool blijft branden tot de
temperatuur stijgt tot 6°C.
Er verschijnt ook een bericht in het
informatievenster.

ALGEMENE INFORMATIE
38
Weergave versnellingsstand
De versnellingsaanduiding geeft aan
welke versnelling (één t/m zes) er inge-
schakeld is. Als de transmissie in vrijloop
staat (er is geen versnelling gekozen)
toont het display 'N'.
0
N
0
E F
MPH
RPM X1000
8
9
10
11
12
13
1
2
3
4
5
67
14
15
°C
12:34
PM
1
1. Versnellingsstandweergave (vrijloopstand
(neutraal) is afgebeeld)
53
5
0
E F
MPH
RPM X1000
8
9
10
11
12
13
1
2
3
4
5
67
14
12:34
PM
15
°C
1
1. Versnellingsweergave (vijfde versnelling is
afgebeeld)
Navigatie in het display
De onderstaande tabel geeft een
beschrijving van de pictogrammen
en knoppen die gebruikt kunnen
worden om door de in deze handleiding
beschreven instrumentenmenu's te
navigeren.
Symbool Beschrijving en werking
HOME- knop (rechter schakelaarbe-
huizing).
m
Modusknop (linker schakelaarbe-
huizing).
Selectiepijltje (rechterkant
afgebeeld).
Links / rechts scrollen met de
joystick.
Optie beschikbaar in het informatie-
venster - omhoog/omlaag scrollen
met joystick.
Joystick kort indrukken (indrukken
en loslaten) in de middelste stand.
Joystick lang indrukken (ingedrukt
houden) in de middelste stand.
Huidige functie resetten (alleen
beschikbaar bij lang indrukken van
de joystick).
Rijmodi
Met de rijmodi kunnen instellingen van
de gaskleprespons (MAP), het antiblok-
keerremsysteem (ABS), tractiecontrole
(TTC) en de vering (Speed Triple 1200 RR)
worden aangepast aan verschillende
wegomstandigheden en voorkeuren van
de bestuurder.
Rijmodi kunnen gemakkelijk worden
geselecteerd met behulp van de
modusknop en de joystick op de schake-
laarbehuizing aan de linker handgreep,
bij stilstaande of rijdende motorfiets, zie
pagina 39.

ALGEMENE INFORMATIE
39
Wanneer een rijmodus is bewerkt
(behalve de modus RIDER), verandert
het pictogram zoals hieronder aange-
geven.
Beschrijving Standaard-
pictogram
Pictogram
bestuurders-
aanpassing
RAIN
ROAD
SPORT
TRACK
RIDER
(OP WEG) -
RIDER
(TRACK) -
Elke rijmodus is instelbaar. Zie pagina 42
voor meer informatie.
De beschikbaarheid van instellingen
voor ABS, MAP en TC verschilt per
model.
Rijmodus selecteren
Waarschuwing
Om op een rijdende motor een
rijmodus te selecteren moet de
bestuurder de motorfiets kortstondig
laten freewheelen (motorfiets rijdt,
motor draait, gas dicht, koppelings-
hendel ingetrokken en remmen los).
Selectie van een rijmodus onder het
rijden mag alleen worden geprobeerd:
- Bij lage snelheid
- Op plaatsen waar geen ander
verkeer is
- Op rechte en vlakke wegen of opper-
vlakken
- Bij goede weg- en weersomstandig-
heden
- Daar waar het veilig is om de
motorfiets kortstondig te laten free-
wheelen.
Selectie van een rijmodus onder het
rijden MAG NIET worden geprobeerd:
- Bij hoge snelheid
- Te midden van rijdend verkeer
- Tijdens het nemen van een bocht of
op bochtige wegen of oppervlakken
- Op sterk hellende wegen of opper-
vlakken
- Bij slechte weg- /weersomstandig-
heden
- Daar waar het onveilig is om de
motorfiets kortstondig te laten free-
wheelen.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, leidt dat tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

ALGEMENE INFORMATIE
40
Waarschuwing
Rijd na het selecteren van een
rijmodus eerst een stukje op een
plaats waar geen verkeer is, om
vertrouwd te raken met de nieuwe
instellingen.
Leen uw motorfiets niet uit aan
anderen, omdat ze de instellingen
van uw vertrouwde rijmodus kunnen
wijzigen, waardoor u de controle over
de motorfiets kunt verliezen en een
ongeval kunt krijgen.
Waarschuwing
Als tractiecontrole zoals beschreven
in pagina 51 in het hoofdmenu is
uitgeschakeld, worden de opgeslagen
instellingen van alle rijmodi over-
schreven.
Tractiecontrole blijft uitgeschakeld,
ongeacht welke rijmodus er is
geselecteerd, tot deze weer wordt
ingeschakeld of het contact uit- en
weer ingeschakeld is.
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole.
In dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden
tot verlies van controle over de motor-
fiets en een ongeval.
Let op
Als de modus RIDER actief was toen
het contact de laatste keer werd uitge-
schakeld, met tractiecontrole ingesteld
op OFF, wordt na inschakeling van het
contact standaard de modus ROAD
geselecteerd.
Er wordt een waarschuwing weerge-
geven dat de rijmodus is gewijzigd.
Hiermee kunt u ook kort de rijmodus
terugzetten naar de oorspronkelijke
rijmodus.
Anders wordt de laatst geselecteerde
rijmodus onthouden en geactiveerd
wanneer het contact wordt ingescha-
keld.
Controleer of de motorstopschakelaar
in de stand AAN staat als de modus-
pictogrammen niet weergegeven worden
bij ingeschakeld contact.
m
Rain
ABS
RAIN
MAP
RAIN
TC
RAIN
SUSPENSION
COMFORT
RIDING MOD ES
15
°C
12:34
PM
0
0
F
E
N
MPH
RPM 10 00
8
9
10
11
12
13
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
1
2
3
4
5
6
7
14
14
43
1
5
2
1. Modusknop
2. Huidige rijmodus
3. Rijmodusselectievak
4. Huidige rijmodus geselecteerd
5. Instellingen van momenteel geselecteerd
rijmodus

ALGEMENE INFORMATIE
41
Om een rijmodus te selecteren:
▼ Druk kort op de modusknop op de
linker schakelaarbehuizing om het
paneel voor selectie van de rijmodus
te activeren.
▼ Het pictogram van de actieve
rijmodus wordt duidelijk aange-
geven.
Om van geselecteerde rijmodus te
wisselen:
▼ Druk de joystick omlaag of omhoog,
of druk herhaaldelijk op de modus-
knop totdat de gewenste rijmodus
in het midden van het rijmodus-
selectievak gemarkeerd is.
▼ Door kort op de joystick te drukken
wordt de vereiste rijmodus geselec-
teerd en verandert het pictogram
aan de rechterkant van het display.
▼ De geselecteerde modus wordt
geactiveerd zodra aan de volgende
voorwaarden voor moduswijziging is
voldaan:
Motorfiets staat stil - motor uit
▼ Het contact is ingeschakeld.
▼ De motorstopschakelaar staat in de
stand AAN.
Motorfiets staat stil - motor draait
▼ De vrijloopstand is geselecteerd of
de koppeling is ingetrokken.
Motorfiets rijdt
Binnen 30 seconden na het selecteren
van een rijmodus moet de bestuurder
tegelijkertijd de volgende handelingen
uitvoeren:
▼ De gashendel dichtdraaien.
▼ Maak geen gebruik van de remmen
(laat de motor 'freewheelen').
Let op
Het is niet mogelijk de modus RIDER te
selecteren wanneer de motorfiets rijdt,
als de TC ingesteld is op OFF.
In dat geval moet de motor tot stilstand
gebracht worden alvorens de rijmodus
kan worden veranderd.
Als een verandering van rijmodus
niet is voltooid, geeft het pictogram
afwisselend de vorige en de onlangs
geselecteerde rijmodus weer tot de
verandering voltooid is of geannuleerd
wordt.
De selectie van een rijmodus is nu
voltooid en er kan weer normaal
gereden worden.

ALGEMENE INFORMATIE
42
Rijmodi configureren
Configuratieopties voor de rijmodus
RAIN ROAD SPORT TRACK RIDER
OP DE WEG TRACK
Antiblokkeerremsysteem (ABS)
Road
Track
MAP (gaskleprespons)
Rain
Road
Sport
Tractiecontrole (TC)
Rain
Road
Sport
Track
Uit
Vering (alleen Speed Triple 1200 RR)
Comfort
Normaal
Dynamisch
Vast 1 1
Vast 2 1
Vast 3 1
Verklaring
= Standaard (fabrieksinstelling) = Optie niet beschikbaar
= Selecteerbare optie = Optie via menu
1 = Vereist dat 'Geavanceerde' vering is ingeschakeld (zie pagina 55)

ALGEMENE INFORMATIE
43
ABS- instellingen
Waarschuwing
Wanneer ABS uitgeschakeld is, werkt het remsysteem als een remsysteem zonder
ABS. In dat geval kan te hard remmen een blokkering van de wielen veroorzaken,
wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Beschrijvingen van ABS- instellingen
ROAD
Optimale ABS- instelling voor gebruik op de weg.
De functie Bochten- ABS is actief in deze modus.
De functie Gekoppelde remmen is actief in deze modus.
De functie 'Antistoppie' is ingeschakeld voor alle remacties.
TRACK
Optimale ABS- instelling voor offroadgebruik.
De functie Bochten- ABS is uitgeschakeld in deze modus.
De functie Gekoppelde remmen is niet actief in deze modus.
De functie 'Antistoppie' is ingeschakeld voor paniekremmen.
De functie 'Antistoppie' is uitgeschakeld voor geleidelijk remmen.
VOORWIEL - het ABS- systeem laat meer voorwielslip toe dan in de ROAD-
modus.
ACHTERWIEL - Het gebruik van de achterrem zorgt er alleen voor dat het
ABS werkt volgens de ROAD- instelling. Wanneer de voor- en achterrem
tegelijkertijd worden gebruikt, laat het ABS meer achterwielslip toe in
vergelijking met de ROAD- instelling.
MAP- instellingen
Beschrijvingen MAP- instellingen
ROAD Standaard gaskleprespons.
RAIN Verminderde gaskleprespons in vergelijking met de ROAD- modus.
Voor gebruik in natte of gladde omstandigheden.
SPORT Verhoogde gaskleprespons in vergelijking met de ROAD- modus.

ALGEMENE INFORMATIE
44
Instellingen tractiecontrole
Waarschuwing
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld, gedraagt de motorfiets zich net als anders,
maar zonder tractiecontrole.
In dat geval kan te snel accelereren op een nat of glad wegoppervlak leiden tot
het slippen van het achterwiel wat verlies van controle over de motorfiets en een
ongeval tot gevolg kan hebben.
Beschrijvingen instellingen tractiecontrole
ROAD Optimale tractiecontrole- instelling voor gebruik op de weg.
RAIN Optimale tractiecontrole- instelling voor gebruik op een gladde weg.
Laat minimale achterwielslip toe.
SPORT Laat meer achterwielslip toe dan de Road- instelling.
TRACK Tractiecontrole is ingesteld voor offroadgebruik. Laat meer achterwielslip toe
dan de ROAD- instelling.
Veringsinstellingen
Alleen Speed Triple 1200 RR
Waarschuwing
Rijd na het selecteren en/of instellen van een rijmodus eerst een stukje op een plek
waar geen verkeer is, om vertrouwd te raken met de nieuwe instellingen.
Leen uw motorfiets niet uit aan anderen, omdat zij de vering anders kunnen
instellen dan op een u gewend bent en dit kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Beschrijvingen veringsinstellingen
COMFORT Geoptimaliseerd voor comfort. (Adaptief)
NORMAAL Geoptimaliseerd voor zowel normaal als sportief rijden. (Adaptief)
DYNAMISCH Geoptimaliseerd voor gebruik op het circuit en snel sportief rijden.
(Adaptief)
VAST 3 Geoptimaliseerd voor comfort. (Vast)
VAST 2 Geoptimaliseerd voor zowel normaal als sportief rijden. (Vast)
VAST 1 Geoptimaliseerd voor gebruik op het circuit en snel sportief rijden. (Vast)

ALGEMENE INFORMATIE
45
Hoofdmenu
Om het hoofdmenu te openen:
▼ Druk op de HOME- knop, op de
schakelaarbehuizing op de rechter
handgreep.
▼ Scrol door het hoofdmenu door de
joystick omlaag/omhoog te duwen
tot het vereiste symbool is geselec-
teerd en de bijbehorende lijst met
opties wordt getoond.
0
0
F
E
N
MPH
RPM X 1000
8
9
10
11
12
13
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
1
2
3
4
5
6
7
14
14
15
°C
12:34
PM
Het hoofdmenu geeft toegang tot de
volgende opties:
Symbool Beschrijving
Display
In dit menu kunnen de weergave-
opties geconfigureerd worden. Zie
pagina 46 voor meer informatie.
Motorfiets
Met dit menu kunnen de verschil-
lende functies van de motorfiets
worden geconfigureerd. Zie pagina 50
voor meer informatie.
Reis
In dit menu kunnen de opties voor
de configuratie en weergave van
Trip 1 en Trip 2 worden ingesteld.
Zie pagina 57 voor meer informatie.
Bluetooth® (indien gemonteerd)
In dit menu kan de Bluetooth®-
verbinding worden geconfigureerd.
Zie het My Triumph Connectivity-
handboek voor meer informatie.
Het My Triumph Connectivity-
handboek is ook beschikbaar
op het internet op:
https://
www. triumphinstructions. com/
Voer het onderdeelnummer
'A9820200' in het zoekveld in
om toegang te krijgen tot het
handboek.

ALGEMENE INFORMATIE
46
Weergavemenu
In het weergavemenu kunnen de
weergaveopties van het display worden
ingesteld.
Helderheid
Thema
Display
Taal
Units
Datum/Tijd
Schakelindicator
Naam van de rijder
Om het weergavemenu op te roepen:
▼ Beweeg vanuit het Hoofdmenu de
joystick omlaag en selecteer Display.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.
▼ Selecteer de gewenste optie in de
lijst om toegang te krijgen tot de
relevante informatie.
Weergave - Helderheid
In het menu Helderheid kunt u de
helderheid van het scherm aanpassen.
HELDERHEID
Om de helderheid van het scherm af te
stellen:
▼ Beweeg de joystick omlaag/omhoog
om het helderheidsniveau te
verhogen/verlagen.
▼ Als de helderheid op het gewenste
niveau is ingesteld, duwt u de
joystick naar links om terug te keren
naar het weergavemenu.
Let op
Bij fel zonlicht wordt de helderheids-
instelling die te weinig contrast biedt
genegeerd, om ervoor te zorgen dat de
instrumenten altijd zichtbaar zijn.
Dek de lichtsensor op het display niet af.
Hierdoor zal het instellen van de juiste
helderheid niet meer correct werken.

ALGEMENE INFORMATIE
47
Weergave - Thema
In het menu Thema's kunt u verschil-
lende stijlen toepassen op het display.
Cobalt
Furnace
THEMA
Om het thema te veranderen:
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
het vereiste thema te selecteren.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.
▼ Duw de joystick naar links om naar
het weergavemenu terug te keren.
Weergave - Taal
In het taalmenu kan de voorkeurstaal
worden ingesteld als weergavetaal voor
het instrumentendisplay.
English (UK)
Francais
Deutsch
Italiano
Nederlands
TAAL
Portugues
Om de gewenste taal voor het instru-
mentendisplay te selecteren:
▼ Scrol door de lijst door de joystick
omhoog/omlaag te duwen tot de
gewenste taaloptie wordt weerge-
geven.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om de juiste taal te selec-
teren.
▼ Duw de joystick naar links om naar
het weergavemenu terug te keren.

ALGEMENE INFORMATIE
48
Weergave - Eenheden
Met het menu Eenheden kunt u een
voorkeurseenheid selecteren.
Afstand
Verbruik
Temperatuur
Druk
Mijlen
MPG (UK)
°C
PSI
UNITS
Om de maateenheden te veranderen:
▼ Druk de joystick omlaag/omhoog
om de gewenste optie te selecteren
(Afstand/Verbruik, Temperatuur of
Druk).
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te selecteren.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
de gewenste maateenheid te selec-
teren in het vervolgkeuzemenu.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.
▼ Duw de joystick naar links om naar
het weergavemenu terug te keren.
Opties maateenheden
Afstand Mijlen
KM
Verbruik
MPG (UK)
MPG (US)
L/100KM
KM/L
Temperatuur °C
°F
Druk
PSI
bar
KPa.

ALGEMENE INFORMATIE
49
Weergave - Datum en tijd
Met de optie Datum en tijd kunnen de
datum en tijd worden aangepast.
Datumindeling
Tijd formaat
DATUM & TIJD
Om de datum en de tijdnotatie in te
stellen:
▼ Navigeer met de joystick door de
datum- en tijdopties.
▼ Druk op het midden van de joystick
om de optie te bevestigen die moet
worden gewijzigd.
▼ Duw de joystick naar links/rechts
om naar het volgende tijdsegment
te gaan dat u wilt wijzigen.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
het vereiste cijfer te selecteren.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.
▼ Volg dezelfde procedure om andere
datum- en tijdopties te wijzigen.
Weergave - Schakelindicator
In het menu schakelindicator kan de
schakelindicator worden aangepast.
Uitgeschakeld
Normaal
Aangepast
6950 omw/min
SCHAKELINDICATOR
De drempelwaarde van het motortoe-
rental kan worden gedefinieerd en de
versnellingsindicator kan worden uitge-
schakeld. Nadat de motor is ingereden
(na 1600 km), wordt de optie Inrijden
vervangen door de optie Standaard.
Om de schakelindicator uit te schakelen:
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
de optie Uitgeschakeld te selecteren.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.
▼ Duw de joystick naar links om naar
het weergavemenu terug te keren.
Om de drempelwaarde van het motor-
toerental (RPM) voor de schakelindicator
aan te passen:
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog
om Door gebruiker gedefinieerd te
selecteren en druk de joystick in de
middenstand in om de selectie te
bevestigen.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog
om een keuze te maken uit de
weergegeven vooraf ingestelde
RPM- waarden.

ALGEMENE INFORMATIE
50
▼ Druk de joystick in de middenstand
in om de gewenste selectie te
bevestigen.
▼ Duw de joystick naar links om naar
het weergavemenu terug te keren.
Weergave - Naam rijder
Met deze optie kan de naam van de
rijder worden ingevoerd in het systeem
van het instrumentenpaneel en worden
weergegeven in het welkomst- /opstart-
scherm.
ANNULEREN BEVESTIG
NAAM RIJDER
Om de naam van een rijder in te voeren:
▼ Navigeer met behulp van de joystick
over het toetsenbord en selecteer
de eerste letter van de naam van de
rijder.
▼ Druk ter bevestiging op de joystick-
knop. De letter verschijnt bovenaan
het toetsenbord.
▼ Herhaal de procedure totdat de
volledige naam van de rijder is
geselecteerd. Het aantal tekens is
beperkt tot 13.
▼ Als u ?123 selecteert, wordt een
nieuw toetsenbord weergegeven
met symbolen en cijfers waaruit u
kunt kiezen.
▼ Selecteer BEVESTIGEN en klik op de
joystickknop om de naam van de
rijder te bevestigen.
▼ De naam van de rijder verschijnt nu
op het welkomstscherm.
▼ Selecteer ANNULEREN om terug
te keren naar het menu Weergave
zonder wijzigingen aan te brengen.
Motorfietsmenu
Het menu Motorfiets maakt de configu-
ratie van de verschillende functies van
de motorfiets mogelijk.
Rijhulpmiddelen
TPMS
Koelvloeistof
Waarschuwing
Onderhoud
Instellingen
Vering
Motorfiets
Voor het oproepen van het menu Motor-
fiets:
▼ Vanuit het hoofdmenu, duw de
joystick omlaag en selecteer de
optie Motorfiets.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.
▼ Selecteer de gewenste optie in de
lijst om toegang te krijgen tot de
relevante informatie.
De volgende opties zijn beschikbaar:
▼ Rijhulpmiddelen
▼ TPMS (indien aanwezig)
▼ Vering (alleen Speed Triple 1200 RR)
▼ Koelvloeistof
▼ Waarschuwing
▼ Onderhoud
▼ Instellingen.

ALGEMENE INFORMATIE
51
Motorfiets - Rijhulpmiddelen
Met het menu Rijhulpmiddelen kan de
huidige rijmodus worden geconfigureerd
terwijl de motorfiets rijdt.
Zie voor informatie over de beschikbare
opties voor elke rijmodus pagina 42.
Rain
Road
Sport
Track
Uit
2 3 41 5
1. Huidige rijmodus
2. ABS- optie
3. MAP- optie
4. TC- optie
5. Veringsoptie
Om de instellingen van een rijmodus te
wijzigen:
▼ Beweeg vanuit het menu Motorfiets
de joystick omlaag/omhoog om de
optie Rijhulpmiddelen te selecteren.
▼ Duw de joystick naar links / rechts
om door de opties ABS, MAP en TC
te scrollen.
▼ Druk in het juiste menu de joystick
omlaag/omhoog om de vereiste
instelling te selecteren en te
markeren.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om de selectie te beves-
tigen.
▼ Duw de joystick naar links om naar
het vorige menu terug te gaan.
Motorfiets - TPMS (indien
gemonteerd)
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de banden-
spanning gaat branden.
Rij niet op de motorfiets tot de
banden gecontroleerd zijn en de juiste
bandenspanning hebben in koude
toestand.
Het menu van het bandenspannings-
controlesysteem (TPMS) toont de
bandenspanning in de voor- en achter-
band.
BANDENSPANNING
-psi- -psi-
De voor- of achterband wordt geac-
centueerd op de afbeelding van de
motorfiets om aan te geven dat de
bandenspanning lager is dan de aanbe-
volen druk.
Zie pagina 151 voor meer informatie over
TPMS en bandenspanningen.

ALGEMENE INFORMATIE
52
Motorfiets - Vering
De menuoptie Vering is alleen beschik-
baar op de Speed Triple 1200 RR
motorfiets.
Zie Speed Triple 1200 RR voor meer
informatie over de vering van de
pagina 142.
In het menu Vering kunnen specifieke
instellingen voor de vering worden
geconfigureerd.
Instelling Veringparameters
Adaptief
Comfort Hardheid voor
Hardheid achter
Remondersteuning
Normaal
Dynamisch
Hardheid voor
Hardheid achter
Remondersteuning
Acceleratie- ondersteuning
Ondersteuning in bochten
Vast
Vast 3 Compressie voor
Terugvering voor
Compressie achter
Terugvering achter
Vast 2
Vast 1
Adaptieve instellingen
Het volgende scherm wordt weerge-
geven als een adaptieve veringinstelling
is geselecteerd; Comfort, Normaal of
Dynamisch.
1 2
HARDHEID VOOR
1. Huidige veringparameter
2. Beschikbare veringparameters
Een veringparameter instellen:
▼ Duw de joystick naar links/rechts
om door de veringparameters te
bladeren.
▼ Wanneer de vereiste veringpara-
meter wordt weergegeven, duwt
u de joystick omlaag/omhoog om
de veringparameter te verlagen/
verhogen in stappen van 1, tussen
de limieten van - 5 en 5.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.

ALGEMENE INFORMATIE
53
Vaste instellingen
Het volgende scherm wordt getoond als
een vaste vering is geselecteerd; Vast 1,
Vast 2 of Vast 3.
COMPRESSIE VOOR
ZACH
T
HARD
1 2
1. Huidige veringparameter
2. Beschikbare veringparameters
Een veringparameter instellen:
▼ Duw de joystick naar links/rechts
om door de veringparameters te
bladeren.
▼ Wanneer de vereiste veringpara-
meter wordt weergegeven, duwt u
de joystick omlaag/omhoog om de
vering te verlagen/verhogen. Er zijn
23 afstellingsstappen.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.
Motorfiets - Waarschuwingen
Alle waarschuwingen en informatie-
berichten worden in het hoofdvenster
weergegeven. Hieronder ziet u een
voorbeeld.
Sensor voorband
Zie handleiding
Om de waarschuwingen te bekijken:
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
elke waarschuwing (wanneer meer-
dere waarschuwingen actief zijn) in
te zien.
▼ De teller geeft aan hoeveel waar-
schuwingen er actief zijn.
▼ Duw de joystick naar links om naar
het menu Motorfiets terug te keren.
Waarschuwing lage accuspanning
Als onderdelen zoals handvatver-
warming bij stationair toerental
ingeschakeld zijn, kan de accuspanning
na verloop van tijd onder een bepaalde
waarde zakken en wordt er in het
informatievenster een waarschuwing
weergegeven.

ALGEMENE INFORMATIE
54
Motorfiets - Onderhoud
Het onderhoudsmenu toont het onder-
houdsinterval en de kilometerteller.
Onderhoud over:
Of:
Kilometerteller:
ONDERHOUD
600 mi
300 mi
12/2022
Volgende onderhoud bij
Volgende onderhoud bij
300 mi
600 mi
Het onderhoudsinterval geeft de
afstand en de datum weer waarop het
onderhoud uiterlijk moet zijn uitgevoerd.
Motorfiets - Instellingen
In het menu Instellingen kunt u
verschillende motorfietsinstellingen
configureren.
Tractiecontrole
Triumph schakelhulp
Knipper lichten
Fabrieksinstellingen terugzetten
Riding Modes
Vering
Handmatig
De opties van Instellingen omvatten:
▼ Rijmodi
▼ Vering (alleen Speed Triple 1200 RR)
▼ Tractiecontrole
▼ Triumph schakelhulp
▼ Knipper lichten
▼ Fabrieksinstellingen terugzetten.
Instellingen - Rijmodi
Met het scherm Rijmodi kan de huidige
rijmodus worden aangepast aan
verschillende wegomstandigheden en
voorkeuren van de rijder.
Met deze menuoptie kan alleen de
rijmodus worden aangepast die momen-
teel actief en in gebruik is.
Zie pagina 38 voor meer informatie over
de configuratie van rijmodi.
ABS
MAP
Tractiecontrole
Op de weg
R
R
R
R
R
I
I
I
I
I
D
D
D
D
D
E
E
E
E
E
R
R
R
R
R
Track
Road
Rain
Rain
Vering Normaal
Om de rijmodi in te stellen:
▼ Kies alleen in de Rider- modus
tussen On- Road en Track door de
vereiste optie in te schakelen. Alle
andere rijmodi tonen automatisch
een lijst met gespecificeerde
rijmodus instellingen waaruit u kunt
kiezen.
▼ Scroll met de joystick omlaag/
omhoog door de specifieke rijmodus-
instellingen om de gewenste
instelling te markeren.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen. Het
betreffende instellingenmenu wordt
nu getoond.
▼ Zodra de instelling dienovereen-
komstig is aangepast, drukt u op
het midden van de joystick om te
bevestigen en terug te keren naar
de hoofdrijmodi.

ALGEMENE INFORMATIE
55
▼ Herhaal de procedure om andere
instellingen voor de rijmodus aan te
passen.
▼ Duw de joystick naar links om naar
het vorige menu terug te gaan.
Instellingen - Vering
De optie voor veringinstellingen is alleen
beschikbaar op Speed Triple 1200 RR.
Met de optie voor veringinstellingen
kunnen de veringparameters worden
aangepast aan de voorkeuren van de
rijder en de rijomstandigheden.
VERING
Geavanceerd
Dynamisch
Normaal
Comfort
Vast 3
ADAPTIEF
VAST
Het selecteren van een veringparameter:
▼ Selecteer en schakel de optie
Geavanceerd in om alle adaptieve en
vaste veringinstellingen te bekijken.
Als de optie Geavanceerd niet is
ingeschakeld, worden alleen de
adaptieve instellingen weergegeven.
▼ Scrol omlaag/omhoog door de verin-
ginstellingen met behulp van de
joystick om de veringinstelling die u
wilt aanpassen te markeren.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen. De
specifieke veringparameters voor de
geselecteerde ophangingsinstelling
worden dan weergegeven.
NORMAAL
Hardheid voor
Hardheid achter
Remondersteuning
Reset naar standaardinstellingen
De volgende veringparameters zijn
beschikbaar, afhankelijk van de
momenteel geselecteerde ophangingsin-
stelling.
Instelling Veringparameters
Comfort Hardheid voor
Hardheid achter
Remondersteuning
Normaal
Dynamisch
Hardheid voor
Hardheid achter
Remondersteuning
Acceleratie- ondersteuning
Ondersteuning in bochten
Vast 3 Compressie voor
Terugvering voor
Compressie achter
Terugvering achter
Vast 2
Vast 1

ALGEMENE INFORMATIE
56
Een veringparameter instellen:
▼ Scrol met de joystick omlaag/
omhoog door de veringparameters
om de vereiste veringparameter te
markeren.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.
▼ Duw de joystick naar links/rechts
om de betreffende veringparameter
te verlagen/verhogen in stappen
van 1, tussen de limieten van - 5 en 5.
▼ Zodra de veringparameter is inge-
steld drukt u op het midden van de
joystick om te bevestigen.
▼ Herhaal de procedure om eventuele
andere veringparameters in te
stellen.
▼ Duw de joystick naar links om naar
het vorige menu terug te gaan.
Instellingen - Tractiecontrole
Het tractiecontrolesysteem (TC) kan
tijdelijk worden uitgeschakeld. De
tractiecontrole (TC) kan niet perma-
nent worden uitgeschakeld; de functie
wordt automatisch weer ingeschakeld
wanneer het contact uit- en weer
ingeschakeld wordt.
Om de tractiecontrole in of uit te
schakelen:
▼ Beweeg vanuit het menu Instel-
lingen de joystick omlaag/omhoog
om de optie Tractiecontrole te selec-
teren.
▼ Duw de joystick naar rechts om
de schuifknop naar rechts te
verplaatsen en tractiecontrole in te
schakelen.
▼ Duw de joystick naar links om de
schuifknop naar links te verplaatsen
en tractiecontrole uit te schakelen.
Zie pagina 72 voor meer informatie over
tractiecontrole.
Instellingen - Schakelhulp (Triumph
Shift Assist)
De schakelhulp (TSA) zorgt voor een
kortstondige wijziging van het motor-
koppel, zodat er kan worden geschakeld
zonder de gasklep te sluiten of de
koppeling te bedienen. Deze functie
werkt bij zowel opschakelen als terug-
schakelen.
De koppeling moet worden gebruikt voor
het stoppen en wegrijden.
De Triumph schakelhulp werkt niet
wanneer de koppeling wordt gebruikt
of wanneer in de 6e versnelling per
ongeluk wordt geprobeerd op te
schakelen.
Er moet een positieve pedaaldruk
worden uitgeoefend om soepel
schakelen mogelijk te maken.
Voor het inschakelen/uitschakelen van
de Triumph schakelhulp:
▼ Duw in het menu Instellingen de
joystick omhoog/omlaag om de optie
Triumph Shift Assist te selecteren.
▼ Duw de joystick naar rechts om
de schuifknop naar rechts te
verplaatsen en Triumph Shift Assist
in te schakelen.
▼ Duw de joystick naar links om de
schuifknop naar links te verplaatsen
en Triumph Shift Assist uit te
schakelen.
Zie pagina 94 voor meer informatie
over de schakelhulp van Triumph.

ALGEMENE INFORMATIE
57
Instellingen - Richtingaanwijzers
De instelling van de richtingaanwijzers
kan worden gewijzigd.
Om de instelling van de richtingaanwij-
zers te wijzigen:
▼ Beweeg in het menu Instellingen de
joystick omlaag/omhoog om de optie
Richtingaanwijzers te selecteren.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog
om de gewenste richting-
aanwijzeroptie te selecteren. Druk in
de middenstand op de joystick om te
bevestigen.
opties richtingsaanwijzerinstellingen
Handmatig
De automatische uitschakel-
functie staat uit.
De richtingaanwijzers
moeten handmatig worden
uitgeschakeld met de
richtingaanwijzer schakelaar.
Automatische
uitschakeling
De automatische uitschakel-
functie staat aan.
Door kort op de richting-
aanwijzer schakelaar te drukken,
worden de richtingaanwijzers
geactiveerd om drie keer te
knipperen.
Door langer op de richting-
aanwijzerschakelaar te drukken,
worden de richtingaanwijzers
gedurende acht seconden plus
nog eens 65 meter ingeschakeld.
Zie pagina 64 voor meer informatie over
de richtingaanwijzers.
Instellingen - Fabrieksinstellingen
terugzetten
Met de optie Fabrieksinstellingen
terugzetten kunnen de opties worden
teruggezet naar de standaardinstelling.
Reismenu
Met het menu Reis kunt u de
reis informatie van de motorfiets
configureren.
Dagteller
Rondetimer
Brandstofstatus
Reis
Om het Reismenu te openen:
▼ Vanuit het hoofdmenu, duw de
joystick omlaag en selecteer de
optie Reis.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.
▼ Selecteer de gewenste optie in de
lijst om toegang te krijgen tot de
relevante informatie.

ALGEMENE INFORMATIE
58
Reis - Dagteller
In het informatievak kunnen twee
dagtellers worden opgeroepen en
gereset.
AFSTAND
GEMIDDELDE SNELHEID
LOOPTIJD
TRIP
Om een specifieke dagteller te zien:
▼ Duw de joystick naar links of rechts
om tabblad 1 of 2 te selecteren.
▼ De relevante dagtellerinformatie
wordt dan weergegeven.
Om een dagteller te resetten:
▼ Selecteer de te resetten dagteller.
▼ Duw de joystick in de midden-
stand in en houd hem langer dan
1 seconde ingedrukt.
▼ De dagteller wordt gereset.
Reis - Tripinstellingen
In het menu Tripinstellingen kunnen de
dagtellers handmatig of automatisch
worden gereset.
Trip 1 Reset
Trip 2 Reset Handmatig
Handmatig
TRIP
Om de dagtellers te resetten:
▼ Duw de joystick naar links/rechts
om het tabblad Tripinstellingen te
selecteren.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
de gewenste dagteller te selecteren.
Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog
om de gewenste resetoptie te
selecteren en druk de joystick in de
middenstand in om de selectie te
bevestigen.
Opties voor tripinstellingen
Auto
Met deze optie wordt elke
dagteller gereset nadat
het contact gedurende de
geselecteerde tijd uitgeschakeld
is geweest; 1, 2, 4, 8, 12 of 16 uur.
Handmatig
Deze optie reset de geselecteerde
dagteller alleen wanneer de
rijder de geselecteerde dagteller
handmatig reset.

ALGEMENE INFORMATIE
59
Reis - Rondetimer
In het menu Rondetimer kan een
bepaalde afstand/ronde worden
getimed en vergeleken met een eerder
getimede ronde.
DEZE RONDE
VORIGE RONDE
TOPSNELHEID DEZE RONDE
RONDETIMER
MPH
Om een ronde te beginnen:
▼ Een korte druk op het midden van
de joystick start een nieuwe ronde.
De rondeteller begint de eerste
ronde te tellen. Dit wordt getoond
als THIS LAP.
▼ Door de joystick lang (meer dan
2 seconden) in de middenstand in te
duwen stopt de rondetimer, worden
de opgeslagen gegevens gewist en
wordt een nieuwe rondetijd gestart.
▼ Nog een korte druk op het midden
van de joystick zal een nieuwe ronde
starten en de tijd en topsnelheid
van de vorige ronde worden op
het display weergegeven als PREV.
RONDE.
▼ De opgeslagen rondetimergegevens
worden weergegeven op het tabblad
Overzicht rondetimer. Zie pagina 59
voor meer informatie.
Reis - Overzicht rondetimer
Het menu Overzicht rondetimer toont
alle opgeslagen sessies en rondetijden.
Er kunnen maximaal tien sessies en
maximaal 24 ronden per sessie worden
opgeslagen. Zodra deze limiet is bereikt,
moeten eerdere sessies worden verwij-
derd voordat er meer kunnen worden
opgeslagen.
Om de sessies en rondetijden te
bekijken:
▼ Duw de joystick naar links/rechts
om het tabblad Ronde- overzicht te
selecteren.
▼ Er wordt een lijst met alle
opgeslagen sessies weergegeven.
Sessies worden chronologisch weer-
gegeven.
Sessie 1
Sessie 2
Sessie 3
Sessie 4
Sessie 5
7/11/21 - 12 RONDES
8/11/21 - 12 RONDES
9/11/21 - 12 RONDES
10/11/21 - 12 RONDES
11/11/21 - 12 RONDES
OVERZICHT
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
de gewenste sessie te selecteren.
▼ Door lang op het midden van de
joystick te drukken, wordt de gese-
lecteerde sessie verwijderd.

ALGEMENE INFORMATIE
60
▼ Een korte druk op de joystick opent
de lijst met rondetijden voor de
geselecteerde sessie.
RONDETIJD TOPSNELHEID
OVERZICHT
Alle rondetijden voor de geselecteerde
sessie worden weergegeven in de volg-
orde waarin ze zijn geregistreerd.
De topsnelheid- informatie wordt alleen
weergegeven als de topsnelheid is gese-
lecteerd, zie pagina 59.
De groen gemarkeerde gegevens over
tijd en topsnelheid geven de snelste tijd
en hoogste geregistreerde snelheid aan.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
een ronde te selecteren.
▼ Door lang op het midden van de
joystick te drukken, wordt de
geselecteerde ronde uit de sessie
verwijderd.
▼ Duw de joystick naar links/rechts
om naar het Reismenu terug te
keren.
Reis - Instellingen rondetimer
Via het menu Instellingen rondetimer
kunnen bepaalde details worden weer-
gegeven op de rondetimer- schermen.
Sessie starten
Topsnelheid
INSTELLINGEN
Om de informatie over de
topsnelheid weer te geven op de
rondetimer- schermen:
▼ Duw de joystick naar links/rechts
om het tabblad Instellingen rond-
etimer te selecteren.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
de optie Topsnelheid te selecteren.
▼ Duw de joystick naar rechts om
de schuifknop naar rechts te
verplaatsen en de optie Topsnelheid
in te schakelen. De informatie over
de topsnelheid wordt nu weerge-
geven op de rondetimer- schermen.
▼ Duw de joystick naar links om de
schuifknop naar links te verplaatsen
en de optie Topsnelheid uit te
schakelen. De informatie over de
topsnelheid wordt dan niet meer
weergegeven op de rondetimer-
schermen.
Zie voor meer informatie over de weer-
gegeven informatie over de topsnelheid
pagina 59.

ALGEMENE INFORMATIE
61
Reis - Brandstofstatus
Het menu Brandstofstatus toont
informatie over het brandstofverbruik.
Na het tanken worden de gegevens van
de brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.
MPG
MPG
ACTIERADIUS
BRANDSTOFSTATUS
1
2
3
1. Gemiddeld brandstofverbruik
2. Actueel brandstofverbruik
3. Resterende actieradius
Gemiddeld brandstofverbruik
Dit is een indicatie van het gemiddelde
brandstofverbruik.
Door lang op het midden van de joystick
te drukken, worden de gegevens over
het gemiddelde brandstofverbruik
gereset. Na de reset geeft het display
- - .- weer, totdat er 0,1 kilometer is
afgelegd.
Actueel brandstofverbruik
Dit is een indicatie van het brandstof-
verbruik op een bepaald moment. Als de
motorfiets stilstaat, wordt getoond. - - .-
Resterende actieradius
Dit is een aanduiding van de afstand die
naar verwachting zal kunnen worden
afgelegd op de brandstof die nog in de
tank aanwezig is.
Bluetooth®- menu
Voor meer informatie over
Bluetooth®- functies, zie de
Mijn Triumph- connectiviteitshandboek.
Het My Triumph Connectivity- handboek
is ook beschikbaar op het internet op:
https://www. triumphinstructions. com/
Voer het onderdeelnummer 'A9820200'
in het zoekveld in om toegang te krijgen
tot het handboek.

ALGEMENE INFORMATIE
62
Schakelaars rechter
handgreep
8
7
6
5
1
4
3
2
1. Schakelaar alarmknipperlichten
2. Knop stuurslot
3. Start- stopschakelaar motor
4. Stand voeding AAN/UIT
5. Stand STOP
6. Stand AAN
7. Stand QUICK START (SNELSTART)
8. HOME- knop
In de volgende paragrafen worden de
functies van de knoppen en schakelaars
op het stuur beschreven.
Knop alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit
te zetten, drukt u kort op de knop voor
alarmknipperlichten.
Om de alarmknipperlichten aan te
zetten moet het contact ingeschakeld
zijn, maar de lichten blijven aan als het
contact wordt uitgeschakeld, totdat de
knop voor de alarmknipperlichten weer
wordt ingedrukt.
Knop stuurslot
Waarschuwing
Zet uit veiligheidsoverwegingen de
motorfiets altijd op het stuurslot,
wanneer u de motorfiets zonder
toezicht achterlaat.
Onbevoegd gebruik van de motorfiets
kan leiden tot verwonding van de
bestuurder, medeweggebruikers en
voetgangers en beschadiging van de
motorfiets.
Om de motorfiets op slot te zetten,
draait u het stuur geheel naar links en
drukt u de knop van het stuurslot in.
Stand voeding AAN/UIT
Met de standen Voeding AAN/UIT
worden de elektrische circuits en het
instrumentenpaneel in- of uitgescha-
keld. Zo is kan het instrumentenpaneel
worden gebruikt zonder de motor te
starten.
Voorzichtig
Laat de contactschakelaar niet gedu-
rende een langere periode in de stand
ON (AAN) staan, omdat dit kan leiden
tot schade aan elektrische onderdelen
en ontlading van de accu.
Stand STOP
In de stand STOP, stopt de motor.

ALGEMENE INFORMATIE
63
Let op
Hoewel de motorstopschakelaar de
motor uitschakelt, worden hierdoor niet
alle elektrische circuits uitgeschakeld.
Dit kan leiden tot problemen met het
opnieuw starten van de motor door een
ontladen accu.
Stand RUN
De start- stopschakelaar van de motor
moet in stand RUN staan, om de motor-
fiets te laten draaien.
Stand START
In de stand START wordt de elektrische
starter geactiveerd, waardoor de motor
sneller kan worden gestart.
Zorg ervoor dat aan alle voorwaarden
voor het starten van de motorfiets is
voldaan. Vanuit stand ontsteking uit,
houdt u de start- stopschakelaar inge-
drukt in stand START, om de motorfiets
te starten.
Zie hoofdstuk De motor starten voor
meer informatie.
Homeknop
De homeknop wordt gebruikt om naar
het hoofdmenu van het instrumenten-
display te gaan.
Druk kort op de homeknop om te
wisselen tussen het hoofdmenu en het
instrumentendisplay.
Alle berichten die op het instrumen-
tendisplay verschijnen, moeten worden
bevestigd door in het midden op de
joystick te drukken. Pas daarna kan de
homeknop worden bediend.
Schakelaars linker handgreep
5
6
1
2
3
4
7
1. Regelschakelaar cruisecontrol
2. Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
3. Modusknop
4. Richtingaanwijzerschakelaar
5. Joystickknop
6. Claxonknop
7. Grootlichtknop
In de volgende paragrafen worden de
functies van de knoppen en schakelaars
op het stuur beschreven.
Stelknop cruisecontrol
De stelknop voor de cruisecontrol is een
tweestandenschakelaar waarvan de
bovenkant gemarkeerd is met RES/+ en
de onderkant met SET/- .
Voor meer informatie over de cruisecon-
trol, zie pagina 69.
Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlicht-
schakelaar op modus
dagrijlicht (DRL) is ingesteld,
gaat het waarschuwingslampje voor
dagrijlicht branden.

ALGEMENE INFORMATIE
64
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via de DRL-
schakelaar. Duw de schakelaar naar
voren om DRL in te schakelen en naar
achteren om dimlicht in te schakelen.
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het omge-
vingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Let op
Overdag zorgt de dagrijverlichting
ervoor dat de motorfiets beter zichtbaar
is voor andere weggebruikers.
In andere situaties moet het dimlicht
worden gebruikt, tenzij de verkeers-
situatie het gebruik van grootlicht
mogelijk maakt.
Modusknop
Wanneer de modusknop kort wordt
ingedrukt, wordt het menu voor selectie
van rijmodi geactiveerd op het display.
Door nogmaals op de modusknop te
drukken scrolt u door de beschikbare
rijmodi (zie 'Rijmodusselectie' op
pagina 39).
Houd de modusknop ingedrukt om de
modus ROAD in te schakelen en ABS
en tractiecontrole te activeren als die
gedeactiveerd waren.
Zie pagina 51 voor meer informatie over
het selecteren en configureren van
rijmodi.
Richtingaanwijzerschakelaar
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar
naar links of naar rechts wordt geduwd,
knippert ook het controlelampje van de
betreffende richtingaanwijzer. U scha-
kelt de richtingaanwijzers uit door op de
richtingaanwijzerschakelaar te duwen
en deze in de middenstand los te laten.
Modellen die zijn uitgerust met
automatisch uitschakelende
richtingaanwijzers
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar
kort naar links of rechts wordt gedrukt,
knippert de desbetreffende richtingaan-
wijzer drie keer en gaat vervolgens uit.
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar
iets langer naar links of rechts wordt
gedrukt, gaat de desbetreffende rich-
tingaanwijzer knipperen.
Na acht seconden en nadat de motor-
fiets nog eens 65 meter heeft afgelegd,
gaat de richtingaanwijzer automatisch
uit.
Om de automatische uitschakeling van
de richtingaanwijzers te deactiveren, zie
pagina 57 - in de paragraaf Motorfiets
menu.
De richtingaanwijzers kunnen hand-
matig worden uitgeschakeld. Om de
richtingaanwijzers handmatig uit te
schakelen, duwt u op de richtingaan-
wijzerschakelaar en laat u deze in de
middenstand los.

ALGEMENE INFORMATIE
65
Joystickknop
De joystick wordt gebruikt om de
volgende functies van de instrumenten
te bedienen:
▼ Omhoog - van onder naar boven
door het menu scrollen
▼ Omlaag - van boven naar onder
door het menu scrollen
▼ Links - naar links door het menu
scrollen
▼ Rechts - naar rechts door het menu
scrollen
▼ Midden - indrukken om selectie te
bevestigen.
Claxonknop
Wanneer de claxonknop wordt inge-
drukt en het contact ingeschakeld is,
klinkt de claxon.
Grootlichtknop
De grootlichtknop heeft verschillende
functies; deze zijn ervan afhankelijk of
de dagrijverlichting (DRL) is gemon-
teerd of niet. Wanneer het grootlicht is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
grootlicht in het display.
Modellen met dagrijverlichting (DRL)
Als de DRL- schakelaar in de stand
dagrijlicht (DRL) staat, kan het groot-
licht worden ingeschakeld door de
grootlichtknop ingedrukt te houden. Dit
blijft branden zolang de knop ingedrukt
wordt gehouden, en gaat uit zodra de
knop wordt losgelaten.
Als de DRL- schakelaar in de stand
dimlicht staat, kan het grootlicht
worden ingeschakeld door op de groot-
lichtknop te drukken. Door nogmaals op
de knop te drukken wordt het dimlicht
weer ingeschakeld.
Op dit model is geen aan/uit- schakelaar
voor verlichting aangebracht. Het
achterlicht en de kentekenplaatver-
lichting gaan automatisch branden
wanneer het contact wordt ingescha-
keld. De koplamp brandt als het contact
in de stand AAN staat en de motor
draait.
Modellen zonder dagrijverlichting (DRL)
Druk op de grootlichtknop om het groot-
licht in te schakelen. Door nogmaals op
de knop te drukken wordt het dimlicht
weer ingeschakeld.
Op dit model is geen aan/uit- schakelaar
voor verlichting aangebracht. Het posi-
tielicht en de kentekenplaatverlichting
gaan automatisch branden wanneer het
contact wordt ingeschakeld. De koplamp
brandt als het contact in de stand AAN
staat en de motor draait.

ALGEMENE INFORMATIE
66
Stelwieltjes rem- en
koppelingshendel
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden de
hendels af te stellen, dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Gebruik na het afstellen van de
hendels de motorfiets eerst ergens
waar geen verkeer is, om vertrouwd te
raken met de nieuwe afstelling.
Leen uw motorfiets niet uit aan
anderen, omdat iemand de hendels
kan afstellen op een manier die u niet
gewend bent en dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
De hendels van de voorrem en de
koppeling zijn voorzien van een stelme-
chanisme. Met deze stelmechanismen
kan de afstand tussen de handgreep en
de hendels worden aangepast aan de
spanwijdte van de hand van de berijder.
Voorremhendel
De remhendel heeft twee stelmogelijk-
heden: voor de hendelafstand en de
vrije slag.
cjxm_1
3
21
1. Stelwiel hendelafstand
2. Remhendel
3. Stelwiel vrije slag
Stelwiel hendelafstand
Met het stelwiel voor de hendelafstand
kan de afstand tussen de handgreep en
de remhendel worden aangepast aan de
spanwijdte van de hand van de berijder.
Om de voorremhendel af te stellen:
▼ Draai het stelwieltje voor de hendel-
afstand linksom om de afstand tot
het stuur te verkleinen of rechtsom
om de afstand tot het stuur te
vergroten.
▼ De afstand van de handgreep tot
de losgelaten remhendel is het
kortst wanneer het stelwieltje voor
de hendelafstand volledig linksom
gedraaid is.

ALGEMENE INFORMATIE
67
Stelwiel vrije slag
Met het stelwiel voor de vrije slag
wordt de stang van de hoofdcilinder in
stappen van 1 mm naar links of rechts
geduwd, van 19 mm naar 21 mm. Bij
19 mm is de remwerking langzamer/
geleidelijker en bij 21 mm sneller/
directer.
Om de voorremhendel af te stellen:
▼ Draai het stelwiel voor de vrije slag
naar de voorkeurspositie van de
rijder.
▼ Het wieltje klikt na draaiing vast.
De hendel kan met het stelwiel in drie
standen worden gezet:
▼ 19 (19 mm) voor een geleidelijke
remwerking met een lange slag van
de hendel
▼ 20 (20 mm) voor een stevigere
remwerking met een middellange
slag van de hendel
▼ 21 (21 mm) voor een directe remwer-
king met een korte slag van de
hendel.
Let op
Het wieltje klikt hoorbaar vast in de
verschillende standen.
Op het wieltje zijn vier markeringen te
zien: 19 - 20 - 21 - 20.
Het stelwieltje voor de vrije slag kan
linksom en rechtsom gedraaid worden
om de vereiste stand in te stellen.
Koppelingshendel
De koppelingshendel is voorzien van een
stelmechanisme voor de hendelafstand.
Met dit stelwiel kan de afstand tussen
de handgreep en de hendel worden
aangepast aan de spanwijdte van de
hand van de berijder.
1 2
1. Stelwiel hendelafstand
2. Koppelingshendel
Om de slag van de koppelingshendel af
te stellen:
▼ Draai het stelwieltje voor de hendel-
afstand linksom om de afstand tot
het stuur te verkleinen of rechtsom
om de afstand tot het stuur te
vergroten.
▼ De afstand van de handgreep tot
de losgelaten hendel is het kortst
wanneer het stelwieltje volledig
linksom gedraaid is.

ALGEMENE INFORMATIE
68
Gasklepbediening
Waarschuwing
Let altijd op veranderingen in hoe
de gashendel 'aanvoelt' en laat het
gasklepsysteem door een erkende
Triumph- dealer controleren zodra u
veranderingen merkt.
Veranderingen kunnen worden veroor-
zaakt door slijtage in het mechanisme,
wat kan leiden tot het blijven hangen
van het gasklepbedieningssysteem.
Een vastzittend gasklepbedienings-
systeem kan tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval
leiden.
De motorfiets heeft een elektronische
gasdraaigreep om de gaskleppen te
openen en sluiten. Het systeem bevat
geen kabels die rechtstreeks aangrijpen
en er kan niets worden afgesteld.
Controleer of de gasklep soepel en
zonder al te grote krachtsinspanning
opengaat en of deze dichtgaat zonder
te blijven hangen.
Als er een storing optreedt aan de
gasklepregeling, gaat het storingslampje
(MIL) branden en kan zich een van de
volgende situaties voordoen:
▼ Storingslampje brandt, beperkt
motortoerental en beperkte
gasklepbeweging
▼ Storingslampje brandt, alleen thuis-
brengmodus waarin de motor met
versneld stationair toerental draait
▼ Storingslampje brandt, motor start
niet.
Neem in alle vermelde situaties zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph- dealer om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Remgebruik
Bij een geringe gasklepopening
(ongeveer 20°), kunnen de remmen en
gashendel tegelijk worden gebruikt.
Bij een grotere gasklepopening (meer
dan 20º) gaan de gaskleppen dicht en
neemt het motortoerental af wanneer
de remmen langer dan twee seconden
worden gebruikt. Om de normale
gasklepwerking te herstellen, laat u de
gashendel en de remmen los en draait u
vervolgens de gashendel weer open.

ALGEMENE INFORMATIE
69
Cruisecontrol
Waarschuwing
Cruisecontrol mag alleen worden
gebruikt op plaatsen waar u veilig met
constante snelheid kunt rijden.
Cruisecontrol mag niet worden
gebruikt bij druk verkeer, op wegen
met scherpe/blinde bochten of op
gladde wegen.
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
bij druk verkeer, op wegen met
scherpe of onoverzichtelijke bochten
of op gladde wegen, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Deze Triumph- motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Neem altijd snelheid terug in eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals
slecht weer of druk verkeer.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph- motorfiets
alleen met hoge snelheden tijdens
wedstrijden op voor ander verkeer
afgesloten weggedeelten of gesloten
circuits.
Het rijden met hoge snelheid is voor-
behouden aan rijders die les hebben
gehad in de technieken die noodza-
kelijk zijn voor het rijden met hoge
snelheden en die vertrouwd zijn met
de rijkarakteristieken van de motor-
fiets onder alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is
onder alle andere omstandigheden
gevaarlijk en kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Let op
Cruisecontrol werkt mogelijk niet als er
een storing is aan het ABS en het ABS-
waarschuwingslampje brandt.
Cruisecontrol blijft werken als een
rijmodus wordt geselecteerd waarbij het
ABS is ingesteld op Off- Road of Off (Uit).
Cruisecontrol blijft werken als het ABS is
uitgeschakeld.

ALGEMENE INFORMATIE
71
De ingestelde snelheid in
cruisecontrol wijzigen
Om de ingestelde snelheid in cruise-
control te wijzigen, drukt u een van de
volgende knoppen in en laat u deze los:
▼ RES/+ om de snelheid te verhogen
▼ SET/- om de snelheid te verlagen.
Bij iedere druk op de knop wordt de
snelheid gewijzigd met 1 km/h. Als de
knoppen ingedrukt worden gehouden,
wordt de snelheid continu verhoogd of
verlaagd in stappen van één cijfer.
Laat de wijzigingsknop los wanneer de
gewenste snelheid op het display wordt
weergegeven.
Let op
De weergave van de ingestelde cruise-
controlsnelheid knippert totdat de
nieuwe ingestelde snelheid wordt
bereikt.
Als de cruisecontrol de ingestelde snel-
heid niet kan vasthouden terwijl tegen
een steile helling wordt opgereden,
blijft de weergave van de ingestelde
cruisecontrolsnelheid knipperen totdat
de motorfiets de ingestelde snelheid
bereikt.
Een andere manier om de snelheid in
cruisecontrol te verhogen, is om met
behulp van de gashendel te accelereren
tot de gewenste snelheid en vervolgens
de stelknop SET/- in te drukken.
Cruisecontrol uitschakelen
De cruisecontrol kan op een van de
volgende manieren worden uitgescha-
keld:
▼ Helemaal naar voren draaien van de
gashendel.
▼ Intrekken van de koppelingshendel.
▼ Bedienen van de voor- of achterrem.
▼ Verhogen van de snelheid door de
gashendel meer dan 60 seconden te
gebruiken.
▼ Houd de knop - /SET ingedrukt.
Na uitschakeling gaat het cruisecontrol-
lampje in de toerenteller uit, maar de
SET- indicator en de ingestelde snelheid
worden getoond op het display om
aan te geven dat de ingestelde cruise-
controlsnelheid is opgeslagen.
De cruisecontrol kan worden hervat met
de ingestelde snelheid zoals beschreven
in pagina 71, mits cruisecontrol niet is
uitgeschakeld door de contactsleutel in
de stand UIT te draaien.
Cruisecontrol hervatten met de
ingestelde snelheid
Waarschuwing
Zorg er altijd voor dat de ingestelde
snelheid past bij de verkeersomstan-
digheden voordat u cruisecontrol
hervat.
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
bij druk verkeer, op wegen met
scherpe of onoverzichtelijke bochten
of op gladde wegen, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

ALGEMENE INFORMATIE
72
Na een van de volgende handelingen
wordt de cruisecontrol uitgeschakeld:
▼ Helemaal naar voren draaien van de
gashendel.
▼ Intrekken van de koppelingshendel.
▼ Bedienen van de voor- of achterrem.
▼ Verhogen van de snelheid door de
gashendel meer dan 60 seconden te
gebruiken.
Cruisecontrol kan worden hervat met
de ingestelde snelheid door de knop
RES/+ kort in te drukken, mits er een
ingestelde snelheid is opgeslagen.
De motorfiets moet een snelheid hebben
tussen 46 en 160 km/h en in de derde
versnelling of hoger geschakeld zijn.
Een opgeslagen snelheidsinstelling
wordt aangegeven met het woord SET
naast het cruisecontrolsymbool op het
display.
De opgeslagen ingestelde snelheid blijft
in het geheugen van de cruisecontrol
totdat het contact in de stand UIT
wordt gedraaid.
Let op
De weergave van de ingestelde cruise-
controlsnelheid knippert totdat de
hervatte ingestelde snelheid wordt
bereikt.
Tractiecontrole (TC)
Waarschuwing
Tractiecontrole en tractiecontrole voor
optimaal bochtenwerk dienen niet als
vervanging van een gepaste rijstijl die
is afgestemd op de toestand van de
weg en de weersomstandigheden. De
systemen kunnen niet voorkomen dat
tractieverlies optreedt door: te hoge
snelheid bij het ingaan van bochten,
accelereren met een scherpe hellings-
hoek en remmen.
Tractiecontrole of tractiecontrole voor
optimaal bochtenwerk kan niet voor-
komen dat het voorwiel slipt.
Wanneer een van bovenstaande
punten niet wordt nageleefd, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Tractiecontrole helpt de grip op de weg
te behouden tijdens het accelereren op
natte of gladde wegen. Als de sensoren
detecteren dat het achterwiel zijn grip
op de weg verliest (slipt), treedt het
tractiecontrolesysteem in werking en
wijzigt het motorvermogen tot de grip
van het achterwiel is hersteld. Het
waarschuwingslampje van de tractie-
controle knippert tijdens de werking van
het systeem en de bestuurder kan een
verandering in het motorgeluid waar-
nemen.
Tractiecontrole werkt niet bij een storing
aan het ABS- systeem. In dat geval
branden de waarschuwingslampjes
voor de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.

ALGEMENE INFORMATIE
73
Instellingen tractiecontrole
Waarschuwing
Probeer de instellingen van de
tractie controle niet onder het rijden
te wijzigen, omdat dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole.
In dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden
tot verlies van controle over de motor-
fiets en een ongeval.
De tractiecontrole kan worden ingesteld
zoals beschreven (pagina 56).
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
brandt het waarschuwingslampje 'TC
uitgeschakeld'.
De tractiecontrole wordt automatisch
ingeschakeld als het contact uit- en
vervolgens weer ingeschakeld wordt.
Bandspanningscontrole-
systeem (TPMS)
(indien gemonteerd)
Waarschuwing
Het TPMS- systeem ontslaat u niet van
de verplichting dagelijks de banden-
spanning te controleren.
Controleer de bandenspanning als de
banden koud zijn met behulp van een
nauwkeurige bandenspanningsmeter,
zie het hoofdstuk Banden voor meer
informatie.
Gebruik van het TPMS- systeem voor
het instellen van de bandenspanning
kan leiden tot een verkeerde banden-
spanning en bijgevolg tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Let op
Het bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) kan worden geleverd als optie.
Het systeem mag uitsluitend worden
gemonteerd door een erkende Triumph-
dealer.
Het TPMS- display in de instrumenten-
groep wordt alleen ingeschakeld
wanneer het systeem ingebouwd is.
Bandenspanningssensoren zijn bij het
voor- en het achterwiel gemonteerd.
Deze sensoren meten de luchtdruk in
de band en verzenden de drukgegevens
naar de instrumenten. Deze sensoren
verzenden de gegevens pas wanneer de
motorfiets harder rijdt dan 20 km/h.

ALGEMENE INFORMATIE
74
Op het display worden twee streepjes
getoond tot het bandspanningssignaal
is ontvangen. De sensoren in beide
wielen werken onafhankelijk van elkaar.
Daarom kunnen de sensoren auto-
matisch inschakelen en op verschillende
tijdstippen informatie bijwerken.
Op de velg wordt een sticker
aangebracht om de positie van de band-
spanningssensor aan te geven, vlakbij
het ventiel.
De TPMS- weergave op het instru-
mentenpaneel is alleen ingeschakeld
wanneer het systeem is ingebouwd.
BANDENSPANNING
1
2 3
-psi- -psi-
1. TPMS- waarschuwingslampje
2. Indicatie bandenspanning achter
3. Indicatie bandenspanning voor
Bandenspanning
Waarschuwing
Het bandspanningscontrolesysteem
mag niet als bandenspannings-
meter worden gebruikt tijdens het
aanpassen van de bandenspanningen.
Om de juiste bandenspanning te
verkrijgen, moet u de bandenspanning
altijd controleren met een nauwkeu-
rige bandspanningsmeter wanneer de
banden koud zijn.
Gebruik van het TPMS- systeem voor
het instellen van de bandenspanning
kan leiden tot een verkeerde banden-
spanning en bijgevolg tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Voorzichtig
Gebruik geen antilekvloeistof of een
ander middel dat vermoedelijk de
luchtstroom naar de openingen van
de TPMS- sensor blokkeert. Verstop-
ping van de luchtdrukopening van de
TPMS- sensor leidt tot blokkering van
de sensor en bijgevolg tot onherstel-
bare schade aan de TPMS- sensor.
Schade door gebruik van antilekvloei-
stof of onjuist onderhoud wordt niet
beschouwd als fabricagefout en wordt
niet gedekt door de garantie.
Laat uw banden altijd door uw
erkende Triumph- dealer monteren
en vertel de monteur dat er banden-
spanningssensoren op de wielen zijn
gemonteerd.

ALGEMENE INFORMATIE
75
Voorzichtig
Op de velg wordt een sticker
aangebracht om de positie van de
bandenspanningssensor aan te geven.
Bij het vervangen van de banden moet
voorzichtig te werk worden gegaan
om schade aan de bandenspannings-
sensoren te vermijden.
Laat uw banden altijd door uw
erkende Triumph- dealer monteren
en vertel de monteur dat er banden-
spanningssensoren op de wielen zijn
gemonteerd.
De bandenspanningen die in uw
instrumentenpaneel worden getoond,
geven de actuele bandenspanning weer
op het moment waarop de weergave
is geselecteerd. Dit kan afwijken van
de bandenspanning die ingesteld is
wanneer de banden koud zijn, omdat
de banden warmer worden tijdens het
rijden, waardoor de lucht in de band
uitzet en de bandenspanning toeneemt.
Bij de koude bandenspanningswaarden
die door Triumph worden opgegeven, is
hiermee rekening gehouden.
Om de juiste bandspanning te
verkrijgen, moet u de bandspanning
altijd met een nauwkeurige bandspan-
ningsmeter en wanneer de banden koud
zijn controleren. De weergave van de
bandenspanning op de instrumenten
mag niet worden gebruikt om de
bandenspanning aan te passen. Zie het
hoofdstuk Specificaties voor de aanbe-
volen bandenspanning.
Bandspanningssensor, batterijen
Wanneer de batterijspanning in
een druksensor laag is, wordt een
bericht weergegeven en geeft het
TPMS- symbool of bericht aan welke
wielsensor een lage batterijspanning
heeft. Wanneer de batterijen helemaal
leeg zijn, worden alleen strepen op het
display weergegeven. Het rode TPMS-
waarschuwingslampje brandt en het
TPMS- symbool knippert continu. Neem
contact op met uw erkende Triumph-
dealer om de sensor te laten vervangen
en het nieuwe serienummer te laten
noteren in de daarvoor bestemde ruimte
in het hoofdstuk Sensor Serial Number.
Wanneer, met ingeschakeld contact, het
symbool van het bandspanningscon-
trolesysteem continu knippert of
wanneer het waarschuwingslampje van
het bandspanningscontrolesysteem
blijft branden, is er een storing in het
bandspanningscontrolesysteem. Neem
contact op met uw erkende Triumph-
dealer om de storing te laten verhelpen.

ALGEMENE INFORMATIE
76
Serienummer bandspanningssensor
Het serienummer van de banden-
spanningssensor is afgedrukt op een
label dat op de sensor is aangebracht.
De erkende Triumph- dealer kan dit
nummer nodig hebben voor onderhoud
of diagnose.
Wanneer het bandspanningscontrole-
systeem op de motorfiets gemonteerd
wordt, zie er dan op toe dat de erkende
Triumph- dealer de serienummers van
de spanningssensoren van voor- en
achterband in de ruimtes hieronder
noteert.
Bandspanningssensor voor
Bandspanningssensor achter
Vervangende banden
Laat banden altijd vervangen door een
erkende Triumph- dealer en vertel hem
dat er bandenspanningssensoren op de
wielen gemonteerd zijn.
Brandstof
P
b
RON/ROZ min. 95
E5 E10
3900695
Unleaded fuel only
Carburant sans plomb
Gasolina sin plomo
Bleifreies Benzin
Endast blyfri bensin
Benzina senza piombo
Ongelode Brandstof
Combustival sem schumbo
Brandstoftype
Triumph- motorfietsen zijn ontworpen
voor loodvrije benzine en leveren opti-
male prestaties indien het juiste type
benzine wordt gebruikt. Gebruik altijd
loodvrije benzine met een octaangehalte
(RON) van ten minste 95.
Ethanol
In Europa zijn Triumph- motorfietsen
compatibel met loodvrije benzine van
typen ethanol E5 en E10 (5% en 10%
ethanol).
In alle andere markten kunnen benzine-
typen tot E25 (25% Ethanol) worden
gebruikt.
Motorkalibratie
In sommige gevallen moet de motor
gekalibreerd worden. Wend u altijd tot
een erkende Triumph- dealer.

ALGEMENE INFORMATIE
77
Voorzichtig
Bij gebruik met een onjuiste brandstof
of onjuiste kalibratie van de motor, kan
de motorfiets permanent beschadigd
raken.
Zorg altijd voor brandstof van het
juiste type en de juiste kwaliteit.
Schade door gebruik van de verkeerde
brandstof of een onjuiste motor-
kalibratie wordt niet beschouwd als
fabricagefout en valt niet onder de
garantie.
Voorzichtig
Het uitlaatsysteem van dit model is
voorzien van een katalysator, die zorgt
voor een lagere uitstoot van schade-
lijke stoffen.
Het gebruik van gelode benzine
beschadigt de katalysator. Bovendien
kan de katalysator onherstelbaar
beschadigd raken indien de brandstof-
tank helemaal of bijna helemaal leeg
wordt gereden.
Zorg ervoor dat u altijd voldoende
brandstof heeft voor uw rit.
Let op
Het gebruik van gelode benzine is
in sommige landen, staten of regio's
verboden.
Tanken
Waarschuwing
Om de gevaren in verband met tanken
te minimaliseren, dienen de volgende
veiligheidsinstructies altijd in acht te
worden genomen:
- Benzine (brandstof) is uiterst
brandbaar en kan onder bepaalde
omstandigheden exploderen. Zet
voordat u gaat tanken de contact-
schakelaar in de stand OFF (UIT).
- Niet roken.
- Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon.
- Zorg ervoor dat de voor het tanken
gebruikte ruimte goed geventileerd is
en geen vlam- of vonkbronnen bevat.
Hieronder valt ook apparatuur met
een waakvlam.
- Vul de tank nooit zo ver, dat het
brandstofpeil stijgt tot in de hals
van de vulpijp. Warmteopname uit
zonlicht of andere bronnen kan
leiden tot uitzetten en uitlopen van
de brandstof, waardoor brandgevaar
ontstaat.
- Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.
- Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek
of het morsen van benzine, of het
niet in acht nemen van de hiervoor
genoemde veiligheidsinstructies,
brand veroorzaken, met schade aan
eigendommen, persoonlijk letsel of de
dood als gevolg.

ALGEMENE INFORMATIE
78
Tankdop
Deze motorfiets is voorzien van een
sleutelloze tankdop. Hierdoor kan de
tankdop worden geopend zonder een
fysieke sleutel in te steken.
Om de tankdop te openen:
▼ zorg ervoor dat het contact is
ingeschakeld en dat de motor niet
draait.
▼ Til de kleine klep op.
▼ De brandstoftankdop is scharnie-
rend aan de motorfiets bevestigd.
Open de tankdop.
Om de tankdop te sluiten en te vergren-
delen:
▼ De tankdop kan met of zonder inge-
schakeld contact worden gesloten.
▼ Duw de tankdop omlaag op zijn
plaats tot het slot vastklikt.
Als het contact van de motorfiets is
uitgeschakeld, is er een periode van
één minuut dat de tankdop kan worden
geopend. Na deze minuut wordt de
tankdop vergrendeld en moet het
contact van de motorfiets worden inge-
schakeld om weer toegang te krijgen.
Als de tankdop niet opengaat, brengt u
uw motorfiets naar de dichtstbijzijnde
Triumph- dealer. Als dit niet mogelijk is,
volg dan de noodopeningsprocedure.
Noodopening
Waarschuwing
Zorg dat de motorfiets stabiel staat en
voldoende wordt ondersteund.
Door de motorfiets correct te onder-
steunen voorkomt u dat deze valt.
Een instabiele motorfiets kan vallen,
wat letsel bij de bestuurder of schade
aan de motorfiets kan veroorzaken.
De inbussleutel voor noodopening is
bevestigd aan de achterkant van het
deksel van het expansiereservoir, zie
pagina 85.
Om in geval van nood tankdop te
openen om bij te tanken:
▼ Gebruik de inbussleutel voor nood-
opening om de bevestigingen van de
brandstoftankdop te verwijderen.
11
1. Bevestigingen tankdop
▼ Aan de tankdop is een kabel
bevestigd. Verwijder voorzichtig de
brandstoftankdop en - afdichting,
waarbij u het hele onderdeel naar de
voorkant van de motorfiets kantelt.
3
2
1
1. Pakking
2. Rubberen pakking
3. Kabel

ALGEMENE INFORMATIE
79
▼ Houd de brandstoftankdop en
- afdichting dicht bij de motorfiets.
Rek de kabel niet uit. Pas op dat u
de lak van de brandstoftank niet
beschadigt.
▼ Bij het verwijderen van de brand-
stoftankdop en - afdichting kan de
rubberen pakking los gaan zitten.
Let op de oriëntatie en positie voor
het opnieuw monteren.
▼ Vul de brandstoftank langzaam bij,
zie pagina 80.
Waarschuwing
Teveel brandstof vullen kan leiden tot
morsen.
Indien brandstof wordt gemorst, dient
deze direct en volledig te worden
opgenomen en dienen de hiervoor
gebruikte materialen op een veilige
manier te worden afgevoerd.
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof wordt gemorst bij de
kabel of de kabelopening, op de motor,
de uitlaatpijpen, de banden of andere
onderdelen van de motorfiets.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of
het morsen van benzine, of het niet in
acht nemen van de hiervoor genoemde
veiligheidsinstructies, brand veroor-
zaken, met schade aan eigendommen,
persoonlijk letsel of de dood als gevolg.
▼ Zorg ervoor dat de afdichting en
rubberen pakking in de juiste positie
op de brandstoftankdop worden
bevestigd.
▼ Breng de brandstoftankdop, afdich-
ting en pakking voorzichtig aan en
zorg ervoor dat de kabel niet uitrekt
of bekneld raakt.
▼ Plaats de bevestigingen van de
tankdop terug en draai ze in de
onderstaande volgorde met 2,5 Nm
vast.
43
2
5
6
1
Aanhaalvolgorde
▼ Breng de motorfiets naar de
dichtstbijzijnde Triumph- dealer
om deze te laten controleren en
repareren.

ALGEMENE INFORMATIE
80
Brandstoftank vullen
Waarschuwing
Teveel brandstof vullen kan leiden tot
morsen.
Indien brandstof wordt gemorst, dient
deze direct en volledig te worden
opgenomen en dienen de hiervoor
gebruikte materialen op een veilige
manier te worden afgevoerd.
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen, de banden of andere
onderdelen van de motorfiets wordt
gemorst.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of
het morsen van benzine, of het niet in
acht nemen van de hiervoor genoemde
veiligheidsinstructies, brand veroor-
zaken, met schade aan eigendommen,
persoonlijk letsel of de dood als gevolg.
Bij of op de banden gemorste brand-
stof vermindert de grip van de band
op de weg. Hierdoor ontstaan gevaar-
lijke rijomstandigheden, die kunnen
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Voorzichtig
Voorkom het vullen van de tank onder
regenachtige of stoffige omstandig-
heden, omdat dit kan leiden tot
verontreiniging van de brandstof.
Verontreinigde brandstof kan onder-
delen van het brandstofsysteem
beschadigen.
Vul de brandstoftank langzaam om
morsen te voorkomen. Vul de tank niet
verder dan tot de onderkant van de
vulpijp. Hierdoor blijft er ruimte voor een
luchtlaag, zodat de brandstof in de tank
kan uitzetten door warmteopname uit
de motor of zonlicht.
21
1. Hals van de vulpijp
2. Maximaal brandstofpeil
Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.

ALGEMENE INFORMATIE
81
Zadels
Waarschuwing
Zorg dat de motorfiets stabiel staat en
voldoende wordt ondersteund.
Door de motorfiets correct te onder-
steunen voorkomt u dat deze valt.
Een instabiele motorfiets kan vallen,
wat letsel bij de bestuurder of schade
aan de motorfiets kan veroorzaken.
Voorzichtig
Om schade aan de zadels en de zadel-
afdekkingen te voorkomen, mag men
de zadels niet laten vallen.
Plaats de zadels niet tegen de motor-
fiets of enig ander oppervlak waardoor
zadels of afdekkingen beschadigd
kunnen raken. Plaats de zadels in
plaats daarvan met de zadelaf-
dekkingen omhoog op een schone,
vlakke ondergrond die is afgedekt met
een zachte doek.
Plaats geen voorwerpen op de zadels,
waardoor de zadelafdekkingen bescha-
digd of vervuild kunnen raken.
Voor informatie over het reinigen van de
zadels, zie pagina 180.
Passagierszadel/zadelkap
verwijderen
Om het passagierszadel of de zadelkap
te verwijderen (in deze procedure
passagierszadel genoemd):
▼ Maak de kap van het passagiers-
zadel los.
▼ Verwijder de bevestiging van de
passagierszadelkap.
B01233
1
2
1. Kap passagierszadel (bevestiging
passagierszadel eronder)
2. Passagierszadel
Let op
Trek het passagierszadel tijdens het
verwijderen niet omhoog.
B01235
1
2
1. Sleuf (zadel)
2. Lip (behuizing van subframe)

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
100
Waarschuwing Vervolg
In bepaalde omstandigheden kan
een motorfiets met bochten- ABS een
langere remafstand hebben dan een
vergelijkbare motorfiets zonder ABS of
een vergelijkbare motorfiets met ABS,
maar zonder bochten- ABS.
Waarschuwing
Als het bochten- ABS niet werkt,
gaat het ABS- waarschuwingslampje
branden en wordt een waarschuwing
weergegeven op het display.
In dit geval blijft het ABS zonder geop-
timaliseerde bochtenfunctie werken,
mits:
- er geen andere ABS- storingen zijn;
- de ABS- functie niet door de berijder
is uitgeschakeld.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het waarschuwingslampje
brandt. Neem bij een storing zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph- dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
In deze situatie kan te hard remmen
in de bochten leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Parkeren
Waarschuwing
De motor en het uitlaatsysteem zijn na
het rijden sterk verhit.
Parkeer NOOIT op plaatsen waar
voetgangers en kinderen de motorfiets
kunnen aanraken.
Het aanraken van een willekeurig deel
van de motor of het uitlaatsysteem
dat heet is kan brandwonden op de
onbeschermde huid veroorzaken.
Waarschuwing
Benzine is uiterst brandbaar en kan
onder bepaalde omstandigheden
exploderen.
Controleer bij parkeren in een garage
of andere ruimte, of deze goed geven-
tileerd is en de motorfiets niet in de
buurt staat van vlam- of vonkbronnen.
Hieronder valt ook apparatuur met een
waakvlam.
Wanneer bovenstaand advies niet
wordt opgevolgd, kan er brand
ontstaan met schade aan eigen-
dommen of persoonlijk letsel als
gevolg.

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
101
Waarschuwing
Parkeer nooit op een zacht of op een
hellend oppervlak.
Indien de motorfiets onder deze
omstandigheden wordt geparkeerd,
kan deze omvallen met schade aan
eigendommen of persoonlijk letsel als
gevolg.
De motorfiets parkeren:
▼ Zet de versnelling in neutraal en
draai de contactschakelaar in de
"OFF"- stand.
▼ Selecteer de eerste versnelling.
▼ Schakel het stuurslot in om diefstal
te bemoeilijken.
▼ Parkeer altijd op een stevige, egale
ondergrond om te voorkomen dat
de motorfiets omvalt. Dit is met
name belangrijk wanneer niet op de
verharde weg wordt geparkeerd.
▼ Parkeer op een helling altijd met de
voorzijde naar het hogere gedeelte
gericht, om te voorkomen dat de
motorfiets van de standaard rolt.
Zet de motorfiets in de eerste
versnelling om te voorkomen dat
deze wegrolt.
▼ Parkeer op een zijwaartse helling
altijd zo dat de helling de motorfiets
vanzelf naar de zijstandaard toe
duwt.
▼ Parkeer nooit op een zijwaarts
aflopend oppervlak met een helling
van meer dan 6° en parkeer nooit
met de voorzijde van de motorfiets
naar beneden gericht.
▼ Laat de contactschakelaar niet
gedurende langere tijd in de stand P
staan, omdat daardoor de accu leeg
raakt.

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
102
Punten van overweging bij
het rijden met hoge snelheid
Waarschuwing
Deze Triumph- motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Neem altijd snelheid terug in eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals
slecht weer of druk verkeer.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph- motorfiets
alleen met hoge snelheden tijdens
wedstrijden op voor ander verkeer
afgesloten weggedeelten of gesloten
circuits.
Het rijden met hoge snelheid is voor-
behouden aan rijders die les hebben
gehad in de technieken die noodza-
kelijk zijn voor het rijden met hoge
snelheden en die vertrouwd zijn met
de rijkarakteristieken van de motor-
fiets onder alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is
onder alle andere omstandigheden
gevaarlijk en kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
De rijkarakteristieken van een motor-
fiets zijn bij hoge snelheden anders
dan bij de vertrouwde wettelijke snel-
heden.
Probeer niet met hoge snelheid te
rijden tenzij u hierin geoefend bent en
beschikt over de hiervoor noodzakelijke
vaardigheden, aangezien incorrecte
bediening tot een ernstig ongeval kan
leiden.
Waarschuwing
De genoemde punten zijn uiterst
belangrijk en dienen altijd in acht te
worden genomen. Een probleem, dat
bij normale snelheden wellicht niet
wordt opgemerkt, kan bij hogere snel-
heden aanzienlijk worden verergerd.
Algemeen
Zorg ervoor dat de motorfiets wordt
onderhouden volgens de tabel voor
periodiek onderhoud.
Remmen
Controleer of de voor- en achterrem
correct werken.
Koelvloeistof
Controleer of het koelvloeistofpeil gelijk
ligt met de bovenste peilmarkering in
het expansiereservoir. Controleer het
peil altijd bij een koude motor.
Elektrische installatie
Controleer of alle elektrische apparatuur
zoals de koplamp, het achter- /remlicht,
de richtingaanwijzers en de claxon goed
werken.

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
103
Motorolie
Controleer of het motoroliepeil correct
is. Gebruik voor het bijvullen olie van de
juiste kwaliteitsgraad en het juiste type.
Aandrijfketting
Zorg ervoor dat de aandrijfketting goed
afgesteld en gesmeerd is. Inspecteer de
ketting op slijtage en beschadiging.
Brandstof
Zorg voor voldoende brandstof, omdat
rijden met hoge snelheden leidt tot een
hoger brandstofverbruik.
Voorzichtig
In veel landen is het uitlaatsysteem
van dit model voorzien van een
katalysator, die zorgt voor een lagere
uitstoot van schadelijke stoffen.
De katalysator kan onherstelbaar
beschadigen indien de brandstoftank
helemaal leeg wordt gereden of indien
het brandstofpeil zeer laag is.
Zorg ervoor dat u altijd voldoende
brandstof heeft voor uw rit.
Bagage
Controleer of de bagagekoffers dicht en
gesloten zijn en stevig aan de motor-
fiets zijn bevestigd.
Overige
Kijk of alle bevestigingsmiddelen stevig
vastzitten.
Stuurinrichting
Controleer of het stuur soepel draait,
zonder overmatige speling of klemmen.
Verifieer dat de bedieningskabels het
sturen niet hinderen.
Banden
Rijden met hoge snelheden leidt tot
snellere bandenslijtage en banden die in
goede staat verkeren zijn van essentieel
belang voor veilig rijden. Controleer de
algehele staat van de banden, pomp ze
op tot de juiste bandspanning (bij koude
banden) en controleer de wielbalans.
Zet na het controleren van de band-
spanning de ventieldoppen goed vast.
Raadpleeg de hoofdstukken Onderhoud
en Specificaties voor informatie over
het controleren van de banden en veilig
gebruik van de banden.

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
104
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

ACCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
105
Toevoeging van accessoires en vervoer
van extra gewicht kunnen het rijgedrag
van de motorfiets nadelig beïnvloeden
doordat de stabiliteit verandert,
waardoor rijden met lagere snelheden
noodzakelijk is. De volgende informatie
is samengesteld als leidraad in verband
met de mogelijke gevaren van toevoe-
ging van accessoires aan een motorfiets
en het vervoer van passagiers en extra
lading.
Accessoires
Waarschuwing
Geen accessoires aanbrengen of
bagage vervoeren die de controle over
de motorfiets in gevaar brengt.
Verifieer dat accessoires en belading
geen belemmering vormen voor
verlichtingscomponenten, de bodem-
speling, de mogelijkheid om over te
hellen in bochten (hellingshoek), de
bediening, wielloop, voorvorkbeweging,
het zicht in eender welke richting of
enig ander aspect van de werking van
de motorfiets.
Waarschuwing
De eigenaar dient zich ervan bewust
te zijn dat onderdelen, accessoires
en aanpassingen voor een Triumph-
motorfiets alleen goedgekeurd zijn
wanneer ze door Triumph voorzien zijn
van een officiële goedkeuring en door
een erkende Triumph- dealer op de
motorfiets zijn aangebracht.
Het is met name bijzonder gevaarlijk
om onderdelen of accessoires aan te
brengen of te vervangen waarvoor
het noodzakelijk is om het elektrische
of het brandstofsysteem te demon-
teren, of hierop uitbreidingen aan
te brengen. Dergelijke aanpassingen
kunnen de veiligheid in gevaar
brengen.
Het aanbrengen van niet-
goedgekeurde onderdelen, accessoires
of wijzigingen kan een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit
en andere aspecten van de werking
van de motorfiets. Dat kan leiden tot
een ongeval met letsel of de dood tot
gevolg.
Triumph aanvaardt geen aanspra-
kelijkheid voor gebreken die zijn
veroorzaakt door het aanbrengen
van niet- goedgekeurde onderdelen,
accessoires of wijzigingen of door het
aanbrengen van goedgekeurde onder-
delen, accessoires of wijzigingen door
onbevoegd personeel.

ACCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
106
Waarschuwing
Monteer alleen originele Triumph-
accessoires op het juiste Triumph-
motormodel.
Controleer altijd de Triumph-
montagehandleiding die hoort bij
de originele Triumph- accessoire.
Zorg ervoor dat het Triumph-
motorfietsmodel waarop de Triumph-
accessoire moet worden gemonteerd,
wordt vermeld als goedgekeurd voor
de originele Triumph- accessoire. Zie
www. triumphinstructions. com voor alle
montage- instructies van Triumph.
Monteer nooit originele Triumph-
accessoires op een Triumph-
motorfietsmodel dat niet wordt
vermeld in de bijbehorende Triumph-
montagehandleiding, omdat dit
de bediening, stabiliteit of andere
aspecten van de werking van de
motorfiets kan beïnvloeden, wat kan
leiden tot een ongeval met ernstig
letsel of de dood.
Waarschuwing
Rijd met een van accessoires voor-
ziene motorfiets, of een motorfiets
die op een of andere wijze beladen is,
nooit harder dan 130 km/h. In geen
van beide omstandigheden mag harder
dan 130 km/h worden gereden, ook
niet wanneer de wettelijke maximum-
snelheid dit toestaat.
De aangebrachte accessoires en/of
lading brengen veranderingen in de
stabiliteit en de hanteerbaarheid van
de motorfiets met zich mee.
Waarschuwing Vervolg
Indien geen rekening wordt gehouden
met veranderingen in de stabiliteit
van de motorfiets, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motor-
fiets en een ongeval. Denk eraan
dat bij hoge snelheid verschillende
configuraties van de motorfiets en
omgevingsfactoren de stabiliteit van
de motorfiets negatief kunnen beïn-
vloeden. Bijvoorbeeld:
- lading die niet goed verdeeld is over
beide zijden van de motorfiets
- onjuiste instellingen van de voor- en
achtervering
- onjuiste bandenspanning
- te sterk of ongelijkmatig versleten
banden
- zijwind en turbulentie van andere
voertuigen
- loszittende kleding.
Denk eraan dat de absolute snel-
heidslimiet van 130 km/h lager wordt
indien niet- goedgekeurde accessoires
worden aangebracht of indien de
motorfiets wordt gebruikt met onjuiste
belading, versleten banden, slechte
algehele staat van de motorfiets en
slechte weg- of weersomstandigheden.

ACCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
107
Laden
Waarschuwing
Zorg er altijd voor dat de vervoerde
lading gelijkmatig over beide zijden van
de motorfiets is verdeeld. Zorg ervoor
dat de lading stevig is vastgebonden,
zodat deze onder het rijden niet kan
bewegen.
Verdeel de last gelijkmatig in elke
koffer (mits gemonteerd). Plaats zware
voorwerpen onderin en tegen de
binnenzijde van de koffer.
Controleer regelmatig (maar nooit
onder het rijden) of de lading stevig is
vastgebonden en zorg ervoor dat de
lading niet over de achterzijde van de
motorfiets uitsteekt.
Overschrijd nooit het maximale
laadvermogen dat in het gedeelte
Specificaties is aangegeven.
Dit maximale laadvermogen is het
gecombineerde gewicht van de
bestuurder, de passagier, de aange-
brachte accessoires en de lading.
Bij modellen met instelbare vering
moeten de veervoorspanning en de
demping voor en achter overeenkomen
met de beladingstoestand van de
motorfiets. De maximaal toelaatbare
belading van de koffers wordt vermeld
op een label aan de binnenzijde van de
koffer.
Onjuiste belading kan onveilige rijom-
standigheden tot gevolg hebben, die
kunnen leiden tot een ongeval.
Waarschuwing
Probeer nooit voorwerpen op te
bergen tussen het frame en de brand-
stoftank.
Dit kan het stuurvermogen belem-
meren en verlies van controle over de
motorfiets veroorzaken, wat leidt tot
een ongeval.
Het bevestigen van gewicht aan het
stuur of de voorvork verhoogt de
massa van de stuurinrichting en kan
leiden tot verlies van stuurcontrole en
een ongeval.
Waarschuwing
De maximale veilige belading van elke
koffer wordt vermeld op een label aan
de binnenzijde van de koffer.
Overschrijd deze maximale belasting
nooit, omdat dit de motorfiets uit
evenwicht kan brengen, wat kan
leiden tot verlies van controle en een
ongeval.

ACCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
108
Alleen Speed Triple 1200 RS
Waarschuwing
Als het passagierszadel wordt gebruikt
voor het vervoeren van kleine voor-
werpen, mogen deze niet zwaarder
zijn dan 3 kg, mogen deze de controle
over de motorfiets niet belemmeren,
moeten deze stevig worden bevestigd
en mogen ze niet uitsteken voorbij de
zijkant of de achterzijde van de motor-
fiets.
Het vervoeren van voorwerpen die
zwaarder zijn dan 3 kg, voorwerpen die
niet goed zijn bevestigd, voorwerpen
die de controle over de motorfiets
belemmeren of die uitsteken voorbij
de zijkant of achterzijde van de
motorfiets, kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Zelfs wanneer kleine voorwerpen
goed op het achterzadel zijn aange-
bracht, moet de maximumsnelheid
van de motorfiets worden beperkt tot
130 km/u.
Alleen Speed Triple 1200 RR
Waarschuwing
Gebruik het passagierszadel niet om
voorwerpen te vervoeren.
Het dragen van voorwerpen op het
passagierszadel kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Passagiers
Waarschuwing
De hanteerbaarheid en het remver-
mogen van een motorfiets worden
beïnvloed door de aanwezigheid van
een passagier.
De bestuurder dient rekening te
houden met deze veranderingen
wanneer hij een passagier vervoert.
Het vervoeren van een passagier
wordt afgeraden indien de bestuurder
geen les heeft gehad in het vervoeren
van een passagier en de verande-
ringen in rijkarakteristieken die dit met
zich meebrengt niet kent.
Indien geen rekening wordt gehouden
met de aanwezigheid van een passa-
gier, kan verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval het gevolg
zijn.
Produkt Specifikationer
Mærke: | Triumph |
Kategori: | Motor |
Model: | Speed Triple RR (2023) |
Har du brug for hjælp?
Hvis du har brug for hjælp til Triumph Speed Triple RR (2023) stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig
Motor Triumph Manualer

14 Oktober 2024

13 Oktober 2024

5 September 2024

3 September 2024

3 September 2024

2 September 2024

1 September 2024

25 August 2024

19 August 2024

17 August 2024
Motor Manualer
- Motor Royal Enfield
- Motor Harley Davidson
- Motor Aprilia
- Motor Husqvarna
- Motor Juki
- Motor Ridley
- Motor Zero
- Motor Ducati
- Motor Piaggio
- Motor Cagiva
- Motor Moto Guzzi
- Motor Mash
- Motor Suzuki
- Motor Derbi
- Motor Kawasaki
Nyeste Motor Manualer

15 Januar 2025

10 Januar 2025

8 Januar 2025

8 Januar 2025

2 Januar 2025

31 December 2025

31 December 2025

31 December 2025

31 December 2025

30 December 2025