Triumph Speedmaster (2008) Manual

Triumph Motorcykel Speedmaster (2008)

Læs nedenfor 📖 manual på dansk for Triumph Speedmaster (2008) (110 sider) i kategorien Motorcykel. Denne guide var nyttig for 6 personer og blev bedømt med 4.5 stjerner i gennemsnit af 3.5 brugere

Side 1/110
1
Voorwoord
VOORWOORD
Dit handboek bevat informatie over Triumph-motorfietsen van het type America en
Speedmaster. Bewaar dit handboek voor de eigenaar altijd bij de motorfiets.
Waarschuwing, voorzichtig
en let op
In dit handboek voor de eigenaar wordt
belangrijke informatie op de volgende
manier gepresenteerd:
Let op:
Dit let op-symbool geeft punten
van speciaal belang voor
efficiëntere en gemakkelijkere
bediening aan.
Waarschuwing
Dit waarschuwing-symbool geeft speciale
instructies of procedures aan, die
persoonlijk letsel of levensgevaar tot
gevolg kunnen hebben wanneer deze niet
correct worden opgevolgd.
Voorzichtig
Dit voorzichtig-symbool geeft speciale
instructies of procedures aan, die schade
aan of vernieling van apparatuur tot gevolg
kunnen hebben wanneer deze niet strikt
worden opgevolgd.
2
Voorwoord
Waarschuwingslabels
Dit symbool (links) wordt op
bepaalde plaatsen op de
motorfiets weergegeven. Het
symbool betekent 'VOOR-
ZICHTIG: RAADPLEEG HET
HANDBOEK' en wordt
gevolgd door een grafische
voorstelling van het betreffende onderwerp.
Probeer nooit de motorfiets te berijden of
een aanpassing uit te voeren zonder de in dit
handboek beschreven relevante instructies te
raadplegen.
Zie pagina's 12 tot 13 voor de plaatsen van
alle labels met dit symbool. Dit symbool
wordt, indien nodig, ook weergegeven op de
pagina's die de relevante informatie bevatten.
Onderhoud
Om een lang, veilig en probleemvrij gebruik
van uw motorfiets te garanderen, dient het
onderhoud altijd te worden uitgevoerd door
een erkende Triumph-dealer.
Alleen een erkende Triumph-dealer beschikt
over de noodzakelijke kennis, apparatuur en
vakkundigheid om uw Triumph-motorfiets
goed te onderhouden.
Bezoek de Triumph-website op
www.triumph.co.uk of neem telefonisch
contact op met de bevoegde distributeur in
uw land voor informatie over de
dichtstbijzijnde Triumph-dealer. De adressen
worden ook vermeld in het bij dit handboek
geleverde servicerecordboek.
Geluiddempingssysteem
Wijzigen van het geluiddempingssysteem is
verboden.
Eigenaars worden gewaarschuwd dat het
wettelijk verboden is om:
a) een onderdeel of
ontwerpcomponent, bedoeld voor
geluiddemping en verwerkt in elk
nieuw voertuig, vóór de verkoop of
aflevering aan de uiteindelijke koper,
of tijdens het gebruik, te verwijderen
of buiten werking te stellen door
welke persoon dan ook - om andere
redenen dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging - en
b) het voertuig te gebruiken, nadat zo'n
onderdeel of ontwerpcomponent is
verwijderd of buiten werking is
gesteld.
3
Voorwoord
Handboek voor de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Triumph-
motorfiets. Deze motorfiets is het resultaat
van Triumph's toepassing van beproefde
technieken, grondige tests en het
voortdurend streven naar superieure
betrouwbaarheid, veiligheid en prestaties.
Lees voordat u gaat rijden dit handboek
aandachtig door om volledig vertrouwd te
raken met de werking van de
bedieningselementen, de kenmerken, de
capaciteiten en de beperkingen van uw
motorfiets.
Dit handboek bevat tips voor veilig rijden,
maar omvat niet alle technieken en
vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het
veilig berijden van een motorfiets. Triumph
beveelt ten stelligste aan dat alle motorrijders
de nodige lessen nemen om een veilige
bediening van deze motorfiets te
garanderen.
Informatie
De informatie in deze uitgave is gebaseerd
op de meest recente, op het moment van
publicatie beschikbare informatie. Triumph
behoudt zich het recht voor te allen tijde,
zonder voorafgaande mededeling of
verplichting, wijzigingen aan te brengen.
Niets uit deze publicatie mag - in zijn geheel
of gedeeltelijk - worden gereproduceerd
zonder schriftelijke toestemming van
Triumph Motorcycles Limited.
© Copyright 04.2008 Triumph Motorcycles
Limited, Hinckley, Leicestershire,
Groot-Brittannië.
Publicatie onderdeelnummer 3856531
versie 2.
Waarschuwing
Dit handboek voor de eigenaar en alle
overige instructies die bij uw motorfiets
worden geleverd, maken integraal deel uit
van uw motorfiets en moeten bij de
motorfiets blijven, ook wanneer deze
wordt doorverkocht.
Iedereen die uw motorfiets gaat berijden,
dient dit handboek en alle overige
instructies die bij uw motorfiets worden
geleverd, aandachtig te lezen om volledig
vertrouwd te raken met de werking van de
bedieningselementen, de kenmerken, de
capaciteiten en de beperkingen van uw
motorfiets.
Leen uw motorfiets niet aan anderen uit,
want het berijden ervan zonder vertrouwd
te zijn met de werking van de
bedieningselementen, de kenmerken, de
capaciteiten en de beperkingen van de
motorfiets kan leiden tot een ongeval.
Voorwoord
4
Inhoudsopgave
Dit handboek bevat een aantal verschillende hoofdstukken. Onderstaande inhoudsopgave
helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken, waar u - in het geval van grotere
hoofdstukken - een meer gedetailleerde inhoudsopgave aantreft, die u helpt het betreffende
onderwerp te vinden.
Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Waarschuwingslabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Omschrijving van onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Serienummers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Het berijden van de motorfiets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Accessoires, belading en passagiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Onderhoud en afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Specificaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .101
5
Voorwoord – Veiligheid voorop
VOORWOORD – VEILIGHEID VOOROP
De motorfiets
Waarschuwing
Deze motorfiets is uitsluitend bedoeld voor
gebruik op de weg. Hij is niet geschikt voor
gebruik op ruw terrein.
Gebruik op ruw terrein kan het verliezen
van de controle over de motorfiets
veroorzaken, wat kan leiden tot een
ongeval met letsel of de dood als gevolg.
Waarschuwing
Deze motorfiets is niet ontworpen voor het
trekken van een aanhanger of het gebruik
van een zijspan. Het gebruik van een
zijspan en/of aanhanger kan het verliezen
van de controle over de motorfiets of een
ongeval tot gevolg hebben.
Waarschuwing
Deze motorfiets is ontworpen voor het
gebruik als tweewielig voertuig voor het
vervoeren van een berijder alleen of een
berijder met één passagier (indien een
passagierszadel is aangebracht).
Het totale gewicht van de berijder, een
eventuele passagier, accessoires en bagage
mag het maximale laadvermogen van
200 kg niet overschrijden.
6
Voorwoord – Veiligheid voorop
Brandstof en uitlaatgassen
Waarschuwing
BENZINE IS UITERST BRANDBAAR:
Schakel de motor altijd uit vóór u gaat
tanken.
Niet tanken of de vuldop van de tank
openen terwijl u rookt of in de buurt van
open vuur (vlammen).
Zorg ervoor dat tijdens het tanken geen
brandstof op de motor, de uitlaatpijpen of
de dempers wordt gemorst.
Indien brandstof wordt ingeslikt,
ingeademd of in de ogen komt, dient
direct medische hulp te worden
ingeroepen.
Indien benzine op de huid terechtkomt,
dient deze onmiddellijk te worden
gewassen met water en zeep en met
brandstof verontreinigde kleding dient
onmiddellijk te worden uitgetrokken.
Contact met brandstof kan brandwonden
en andere ernstige huidaandoeningen
veroorzaken.
Waarschuwing
De motor nooit in een afgesloten ruimte
starten of laten draaien. De uitlaatgassen
zijn giftig en kunnen binnen korte tijd
bewusteloosheid en de dood tot gevolg
hebben. Gebruik uw motorfiets uitsluitend
in de open lucht of in een ruimte met
afdoende ventilatie.
7
Voorwoord – Veiligheid voorop
Het rijden
Waarschuwing
De motorfiets nooit berijden indien u moe
bent of onder invloed verkeert van alcohol
of andere verdovende middelen.
Het berijden van een motorfiets onder
invloed van alcohol of andere verdovende
middelen is verboden.
Het berijden van een motorfiets terwijl u
moe bent of onder invloed van alcohol of
andere verdovende middelen verkeert,
vermindert het vermogen van de berijder
om de motorfiets onder controle te
houden waardoor een ongeval kan
worden veroorzaakt.
Waarschuwing
Alle rijders moeten in het bezit zijn van
een rijbewijs voor motorfietsen. Het zonder
rijbewijs besturen van een motorfiets is
verboden en kan gerechtelijke vervolging
tot gevolg hebben.
Het rijden op een motorfiets zonder
formele training in de juiste rijtechnieken
die nodig zijn om een rijbewijs te halen, is
gevaarlijk en kan resulteren in verlies van
de controle over de motorfiets en een
ongeluk.
Waarschuwing
Rijd altijd defensief en draag de elders in
dit voorwoord genoemde beschermende
uitrusting. Onthoud dat een motorfiets bij
een ongeval minder bescherming biedt
dan een auto.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de wettelijk
geldende snelheidslimieten niet
overschrijden.
Het met hoge snelheid op een motorfiets
rijden kan gevaarlijk zijn, aangezien de tijd
om op bepaalde verkeerssituaties te
reageren bij hogere snelheden aanzienlijk
wordt verkort.
Pas de snelheid altijd aan aan eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals slecht
weer of druk verkeer.
8
Voorwoord – Veiligheid voorop
Valhelm en kleding
Waarschuwing
Wees altijd bedacht op veranderingen in
het wegdek, het verkeer en de wind en pas
uw rijgedrag hierop aan. Alle tweewielige
voertuigen zijn onderhevig aan krachten
van buitenaf die een ongeval kunnen
veroorzaken. Deze krachten zijn onder
andere:
Windstoten van passerende
voertuigen;
Gaten in de weg, oneffenheden of
beschadigingen in het wegdek;
Slecht weer;
Fouten van de berijder.
Rijd altijd met matige snelheid en vermijd
druk verkeer, totdat u zich volledig
vertrouwd hebt gemaakt met het rijgedrag
en de rijeigenschappen van de motorfiets.
Overschrijd nooit de wettelijk geldende
snelheidslimiet.
Waarschuwing
Bij het berijden van de motorfiets dienen
de berijder en de passagier altijd valhelm,
oogbescherming, handschoenen, broek
(nauw aansluitend rond de knieën en de
enkels) en een felgekleurd jack te dragen.
Felgekleurde kleding verhoogt de
zichtbaarheid van de berijder (of de
passagier) voor andere weggebruikers
aanzienlijk. Hoewel volledige bescherming
niet mogelijk is, kan het dragen van de
juiste beschermende kleding het risico op
verwondingen bij het berijden van uw
motorfiets verlagen.
9
Voorwoord – Veiligheid voorop
Handgrepen en voetsteunen
Waarschuwing
Een valhelm is een van de belangrijkste
uitrustingsstukken, omdat deze
bescherming biedt tegen hoofdletsel. Uw
valhelm en die van uw passagier dienen
met zorg te worden gekozen en
comfortabel en stevig om het hoofd te
passen. Een felgekleurde helm verhoogt de
zichtbaarheid van de berijder (of passagier)
voor andere weggebruikers aanzienlijk.
Een valhelm met open voorzijde biedt
enige bescherming bij een ongeval, maar
een integraalhelm biedt betere
bescherming.
Draag altijd een vizier of een
goedgekeurde beschermende bril voor
beter zicht en ter bescherming van uw
ogen.
Waarschuwing
De berijder dient het voertuig onder
controle te houden door te allen tijde de
handen aan het stuur te houden.
De besturing en stabiliteit van de
motorfiets worden nadelig beïnvloed
indien de berijder het stuur loslaat,
hetgeen kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De berijder en de passagier dienen tijdens
het berijden van het voertuig altijd de
voetsteunen te gebruiken.
Door de voetsteunen te gebruiken wordt
voor zowel de berijder als de passagier het
risico op onbedoeld contact met
onderdelen van de motorfiets verminderd
en wordt ook de kans op verwondingen,
veroorzaakt door het vast komen zitten
van kledingstukken, verminderd.
10
Voorwoord – Veiligheid voorop
Parkeren Onderdelen en accessoires
Triumph accepteert geen aansprakelijkheid
voor gebreken die zijn veroorzaakt door het
aanbrengen van niet-goedgekeurde
onderdelen, accessoires of wijzigingen of
door het aanbrengen van goedgekeurde
onderdelen, accessoires of wijzigingen door
onbevoegd personeel.
Waarschuwing
Altijd de motor uitschakelen en de
contactsleutel verwijderen voordat u uw
motorfiets onbeheerd achterlaat. Door het
verwijderen van de contactsleutel wordt
het risico van gebruik door onbevoegde en
onervaren personen verkleind.
Denk aan het volgende als u uw motorfiets
parkeert:
De motor en het uitlaatsysteem zijn na het
rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT op
plaatsen waar voetgangers, dieren en/of
kinderen de motorfiets kunnen aanraken.
Parkeer nooit op een zachte ondergrond
of op een hellend oppervlak. Indien de
motorfiets onder deze omstandigheden
wordt geparkeerd, kan deze omvallen.
Zie voor nadere informatie het hoofdstuk
'Het berijden van de motorfiets' in dit
handboek voor de eigenaar.
Waarschuwing
De eigenaar dient erop te letten, dat
goedgekeurde onderdelen, accessoires en
wijzigingen voor een Triumph-motorfiets
uitsluitend door Triumph officieel
goedgekeurde onderdelen zijn die door
een erkende Triumph-dealer op de
motorfiets worden aangebracht.
Het is met name bijzonder gevaarlijk om
onderdelen of accessoires aan te brengen
of te vervangen waarvoor het noodzakelijk
is om het elektrische of het
brandstofsysteem te demonteren, of
hierop uitbreidingen aan te brengen.
Dergelijke aanpassingen kunnen de
veiligheid in gevaar brengen.
Het aanbrengen van niet-goedgekeurde
onderdelen, accessoires of wijzigingen
kunnen een nadelig effect hebben op het
rijgedrag, de stabiliteit en andere aspecten
van de werking van de motorfiets,
waardoor een ongeval kan worden
veroorzaakt dat kan leiden tot letsel of de
dood.
11
Voorwoord – Veiligheid voorop
Onderhoud/apparatuur
Waarschuwing
Raadpleeg uw erkende Triumph-dealer
indien u twijfelt aan de juiste of veilige
werking van deze Triumph-motorfiets.
Onthoud dat het blijven gebruiken van
een niet goed werkende motorfiets een
fout kan verergeren en de veiligheid in
gevaar kan brengen.
Waarschuwing
Door het gebruik van een motorfiets
waarvan de hellingshoekindicators tot
voorbij de maximale limiet zijn afgesleten
(wanneer 10 mm of meer van het
afgeronde uiteinde van een van de
voetsteunen is afgesleten) kan deze onder
een onveilige hoek overhellen.
De afstelling van de afstelstang van het
rempedaal mag nooit worden gewijzigd,
aangezien hierdoor de hellingshoek,
waaronder de hellingshoekindicatoren
contact maken met de bodem, negatief
wordt beïnvloed.
Overhellen onder een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over de
motorfiets of een ongeval veroorzaken,
hetgeen letsel of de dood tot gevolg kan
hebben.
Waarschuwing
Controleer of alle wettelijk vereiste
apparatuur is gemonteerd en correct
functioneert.
Verwijderen of wijzigen van de verlichting,
dempers, uitstoot- en
geluiddempingssystemen van de
motorfiets kunnen een overtreding van de
wet betekenen.
Onjuiste of niet toegestane aanpassingen
kunnen een nadelig effect hebben op het
rijgedrag, de stabiliteit en andere aspecten
van de werking van de motorfiets,
waardoor een ongeval kan worden
veroorzaakt met letsel of de dood als
gevolg.
Waarschuwing
Indien de motorfiets betrokken is bij een
ongeval, aanrijding of valpartij dient deze
voor inspectie en reparatie naar een
erkende Triumph-dealer te worden
gebracht. Elk ongeval kan schade aan de
motorfiets veroorzaken, die –indien niet op
de juiste wijze gerepareerd –een tweede
ongeval kan veroorzaken met letsel of de
dood als gevolg.
Waarschuwingslabels
12
WAARSCHUWINGSLABELS
Plaats van de waarschuwingslabels – America en
Speedmaster
De op deze en de volgende pagina's beschreven labels maken u attent op belangrijke
veiligheidsinformatie in dit handboek. Voordat u de motorfiets gaat berijden, dient u ervoor te
zorgen dat alle berijders alle informatie, waarop deze labels betrekking hebben, hebben
begrepen en naleven.
Banden
(pagina 79)
Motorolie
(pagina 59)
Aandrijfketting
(pagina 68)
Dagelijkse
veiligheidscontrole
(pagina 37)
DAILY SAFETY CHECKS
TÄGLICHE SICHERHEITSKONTROLLEN
CONTROLES DE SECURITE QUOTIDIENS
CHEQUEOS DE SEGURIDAD DIARIOS
VERIFICAÇÕES DIÁRIAS DE SEGURANÇA
VERIFICHE GIORNALIERE DI SICUREZZA
DAGELIJSKE VEILIGHEIDSINSPECTIES
Waarschuwingslabels
13
WAARSCHUWINGSLABELS
Plaats van de waarschuwingslabels – America en
Speedmaster (vervolg)
Loodvrije brandstof
(pagina 30)
Helm
(pagina 9)
Versnellingsstand
(pagina 42)
P
4
3
1
5
N
2
14
Omschrijving van onderdelen
OMSCHRIJVING VAN ONDERDELEN
Omschrijving van onderdelen - America en Speedmaster
1. Richtingaanwijzers voor
2. Koplamp
3. Achterlicht
4. Oliekoeler
5. Richtingaanwijzers achter
6. Zijstandaard
7. Schakelpedaal
8. Remschijf voorrem
9. Remklauw voorrem
10.Brandstoftank
11. Tankdop
12.Accu
13.Achterremklauw
14.Remschijf achterrem
15.Koppelingskabel
16.Chokebediening
2 1 11
13
14
3
15
5
7
8 6
9
10
12
416
15
Omschrijving van onderdelen
OMSCHRIJVING VAN ONDERDELEN
Omschrijving van onderdelen - America en Speedmaster
(vervolg)
17. Stuurslot
18.Aandrijfketting
19.Vloeistofreservoir achterrem
20.Rempedaal achterrem
21. Olievulplug
22.Kijkglas oliepeil
23.Voorvork
24.Achterwielophangingsunit
25.Geluiddemper
22
24
19
23
18
17
202125
16
Omschrijving van onderdelen
Omschrijving van onderdelen - America en Speedmaster
(vervolg)
1. Koppelingshendel
2. Dimschakelaar koplamp
3. Richtingaanwijzerschakelaar
4. Claxonknop
5. Brandstofvulopening
6. Snelheidsmeter
7. Waarschuwingslampjes
8. Vloeistofreservoir voorrem
9. Remhendel voorrem
10.Motorstopschakelaar
11. Startknop
12.Toerenteller (alleen Speedmaster)
T9080006USA
1 2 3 4 65 7 8 9
10
1112
N
17
Serienummers
SERIENUMMERS
VoertuigIdentificatieNummer
(VIN)
1. Plaats VIN-nummer
1. Plaats VIN-plaatje
Het voertuigidentificatienummer is in het
balhoofd geslagen.
Het wordt bovendien vermeld op een plaatje,
dat direct achter het balhoofd aan de
linkerzijde van de motorfiets op het frame is
geklonken.
Motorserienummer
1. Motorserienummer
Het motorserienummer is direct boven de
kettingwielafdekking van de aandrijfketting in
het carter geslagen.
Noteer het voertuigidentificatienummer
(VIN) in de ruimte hieronder.
Noteer het motorserienummer in de ruimte
hieronder.
cebr
1
1
ccil
1
Serienummers
18
Deze pagina met opzet blanco
Algemene informatie
19
ALGEMENE INFORMATIE
Inhoudsopgave
Instrumenten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
America en Speedmaster . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Snelheidsmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Kilometerteller. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Dagteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Toerenteller (alleen Speedmaster) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Neutraal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Waarschuwingslampje storing motor-managementsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Brandstofniveau laag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Lage oliedruk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Contactsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Contactschakelaar. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Plaats van de schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Werking van de schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Standen contactschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Stuurslotsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Schakelaars rechterstuurstang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Schakelaars linkerstuurstang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Dimschakelaar koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Richtingaanwijzer-schakelaar. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Stelschroef rem- en koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Brandstoftype. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Algemene informatie
20
Tanken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Tankdop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Brandstoftank vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Zijpaneel: Rechterzijpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Zadel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Zadelonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Zadel - Speedmaster . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Zadel - America. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Handboek voor de eigenaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Opbergplaats handboek America . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Opbergplaats handboek Speedmaster. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Dagelijkse veiligheidscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
21
Algemene informatie
Instrumenten
America en Speedmaster
1. Snelheidsmeter
2. Dagteller
3. Indicator brandstofniveau laag
4. Waarschuwingslampje storing
motormanagement (MIL)
5. Plaats van de toerenteller (alleen
Speedmaster)
6. Indicator grootlicht
7. Lampje richtingaanwijzers
8. Neutraal-indicator
9. Waarschuwingslampje lage oliedruk
10.Nulstelknop dagteller
11. Kilometerteller
1
2
5
69
10
11
87
43
cekv
22
Algemene informatie
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van de
motorfiets aan.
Kilometerteller
De kilometerteller bevindt zich in de
wijzerplaat van de snelheidsmeter. De
kilometerteller geeft de totale door de
motorfiets afgelegde afstand weer.
Dagteller
De dagteller geeft de afstand weer, die door
de motorfiets werd afgelegd sinds de meter
de laatste keer op nul werd gesteld.
Om de dagteller op nul te stellen, de
nulstelknop linksom draaien (gezien vanaf de
linkerzijde van de motorfiets) tot alle cijfers op
nul staan.
Toerenteller (alleen
Speedmaster)
De toerenteller geeft het motortoerental weer
in omwentelingen per minuut - omw/min.
Aan de rechterzijde op de wijzerplaat van de
toerenteller wordt de 'rode zone' aangeduid.
Indien het motortoerental per minuut
(omw/min) in de rode zone wordt
weergegeven, ligt dit boven het aanbevolen
maximale motortoerental en ook boven het
motortoerental dat de beste prestaties levert.
Waarschuwing
Probeer tijdens het rijden niet de dagteller
opnieuw in te stellen want dit kan leiden
tot verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Voorzichtig
Laat het motortoerental nooit oplopen tot
in de 'rode zone', dit kan leiden tot
ernstige motorschade.
23
Algemene informatie
Waarschuwingslampjes
Richtingaanwijzers
Als de richtingaanwijzerschakelaar
naar links of naar rechts wordt
gedrukt, knippert het lampje van de
betreffende richtingaanwijzer.
Grootlicht
Wanneer de koplampen worden
ingeschakeld en de koplamp-
schakelaar is ingesteld op 'grootlicht', gaat het
waarschuwingslampje voor grootlicht
branden.
Neutraal
De neutraal-indicator geeft aan dat
de transmissie in neutraal staat
(geen versnelling ingeschakeld). Het
waarschuwingslampje gaat branden wanneer
de transmissie in neutraal staat terwijl de
contactschakelaar in de stand AAN staat.
Waarschuwingslampje
storing motor-
managementsysteem
Het waarschuwingslampje storing motor-
managementsysteem gaat branden wanneer
het contact wordt ingeschakeld (om aan te
geven dat het systeem werkt), maar mag niet
branden wanneer de motor draait.
Indien het waarschuwingslampje gaat
branden terwijl de motor draait, betekent dit
dat er een storing is opgetreden in een of
meer systemen die door het motor-
managementsysteem worden geregeld. In
dergelijke gevallen schakelt het motor-
managementsysteem over naar 'thuisbreng-
modus', zodat de rit kan worden voortgezet
indien de storing niet zo ernstig is dat de
motor niet kan draaien.
Let op:
Als het waarschuwingslampje
knippert als het contact wordt
ingeschakeld, neem dan zo snel
mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer om deze
situatie te verhelpen. Onder deze
omstandigheden zal de motor niet
starten.
Brandstofniveau laag
De indicator brandstofniveau laag
gaat branden wanneer er nog
circa 3,5 liter brandstof in de tank aanwezig
is.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer door
dan noodzakelijk is terwijl dit
waarschuwingslampje brandt. De storing
kan de motorprestaties, de uitlaatemissies
en het brandstofverbruik negatief
beïnvloeden. Verlaagde motorprestaties
kunnen gevaarlijke rijomstandigheden
veroorzaken, die kunnen leiden tot verlies
van controle en een ongeval. Neem zo
snel mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
24
Algemene informatie
Lage oliedruk
Het waarschuwingslampje lage
oliedruk gaat branden als de
oliedruk gevaarlijk laag is (of als het contact in
de stand AAN staat terwijl de motor niet
draait). Als de motor draait, blijft het lampje
uit als er voldoende oliedruk aanwezig is.
Als de motor wordt gestart altijd controleren
of het lampje gaat branden als het contact in
de stand AAN staat, en uitgaat zodra de
motor is gestart.
Contactsleutel
1. Sleutelnummerlabel
De contactsleutel bedient uitsluitend de
contactschakelaar. Het stuurslot wordt met
een andere sleutel bediend.
Bij aflevering vanuit de fabriek worden twee
contactsleutels meegeleverd en een label
waarop het sleutelnummer is vermeld.
Noteer het sleutelnummer en bewaar de
reservesleutel en het sleutellabel op een
veilige plaats, niet in de buurt van de
motorfiets.
Een reservesleutel kan worden geleverd door
een erkende Triumph-dealer, en wordt
vervaardigd op basis van het sleutelnummer
of als kopie van de originele sleutel.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje lage oliedruk gaat
branden. De motor niet opnieuw starten
voordat de storing is verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje lage oliedruk
brandt, kan ernstige motorschade
ontstaan.
Voorzichtig
Bewaar de reservesleutel niet bij de
motorfiets, omdat hierdoor de beveiliging
in gevaar wordt gebracht.
T908010
1
25
Algemene informatie
Contactschakelaar
1. Contactschakelaar
2. Stand UIT
3. Stand AAN
4. Stand P (PARKEREN)
Plaats van de schakelaar
De schakelaar bevindt zich aan de linkerzijde
van de motorfiets, aan de achterzijde van het
zijpaneel.
Werking van de schakelaar
Deze schakelaar heeft drie met een sleutel
bediende standen. De sleutel kan uitsluitend
uit de contactschakelaar worden verwijderd,
indien deze in de stand UIT of
P (PARKEREN) staat.
Om de schakelaar van UIT naar AAN te
draaien, de sleutel in de schakelaar steken en
rechtsom in de stand AAN draaien.
Om de schakelaar van AAN naar PARKEREN
te draaien, de slotcilinder dieper in het slot
duwen en de schakelaar rechtsom in de
stand PARKEREN draaien. Gebruik de stand
PARKEREN uitsluitend als de motorfiets
gedurende korte tijd wordt geparkeerd in
een situatie waarin de positielampen moeten
blijven branden.
Om de schakelaar terug naar UIT te draaien,
de sleutel linksom draaien.
Standen contactschakelaar
Let op:
Laat de contactschakelaar niet
gedurende langere tijd in de stand
P staan, aangezien dit leidt tot
ontladen van de accu.
T908011
4
3
2
1
Motor uit. Alle elektrische circuits
uit.
Motor aan. Alle elektrische
apparatuur kan worden gebruikt.
Motor uit. Achterlichten,
zijverlichting en kenteken-
plaatverlichting aan, alle overige
elektrische circuits uitgeschakeld.
Waarschuwing
Om redenen van beveiliging en veiligheid
het contact altijd in de stand UIT of
PARKEREN zetten en de sleutel
verwijderen voordat u de motorfiets
onbeheerd achterlaat.
Onbevoegd gebruik van de motorfiets kan
leiden tot verwonding van de gebruiker,
medeweggebruikers en voetgangers en
beschadiging van de motorfiets.
P
26
Algemene informatie
Stuurslotsleutel
1. Label stuurslotsleutel
De stuurslotsleutel bedient uitsluitend het
stuurslot. De contactschakelaar wordt met
een andere sleutel bediend.
Bij aflevering vanuit de fabriek, worden twee
stuurslotsleutels meegeleverd en een label
waarop het sleutelnummer is vermeld.
Noteer het sleutelnummer en bewaar de
reservesleutel en het sleutellabel op een
veilige plaats, niet in de buurt van de
motorfiets.
Een reservesleutel kan worden geleverd door
een erkende Triumph-dealer, en wordt
vervaardigd op basis van het sleutelnummer
of als kopie van de originele sleutel.
Stuurslot
1. Afdekking stuurslot
2. Stuurslot
Dit slot heeft twee met een sleutel bediende
standen. De sleutel kan in zowel de stand
geactiveerd als gedeactiveerd worden
verwijderd.
Om het slot te activeren de sleutel erin steken
en het gehele slot linksom draaien en
tegelijkertijd naar binnen duwen.
Tegelijkertijd het stuur volledig naar links
draaien tot het slot inschakelt (op dat
moment draait het slot en beweegt het naar
binnen).
Om het stuurslot te deactiveren de sleutel
erin steken, het stuur licht draaien om
eventuele belasting van het slot weg te
nemen en de sleutel verder linksom draaien
tot het slot naar buiten springt. De sleutel
verwijderen.
Voorzichtig
Bewaar de reservesleutel niet bij de
motorfiets, omdat hierdoor de beveiliging
in gevaar wordt gebracht.
T908012
1
cebr
2
1
27
Algemene informatie
Schakelaars
rechterstuurstang
1. Motorstopschakelaar
2. Stand DRAAIEN
3. Stand STOP
4. Startknop
Motorstopschakelaar
De contactschakelaar moet in de
stand AAN staan en de
motorstopschakelaar moet in de stand
DRAAIEN staan om met de motorfiets te
kunnen rijden.
De motorstopschakelaar is bedoeld voor
gebruik in een noodgeval. Indien zich een
noodgeval voordoet waarbij het uitschakelen
van de motor noodzakelijk is, zet u de
motorstopschakelaar in de stand STOP.
Let op:
Hoewel de motorstopschakelaar
de motor stopt, schakelt deze niet
alle elektrische circuits uit.
Normaliter dient de
contactschakelaar te worden
gebruikt om de motor te stoppen.
Waarschuwing
Het stuurslot moet altijd vóór het rijden
worden gedeactiveerd, omdat het bij
geactiveerd stuurslot niet mogelijk is om
het stuur te draaien en de motorfiets te
besturen.
Rijden zonder de mogelijkheid de
motorfiets te besturen kan leiden tot verlies
van controle en een ongeval.
13
2
4
cbmj1
28
Algemene informatie
Startknop
De startknop bedient de
elektrische starter. Om de starter te
kunnen inschakelen, moet de
koppelingshendel tegen de handgreep
worden getrokken.
Let op:
Ook wanneer de
koppelingshendel tegen de
handgreep is getrokken, werkt de
starter niet indien de zijstandaard
is uitgeklapt en een versnelling is
ingeschakeld.
Op dit moment zijn op geen van
de Triumph-modellen nog
verlichtingsschakelaars
aangebracht. In plaats daarvan
gaan de koplampen en
achterlichten automatisch branden
als het contact in de stand AAN
staat.
Schakelaars linkerstuurstang
1. Dimschakelaar koplamp
2. Richtingaanwijzerschakelaar
3. Claxonknop
Dimschakelaar koplamp
Met de dimschakelaar van de
koplamp kan dimlicht of grootlicht
worden ingeschakeld. Druk de schakelaar
naar voren om grootlicht in te schakelen. Trek
de schakelaar naar achteren om dimlicht in te
schakelen. Indien grootlicht is ingeschakeld,
brandt het waarschuwings-lampje voor
grootlicht.
Voorzichtig
Laat de contactschakelaar niet in de stand
AAN staan wanneer de motor niet draait,
omdat dit kan leiden tot schade aan
elektrische onderdelen en de accu.
cbmk
1
2
3
29
Algemene informatie
Richtingaanwijzer-
schakelaar
Wanneer de richtingaanwijzer-
schakelaar naar links of naar rechts wordt
geduwd, knippert ook de indicator van de
betreffende richtingaanwijzer. De knop in het
midden van de schakelaar indrukken en
loslaten om de richtingaanwijzers uit te
schakelen.
Claxonknop
Wanneer de claxonknop wordt
ingedrukt en het contact in de
stand AAN staat, klinkt de claxon.
Stelschroef rem- en
koppelingshendel
1. Stelwieltje hendel
De hendels van de voorrem en de koppeling
zijn bij beide modellen voorzien van een
stelmechanisme. Met deze stelmechanismen
kan de afstand tussen de handgreep en de
hendel worden ingesteld op een van vier
standen en worden aangepast aan de
spanwijdte van de hand van de berijder.
Om een hendel af te stellen, de hendel naar
voren drukken en het stelwieltje op een van
de genummerde standen met de driehoekige
markering op het draaipunt van de hendel
draaien (hierboven afgebeeld met stand 4).
De afstand tussen de handgreep en de
losgelaten hendel is het kleinst wanneer het
stelwieltje is ingesteld op stand 4 en het
grootst wanneer dit is ingesteld op stand 1.
cbmi
1
30
Algemene informatie
Brandstof
Brandstoftype
Uw Triumph-motor is ontworpen voor
loodvrije benzine en levert optimale
prestaties indien het juiste type benzine
wordt gebruikt. Gebruik altijd loodvrije
benzine met een octaangehalte van
minimaal 91.
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden de hendels
af te stellen, dit kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Gebruik na het afstellen van de hendels de
motorfiets eerst ergens waar geen verkeer
is, om vertrouwd te raken met de nieuwe
hendelafstellingen. Leen uw motorfiets niet
uit aan anderen, omdat iemand de hendels
kan afstellen op een manier die u niet
gewend bent en dit kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Voorzichtig
In veel landen zijn de uitlaatsystemen van
deze modellen voorzien van katalysators,
die zorgen voor een lagere uitstoot van
schadelijke stoffen. De katalysators kunnen
onherstelbaar beschadigen indien de
brandstoftank helemaal leeg wordt
gereden of indien het brandstofniveau
zeer laag is. Zorg ervoor dat u altijd
voldoende brandstof heeft voor uw rit.
Voorzichtig
Het gebruik van gelode benzine is in
sommige landen, staten of regio's
verboden. Het gebruik van gelode benzine
beschadigt de katalysator.
P
31
Algemene informatie
Tanken Tankdop
1. Tankdop
Om de tankdop te openen, de dop linksom
draaien en omhoog tillen van de tankvulpijp.
Om de dop te sluiten, de dop op de
tankvulpijp zetten en rechtsom draaien, tot
de dop de vulpijp volledig afsluit. In de
volledig gesloten positie, voorkomt een
ratelmechanisme het te stevig vastdraaien
van de dop, doordat het buitenste deel van
de dop onafhankelijk van het binnenste deel
kan draaien.
Waarschuwing
Om de gevaren in verband met het
omgaan met brandstof te minimaliseren,
dienen de volgende veiligheidsinstructies
altijd in acht te worden genomen:
Benzine (brandstof) is uiterst brandbaar en
kan onder bepaalde omstandigheden
exploderen. Zet voordat u gaat tanken de
contactschakelaar in de stand UIT.
Niet roken.
Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon.
Zorg ervoor dat de voor het tanken
gebruikte ruimte goed geventileerd is en
geen vlam- of vonkbronnen bevat.
Hieronder valt ook apparatuur met een
waakvlam.
Vul de tank nooit dusdanig dat het
brandstofpeil tot in de vulpijp stijgt.
Warmteopname uit zonlicht of andere
bronnen kan leiden tot uitzetten en
uitlopen van de brandstof, waardoor
brandgevaar ontstaat.
Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of het
morsen van benzine, of het niet in acht
nemen van de hiervoor genoemde
veiligheidsinstructies, brand veroorzaken,
met schade aan eigendommen, persoonlijk
letsel of de dood als gevolg.
1
N
T9080006USA1
32
Algemene informatie
Brandstoftank vullen
Voorkom het vullen van de tank onder
regenachtige of stoffige omstandigheden,
omdat dit kan leiden tot verontreiniging van
de brandstof.
Vul de brandstoftank langzaam om morsen
te voorkomen. Vul de tank niet boven de
onderzijde van de hals van de vulpijp.
Hierdoor blijft ruimte voor een luchtlaag,
zodat de brandstof in de tank kan uitzetten
als gevolg van warmteopname vanuit de
motorfiets of zonlicht.
1. Brandstofpeil
2. Vulpijp
3. Luchtruimte
Controleer na het tanken altijd of de tankdop
goed gesloten en afgesloten is.
Zijpaneel: Rechterzijpaneel
Onder normale omstandigheden is het niet
nodig om het rechterzijpaneel van de
America- en Speedmaster-modellen te
verwijderen, behalve voor groot onderhoud
of reparatiewerkzaamheden, die moeten
worden uitgevoerd door een erkende
Triumph-dealer.
Voorzichtig
Verontreinigde brandstof kan onderdelen
van het brandstofsysteem beschadigen.
Waarschuwing
Teveel brandstof vullen kan leiden tot
morsen.
Indien brandstof (benzine) wordt gemorst,
dient deze volledig te worden opgenomen
en dient de hiervoor gebruikte doek op
een veilige manier te worden afgevoerd.
Zorg ervoor dat tijdens het tanken geen
brandstof (benzine) op de motor, de
uitlaatpijpen, de banden of andere
onderdelen van de motorfiets wordt
gemorst.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of het
morsen van benzine, of het niet in acht
nemen van de hiervoor genoemde
veiligheidsinstructies, brand veroorzaken,
met schade aan eigendommen, persoonlijk
letsel of de dood als gevolg.
Bij of op de banden gemorste brandstof
(benzine) vermindert de grip van de band
op de weg. Hierdoor ontstaan gevaarlijke
rijomstandigheden, die leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
33
Algemene informatie
Zadel
Zadelonderhoud
Om schade aan zadelafdekking te
voorkomen, mag men het zadel niet laten
vallen of deze tegen een oppervlak plaatsen
dat het zadel of de afdekking ervan kan
beschadigen.
Zadel - Speedmaster
1. Zadel
2. Bevestigingsbout
3. Ontgrendeling van slot
Het zadel kan worden verwijderd om
toegang te krijgen tot het handboek voor de
eigenaar. Een inbussleutel, die zich aan de
binnenzijde van de zekeringdoosdeksel
bevindt, wordt meegeleverd om de
zadelvergrendelingen te verwijderen.
Om de zekeringdoosdeksel te verwijderen,
zodat de inbussleutel bereikbaar is, trek u de
onderste rand van de zekeringdoosdeksel
voorzichtig los uit diens bevestigingsrubber.
Nadat de deksel is losgemaakt uit diens
bevestigingsrubber, tilt u de onderste rand
op tot de bovenrand kan worden losgehaakt
uit diens bevestigingssleuf.
Verwijder de bevestigingsbout uit het
achterste gedeelte van het zadel.
Trek de ontgrendeling van het slot naar
buiten om het middenstuk van het zadel vrij
te geven en til vervolgens het zadel aan de
achterzijde op en maak de voorzijde los van
de brandstoftank.
Voorzichtig
Om schade aan het zadel en diens
afdekking te voorkomen, mag men het
zadel niet laten vallen. Plaats het zadel niet
tegen de motorfiets of enig ander
oppervlak waardoor zadel of afdekking
beschadigd kan raken. Plaats het zadel in
plaats daarvan met de zadelafdekking
omhoog op een schone, vlakke
ondergrond die is afgedekt met een zachte
doek.
Plaats geen voorwerpen op het zadel,
waardoor de zadelafdekking beschadigd of
vervuild kan raken.
1
2
3
34
Algemene informatie
Om het zadel weer aan te brengen, het zadel
op het frame plaatsen. Let er daarbij op dat
de geleidingstong correct onder de
brandstoftankbrug is aangebracht. Stevig
omlaagdrukken zodat het midden van het
zadel vastklikt in het zadelslot.
Tenslotte de zadelbevestigingsbouten
vastdraaien, de inbussleutel opbergen op de
daarvoor bedoelde plaats en de
zekeringdoosdeksel weer aanbrengen.
Zadel - America
Let op:
Bij de America-modellen is het
gewoonlijk niet noodzakelijk om
het zadel te verwijderen om
toegang te verkrijgen tot de
onderdelen die door de berijder
kunnen worden onderhouden.
Standaard
Zijstandaard
1. Zijstandaard
Dit model is uitgerust met een zijstandaard
waarop de motorfiets kan worden
geparkeerd. Controleer wanneer vóór het
rijden de zijstandaard werd gebruikt, of deze
volledig is ingeklapt voordat u op de
motorfiets gaat zitten.
Zie voor nadere informatie over veilig
parkeren het hoofdstuk 'Het berijden van de
motorfiets'.
T908020USA
1
35
Algemene informatie
Let op:
Draai wanneer de zijstandaard
wordt gebruikt de stuurstang
volledig naar links en laat de
motorfiets in de eerste versnelling
staan.
Handboek voor de eigenaar
Opbergplaats handboek America
1. Opbergplaats handboek voor de
eigenaar - America
Het handboek voor de eigenaar is
opgeborgen in een opbergvak onder het
passagierszadel.
Om het handboek eruit te nemen, trekt u de
afdekking van het opbergvak (dat langs de
onderrand scharniert) eruit met behulp van
het vingergat. Zodra de afdekking geopend
is, moet het boek wellicht naar achteren
worden geschoven om het uit de
opbergruimte onder het zadel te verwijderen.
Na gebruik wordt het handboek weer in het
opbergvak geplaatst en de afdekking
gesloten, waarbij u dient te controleren of
deze volledig afgesloten is.
Waarschuwing
De motorfiets is voorzien van een
interlocksysteem, zodat niet met de
motorfiets kan worden gereden terwijl de
zijstandaard is uitgeklapt.
Probeer nooit te rijden met de zijstandaard
uitgeklapt en wijzig nooit iets aan het
interlocksysteem, omdat dit kan leiden tot
gevaarlijke rijomstandigheden met verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval als gevolg.
T908021USA
1
36
Algemene informatie
Opbergplaats handboek
Speedmaster
1. Opbergplaats handboek voor de
eigenaar - Speedmaster
Het handboek voor de eigenaar is
opgeborgen in een opbergvak onder het
zadel.
Om het handboek te verwijderen, verwijdert
u het zadel en draait u het om. Het boek
moet wellicht naar achteren worden
geschoven om het uit de opbergruimte
onder het zadel te verwijderen.
Na gebruik plaatst u het handboek terug in
de opbergruimte onder het zadel, waarna u
het zadel terugplaatst, zoals beschreven
onder 'Plaats het zadel' (zie pagina 33).
Inrijden
Met inrijden wordt het proces bedoeld dat
tijdens de eerste gebruiksuren van een
nieuwe motorfiets plaatsvindt.
Met name de inwendige wrijving in de motor
is hoger wanneer de onderdelen nieuw zijn.
Later, wanneer de onderdelen van de motor
zijn 'ingereden', wordt deze inwendige
wrijving aanzienlijk minder.
Indien gedurende een zekere periode
voorzichtig wordt gereden, blijft de
uitlaatemissie laag en worden de prestaties,
de brandstofbesparing en de levensduur van
de motor en de overige onderdelen
geoptimaliseerd.
Gedurende de eerste 800 kilometer:
Niet met volgas rijden.
Hoge motortoerentallen beslist
voorkomen.
Niet gedurende langere tijd met één
bepaald hoog of laag motortoerental
rijden.
Niet agressief wegrijden, stoppen of
accelereren, behalve in
noodgevallen.
Niet met een hogere snelheid rijden
dan 3/4 van de topsnelheid.
Van 800 tot 1.500 kilometer:
Het motortoerental mag gedurende
korte tijd worden opgevoerd tot
maximaal.
cbbf
1
37
Algemene informatie
Zowel tijdens als na het inrijden:
Een koude motor nooit met een
hoog toerental laten draaien.
De motor nooit overbelasten. Altijd
een lagere versnelling inschakelen
voordat de motor begint te
'protesteren'.
Rijd nooit met onnodig hoge
motortoerentallen. Het inschakelen
van een hogere versnelling heeft
een positieve invloed op het
brandstofverbruik, vermindert het
lawaai en is beter voor het milieu.
Veilig gebruik
Dagelijkse veiligheidscontrole
Controleer elke dag voordat u gaat rijden de
volgende punten. De hiervoor benodigde tijd
is minimaal, maar de controles leveren wel
een bijdrage aan de veiligheid en
betrouwbaarheid van uw motorfiets.
Indien u tijdens deze controle een
onregelmatigheid constateert, dient u het
hoofdstuk Onderhoud en afstelling te
raadplegen of contact op te nemen met een
erkende Triumph-dealer, zodat de vereiste
werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd
om uw motorfiets in veilige staat te brengen.
Waarschuwing
Indien deze controles niet elke dag voordat
u gaat rijden worden uitgevoerd, of de
motorfiets wordt gebruikt terwijl een van
de hieronder genoemde storingen of
defecten aanwezig is, kan ernstige schade
aan de motorfiets, verlies van controle over
de motorfiets of een ongeval het gevolg
zijn.
DAILY SAFETY CHECKS
TÄGLICHE SICHERHEITSKONTROLLEN
CONTROLES DE SECURITE QUOTIDIENS
CHEQUEOS DE SEGURIDAD DIARIOS
VERIFICAÇÕES DIÁRIAS DE SEGURANÇA
VERIFICHE GIORNALIERE DI SICUREZZA
DAGELIJSKE VEILIGHEIDSINSPECTIES
38
Algemene informatie
Controleer:
Brandstof: Voldoende voorraad in de tank,
geen brandstoflekkage (pagina 32).
Motorolie: Correct niveau in kijkglas. Voeg
indien nodig olie met de juiste specificatie toe
(pagina 59).
Banden/wielen: Controleer en corrigeer de
bandspanning (bij koude banden).
Profieldiepte/slijtage (min. 2,0 mm
profieldiepte), beschadigingen aan
banden/wielen, lekke banden, enz.
(pagina 105).
Aandrijfketting: Controleer aandrijfketting
op correcte afstelling en smering (pagina 68).
Moeren, bouten, bevestigingsmiddelen:
Voer een visuele controle uit van alle
onderdelen van de stuurinrichting en de
ophanging, de assen en de
bedieningselementen, controleer of alle
onderdelen goed vastzitten of bevestigd zijn.
Controleer de gehele motorfiets op
loszittende/beschadigde
bevestigingsmiddelen.
Sturen: Soepel maar niet te los van aanslag
tot aanslag. De bedieningskabels mogen niet
blijven hangen (pagina 75).
Remmen: Trek de remhendel in en trap het
rempedaal in om op correcte weerstand te
controleren. Controleer hendels/pedalen met
een te grote vrije slag voordat weerstand
wordt ondervonden en indien een van de
bedieningselementen sponsachtig aanvoelt
(pagina 71).
Remblokken: Er dient op alle remblokken
meer dan 1,5 mm frictiemateriaal aanwezig
te zijn (pagina 71).
Remvloeistofpeil: Geen remvloeistof-
lekkage. Het remvloeistofpeil in beide
reservoirs dient zich tussen de MAX- en
MIN-markeringen te bevinden (pagina 73).
Voorvorken: Soepel bewegen. Geen
vorkolielekkage (pagina 77).
Gasbediening: De speling van de
gashandgreep dient 2 - 3 mm te bedragen.
Controleer of de gashandgreep zonder te
blijven hangen teruggaat naar de stationaire
stand (pagina 63).
Koppeling: Soepele werking en de juiste
hoeveelheid speling (pagina 66).
Elektrische installatie: Alle lichten en de
claxon werken correct (pagina 29).
Motorstopschakelaar: De stopschakelaar
schakelt de motor uit (pagina 27 40/).
Standaard: Gaat door veerspanning terug
naar volledig ingeklapte stand.
Terughaalveren niet zwak of beschadigd
(pagina 34).
Het berijden van de motorfiets
39
HET BERIJDEN VAN DE MOTORFIETS
Inhoudsopgave
De motor uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
De motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Wegrijden/versnelling inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Punten van overweging bij het rijden met hoge snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Sturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Banden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Elektrische installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Overige . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
40
Het berijden van de motorfiets
1. Motorstopschakelaar
2. Startknop
3. Neutraal-indicator
4. Choke
5. Contactschakelaar
De motor uitschakelen
Sluit de gasklep volledig.
Zet de transmissie in neutraal.
Zet het contact uit.
Selecteer de eerste versnelling.
Zet de motorfiets op een stevige,
egale ondergrond op de
zijstandaard.
Verwijder de contactsleutel uit de
contactschakelaar.
Het stuurslot activeren (zie
pagina 26).
2
4
1
3
N
5
Voorzichtig
Normaliter dient de motor te worden
uitgeschakeld door de contactschakelaar in
de stand UIT te zetten. De
motorstopschakelaar is uitsluitend bedoeld
voor gebruik in een noodgeval. Laat het
contact niet ingeschakeld als de motor is
uitgeschakeld. Dit kan beschadiging van
het elektrische systeem tot gevolg hebben.
41
Het berijden van de motorfiets
De motor starten
Het stuurslot deactiveren.
Controleer of de motorstop-
schakelaar in de stand DRAAIEN
staat.
Plaats de contactsleutel en draai de
contactschakelaar in de stand AAN.
Controleer of de transmissie in
neutraal staat.
Trek de koppelingshendel helemaal
tegen de handgreep.
Wanneer de motor koud is, trekt u
de choke open waarbij u de
volgende richtlijnen aanhoudt:
Boven een luchttemperatuur van
25 °C trekt u de choke uit tot de
eerste stand. Onder een
luchttemperatuur van 25 °C trekt u
de choke volledig uit.
Wanneer de motor gedeeltelijk op
temperatuur is, trekt u de choke uit
tot de eerste stand.
Laat de gasklep volledig dicht en
druk op de startknop tot de motor
start.
Laat de koppelingshendel langzaam
los.
Tijdens het warmdraaien de choke
geleidelijk iets induwen, om te
voorkomen dat het toerental van de
motor te hoog wordt of de motor
afslaat.
Als de motor warm genoeg is om
zonder choke stationair te draaien,
de chokeknop volledig induwen.
Controleer als de motor heet is of de
choke volledig is ingeduwd.
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten draaien in
een afgesloten ruimte. Uitlaatgassen zijn
giftig en kunnen binnen korte tijd
bewusteloosheid en de dood tot gevolg
hebben.
Gebruik uw motorfiets uitsluitend in de
open lucht of in een ruimte met afdoende
ventilatie.
Voorzichtig
Deze Triumph-motorfiets is luchtgekoeld
en heeft dus een luchtstroming over de
cilinders en kop nodig om een correcte
bedrijfstemperatuur van de motor in stand
te houden. Lange periodes van stationair
draaien of lange afstanden rijden met lage
snelheden, zoals bij stilstaand of langzaam
rijdend verkeer, kan oververhitting en
ernstige beschadiging van de motor tot
gevolg hebben.
Voorzichtig
Druk de starter niet langer dan 5 seconden
onafgebroken in, omdat dit oververhitting
van de startmotor en ontlading van de
accu tot gevolg heeft. Wacht 15 seconden
alvorens de starter opnieuw in te drukken,
zodat de startmotor kan afkoelen en de
accuspanning kan herstellen.
42
Het berijden van de motorfiets
Let op:
Deze motorfiets is uitgerust met
startblokkeerschakelaars. Deze
schakelaars voorkomen dat de
elektrische starter werkt wanneer
de transmissie niet in neutraal
staat met de zijstandaard
uitgeklapt.
Als de zijstandaard bij draaiende
motor omlaag wordt geklapt
terwijl de transmissie niet in
neutraal staat, stopt de motor,
ongeacht de stand van de
koppeling.
Wegrijden/versnelling
inschakelen
1. Schakelpedaal
Trek de koppelingshendel helemaal
tegen de handgreep en schakel de
1e versnelling in. Geef een beetje
gas en laat de koppelingshendel
langzaam opkomen. Open wanneer
de koppeling begint aan te grijpen
de gasklep iets verder, zodat het
toerental van de motor hoog
genoeg is om afslaan van de motor
te voorkomen.
Sluit de gasklep en trek gelijktijdig
de koppelingshendel tegen de
handgreep. Schakel naar de
eerstvolgende hogere of lagere
versnelling. Open de gasklep
gedeeltelijk en laat gelijktijdig de
koppelingshendel los. Gebruik altijd
de koppeling om een andere
versnelling in te schakelen.
Voorzichtig
Het waarschuwingslampje lage oliedruk
dient uit te gaan zodra de motor start.
Wanneer het waarschuwingslampje lage
oliedruk na het starten van de motor blijft
branden, de motor onmiddellijk
uitschakelen en de oorzaak vaststellen.
Indien de motor met een te lage oliedruk
draait, ontstaat ernstige motorschade.
T908023USA
1
2
3
4
5
N
1
43
Het berijden van de motorfiets
Let op:
Het schakelmechanisme is van het
'positive stop'-type. Dit betekent
dat na elke beweging van
schakelpedaal, slechts één
versnelling omhoog of omlaag kan
worden geschakeld.
Remmen
1. Rempedaal achterrem
1. Remhendel voorrem
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de gasklep in de lagere
versnellingen niet te ver of te snel wordt
geopend, omdat hierdoor het voorwiel van
de grond wordt getild (een 'wheelie') en
het achterwiel grip verliest (wielspin).
Open de gasklep altijd voorzichtig, vooral
wanneer u niet vertrouwd bent met de
motorfiets, omdat een 'wheelie' of wielspin
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Schakel niet naar een lagere versnelling bij
snelheden die te hoge motortoerentallen
(omw/min) veroorzaken. Hierdoor kan het
achterwiel blokkeren, wat leidt tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval. Bovendien kan motorschade
ontstaan. Schakelen naar een lagere
versnelling dient voor elke versnelling bij
gemiddelde toerentallen te worden
uitgevoerd.
T908024USA
1
T908025
1
44
Het berijden van de motorfiets
Waarschuwing
DENK BIJ HET REMMEN AAN HET
VOLGENDE:
Laat het gas helemaal los en de koppeling
ingeschakeld, zodat de motor een bijdrage
kan leveren aan het afremmen van de
motorfiets.
Schakel steeds één versnelling omlaag,
zodat de transmissie in de 1e versnelling
staat wanneer de motorfiets volledig stil
staat.
Gebruik bij het remmen altijd beide
remmen tegelijk. Normaliter dient de
voorrem iets sterker te worden gebruikt
dan de achterrem.
Schakel naar een lagere versnelling of zet
de motor in vrijloop om te voorkomen dat
de motor afslaat.
De remmen nooit vergrendelen, omdat dit
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Negeer indien een noodstop moet worden
gemaakt het omlaag schakelen en
concentreer u op het zo hard mogelijk
inknijpen en intrappen van de voor- en
achterrem zonder te slippen. Oefen het
maken van een noodstop op een terrein
zonder verkeer.
Triumph beveelt ten stelligste aan dat alle
motorrijders de nodige lessen nemen,
waarin ook veilig remmen aan de orde
komt. Een onjuiste remtechniek kan leiden
tot verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Wees bij het remmen, accelereren en
bochten rijden altijd uiterst voorzichtig,
omdat onvoorzichtigheid kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval. Het gebruiken van alleen de
voor- of achterrem vermindert de algehele
remkracht. Bijzonder hard remmen kan
blokkeren van een van de wielen
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Indien mogelijk altijd vóór het inrijden van
een bocht de snelheid terugnemen of
remmen, omdat het terugnemen van gas
of remmen in een bocht wielslip kan
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Bij rijden in natte of regenachtige
omstandigheden en op losse wegdekken,
wordt het stuur- en remvermogen sterk
verminderd. Onder deze omstandigheden
dienen al uw acties soepel te verlopen.
Plotseling accelereren, remmen of draaien
kan verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval veroorzaken.
45
Het berijden van de motorfiets
Parkeren
Zet de transmissie in neutraal en draai de
contactschakelaar in de stand UIT.
Schakel het stuurslot in om diefstal te
bemoeilijken.
Parkeer altijd op een stevige, egale
ondergrond om te voorkomen dat de
motorfiets omvalt.
Parkeer op een helling altijd met de voorzijde
naar het hogere gedeelte gericht, om te
voorkomen dat de motorfiets van de
standaard rolt.
Parkeer op een lateraal (zijwaarts) aflopend
oppervlak altijd zo dat de helling de
motorfiets in de richting van de zijstandaard
duwt.
Parkeer nooit op een zijwaarts aflopend
oppervlak met een helling van meer dan
en parkeer nooit met de voorzijde van de
motorfiets naar de aflopende zijde gekeerd.
Waarschuwing
Bij het afdalen van een lange, steile helling
dient gebruik te worden gemaakt van de
remwerking van de motor door naar een
lagere versnelling te schakelen en dienen
de remmen met tussenpozen te worden
gebruikt. Voortdurend remmen kan de
remmen oververhitten, waardoor de
remkracht sterk wordt verminderd.
Rijden met uw voet op het rempedaal of
uw handen op de remhendel kan het
remlicht inschakelen, waardoor andere
weggebruikers foutieve informatie krijgen.
Bovendien kunnen de remmen oververhit
raken, waardoor de remkracht sterk wordt
verminderd.
Laat de motorfiets niet met uitgeschakelde
motor uitrollen en laat de motor niet
opslepen. De druksmering van de
transmissie werkt uitsluitend wanneer de
motor draait. Onvoldoende smering kan
schade aan of vastlopen van de transmissie
veroorzaken, wat kan leiden tot plotseling
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval.
46
Het berijden van de motorfiets
Let op:
Bij parkeren in het donker
wanneer er verkeer in de buurt is,
of bij parkeren op een plaats waar
het gebruik van parkeerlichten
wettelijk verplicht is, dienen het
achterlicht, het kentekenplaatlicht
en de positielichten te blijven
branden, door de
contactschakelaar in de stand P
(PARKEREN) te draaien.
Laat de contactschakelaar niet
gedurende langere tijd in de stand
P (PARKEREN) gedraaid,
aangezien dit leidt tot ontladen
van de accu.
Waarschuwing
Parkeer nooit op een zacht of op een
hellend oppervlak. Indien de motorfiets
onder deze omstandigheden wordt
geparkeerd, kan deze omvallen met
schade aan eigendommen of persoonlijk
letsel als gevolg.
Waarschuwing
Benzine is uiterst brandbaar en kan onder
bepaalde omstandigheden exploderen.
Controleer bij parkeren in een garage of
andere ruimte, of deze goed geventileerd
is en de motorfiets niet in de buurt staat
van vlam- of vonkbronnen. Hieronder valt
ook apparatuur met een waakvlam.
Wanneer bovenstaand advies niet wordt
opgevolgd, kan er brand ontstaan met
schade aan eigendommen of persoonlijk
letsel als gevolg.
Waarschuwing
De motor en het uitlaatsysteem zijn na het
rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT op
plaatsen waar voetgangers en kinderen de
motorfiets kunnen aanraken.
Het aanraken van een willekeurig deel van
de motor of het uitlaatsysteem dat heet is
kan brandwonden op de onbeschermde
huid veroorzaken.
47
Het berijden van de motorfiets
Punten van overweging bij
het rijden met hoge snelheid
Algemeen
Zorg ervoor dat de motorfiets wordt
onderhouden overeenkomstig de periodieke
onderhoudskaart.
Sturen
Controleer of het stuur soepel draait, zonder
overmatige speling of klemmen. Zorg ervoor
dat de bedieningskabels het sturen niet
hinderen.
Bagage
Controleer of de bagagekoffers dicht en
gesloten zijn en stevig aan de motorfiets zijn
bevestigd.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de wettelijk
geldende snelheidslimieten niet
overschrijden. Het met hoge snelheid op
een motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij hogere
snelheden aanzienlijk wordt verkort.
Verlaag de snelheid altijd in
overeenstemming met de weers- en
verkeersomstandigheden.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen
met hoge snelheden tijdens wedstrijden op
voor ander verkeer afgesloten
weggedeelten of gesloten circuits. Het
rijden met hoge snelheden is
voorbehouden aan rijders die les hebben
gehad in de technieken die noodzakelijk
zijn voor het rijden met hoge snelheden en
die vertrouwd zijn met de
rijkarakteristieken van de motorfiets onder
alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is onder
alle andere omstandigheden gevaarlijk en
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De rijkarakteristieken van een motorfiets
zijn bij hoge snelheden anders dan bij de
vertrouwde wettelijke snelheden. Probeer
niet met hoge snelheden te rijden tenzij u
hierin geoefend bent en beschikt over de
hiervoor noodzakelijke vaardigheden,
aangezien incorrecte bediening tot een
ernstig ongeval kan leiden.
Waarschuwing
De genoemde punten zijn uiterst
belangrijk en dienen altijd in acht te
worden genomen. Een probleem, dat bij
normale snelheden wellicht niet wordt
opgemerkt, kan bij hogere snelheden
aanzienlijk worden verergerd.
48
Het berijden van de motorfiets
Remmen
Controleer of de voor- en achterrem correct
werken.
Banden
Het rijden met hoge snelheden leidt tot
versnelde bandenslijtage, goede banden zijn
van essentieel belang voor veilig rijden.
Controleer de algehele staat van de banden,
controleer en corrigeer de bandspanning (bij
koude banden) en controleer de wielbalans.
Zet na het controleren van de bandspanning
de ventieldoppen goed vast. Raadpleeg de
hoofdstukken Onderhoud en Specificaties
voor informatie over het controleren van de
banden en veilig gebruik van de banden.
Brandstof
Zorg voor voldoende brandstof, aangezien
rijden met hoge snelheden het
brandstofverbruik opvoert.
Motorolie
Controleer of het oliepeil correct is. Zorg bij
het bijvullen voor olie van de juiste
kwaliteitsgraad en het juiste type.
Elektrische installatie
Controleer of de koplamp, het achter-
/remlicht, de richtingaanwijzers, de claxon,
enz. goed werken.
Overige
Controleer of alle bevestigingsmiddelen
vastzitten en of alle veiligheidsvoorzieningen
in goede staat verkeren.
Voorzichtig
Het uitlaatsysteem is uitgerust met een
katalysator om het emissieniveau terug te
brengen. De katalysator kan onherstelbaar
beschadigen indien de brandstoftank
helemaal leeg wordt gereden of indien het
brandstofniveau zeer laag is. Zorg ervoor
dat u altijd voldoende brandstof heeft voor
uw rit.
49
Accessoires en belading
ACCESSOIRES EN BELADING
De toevoeging van accessoires en het
vervoer van extra gewicht kunnen het
rijgedrag van de motorfiets nadelig
beïnvloeden, hetgeen veranderingen in
stabiliteit veroorzaakt en rijden met lagere
snelheden noodzakelijk maakt. De volgende
informatie is samengesteld als leidraad in
verband met de mogelijke gevaren van
toevoeging van accessoires aan een
motorfiets en het vervoer van passagiers en
extra lading.
Waarschuwing
Onjuiste belading kan onveilige
rijomstandigheden tot gevolg hebben, die
kunnen leiden tot een ongeval.
Zorg er altijd voor dat de vervoerde lading
gelijkmatig over beide zijden van de
motorfiets is verdeeld. Zorg ervoor dat de
lading stevig is vastgebonden, zodat deze
onder het rijden niet kan bewegen.
Controleer regelmatig of de lading stevig is
vastgebonden (maar nooit onder het
rijden) en zorg ervoor dat de lading niet
over de achterzijde van de motorfiets uit
steekt.
Overschrijd nooit het maximale
laadvermogen van 200 kg.
Dit maximale laadvermogen is het
gecombineerde gewicht van de berijder,
de passagier en alle belading.
Waarschuwing
Geen accessoires aanbrengen of bagage
vervoeren die de controle over de
motorfiets in gevaar brengt. Controleer of
accessoires en belading geen
belemmering vormen voor uw zicht of de
werking van de verlichtingscomponenten,
of de bodemspeling of het
overhellingsvermogen (hellingshoek), de
bediening, de wielloop, de
voorvorkbeweging of enig ander aspect
van de werking van de motorfiets
beïnvloeden.
50
Accessoires en belading
Waarschuwing
Rijd met een van accessoires voorziene
motorfiets, of een motorfiets die op een of
andere wijze beladen is, nooit harder dan
130 km/h. Onder beide omstandigheden
mag er niet harder dan 130 km/h worden
gereden, ook wanneer de wettelijke
maximumsnelheden dit wel toestaan.
De aangebrachte accessoires en/of lading
brengen veranderingen in de stabiliteit en
de hanteerbaarheid van de motorfiets met
zich mee.
Indien geen rekening wordt gehouden
met veranderingen in de stabiliteit van de
motorfiets, kan verlies van controle over de
motorfiets of een ongeval het gevolg zijn.
De absolute snelheidsgrens van 130 km/h
dient te worden verlaagd indien niet-
goedgekeurde accessoires worden
aangebracht of de motorfiets wordt
gebruikt met onjuiste belading, afgesleten
banden, slechte algehele staat van de
motorfiets en slechte weg- of
weersomstandigheden.
Waarschuwing
Met deze motorfiets mag niet harder
worden gereden dan de wettelijke
snelheidsbeperking behalve op speciaal
daarvoor bestemde afgesloten terreinen.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen
met hoge snelheden tijdens wedstrijden op
voor ander verkeer afgesloten
weggedeelten of gesloten circuits. Het
rijden met hoge snelheden is
voorbehouden aan rijders die les hebben
gehad in de technieken die noodzakelijk
zijn voor het rijden met hoge snelheden en
die vertrouwd zijn met de
rijkarakteristieken van de motorfiets onder
alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is onder
alle andere omstandigheden gevaarlijk en
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
51
Accessoires en belading
Waarschuwing
De hanteerbaarheid en het remvermogen
van een motorfiets worden beïnvloed door
de aanwezigheid van een passagier. De
berijder dient, wanneer een passagier
wordt vervoerd, rekening te houden met
deze veranderingen. Het vervoeren van
een passagier wordt afgeraden indien de
berijder geen les heeft gehad in het
vervoeren van een passagier en de
veranderingen in rijkarakteristieken die dit
met zich meebrengt niet kent.
Indien geen rekening wordt gehouden
met de aanwezigheid van een passagier,
kan verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval het gevolg zijn.
Waarschuwing
Uw passagier moet worden verteld dat hij
of zij verlies van de controle over de
motorfiets kan veroorzaken door het
maken van plotselinge bewegingen of
door de verkeerde zitpositie in te nemen.
De berijder moet de passagier als volgt
instrueren:
Het is belangrijk dat de passagier
onder het rijden stil zit en de
werking van de motorfiets niet
belemmert.
Zijn of haar voeten op de
passagiersvoetsteunen houdt en
stevig vasthoudt aan de
zadelbeugel of de middel of de
heupen van de berijder.
Vertel de passagier hoe hij of zij
tegelijk met de berijder in de
bochten moet overhellen, en niet
mag overhellen tenzij de berijder
dit ook doet.
52
Accessoires en belading
Waarschuwing
Vervoer geen dieren op uw motorfiets.
Een dier kan plotselinge en onberekenbare
bewegingen maken die kunnen resulteren
in het verlies van de controle over de
motorfiets en een ongeluk.
Waarschuwing
Geen passagiers vervoeren die niet lang
genoeg zijn om de aangebrachte
voetsteunen te kunnen bereiken.
Een passagier die niet lang genoeg is om
de voetsteunen te bereiken, kan niet stevig
op de motorfiets zitten en kan instabiliteit
veroorzaken, hetgeen leidt tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
Probeer nooit voorwerpen op te bergen
tussen het frame en de stuurinrichting. Dit
kan het stuurvermogen belemmeren en
verlies van controle over de motorfiets
veroorzaken, hetgeen leidt tot een
ongeval.
Het bevestigen van gewicht aan het stuur
of de voorvork verhoogt de massa van de
stuurinrichting en kan resulteren in het
verlies van stuurcontrole en een ongeval.
Waarschuwing
Als het passagierszadel wordt gebruikt
voor het vervoeren van kleine voorwerpen,
mogen deze niet zwaarder wegen dan
5 kg, mogen deze de controle over de
motorfiets niet belemmeren, moeten deze
stevig worden bevestigd en mogen deze
niet uitsteken voorbij de zijkant of de
achterzijde van de motorfiets.
Het vervoeren van voorwerpen die
zwaarder wegen dan 5 kg, die niet goed
zijn bevestigd, die de controle over de
motorfiets belemmeren of uitsteken voorbij
de zijkant of achterzijde van de motorfiets,
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Zelfs wanneer kleine voorwerpen correct
aangebracht zijn op de achterste zitplaats
moet de maximumsnelheid van de
motorfiets worden verlaagd naar
130 km/h.
Onderhoud en afstelling
53
ONDERHOUD EN AFSTELLING
Inhoudsopgave
Periodiek onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Periodiek onderhoud noteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Oliepeil inspecteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Olie verversen en oliefilter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Gebruikte motorolie afvoeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Oliespecificatie en kwaliteitsgraad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Gashandgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Inspectie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Inspectie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Aandrijfketting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Ketting invetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Speling aandrijfketting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Kettingslijtage controleren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Remblokslijtage controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Compensatie remblokslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Remlichtschakelaars. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Remvloeistofpeil achterrem inspecteren en corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Stuurinrichting/wiellagers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Stuurinrichting inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Wiellagers inspecteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Voorwielophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Voorvork inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Ophanging afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Afstellen achterophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Onderhoud en afstelling
54
Geadviseerde afstelling van de ophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Bandspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Bandenslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Aanbevolen minimale profieldiepte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Banden vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Accu afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Accu verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Accuonderhoud. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Accuontlading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Accuontlading tijdens stalling of onregelmatig gebruik van de motorfiets. . . . . . . . . . . . 86
Laden van de accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Accu plaatsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Plaats van de zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Zekeringen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Omschrijving van de zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Koplamp afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Gloeilamp voor koplamp/positielicht vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Achterlicht/Kentekenplaatverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Lampje richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Voorbereiding op het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Voorzichtig. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Na het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Ongelakte aluminium onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Uitlaatsysteem reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Windscherm (accessoire) reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
55
Onderhoud en afstelling
Periodiek onderhoud
Om de motorfiets in veilige en betrouwbare
staat te houden, moeten het onderhoud en
de afstellingen, zoals in dit hoofdstuk
beschreven, worden uitgevoerd zoals
gespecificeerd in het dagelijkse inspectie-
schema en in overeenstemming met de
periodieke onderhoudskaart. De volgende
informatie omvat de te volgen procedures
voor de dagelijkse inspectie en het uitvoeren
van enkele eenvoudige onderhouds- en
afstelwerkzaamheden.
Waarschuwing
Speciaal gereedschap, kennis en training
zijn noodzakelijk om de onderhoudswerk-
zaamheden correct uit te voeren die in het
de periodieke onderhoudskaart vermeld
staan. Alleen een erkende Triumph-dealer
beschikt over deze kennis en uitrusting.
Aangezien onjuist uitgevoerd of
achterstallig onderhoud tot gevaarlijke
rijomstandigheden kan leiden, dient het
periodiek onderhoud aan deze motorfiets
altijd te worden uitgevoerd door een
erkende Triumph-dealer.
56
Onderhoud en afstelling
Onderhoudswerkzaamheid Gereden afstand in kilometer of verstreken periode, wat het eerst wordt bereikt
Eerste
service
A-service B-service C-service D-service
Elke 800
1 maand
10.000
1 jaar
20.000
2 jaar
30.000
3 jaar
40.000
4 jaar
Motor en oliekoeler - controleren op lekkage Dag ••••
Motorolie - verversen - ••••
Oliefilter - vervangen - ••••
Klepspeling - controleren/afstellen - • •
Luchtfilterelement - vervangen - • •
Bougies - controleren - • •
Bougies - vervangen - • •
Motor ECM - controleren op opgeslagen DTC's - ••••
Brandstoffilter - vervangen - • •
Brandstofsysteem - controleren op lekkage,
schuurplekken, enz.
Dag ••••
Gaskabels - controleren/afstellen Dag ••••
Verlichting, instrumenten en elektrische installatie -
controleren
Dag ••••
Stuurinrichting - controleren op onbelemmerd
bewegen
Dag ••••
Spilkoplagers - controleren/afstellen - ••••
Spilkoplagers - invetten - • •
Vorken - controleren op lekkage/soepele beweging Dag ••••
Vorkolie - verversen -
Remvloeistofpeil - controleren Dag ••••
Remklauwen - controleren op vloeistoflekkage en
ingevreten zuigers
-••••
Onderhoud en afstelling
57
* Dampslangen uitsluitend op California-modellen
Hoofdremcilinders - controleren op vloeistoflekkage - ••••
Remvloeistof - verversen Elke 2 jaar
Remlicht - werking controleren Dag ••••
Remblokken - slijtageniveau controleren Dag ••••
Aandrijfketting - invetten Elke 300 km
Aandrijfketting - controleren op slijtage Elke 800 km
Speling aandrijfketting - controleren/afstellen Dag ••••
Bevestigingsmiddelen - visueel inspecteren op stevig
vastzitten
Dag ••••
Wielen - inspecteren op beschadiging Dag ••••
Bandenslijtage/bandenbeschadiging - controleren Dag ••••
Bandspanning - controleren/corrigeren Dag ••••
Koppelingskabel - controleren/afstellen Dag ••••
Brandstof- en dampslangen* - vervangen -
Secundair luchtinjectiesysteem - controleren/reinigen - • •
Onderhoudswerkzaamheid Gereden afstand in kilometer of verstreken periode, wat het eerst wordt bereikt
Eerste
service
A-service B-service C-service D-service
Elke 800
1 maand
10.000
1 jaar
20.000
2 jaar
30.000
3 jaar
40.000
4 jaar
58
Onderhoud en afstelling
Triumph Motorcycles accepteert geen
verantwoordelijkheid voor schade of letsel ten
gevolge van onjuist onderhoud of door de
eigenaar uitgevoerde onjuiste aanpassingen.
Periodiek onderhoud noteren
Notitie in servicehandboek
Elke keer dat voor periodiek onderhoud van
uw motorfiets naar uw erkende Triumph-
dealer gaat, dient u uw servicehandboek te
overhandigen aan de receptiemedewerker
van uw dealer.
Het servicehandboek is uw bewijs dat de
procedures in het kader van periodiek
onderhoud zijn uitgevoerd, zoals vereist
onder de voorwaarden van de garantie op de
motorfiets.
Controleer als u de motorfiets na de
onderhoudsbeurt gaat ophalen altijd of uw
servicehandboek is voorzien van een stempel
en of de datum van het onderhoud en de
actuele kilometertellerstand zijn genoteerd.
Deze informatie is nodig in het geval u
aanspraak doet op de garantie en verhoogt
bovendien de waarde van uw motorfiets voor
toekomstige eigenaars.
Waarschuwing
Al het onderhoud is van essentieel belang
en mag niet worden verzuimd. Onjuist
onderhoud en onjuiste afstellingen kunnen
leiden tot slecht functioneren van één of
meerdere onderdelen van de motorfiets.
Een slecht functionerende motorfiets is
gevaarlijk en kan leiden tot een ongeval.
Het weer, de terreingesteldheid en de
geografische ligging zijn van invloed op
het onderhoud. Het onderhoudsschema
dient te worden aangepast aan de
specifieke omgeving waarin het voertuig
wordt gebruikt en aan de eisen van de
eigenaar.
Aangezien onjuist uitgevoerd of
achterstallig onderhoud tot gevaarlijke
rijomstandigheden kan leiden, dient het
periodiek onderhoud aan deze motorfiets
altijd te worden uitgevoerd door een
erkende Triumph-dealer.
59
Onderhoud en afstelling
Motorolie
1. Vulopening
2. Kijkglas
3. Oliepeil (weergegeven is het correcte
peil)
4. Oliepeilmarkeringen carter
Zorg ervoor dat de motorolie op het juiste
peil is, ververs de olie en vervang het oliefilter
overeenkomstig de eisen betreffende het
periodieke onderhoud, zodat de motor, de
transmissie en de koppeling goed blijven
functioneren.
T908027
1
23
4
Waarschuwing
Gebruik van de motorfiets met
onvoldoende, verslechterde of vervuilde
motorolie heeft versnelde motorslijtage tot
gevolg en kan leiden tot het vastlopen van
de motor of de transmissie. Vastlopen van
de motor of de transmissie kan leiden tot
verlies van controle en een ongeval.
60
Onderhoud en afstelling
Oliepeil inspecteren
Start de motor en laat deze circa vijf
minuten stationair draaien.
Schakel de motor uit en wacht
vervolgens ten minste drie minuten
om de olie te laten bezinken.
Controleer het in het kijkglas
zichtbare oliepeil.
Het oliepeil is correct, indien de olie
zichtbaar is in het kijkglas op een
punt midden tussen de twee
horizontale lijnen die op het carter
zijn aangebracht.
Let op:
Het werkelijke peil wordt
aangegeven als de motorfiets
rechtop op een egale ondergrond
staat, niet op de zijstandaard.
Indien het nodig is om het oliepeil te
corrigeren, de olievulplug
verwijderen en beetje bij beetje olie
toevoegen, totdat het in het kijkglas
weergegeven peil correct is.
Plaats wanneer het juiste peil is
bereikt de olievulplug en draai deze
vast.
Olie verversen en oliefilter
vervangen
1. Olieaftapplug
De motorolie en het filter dienen te worden
ververst/vervangen overeenkomstig de eisen
van het periodieke onderhoud.
Laat de motor goed warmdraaien en
schakel de motor vervolgens uit.
Plaats een olieopvangbak onder de
motor.
Verwijder de motorolieaftapplug.
Waarschuwing
Indien de motorfiets kortgeleden heeft
gereden, is het uitlaatsysteem sterk verhit.
Laat het uitlaatsysteem geruime tijd
afkoelen alvorens werkzaamheden aan of
bij het uitlaatsysteem uit te voeren,
aangezien het aanraken van een
onderdeel van een verhit uitlaatsysteem
brandwonden kan veroorzaken.
Waarschuwing
Langdurig of herhaaldelijk contact met
motorolie kan leiden tot uitdroging, irritatie
en ontsteking van de huid. Bovendien
bevat afgewerkte motorolie mogelijk
schadelijke gifstoffen, die kanker kunnen
veroorzaken. Draag beschermende
kleding en voorkom contact met de huid.
T908028 1
61
Onderhoud en afstelling
1. Oliefilter
Het oliefilter losdraaien en
verwijderen met Triumph-
onderhoudsgereedschap T3880313.
Oliefilter afvoeren.
Vul het nieuwe oliefilter vooraf met
nieuwe motorolie.
Smeer een laagje schone motorolie
op de afdichtring van het nieuwe
oliefilter. Plaats het oliefilter en draai
dit vast met 10Nm.
Nadat de olie volledig is afgetapt,
een nieuwe afdichtring op de
aftapplug aanbrengen. Plaats de
plug en draai deze vast met 25 Nm.
Verwijder de olievulplug. Vul de
motor met nieuwe olie van het type
en de kwaliteit zoals weergegeven in
het hoofdstuk Specificaties, tot olie in
het kijkglas zichtbaar wordt. Niet te
veel olie vullen of de hoeveelheden
uit het hoofdstuk Specificaties
overschrijden.
Start de motor en laat deze
gedurende ten minste 30 seconden
stationair draaien.
Controleer of het waarschuwing-
slampje lage oliedruk kort na het
starten uitgaat.
Waarschuwing
De olie kan heet zijn. Voorkom contact
met de hete olie door het dragen van
geschikte beschermende kleding,
handschoenen, oogbescherming, enz.
Contact met hete olie kan brandblaren of
brandwonden veroorzaken.
T908029 1
Waarschuwing
Indien de motorfiets kortgeleden heeft
gereden, is het uitlaatsysteem sterk verhit.
Laat het uitlaatsysteem geruime tijd
afkoelen alvorens werkzaamheden aan of
bij het uitlaatsysteem uit te voeren,
aangezien het aanraken van een
onderdeel van een verhit uitlaatsysteem
brandwonden kan veroorzaken.
Voorzichtig
Indien het motortoerental wordt verhoogd
tot hoger dan stationair toerental voordat
de olie alle delen van de motor heeft
bereikt, kan schade aan de motor of
vastlopen van de motor het gevolg zijn.
Het motortoerental pas opvoeren nadat de
motor 30 seconden heeft gedraaid, zodat
de olie volledig kan circuleren.
62
Onderhoud en afstelling
Schakel de motor uit en controleer
het oliepeil opnieuw. Zo nodig
corrigeren.
Gebruikte motorolie afvoeren
Ter bescherming van het milieu mag olie
nooit op de grond, in het riool of de afvoer of
in waterlopen worden gegoten. Gebruikte
motorolie volgens de regels afvoeren. In
geval van twijfel kunt u contact opnemen met
de plaatselijke autoriteiten.
Oliespecificatie en kwaliteitsgraad
Voorzichtig
Indien de oliedruk te laag is, gaat het
waarschuwingslampje lage oliedruk
branden. Als dit waarschuwingslampje blijft
branden terwijl de motor draait, de motor
onmiddellijk uitschakelen en de oorzaak
vaststellen. Indien de motor met een te
lage oliedruk draait, ontstaat motorschade.
Voorzichtig
Triumph high performance motoren zijn
ontworpen voor het gebruik van
gedeeltelijk of volledig synthetische
10W/40 of 15W/50 motorolie voor
motorfietsen, die voldoet aan specificatie
API SH of hoger (zoals SJ, SK of SL) en
JASO MA.
Voeg geen chemische additieven toe aan
de motorolie. De motorolie smeert ook de
koppeling en een additief kan slippen van
de koppeling veroorzaken.
Gebruik geen minerale, plantaardige of
niet-zuiverende olie, geen op castor
gebaseerde olie en geen olie die niet
voldoet aan de vereiste specificatie. Het
gebruik van deze oliën kan onmiddellijke
en ernstige schade aan de motor
veroorzaken.
Zorg ervoor dat er tijdens het olie
verversen en het bijvullen van het
oliereservoir geen stoffen van buitenaf in
het carter terechtkomen.
63
Onderhoud en afstelling
Gashandgreep
1. Gashandgreep
2. 2 - 3 mm
12
cbmx
Waarschuwing
De gashandgreep regelt de gaskleppen in
de gasklephuizen. Indien de gaskabels
onjuist zijn afgesteld, ofwel te strak of te
los, kan de gasklep moeilijk worden
bediend en worden de prestaties nadelig
beïnvloed.
De gashandgreep op speling controleren
overeenkomstig de eisen van het periodiek
onderhoud en zo nodig opnieuw afstellen.
Let altijd op veranderingen in hoe de
gasklep 'aanvoelt' en laat het
gasklepsysteem door uw erkende
Triumph-dealer controleren zodra u
veranderingen bemerkt. Veranderingen
kunnen worden veroorzaakt door slijtage
in het mechanisme, waarvan het blijven
hangen van de gasklep het gevolg kan
zijn.
Een onjuist afgestelde, hangende of
vastzittende gasklep kan tot verlies van
controle over de motorfiets en een ongeval
leiden.
64
Onderhoud en afstelling
Inspectie
1. Afsteller openkabel - handgreepzijde
2. Sluitkabel
Controleer of de gasklep soepel en
zonder al te grote krachtsinspanning
opengaat en of deze dichtgaat
zonder te blijven hangen. Laat
indien een probleem wordt
opgemerkt en in geval van twijfel het
gasklepsysteem controleren door
een erkende Triumph-dealer.
Controleer of de gashandgreep een
speling van 2 - 3 mm heeft, indien
de handgreep licht heen en weer
wordt gedraaid.
Indien de speling te groot of te klein
is, adviseert Triumph deze correct te
laten afstellen door een erkende
Triumph-dealer. In een noodgeval
kunnen afstellingen van de gasklep
echter als volgt worden uitgevoerd:
Afstelling
Let op:
Kleine aanpassingen kunnen
worden uitgevoerd met de
afstellers aan de handgreepzijde
van de gasklep. Wanneer op deze
wijze een correcte instelling niet
kan worden bereikt, moeten de
afstellers bij het gasklephuis
worden gebruikt. De openkabel
moet eerst worden afgesteld,
vervolgens de sluitkabel.
Verwijder het zadel.
Maak de accu los, eerst de
accumassakabel (zwart).
Plaats de afsteller van de openkabel
aan de handgreepzijde zodanig dat
deze in beide richtingen evenveel
wordt gecorrigeerd.
1
2
cbmx
Waarschuwing
Gebruik van de motorfiets met onjuist
afgestelde, onjuist gelegde, hangende of
beschadigde gaskabels kan de correcte
werking van de gasklep belemmeren,
hetgeen tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval kan leiden.
Laat de gasklep altijd controleren en
afstellen door uw erkende Triumph-dealer
om onjuist afgestelde en onjuist gelegde
gaskabels en voortdurend gebruik van de
motorfiets met een hangende of
beschadigde gasklep te voorkomen.
65
Onderhoud en afstelling
Stel de afsteller van de openkabel
aan de gasklephuiszijde van de
kabel in zodat deze de handgreep
een speling van 2 - 3 mm geeft.
Draai de borgmoer vast.
1. Borgmoeren
2. Afsteller openkabel
3. Afsteller sluitkabel
4. Sluitkabel - punt voor spelingsmeting
Voer eventueel kleine aanpassingen
uit met de afsteller aan de
handgreepzijde van de kabel om
2 - 3 mm speling te geven. Draai de
borgmoer vast.
Controleer met volledig gesloten
gasklep of de sluitkabel 2 - 3 mm
speling heeft aan de gasklepnok, die
bevestigd is aan de gasklephuizen.
Voer indien nodig de afstelling uit
zoals bij de openkabel. Draai de
borgmoer vast.
Sluit de accu weer aan, eerst de
accupluskabel (rood).
Plaats het zadel.
Controleer of de gasklep soepel en
zonder al te grote krachtsinspanning
opengaat en of deze dichtgaat
zonder te blijven hangen.
Rijd voorzichtig naar uw
dichtstbijzijnde erkende Triumph-
dealer en laat het gasklepsysteem
grondig controleren alvorens verder
te rijden.
ccip1
4
3
1
2
Waarschuwing
Controleer of beide borgmoeren van de
afstellers van beide kabels zijn
vastgedraaid, aangezien een loszittende
borgmoer kan resulteren in een gasklep
die blijft hangen. Een onjuist afgestelde,
hangende of vastzittende gasklep kan tot
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval leiden.
66
Onderhoud en afstelling
Koppeling
1. Koppelingskabel
Deze motorfiets is uitgerust met een via een
kabel bediende koppeling.
Indien het koppelingspedaal overmatige
speling heeft, kan de koppeling niet volledig
ontkoppelen, waardoor de motor kan afslaan
en problemen bij het inschakelen van een
andere versnelling kunnen optreden.
Daarnaast kan, indien het koppelingspedaal
te weinig speling heeft, de koppeling niet
volledig koppelen, wat slippen van de
koppeling tot gevolg heeft.
Speling van het koppelingspedaal dient te
worden gecontroleerd overeenkomstig de
eisen van het periodiek onderhoud.
Inspectie
1. Hendel
2. Afsteller (hendelzijde)
3. 2 - 3 mm
Controleer of de koppelings-
handgreep aan de hendel op het in
bovenstaande afbeelding weer-
gegeven punt 2 - 3 mm speling
heeft.
Indien de speling te groot of te klein
is, dient deze te worden
gecorrigeerd.
cbmy
1
cbmy 21
67
Onderhoud en afstelling
Afstelling
1. Afsteller (motorzijde)
Draai de gekartelde borgmoer aan
de hendelzijde van de
koppelingskabel los en draai de
stelschroefhuls tot de
koppelingshendel de juiste speling
heeft.
Draai de gekartelde borgmoer vast
bij de koppelingshendel.
Indien de juiste afstelling niet met de
hendelafsteller kan worden bereikt,
dient de afsteller aan de motorzijde
van de kabel te worden gebruikt.
Draai de borgmoer van de afsteller
los.
Draai de buitenste kabelafsteller tot
de speling aan de koppelingshendel
2 - 3 mm bedraagt.
Draai de borgmoer vast.
Gebruik de hendelafsteller om
indien nodig kleine aanpassingen uit
te voeren.
Controleer of alle borgmoeren aan
beide zijden van de kabel zijn
vastgezet.
T908034
1
68
Onderhoud en afstelling
Aandrijfketting
Voor de veiligheid en ter voorkoming van
excessieve slijtage dient de aandrijfketting te
worden gecontroleerd, afgesteld en ingevet
overeenkomstig de eisen van het periodiek
onderhoud. Controleren, afstellen en invetten
moeten bij extreme omstandigheden vaker
worden uitgevoerd, zoals bij rijden op
stoffige, natte, zouthoudende of zanderige
wegen.
Indien de ketting sterk is gesleten of onjuist is
afgesteld (ofwel te strak of te los) kan de
ketting van de kettingtandwielen lopen of
breken.
Ketting invetten
Invetten is elke 300 kilometer noodzakelijk,
evenals na rijden in nat weer, op natte wegen
en op enig moment dat de ketting droog lijkt.
Gebruik speciaal kettingvet, zoals aanbevolen
in het hoofdstuk Specificaties.
Breng kettingvet aan op beide zijden
van de rollers. Hierdoor kan de olie
doordringen in de rollers en bussen
van de ketting. Breng eveneens olie
aan op de 'X'-ringen van de ketting.
Veeg overtollige olie af.
Als de ketting zeer vuil is, dient deze
eerst met paraffine te worden
gereinigd alvorens smeervet aan te
brengen zoals hierboven
beschreven.
Waarschuwing
Een te losse of versleten ketting, of een
ketting die breekt of van de kettingwielen
loopt, kan vasthaken aan het
motorkettingwiel of het achterwiel
blokkeren.
Een ketting die vasthaakt aan het
motorkettingwiel kan de berijder
verwonden en leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Ook het blokkeren van het achterwiel leidt
tot verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Voorzichtig
Gebruik geen hogedrukspuit om de
ketting te reinigen, aangezien dit de
onderdelen van de ketting kan
beschadigen.
69
Onderhoud en afstelling
Speling aandrijfketting
1. Positie maximale speling
Inspectie
Zet de motorfiets op een stevige,
egale ondergrond op de
zijstandaard.
Draai het achterwiel om te bepalen
in welke stand de ketting het strakst
zit en meet de verticale beweging
van de ketting halverwege tussen de
kettingwielen.
De verticale beweging van de
aandrijfketting moet 20 - 30 mm
bedragen.
Afstelling
Indien de speling van de ketting te
groot of te klein is, dient deze als
volgt correct te worden afgesteld:
Draai de wielasmoer los.
Beweeg beide afstellers evenveel en
draai de stelbouten rechtsom om de
speling van de ketting te vergroten
en linksom om de speling van de
ketting te verkleinen.
1. Asmoer achterwiel
2. Afstellers
3. Markeringen wieluitlijning
Als de correcte hoeveelheid
kettingspeling is afgesteld, de
wielasmoer van het achterwiel
vastdraaien met 85 Nm.
Haal de afstellers linksom aan met
5 Nm.
Controleer of de markeringen voor
wieluitlijning aan beide zijden van de
motorfiets op dezelfde plaats
samenvallen. Zo nodig corrigeren
indien incorrect.
1
cebt
T908036
1
2
3
70
Onderhoud en afstelling
Draai het achterwiel en herhaal de
controle van de afstelling van de
aandrijfketting. Zo nodig opnieuw
corrigeren.
Controleer de werking van de
achterrem.
Kettingslijtage controleren
1. Meten over een lengte van 20
schakels
2. Gewicht
Verwijder de kettingbeschermer.
Strek de ketting door een gewicht
van 10 - 20 kg aan de ketting te
hangen.
Meet de lengte van 20 schakels op
het rechte gedeelte van de ketting,
van het midden van de 1 e pen tot
het midden van de 21 e pen.
Aangezien de ketting ongelijk kan
afslijten, dient de meting op
verschillende plaatsen te worden
herhaald.
Als de lengte groter is dan de
maximale gebruiksgrens van
321 mm, moet de ketting worden
vervangen.
Draai het achterwiel en controleer de
aandrijfketting op beschadigde
rollers en op losse pennen en
schakels.
Verwijder ook de kettingwiel-
afdekking en inspecteer de
kettingwielen op ongelijk of
overmatig afgesleten of beschadigde
tanden.
Als een en ander niet in orde is,
dienen de aandrijfketting en de
kettingtandwielen door een erkende
Triumph-dealer te worden
vervangen.
Waarschuwing
Gebruik van de motorfiets met een losse
wielas kan de hanteerbaarheid en de
stabiliteit van de motorfiets negatief
beïnvloeden. Deze instabiliteit en
verminderde hanteerbaarheid kunnen
verlies van controle over de motorfiets of
een ongeval tot gevolg hebben.
cebu
2
T509--33
AFGESLETEN TAND
(MOTORKETTINGWIEL)
AFGESLETEN TAND
(KETTINGWIEL ACHTER)
Kettingwielslijtage is geaccentueerd
weergegeven
71
Onderhoud en afstelling
Plaats de kettingbeschermer en de
kettingwielafdekking. Remmen
1. Dikte van de voering
2. 1,5 mm groefdiepte
Remblokslijtage controleren
De remblokken dienen te worden
gecontroleerd overeenkomstig de eisen van
het periodiek onderhoud en te worden
vervangen indien deze zijn afgesleten tot de
minimale dikte of minder.
Indien de voeringdikte van een van de
remblokken (voorremmen of achterremmen)
minder is dan 1,5 mm, oftewel dat het
remblok is afgesleten tot de onderzijde van
de groeven, moeten alle remblokken op het
wiel worden vervangen.
Waarschuwing
Het gebruik van niet-goedgekeurde
kettingen kan resulteren in een gebroken
ketting of een van de kettingtandwielen
gelopen ketting. In beide gevallen kan het
achterwiel blokkeren, wat leidt tot ernstige
schade aan of verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Gebruik om veiligheidsredenen een
originele door Triumph geleverde ketting,
zoals gespecificeerd in de Triumph-
onderdelencatalogus.
Verwaarloos nooit het onderhoud van de
ketting en laat kettingen altijd installeren
door een erkende Triumph-dealer.
Voorzichtig
Als de kettingtandwielen zijn afgesleten,
moeten de kettingtandwielen en de
aandrijfketting altijd tezamen worden
vervangen.
Het vervangen van afgesleten
kettingtandwielen zonder gelijktijdige
vervanging van de aandrijfketting, leidt tot
voortijdige slijtage van de nieuwe
kettingtandwielen.
T908039
2
1
72
Onderhoud en afstelling
Compensatie remblokslijtage
De slijtage van remschijven en remblokken
wordt automatisch gecompenseerd en is niet
van invloed op de werking van de remhendel
of het rempedaal. De voor- en achterremmen
bevatten geen onderdelen die afstelling
behoeven.
Remlichtschakelaars
Het remlicht wordt onafhankelijk door ofwel
de voorrem of de achterrem in werking
gesteld. Indien het remlicht niet werkt
wanneer de voorremhendel wordt gebruikt
of het rempedaal voor de achterrem wordt
ingetrapt, dient het defect door uw erkende
Triumph-dealer te worden gecontroleerd en
gerepareerd.
Waarschuwing
Remblokken dienen altijd als wielset te
worden vervangen. Aan de voorzijde, waar
twee remklauwen op hetzelfde wiel
kunnen zijn bevestigd, moeten alle
remblokken in beide remklauwen worden
vervangen.
Het vervangen van afzonderlijke
remblokken verlaagt de remkracht en kan
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval veroorzaken.
Na het vervangen van de remblokken
dient u uiterst voorzichtig te rijden tot de
nieuwe remblokken zijn 'ingereden'.
Waarschuwing
Indien de remhendel of het rempedaal
zacht aanvoelt wanneer dit wordt gebruikt,
of indien de hendel of het pedaal een
bijzonder grote vrije slag hebben, kan er
lucht in de remleidingen aanwezig zijn of
kunnen de remmen defect zijn.
Het is gevaarlijk om de motorfiets onder
deze omstandigheden te gebruiken en het
defect moet door een erkende Triumph-
dealer worden verholpen voordat u gaat
rijden.
Het rijden met defecte remmen kan tot
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval leiden.
Waarschuwing
Het rijden op een motorfiets met defecte
remlichten is verboden en gevaarlijk.
Het gebruik van een motorfiets met
defecte remlichten kan een ongeval en
verwonding van de berijder en
medeweggebruikers veroorzaken.
73
Onderhoud en afstelling
Remvloeistof
Inspecteer het peil van de remvloeistof in
beide reservoirs en ververs de remvloeistof
overeenkomstig de eisen van het periodiek
onderhoud. Voor de voor- en achterrem
uitsluitend DOT 4-vloeistof gebruiken.
De remvloeistof dient te worden ververst
indien deze verontreinigd is, of het
vermoeden bestaat dat deze verontreinigd is
door vocht of een andere vervuilende stof.
Waarschuwing
Indien de remvloeistof in een van de
reservoirs verontreinigd of vermoedelijk
verontreinigd is, dient u uw erkende
Triumph-dealer te raadplegen voordat u
gaat rijden. Verontreinigde remvloeistof
kan leiden tot defecte remmen. Het rijden
met defecte remmen kan tot verlies van
controle over de motorfiets en een ongeval
leiden.
Waarschuwing
Indien er een aanzienlijke daling van het
vloeistofpeil in een van beide reservoirs
heeft plaatsgevonden, dient u uw erkende
Triumph-dealer te raadplegen voordat u
gaat rijden. Het gebruik van de motorfiets
met een te laag remvloeistofpeil of
remvloeistoflekkage is gevaarlijk en
vermindert de remkracht aanzienlijk,
hetgeen kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Remvloeistof is vochtaantrekkend, dat
betekent dat vocht uit de lucht door
remvloeistof wordt geabsorbeerd.
Het geabsorbeerde vocht verlaagt het
kookpunt van de remvloeistof aanzienlijk,
waardoor de remmen aan remkracht
verliezen.
Ververs de remvloeistof daarom altijd
overeenkomstig de eisen van het periodiek
onderhoud.
Gebruik altijd nieuwe remvloeistof uit een
verzegelde container, gebruik nooit
vloeistof uit een onverzegelde container of
uit een container die al was geopend.
Meng geen remvloeistof van verschillende
merken of kwaliteiten.
Controleer de aansluitingen, afsluitingen
en verbindingsstukken van het
remsysteem op vloeistoflekkage en
controleer ook de remleidingen op
barsten, slijtage en beschadigingen.
Verhelp altijd alle defecten voordat u gaat
rijden.
Indien een van deze instructies niet wordt
opgevolgd, kunnen gevaarlijke
rijomstandigheden ontstaan, die kunnen
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
74
Onderhoud en afstelling
Remvloeistofpeil voorrem
inspecteren en corrigeren
1. Bovenste vloeistofpeilmarkering,
voorrem
2. Onderste vloeistofpeilmarkering,
voorrem
Om het vloeistofniveau van de
voorrem te inspecteren, het
vloeistofpeil dat zichtbaar is in het
glas aan de voorzijde van het
reservoir controleren.
Het remvloeistofpeil dient zich
tussen de bovenste en de onderste
markeringen te bevinden (indien het
reservoir zich in horizontale stand
bevindt).
Om het vloeistofpeil te corrigeren,
de bouten in de dop losdraaien en
de dop losmaken. Let hierbij op de
stand van de membraandichting.
Vul het reservoir tot de bovenste
peilmarkering met nieuwe DOT 4-
vloeistof uit een verzegelde
container.
Plaats de dop en zorg er daarbij voor
dat de membraandichting correct
tussen de dop en het reservoir is
geplaatst.
Draai de bouten in de dop.
Remvloeistofpeil achterrem
inspecteren en corrigeren
1. Bovenste markering, achterrem
2. Onderste markering, achterrem
Het vloeistofpeil van de achterrem is
zichtbaar vanaf de voorzijde
hiervoor hoeft het reservoir of het
paneel niet te worden verwijderd.
Het remvloeistofpeil in het
achterreservoir dient zich tussen de
bovenste en de onderste
markeringen te bevinden.
Om het vloeistofpeil van de
achterrem te corrigeren, de schroef
waarmee de reservoir aan het frame
is bevestigd, losmaken en de
reservoirdop verwijderen.
T908040
2
1
ccit
1
2
75
Onderhoud en afstelling
Terwijl u het reservoir rechtop houdt,
verwijdert u de dop, let hierbij op de
plaats van het membraan aan de
binnenzijde.
Vul het reservoir tot de bovenste
peilmarkering met nieuwe DOT 4-
vloeistof uit een verzegelde
container.
Plaats de reservoirdop en zorg er
daarbij voor dat de
membraandichting correct tussen de
dop en het reservoir is geplaatst.
Monteer de zwarte reservoirdop,
plaats de eenheid op het frame en
bevestig het reservoir met de schroef
die voorheen werd verwijderd. Draai
de bout vast met 7 Nm.
Stuurinrichting/wiellagers
Stuurinrichting inspecteren
Spilkoplagers (stuurinrichting) smeren en
controleren overeenkomstig de eisen van het
periodieke onderhoud.
Let op:
Inspecteer de wiellagers altijd
gelijktijdig met de lagers van de
stuurinrichting.
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de motorfiets stevig op
een steun staat, om tijdens de inspectie het
risico op letsel door een omvallende
motorfiets te voorkomen.
Geen extreme kracht uitoefenen op de
wielen of de wielen krachtig heen en weer
slingeren, omdat dit de motorfiets uit
evenwicht kan brengen en letsel kan
veroorzaken doordat de motorfiets van zijn
steun valt.
Zorg ervoor dat de steunblokken geen
schade aan de olieleidingen of het oliefilter
onder het carter kunnen veroorzaken.
76
Onderhoud en afstelling
Stuurinrichting op speling
controleren
Inspectie
Zet de motorfiets rechtop op een
vlakke ondergrond.
Het voorwiel van de grond tillen.
Houd het onderste gedeelte van de
voorvorken vast en probeer deze
voor- en achteruit te bewegen.
Indien er speling wordt
geconstateerd, dient een erkende
Triumph-dealer deze te inspecteren
en te corrigeren voordat u gaat
rijden.
Verwijder de steun en zet de
motorfiets op de zijstandaard.
Wiellagers inspecteren
Indien de wiellagers in het voor- of achterwiel
speling in de wielnaaf toestaan, lawaai maken
of als het wiel niet soepel ronddraait, dient
een erkende Triumph-dealer de wiellagers te
inspecteren.
De wiellagers dienen te worden
geïnspecteerd binnen de in de periodieke
onderhoudskaart gespecificeerde intervallen.
Zet de motorfiets rechtop op een
vlakke ondergrond.
Het voorwiel van de grond tillen.
Beweeg de bovenzijde van het
voorwiel voorzichtig heen en weer.
Indien er speling wordt
geconstateerd, dient een erkende
Triumph-dealer deze te inspecteren
en te corrigeren voordat u gaat
rijden.
Verander de positie van de
hefinrichting en herhaal de
procedure voor het achterwiel.
Verwijder de steun en zet de
motorfiets op de zijstandaard.
Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met onjuist
afgestelde of defecte lagers van de
stuurinrichting kan tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval leiden.
Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met
versleten of beschadigde wiellagers kan
verminderde hanteerbaarheid en
instabiliteit veroorzaken, wat tot verlies van
controle over de motorfiets en een ongeval
kan leiden. In geval van twijfel dient de
motorfiets door een erkende Triumph-
dealer te worden geïnspecteerd voordat u
gaat rijden.
77
Onderhoud en afstelling
Voorwielophanging
Voorvork inspecteren
Inspecteer elke vorkstijl op tekenen
van beschadiging, krassen op het
schuifstuk en olielekkage.
Indien beschadiging of lekkage
wordt geconstateerd, dient een
erkende Triumph-dealer te worden
geraadpleegd.
Controleer de vorken als volgt op soepel
bewegen:
Zet de motorfiets op een vlakke
ondergrond.
De handgrepen vasthouden, de
voorremhendel aantrekken en de
vorken een paar keer op en neer
pompen.
Let op:
Indien u stroefheid of overmatige
stugheid constateert, dient een
erkende Triumph-dealer te
worden geraadpleegd.
Ophanging afstellen
De modellen America en Speedmaster zijn
voorzien van een niet-afstelbare
voorophanging.
Afstellen achterophanging
1. Stelschroeven voorbelasting
achterophanging - alle modellen
De standaardinstellingen van de
voorbelasting van de achterophanging
zorgen voor een comfortabele rit en goede
hanteerbaarheid bij algemeen, solo gebruik.
De tabel (op de tegenoverliggende pagina)
toont geadviseerde instellingen voor
voorbelasting van de achterophanging onder
verschillende beladingen.
Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met defecte
of beschadigde ophanging kan de
motorfiets beschadigen en verlies van
controle over de motorfiets en een ongeval
veroorzaken.
Waarschuwing
Probeer nooit units van de ophanging te
demonteren, omdat alle units olie onder
druk bevatten. Onder druk staande olie
kan huid- en oogletsel veroorzaken.
1
cebv
78
Onderhoud en afstelling
Om de afstelling van de voorbelasting van de
achterophanging te wijzigen, dient een
hiervoor geschikt gereedschap in de opening
van de stelring te worden gestoken.
Draai de stelring rechtsom om de
voorbelasting van de veer te verhogen en
linksom om de voorbelasting van de veer te
verlagen.
Geadviseerde afstelling van de
ophanging
De afstelling van de stelschroef wordt geteld
vanaf stand een, in stand een is de stelschroef
volledig linksom gedraaid. In totaal zijn er vijf
standen van de stelschroef mogelijk. In stand
een is de veer minimaal voorbelast.
Let op:
De in de tabel genoemde
informatie kan uitsluitend als
richtlijn worden gebruikt, indien
de berijder en de passagier elk
90 kg of minder wegen. De
instelling dient te worden
verhoogd voor zwaardere
berijders en passagiers en op basis
van de persoonlijke voorkeur.
Waarschuwing
Controleer of de stelschroeven op beide
achterophangingen op dezelfde waarde
zijn afgesteld. Verschillende afstellingen
voor links en rechts beïnvloeden de
hanteerbaarheid en de stabiliteit, hetgeen
tot verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval kan leiden.
Belading Stand stelschroef
achter
Solo rijden -
slapper
1
Solo rijden -
standaard
2
Solo rijden -
steviger
3
Berijder en
passagier
5
79
Onderhoud en afstelling
Banden
Typische bandmarkering
Typische wielmarkering
Beide modellen zijn uitgerust met
binnenbandloze banden, ventielen en
wielvelgen. Gebruik uitsluitend banden die
met 'TUBELESS' zijn gemerkt, en
binnenbandloze ventielen op velgen, die met
'SUITABLE FOR TUBELESS TYRES' zijn
gemerkt.
Bandspanning
De juiste bandspanning zorgt voor optimale
stabiliteit en rijcomfort en verlengt de
levensduur van de banden. Controleer altijd
de bandspanning voordat u gaat rijden,
wanneer de banden koud zijn.
De bandspanning dagelijks controleren en zo
nodig corrigeren (zie hoofdstuk Specificaties
voor correcte bandspanning). U kunt uw
wielen en banden ook laten controleren door
uw erkende Triumph-dealer.
T509--37
Waarschuwing
Onjuiste bandspanning veroorzaakt
abnormale profielslijtage en instabiliteit,
hetgeen tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval kan leiden.
Te lage bandspanning kan tot gevolg
hebben dat de band op de velg slipt of van
de velg loskomt. Te hoge bandspanning
veroorzaakt instabiliteit en versnelde
profielslijtage.
Beide toestanden zijn gevaarlijk, omdat
deze tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval kunnen leiden.
80
Onderhoud en afstelling
Bandenslijtage
Al naargelang het profiel van de band slijt,
wordt de band gevoeliger voor lekken. Naar
schatting wordt 90 % van alle
bandproblemen veroorzaakt gedurende de
laatste 10 % van de levensduur van het
profiel (90 % afgesleten). Het is daarom niet
raadzaam om banden te gebruiken tot deze
helemaal zijn afgesleten.
Aanbevolen minimale profieldiepte
Meet de profieldiepte met een dieptevoeler
overeenkomstig de periodieke
onderhoudskaart en vervang banden die zijn
afgesleten tot de wettelijk toegestane
minimale profieldiepte, zoals aangegeven in
onderstaande tabel:
Minder dan 130 km/h 2 mm
Meer dan 130 km/h Achter 3 mm
Voor 2 mm
Waarschuwing
Met deze motorfiets mag niet harder
worden gereden dan de wettelijke
snelheidsbeperking behalve op speciaal
daarvoor bestemde afgesloten terreinen.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen
met hoge snelheden tijdens wedstrijden op
voor ander verkeer afgesloten
weggedeelten of gesloten circuits. Het
rijden met hoge snelheden is
voorbehouden aan rijders die les hebben
gehad in de technieken die noodzakelijk
zijn voor het rijden met hoge snelheden en
die vertrouwd zijn met de
rijkarakteristieken van de motorfiets onder
alle omstandigheden. Het rijden met hoge
snelheden is onder alle andere
omstandigheden gevaarlijk en kan leiden
tot verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
81
Onderhoud en afstelling
Banden vervangen
Alle Triumph-motorfietsen worden zorg-
vuldig en uitgebreid getest in een breed scala
aan rijomstandigheden om te garanderen dat
voor ieder model de meest effectieve
bandencombinatie wordt goedgekeurd. Het
is van essentieel belang dat goedgekeurde
banden en binnenbanden, gemonteerd in
goedgekeurde combinaties, worden gekozen
wanneer u vervangende onderdelen koopt.
Het gebruik van niet-goedgekeurde banden
of goedgekeurde banden in niet-
goedgekeurde combinaties kan tot
instabiliteit van de motorfiets, verlies van de
controle en een ongeval leiden. Zie het
hoofdstuk Specificaties voor gedetailleerde
informatie over goedgekeurde banden-
combinaties. Laat banden altijd monteren en
balanceren door een erkende Triumph-
dealer, die over noodzakelijke kennis en
vakbekwaamheid beschikt om een veilige en
effectieve montage te garanderen.
Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met te ver
afgesleten banden is gevaarlijk en heeft
een negatieve invloed op de tractie, de
stabiliteit en de hanteerbaarheid, wat tot
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval kan leiden.
Indien een binnenbandloze band lek is,
loopt deze doorgaans zeer langzaam leeg.
Controleer de banden altijd nauwkeurig op
lekken. Controleer banden op inkepingen,
vastzittende spijkers en andere scherpe
voorwerpen. Het gebruik van de motorfiets
met lekke of beschadigde banden heeft
een negatieve invloed op de stabiliteit en
de hanteerbaarheid van de motorfiets, wat
tot verlies van de controle over de
motorfiets en een ongeval kan leiden.
Controleer de velgen op deuken en
vervormingen. Het gebruik van de
motorfiets met beschadigde of defecte
velgen is gevaarlijk en kan tot verlies van
controle over de motorfiets en een ongeval
leiden.
Raadpleeg voor het vervangen van
banden of een veiligheidsinspectie van de
banden altijd een erkende Triumph-dealer.
Waarschuwing
Een lekke band dient te worden
vervangen. Indien een lekke band niet
wordt vervangen, of indien de motorfiets
met een gerepareerde band wordt
gebruikt, kunnen instabiliteit, verlies van
controle over de motorfiets en een ongeval
het gevolg zijn.
82
Onderhoud en afstelling
Waarschuwing
Leg geen banden met binnenband om
binnenbandloze velgen. De hiel van de
band kan niet goed in de velg vallen en de
band kan over de velg slippen, hetgeen
snel leeglopen van de band veroorzaakt,
wat verlies van controle over het voertuig
en een ongeval tot gevolg kan hebben.
Leg geen binnenband in een binnen-
bandloze band. Dit veroorzaakt wrijving in
de band, en de hittevorming die hiervan
het gevolg is, kan de band doen barsten,
wat tot snel leeglopen van de band, verlies
van controle over het voertuig en een
ongeval kan leiden.
Waarschuwing
Indien het vermoeden bestaat dat de band
beschadigd is, zoals na het raken van een
stoeprand, dient een erkende Triumph-
dealer de band zowel in- als uitwendig te
inspecteren. Een beschadiging van de
band is niet altijd van buitenaf zichtbaar.
Het gebruik van de motorfiets met
beschadigde banden kan tot verlies van
controle en een ongeval leiden.
Waarschuwing
Raadpleeg wanneer vervanging van de
banden noodzakelijk is, uw erkende
Triumph-dealer, die ervoor zorgt dat de
juiste combinatie van goedgekeurde
banden wordt gekozen en gemonteerd
overeenkomstig de instructies van de
bandenfabrikant.
Indien banden werden vervangen, dienen
de banden de tijd (circa 24 uur) te krijgen
om zich op de velg te nestelen. Rij
gedurende deze periode voorzichtig,
omdat een niet goed genestelde band
verlies van controle of een ongeval kan
veroorzaken.
De nieuwe banden hebben niet dezelfde
rijkarakteristieken als de oude banden en
de berijder moet voldoende afstand
afleggen (ongeveer 160 km) om gewend
te raken aan de nieuwe rijkarakteristieken.
De bandspanning dient 24 uur na
montage te worden gecontroleerd en
gecorrigeerd en de banden dienen te
worden geïnspecteerd op correcte ligging.
Zo nodig dient een en ander te worden
gecorrigeerd.
Dezelfde controles en correcties dienen
opnieuw te worden uitgevoerd, wanneer
na de montage 160 km is afgelegd.
Het gebruik van de motorfiets met onjuist
genestelde banden, onjuiste bandspanning
of indien de berijder niet is gewend aan de
rijkarakteristieken kan tot verlies van
controle en een ongeval leiden.
83
Onderhoud en afstelling
Accu
Waarschuwing
Banden die gebruikt zijn op een rollen-
vermogenstestbank kunnen beschadigd
zijn. In sommige gevallen is de schade niet
zichtbaar aan de buitenzijde van de band.
Na dergelijk gebruik dienen de banden te
worden vervangen, omdat het gebruik van
een beschadigde band tot instabiliteit,
verlies van controle en een ongeval kan
leiden.
Waarschuwing
Nauwkeurig balanceren van de wielen is
noodzakelijk voor een veilig en stabiel
rijgedrag van de motorfiets. Geen
balanceergewichten verwijderen of
wijzigen. Een onjuiste wielbalans kan
instabiliteit veroorzaken, hetgeen leidt tot
verlies van controle en een ongeval.
Indien de wielen moeten worden
gebalanceerd, zoals na vervanging van een
band of binnenband, dient u zich tot een
erkende Triumph-dealer te wenden.
Gebruik uitsluitend zelfklevende
gewichten. Vastgeklemde gewichten
kunnen het wiel en de band beschadigen,
hetgeen kan leiden tot leeglopen van de
band, verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden kan een
accu explosieve gassen produceren;
vonken, vuur en sigaretten uit de buurt
houden. Zorg tijdens het opladen of het
gebruik van een accu in een afgesloten
ruimte voor voldoende ventilatie.
De accu bevat zwavelzuur (accuzuur).
Contact met de huid of de ogen kan
ernstige brandwonden veroorzaken. Draag
beschermende kleding en gezichts-
bescherming.
Indien accuzuur op de huid komt, deze
onmiddellijk met overvloedig water
afspoelen.
Indien accuzuur in de ogen komt, deze
gedurende ten minste 15 minuten met
overvloedig water spoelen en DIRECT
MEDISCHE HULP INROEPEN.
Indien accuzuur wordt ingeslikt, grote
hoeveelheden water drinken en DIRECT
MEDISCHE HULP INROEPEN.
HOUD ACCUZUUR BUITEN HET
BEREIK VAN KINDEREN.
84
Onderhoud en afstelling
Accu afvoeren
Indien de accu moet worden vervangen,
dient de oude accu te worden ingeleverd bij
een milieustraat, die voorkomt dat de
gevaarlijke stoffen uit de accu in het milieu
terechtkomen.
Accu verwijderen
1. Afdekking luchtfilterkast
2. Bevestiging afdekking luchtfilterkast
3. Deksel luchtfilterkast
4. Bevestigingen deksel luchtfilterkast
5. Locatie steunbout en
bevestigingsmechanisme
1. Accudeksel
2. Accudekselbeugel
3. Bevestiging accudekselbeugel
Draai de schroef los waarmee de
afdekking luchtfilterkast aan de
deksel luchtfilterkast is bevestigd.
Verwijder de afdekking.
Waarschuwing
De accu bevat schadelijke stoffen. Houd
kinderen uit de buurt van de accu,
ongeacht of deze al dan niet in de
motorfiets is gemonteerd.
Geen startkabels op de accu aansluiten,
geen contact maken met de accukabels
onderling en de polariteit van de kabels
niet omkeren, omdat elk van deze
handelingen een vonk kan veroorzaken
waardoor de accugassen kunnen
ontbranden, hetgeen het gevaar van
persoonlijk letsel met zich meebrengt.
T908045aUSA
1
2
3
45
T908045bUSA
1
2
3
85
Onderhoud en afstelling
Draai de schroeven los waarmee de
deksel luchtfilterkast aan de
luchtfilterkast is bevestigd.
Neem de deksel voorzichtig naar
buiten weg van de motorfiets
waarbij de steunbout, die zich aan
de achterzijde van de deksel bevindt,
uit diens bevestigingsrubber wordt
genomen.
Verwijder de bevestigingsbout van
de accudekselbeugel.
Neem de beugel los uit diens
onderste scharnierpunt en verwijder
de accudeksel.
Maak de accukabels los, eerst de
massakabel (zwart).
Kantel de accu naar buiten vanaf de
bovenzijde om de accu uit de
accuplaat te nemen.
Let op:
De motormanagementmodule
(ECM) bevindt zich aan de
achterzijde van de accuplaat en is
via de accu aan de motorfiets
bevestigd. Zorg ervoor dat de
ECM niet wordt verstoord tijdens
het verwijderen of monteren van
de accu.
Accuonderhoud
Reinig de accu met een schone, droge doek.
Controleer of de kabelaansluitingen schoon
zijn.
De accu is van het gesloten type en heeft
geen onderhoud nodig, behalve het
controleren van de spanning en het
routinematig opladen bijvoorbeeld tijdens
stalling.
Corrigeren van het zuurniveau in de accu is
niet mogelijk; de afdichtstrip mag niet
worden verwijderd.
Accuontlading
Onder normale omstandigheden zal het
laadsysteem van de motorfiets de accu
volledig geladen houden. Wanneer de
motorfiets niet wordt gebruikt, zal de accu
geleidelijk ontladen, als gevolg van een
Waarschuwing
Zorg dat de accupolen het frame van de
motorfiets nooit aanraken, aangezien dit
kortsluiting of een vonk kan veroorzaken,
waardoor de accugassen kunnen
ontbranden, hetgeen het gevaar van
persoonlijk letsel en schade aan de
motorfiets met zich meebrengt.
Waarschuwing
Het accuzuur van de accu is bijtend en
giftig en veroorzaakt letsel op
onbeschermde huid. Nooit accuzuur
inslikken of in contact laten komen met de
huid. Om letsel te voorkomen dient bij het
werken aan de accu altijd oog- en
huidbescherming te worden gedragen.
Voorzichtig
Het laadniveau in de accu moet worden
gehandhaafd om de acculevensduur te
maximaliseren.
Wanneer het acculaadniveau niet wordt
gehandhaafd, kan dat ernstige interne
schade aan de accu veroorzaken.
86
Onderhoud en afstelling
normaal proces dat zelfontlading wordt
genoemd: de klok, geheugen van de
motorregelmodule (ECM), hoge
omgevingstemperaturen of het toevoegen
van elektrische beveiligingssystemen of
andere elektrische accessoires verhogen alle
de snelheid van de accuontlading. Door de
accu los te koppelen van de motorfiets tijdens
het stallen zal de snelheid van het ontladen
worden verlaagd.
Accuontlading tijdens stalling of
onregelmatig gebruik van de
motorfiets
Tijdens de stalling of het onregelmatige
gebruik van de motorfiets controleert u de
accuspanning wekelijks met een digitale
voltmeter. Volg de instructies van de fabrikant
die bij de meter zijn geleverd. Wanneer de
accuspanning onder 12,7 volt daalt, moet de
accu worden geladen (zie pagina 86).
Door een accu te laten ontladen of in
ontladen toestand te laten, zelfs gedurende
een korte periode, veroorzaakt sulfatisering
van de loodplaten. Sulfatisering is een
normaal onderdeel van het chemische proces
in de accu, maar na verloop van tijd kan het
zwavelzuurzout gaan kristalliseren op de
platen, waardoor herstel moeilijk of
onmogelijk is. Deze permanente schade
wordt niet gedekt door de motorfietsgarantie,
omdat dit niet het gevolg is van een
productiedefect.
Door de accu volledig geladen te houden,
wordt de kans op bevriezing ervan in koude
omstandigheden verminderd. Door de accu
te laten bevriezen, wordt ernstige interne
schade aan de accu veroorzaakt.
Laden van de accu
Voor hulp bij het selecteren van een
acculader, het controleren van de
accuspanning of het laden van de accu,
neemt u contact op met uw lokale, erkende
Triumph-dealer.
Waarschuwing
De accu produceert explosieve gassen
vonken, vuur en sigaretten uit de buurt
houden. Zorg tijdens het opladen of het
gebruik van een accu in een afgesloten
ruimte voor voldoende ventilatie.
De accu bevat zwavelzuur (accuzuur).
Contact met de huid of de ogen kan
ernstige brandwonden veroorzaken. Draag
beschermende kleding en
gezichtsbescherming.
Indien accuzuur op de huid komt, deze
onmiddellijk met overvloedig water
afspoelen.
Indien accuzuur in de ogen komt, deze
gedurende ten minste 15 minuten met
overvloedig water spoelen en DIRECT
MEDISCHE HULP INROEPEN.
Indien accuzuur wordt ingeslikt, grote
hoeveelheden water drinken en DIRECT
MEDISCHE HULP INROEPEN.
HOUD ACCUZUUR BUITEN HET
BEREIK VAN KINDEREN.
87
Onderhoud en afstelling
Wanneer de accuspanning onder 12,7 volt
daalt, moet de accu worden geladen met
behulp van een door Triumph goedgekeurde
acculader. Verwijder de accu altijd uit de
motorfiets en volg de instructies die bij de
acculader zijn geleverd.
Voor langere stallingsperioden (langer dan
twee weken) moet de accu uit de motorfiets
worden verwijderd en continu worden
geladen met behulp van een door Triumph
goedgekeurde onderhoudslader.
Op soortgelijke wijze moet de accu uit de
motorfiets worden verwijderd voordat deze
wordt geladen wanneer de acculading
onvoldoende is om de motorfiets te starten.
Accu plaatsen
Zorg ervoor dat de
motormanagementmodule (ECM)
en diens rubberen afdekking correct
gemonteerd zijn achter de accu.
Plaats de accu op de accuplaat
waarbij erop moet worden gelet dat
de polen niet in aanraking komen
met de motorfiets.
Sluit de accukabels weer aan, eerst
de accupluskabel (rood).
Zorg ervoor dat de accumassakabel
aan de achterzijde van de accupool
is aangesloten, zoals hieronder
weergegeven.
1. Accu
2. Accumassakabel
3. Bevestigingsbout minpool
Smeer een dun laagje vet op de
polen om roestvorming te
voorkomen.
Bedek de pluspool met de
beschermkap.
Breng de accudeksel aan en
monteer de accubeugel. Draai de
bevestigingsbout van de accubeugel
vast met 9 Nm.
Monteer de deksel en de afdekking
luchtfilterkast en draai alle
bevestigingen vast met 3 Nm. Zorg
ervoor dat de steunbout van de
deksel luchtfilterkast correct
geplaatst is.
Voorzichtig
Gebruik geen autosnellader omdat de
accu hierdoor overladen en beschadigd
kan worden.
T908045cUSA
3
1
2
88
Onderhoud en afstelling
Zekeringen
Plaats van de zekeringen
Om de zekeringen te kunnen bereiken,
verwijdert u de dop van de contactschakelaar
vanaf de onderzijde naar buiten. Nadat deze
uit diens bevestigingsrubber is verwijderd,
klapt u de afdekking omhoog en neemt u
deze los uit de sleuf in de beugel.
1. Afdekking contactschakelaar
2. Bevestigingsrubber
3. Beugelsleuf
Zekeringen vervangen
Indien een zekering onder het rijden
doorbrandt, het elektrische systeem
onderzoeken om de oorzaak vast te stellen
en de zekering vervolgens vervangen door
een nieuwe zekering met dezelfde (correcte)
stroomwaarde.
FUSE
T908046USA
1
2
3
Waarschuwing
Een doorgebrande zekering altijd
vervangen door een nieuwe zekering met
de correcte stroomwaarde (zoals
gespecificeerd op het deksel van de
zekeringdoos) en nooit een zekering met
een hogere waarde plaatsen.
Het gebruik van een zekering met een
onjuiste waarde kan leiden tot een
elektrisch probleem, wat tot schade aan de
motorfiets, verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval kan leiden.
89
Onderhoud en afstelling
Omschrijving van de zekeringen
De zekeringen kunnen worden herkend aan
een nummer dat in de behuizing van de
zekeringdoos is aangebracht, naast elke
zekering, zoals hieronder weergegeven.
Deze nummers komen overeen met het
nummer dat in de tabel aan ommezijde
vermeld staan. Zekeringen zonder een
identificatienummer zijn reservezekeringen
en moeten worden vervangen wanneer ze
worden gebruikt.
Omschrijving van de zekeringen
Een doorgebrande zekering is herkenbaar
aan het uitvallen van alle systemen die door
de betreffende zekering worden beveiligd.
Gebruik bij het controleren op doorgebrande
zekeringen onderstaande tabel om vast te
stellen welke zekering is doorgebrand.
Let op:
De zekeringdoos bevat alleen
reservezekeringen van 30, 20 en
10 amp. Op de motorfiets moet
ook een reservezekering van
5 amp. aanwezig zijn.
30
30
5 20
10
10
10
1510
10
5
10
1 2 3 4 5
6 7 8 9 10 11
10
30
1 2
10
Zeke-
ring-
nr.
Beschermde circuits Zeke-
ring-
waarde
(amp.)
1 Hulpverlichting 10
2 Alarm, klok 10
3 Accessoirefitting,
diagnostische stekker
10
4 Hoofdvoeding
contactschakelaar
10
5 Motormanagement-
systeem
20
6 Niet gebruikt -
7 Richtingaanwijzers,
remlicht, claxon
10
8 Positielicht, verlichting
instrumentenpaneel
5
9 Dim-/grootlicht 10
10 Positielichten 5
11 Hoofdzekering accu 30
90
Onderhoud en afstelling
Koplamp
1. Koplamp
2. Koplampbeugel
3. Klembout (verticale instelling)
4. Beugelbevestigingsbout (horizontale
instelling)
Koplamp afstellen
Horizontale afstelling van de
koplampstraal gebeurt met de
positie van de beugel waarop de
koplamp gemonteerd is. Om de
horizontale positie van de
koplampstraal af te stellen, draait u
de bevestigingsbout van de beugel
los en draait u de koplampeenheid
naar links of naar rechts. Wanneer
de koplamp op de juiste stand staat
ingesteld, draait u de
beugelbevestigingsbout vast met
27 Nm.
De verticale afstelling van de
koplamp wordt geregeld door de
positie van de koplampkom in relatie
tot de beugel waarop deze
gemonteerd is. Om de verticale
instelling af te stellen, draait de
Waarschuwing
Pas uw rijsnelheid aan aan het zicht en de
weersomstandigheden waaronder de
motorfiets wordt gebruikt.
Controleer of de lichtstraal zo is afgesteld,
dat het wegdek voldoende ver vooruit
wordt verlicht zonder het
tegemoetkomende verkeer te verblinden.
Een onjuist afgestelde koplamp kan het
zicht verminderen, wat tot verlies van
controle over de motorfiets en een ongeval
kan leiden.
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden de koplamp
af te stellen.
Iedere poging om onder het rijden de
koplamp af te stellen, kan verlies van
controle en een ongeval tot gevolg
hebben.
T908047USA
1
2
4
3
91
Onderhoud en afstelling
klembout van de koplampkom los
en beweegt u de koplampeenheid
omhoog of omlaag. Wanneer de
koplamp op de juiste stand staat
ingesteld, draait u de beugel-
klembout vast met 27 Nm.
Gloeilamp voor
koplamp/positielicht vervangen
1. Bouten in rand van de koplamp
2. Koplampkom
Maak de accu los, eerst de
accumassakabel (zwart).
Verwijder de bouten uit de rand van
de koplamp.
Maak de koplamp met rand los van
de koplampkom.
Ondersteun de lamp, maak de
multipin-stekker los van de
gloeilamp en de twee
steekverbindingen van het
positielicht.
Verwijder de rubber stofhoes.
Maak de draadklem van de
gloeilamp los.
De gloeilamp kan nu worden
verwijderd.
Om de gloeilamp van het positielicht
te verwijderen, de gloeilamphouder
van het koplamphuis losmaken en
de gloeilamp losmaken.
Voor het plaatsen wordt de
verwijderingsprocedure omgekeerd.
1. Draadklem
2. Gloeilamp van de koplamp
3. Parkeerlicht
cebs
1
2
Waarschuwing
De accu niet aansluiten voordat het
montageproces is voltooid. Te vroeg
aansluiten van de accu kan ontbranding
van de accugassen tot gevolg hebben,
hetgeen het gevaar van letsel met zich
meebrengt.
T908049
1
2
3
92
Onderhoud en afstelling
Achterlicht/Kentekenplaatve
rlichting
1. Bouten achterlichtlens
2. Gloeilamp
Gloeilamp vervangen
Draai de bouten los waarmee de
lens van het achterlicht is bevestigd.
Verwijder de lens.
De gloeilamp heeft een
bajonetfitting. Om de gloeilamp te
verwijderen, voorzichtig naar binnen
duwen en linksom draaien.
Voor het plaatsen wordt de
verwijderingsprocedure omgekeerd.
Waarschuwing
De gloeilamp wordt tijdens het gebruik
sterk verhit. Laat de gloeilamp afkoelen
alvorens deze beet te pakken.
Voorzichtig
Sluit de accu weer aan, eerst de
accupluskabel (rood).
T908050USA
2
1
93
Onderhoud en afstelling
Lampje richtingaanwijzers
1. Lensbout richtingaanwijzer
2. Gloeilamp
Gloeilamp vervangen
De lens op elke richtingaanwijzer
wordt door twee bouten op zijn
plaats gehouden.
Draai de schroeven los en verwijder
de lens om toegang te verkrijgen tot
de gloeilamp en deze te vervangen.
Reinigen
Veelvuldige en regelmatige reiniging vormt
een essentieel onderdeel van het onderhoud
van uw motorfiets. Regelmatige reiniging
zorgt ervoor dat uw motorfiets lang mooi
blijft. Reiniging met koud water waaraan een
voor voertuigen geschikt reinigingsmiddel is
toegevoegd, is altijd belangrijk, maar in het
bijzonder na blootstelling aan zeewind,
zeewater, rijden op stoffige of modderige
wegen en in de winter, wanneer zout wordt
gestrooid tegen ijs en sneeuw. Gebruik geen
huishoudelijke reinigingsmiddelen, omdat het
gebruik van dergelijke producten versnelde
roestvorming tot gevolg heeft.
Hoewel onder de garantiebepalingen van uw
motorfiets dekking wordt gegeven voor het
roesten van bepaalde onderdelen, mag van
de eigenaar worden verwacht dat hij/zij dit
redelijke advies opvolgt, waardoor de
motorfiets tegen roest is beschermd en er
mooi uitziet.
T908051USA
1
2
94
Onderhoud en afstelling
Voorbereiding op het wassen
Voordat u uw motorfiets wast, dienen
voorzorgsmaatregelen te worden genomen
om te voorkomen dat water binnendringt in
de volgende onderdelen.
Achterste opening van de uitlaten:
bedekken met een plastic zak,
vastgezet met elastiekjes.
Koppelings- en remhendels, schake-
laarhuizen op de handgrepen:
bedekken met plastic zakken.
Contactschakelaar en stuurslot: De
sleutelgaten met tape afplakken.
Verwijder sieraden en siervoorwerpen, zoals
ringen, horloges, ritssluitingen of riemgespen
die krassen of andere schade kunnen veroor-
zaken aan gelakte of gepolijste oppervlakken.
Gebruik verschillende reinigingssponzen of
reinigingsdoeken voor het wassen van
gelakte/gepolijste oppervlakken en
chassisoppervlakken. Chassisoppervlakken
(zoals wielen en spatbordonderzijden) zijn
blootgesteld aan wegvuil en stof met hogere
kraseigenschappen, waardoor gelakte of
gepolijste oppervlakken kunnen krassen
wanneer dezelfde sponzen of reinigings-
doeken worden gebruikt.
Voorzichtig
Geen water onder druk op de volgende
onderdelen spuiten:
• Instrumenten;
Remcilinders en remklauwen;
Onder de brandstoftank;
Aandrijfketting en spilkoplagers.
Let op:
Hoog alkalische zeepsoorten laten
een restant achter op gelakte
oppervlakken en kunnen ook
watervlekken veroorzaken.
Gebruik voor het schoonmaken
altijd een reinigingsmiddel met
een lage alkalische waarde.
Voorzichtig
Spuit nooit water onder het zadel van de
berijder. De luchtinlaatkanalen van de
motor zijn onder het zadel gemonteerd.
Water dat in dit gebied wordt gespoten,
kan in de luchtfilterkast en de motor
terechtkomen, waardoor schade aan beide
onderdelen ontstaat.
Voorzichtig
Het gebruik van hogedrukspuiten wordt
afgeraden. Bij het gebruik van
hogedrukspuiten kan water in de lagers en
andere onderdelen worden geperst,
waardoor voortijdige slijtage door
roestvorming en gebrek aan smering
wordt veroorzaakt.
95
Onderhoud en afstelling
Na het wassen
Verwijder de elastiekjes, de plastic
zakken en de tape en reinig de
luchtinlaatopeningen.
Smeer de scharnieren, bouten en
moeren.
Test de remmen voordat u de
motorfiets gaat gebruiken.
Start de motor en laat deze
5 minuten draaien. Zorg voor
voldoende ventilatie in verband met
de uitlaatgassen.
Gebruik een droge doek om
waterresten te verwijderen. Maak
om roestvorming te voorkomen de
motorfiets volledig droog.
Ongelakte aluminium onderdelen
Onderdelen zoals rem- en
koppelingshendels dienen op de
juiste manier te worden gereinigd
om het uiterlijk ervan in stand te
houden.
Gebruik een geschikte aluminium-
reiniger zonder schurende of
bijtende stoffen.
Reinig aluminium onderdelen
regelmatig, in het bijzonder na
gebruik in slecht weer, wanneer alle
aluminium onderdelen na elk
gebruik van de motorfiets
handmatig dienen te worden
gewassen en gedroogd.
Garantieaanspraken als gevolg van
onvoldoende onderhoud worden
niet gehonoreerd.
Waarschuwing
Nooit de remschijven in de was zetten of
smeren. Dit kan leiden tot verlies van
remkracht en een ongeval. Reinig de
remschijven met een geschikte vetvrije
remschijfreiniger.
96
Onderhoud en afstelling
Uitlaatsysteem reinigen
Alle delen van het uitlaatsysteem van uw
motorfiets dienen regelmatig te worden
gereinigd, om het uiterlijk ervan in stand te
houden.
Let op:
Het uitlaatsysteem moet voor het
wassen zijn afgekoeld om
vlekvorming te voorkomen.
Wassen
Maak een mengsel van koud water
en een milde autoreiniger. Gebruik
geen zeep met een hoog alkalisch
gehalte, zoals in commerciële
wasstraten wordt gebruikt, omdat
deze een residu achterlaat.
Was het uitlaatsysteem met een
zachte doek. Gebruik geen krass-
ende schuursponsjes of staalwol.
Deze beschadigen de finishlaag.
Spoel het uitlaatsysteem grondig af.
Zorg ervoor dat er geen zeep of
water in de uitlaten terechtkomt.
Drogen
Droog het uitlaatsysteem volledig
met een zachte doek. Laat de motor
niet draaien om het uitlaatsysteem te
drogen, aangezien hierdoor vlekken
ontstaan.
Bescherming
Wrijf wanneer het uitlaatsysteem
droog is 'Motorex 645 Clean and
Protect' op het oppervlak.
Regelmatig gebruik van een
beschermingsmiddel wordt aan-
bevolen, omdat dit zowel
bescherming biedt als het uiterlijk
van het uitlaatsysteem in stand
houdt.
Voorzichtig
Het gebruik van producten die siliconen
bevatten, veroorzaakt verkleuring van het
chroom en dient te worden vermeden.
Ook het gebruik van schurende
reinigingsmiddelen beschadigt het
uitlaatsysteem en dient te worden
vermeden.
97
Onderhoud en afstelling
Windscherm (accessoire) reinigen
Reinig het windscherm met een milde
zeepop-lossing of reinigings-middel en
handwarm water. Na reinigen goed afspoelen
en vervolgens drogen met een zachte,
pluisvrije doek.
Wanneer de transparantie van het
windscherm wordt verminderd door krassen
of oxidatie die niet kan worden verwijderd,
moet het windscherm worden vervangen.
Voorzichtig
Producten zoals ruitenreiniger, insecten-
verwijderaar, waterafstotende middelen,
schuurmiddelen, benzine of krachtige
oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton,
tetrachloormethaan (vlekkenwater) enz.
beschadigen het windscherm. Voorkom
contact van deze stoffen met het
windscherm.
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden het
windscherm te reinigen, omdat het loslaten
van de handgrepen verlies van controle
over het voertuig en een ongeval kan
veroorzaken.
Het gebruik van de motorfiets met een
beschadigd of bekrast windscherm
belemmert het voorwaartse zicht van de
berijder. Een belemmering van het
voorwaartse zicht is gevaarlijk en kan
leiden tot een ongeval met letsel of de
dood als gevolg.
Voorzichtig
Bijtende stoffen, zoals accuzuur,
beschadigen het windscherm. Voorkom
contact van bijtende stoffen met het
windscherm.
Onderhoud en afstelling
98
Deze pagina met opzet blanco
99
Stalling
STALLING
Voorbereiding op stalling
Het gehele voertuig grondig reinigen.
Vul de brandstoftank met het juiste type
loodvrije brandstof en voeg een
brandstofstabilisator (indien beschikbaar) toe,
volgens de instructies van de fabrikant van de
brandstofstabilisator
.
Verwijder de bougie uit iedere cilinder en giet
enkele druppels (5 ml) motorolie in iedere
cilinder. Dek de bougiegaten af met een
doek of een poetslap. Met de
motorstopschakelaar in de stand DRAAIEN,
drukt u enkele seconden op de startknop om
de cilinderwand van olie te voorzien.
Monteer de bougies, aanhalen met 20 N m.
Ververs de motorolie en vervang het filter (zie
pagina 60).
Controleer en corrigeer zo nodig de
bandspanningen (zie pagina 105).
Plaats de motorfiets op een rek, zodat beide
wielen niet op de vloer staan. (Indien dit niet
mogelijk is, planken onder het voor- en
achterwiel plaatsen om te voorkomen dat de
banden in contact komen met vocht.)
Spuit roestwerende olie (er is een breed scala
aan producten op de markt en uw dealer kan
u lokaal advies bieden) op alle ongelakte
metalen oppervlakken om roesten te
voorkomen. Voorkom dat olie op rubberen
onderdelen en remschijven of in de
remklauwen terechtkomt.
Smeer de aandrijfketting en stel deze zo
nodig af (zie pagina 68).
Verwijder de accu en bewaar deze op een
plaats die blootstelling aan direct zonlicht,
vocht of temperaturen onder 0 °C voorkomt.
Tijdens stalling moet de accu een langzame
lading krijgen (een ampère of minder)
ongeveer elke twee weken (zie pagina 84).
Voorbereidingen na stalling
Monteer de accu (indien verwijderd) (zie
pagina 87).
Wanneer de motorfiets langer dan vier
maanden gestald is, vervangt u de motorolie
(zie pagina 60).
Alle punten controleren, zoals genoemd in
het hoofdstuk Dagelijkse veiligheidscontrole
(zie pagina 37).
Uit elke cilinder de bougie verwijderen
voordat de motor wordt gestart.
De motorfiets op de zijstandaard zetten.
Via de startmotor de motor diverse keren
rondzwengelen, totdat het oliedruklampje
uitgaat.
De bougies terugzetten, vastdraaien met
20 N m en de motor starten.
Controleer en corrigeer zo nodig de
bandspanningen (zie pagina 105).
Controleer de remmen op correcte werking.
Maak een proefrit met de motorfiets op lage
snelheid.
Waarschuwing
Benzine (brandstof) is uiterst brandbaar en
kan onder bepaalde omstandigheden
exploderen. Zet het contact uit. Niet roken.
Zorg ervoor dat de ruimte goed
geventileerd is en geen vlam- of
vonkbronnen bevat, zoals apparaten met
een waakvlam.
100
Stalling
Deze pagina met opzet blanco
Specificaties
101
SPECIFICATIES
America Speedmaster
Prestaties
Maximaal vermogen. . . . . . . . . . . . . . . . 61 pk bij
6.800 omw/min
61 pk bij
6.800 omw/min
Max. koppel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72,4 Nm
bij 3.300 omw/min
72,4 Nm bij
3.300 omw/min
Afmetingen
Totale lengte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.420 mm 2.420 mm
Totale breedte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 960 mm 830 mm
Totale hoogte. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.170 mm 1.160 mm
Wielbasis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.655 mm 1.655 mm
Zadelhoogte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 720 mm 720 mm
Droog gewicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226 kg 229 kg
Maximaal laadvermogen . . . . . . . . . . . .
(berijder, passagier en accessoires)
200 kg 200 kg
Motor
Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Luchtgekoelde,
parallelle tweecilinder
met een
ontstekingshoek van
27
Luchtgekoelde,
parallelle tweecilinder
met een
ontstekingshoek van
27
Cilinderinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 865 cc 865 cc
Boring x slag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 x 68 mm 90 x 68 mm
Compressieverhouding. . . . . . . . . . . . . . 9,2:1 9,2:1
Cilindernummering. . . . . . . . . . . . . . . . . Van links naar rechts Van links naar rechts
Volgorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-2 1-2
Bestellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-2 1-2
Startsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Elektrische startmotor Elektrische startmotor
Specificaties
102
America Speedmaster
Smering
Smering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oliecarter Oliecarter
Richtlijnen motorolie-inhoud
(droog vullen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4,5 liter 4,5 liter
(olie verversen en oliefilter vervangen). . 3,8 liter 3,8 liter
(alleen olie vervangen) . . . . . . . . . . . . . . 3,3 liter 3,3 liter
Let op: Controleer altijd de markering op het kijkglas voor het correcte peil.
Specificaties
103
Alle modellen
Brandstofsysteem
Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sequentiële, elektronische brandstofinjectie
Brandstofpomp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verzonken elektrisch
Brandstofdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3,0 bar
Brandstof
Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Loodvrij (minimaal 91 RON)
Tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19,5 liter
Uitstootregeling
Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Dubbele katalysatoren met gepulste
secundaire luchtinjectie
Ontsteking
Ontstekingssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Digitaal elektronisch
Bougie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NGK DPR8EA-9
Elektrodenafstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 0,8 - 0,9 mm
Specificaties
104
America Speedmaster
Transmissie
Soort transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 versnellingen,
constant ineengrijpend
5 versnellingen,
constant ineengrijpend
Type koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Natte plaatkoppeling Natte plaatkoppeling
Primaire aandrijving . . . . . . . . . . . . . . . . Tandwiel Tandwiel
Eindoverbrenging . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ketting DID 525 VM2
112 schakels eindeloos
Ketting DID 525 VM2
112 schakels eindeloos
Primaire overbrengingsverhouding . . . . 1,74:1 (62/108) 1,74:1 (62/108)
Eindoverbrengingsverhouding . . . . . . . . 2,333:1 (18/42) 2,333:1 (18/42)
Overbrengingsverhoudingen
1e. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,73:1 (41/15) 2,73:1 (41/15)
2e. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,95:1 (37/19) 1,95:1 (37/19)
3e. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,55:1 (34/22) 1,55:1 (34/22)
4e. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,29:1 (31/24) 1,29:1 (31/24)
5e. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,07:1 (29/27) 1,07:1 (29/27)
Specificaties
105
America Speedmaster
Banden
Bandspanning (koud)
Voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,50 bar 2,50 bar
Achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,90 bar 2,90 bar
Voorkeur 1
Voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Metzeler Lasertec
110/90 - 18
Metzeler Lasertec T
110/80 - 18
Achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Metzeler ME880
170/80B 15
Metzeler ME880
170/80B 15
Voorkeur 2
Voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . N.v.t. N.v.t.
Achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . N.v.t. N.v.t.
Waarschuwing
Gebruik aanbevolen bandenopties ALLEEN in de genoemde combinaties. Combineer geen
banden van verschillende fabrikanten en combineer geen banden met verschillende
specificaties van dezelfde fabrikant.
Specificaties
106
Alle modellen
Elektrische installatie
Accu. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 V 10 ampère-uur
Wisselstroomdynamo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24A bij 2.000 omw/min
26A bij 4.000 omw/min
Koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 V 60/55 W
Halogeen H4
Achter-/remlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 V 5/21 W
Richtingaanwijzers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 V 21 W
Frame
Naloop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33,3°
Spoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153 mm
Aantrekmomenten
Oliefilter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Nm
Carteraftapplug . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Nm
Bougie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Nm
Vloeistoffen en smeermiddelen
Motorolie
Gedeeltelijk of volledig synthetische 10W/40
of 15W/50 motorolie voor motorfietsen, die
voldoet aan specificatie API SH (of hoger) en
JASO MA, zoals
Mobil 1 Racing 4T (volledig synthetisch) of
Mobil Extra 4T (gedeeltelijk synthetisch)
Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mobil Universal Brake & Clutch Fluid DOT 4
Lagers en draaipennen . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mobil Grease XHP 222
Aandrijfketting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mobil Chain Spray
of . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mobilube HD 80
107
Index
INDEX
A
Aandrijfketting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Kettingslijtage controleren . . . . . . . . . 70
Speling aandrijfketting. . . . . . . . . . . . 69
Accessoires en belading . . . . . . . . . . . . . . 49
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Verwijderen - America en
Speedmaster . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Achterlicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . 92
B
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Aanbevolen minimale profieldiepte . 80
Banden vervangen . . . . . . . . . . . . . . . 81
Bandenslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Bandspanning . . . . . . . . . . . . . . 79, 105
Brandstof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30, 103
Brandstofsysteem. . . . . . . . . . . . . . . 103
Brandstoftank vullen . . . . . . . . . . . . . 32
Brandstoftype. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Tankdop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Brandstoftank vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
D
Dagelijkse veiligheidscontrole . . . . . . . . . 37
G
Gasbediening
Afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Gashandgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Gashandgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
H
Handboek voor de eigenaar. . . . . . . . . . . 35
I
Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Instrumenten
Dagteller. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Snelheidsmeter. . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . 23
K
Ketting invetten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Afstelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Gloeilamp voor positielicht vervangen 91
Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Afstelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
L
Lampje richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . 93
Gloeilamp vervangen. . . . . . . . . . . . . 93
M
Motor
De motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . 41
De motor uitschakelen. . . . . . . . . . . . 40
Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . 27
Serienummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Motorolie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Gebruikte motorolie afvoeren . . . . . . 62
Olie verversen en oliefilter vervangen 60
Oliespecificatie en kwaliteitsgraad . . . 62
Peil inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
108
Index
O
Omschrijving van onderdelen . . . . . . . . . . 14
Ontsteking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Stuurslotsleutel. . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Ophanging
Afstellen achterophanging . . . . . . . . 77
Geadviseerde afstelling . . . . . . . . . . . 78
Ophanging afstellen . . . . . . . . . . . . . 77
Voorophanging afstellen . . . . . . . . . . 77
Voorvork inspecteren . . . . . . . . . . . . 77
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Periodiek onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 55
R
Reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Na het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Ongelakte aluminium onderdelen . . 95
Uitlaatsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Voorbereiding op het wassen . . . . . . 94
Voorzichtig. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Compensatie remblokslijtage . . . . . . 72
Remblokslijtage controleren . . . . . . . . 71
Remlichtschakelaars. . . . . . . . . . . . . . 72
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Remvloeistofpeil achterrem. . . . . . . . 74
Remvloeistofpeil voorrem . . . . . . . . . 74
Stelschroef rem- en
koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . 29
Rijden met hoge snelheid . . . . . . . . . . . . 47
S
Schakelaars linkerstuurstang. . . . . . . . . . . 28
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Dimschakelaar koplamp . . . . . . . . . . 28
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . 29
Schakelaars rechterstuurstang . . . . . . . . . 27
Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . 27
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Aantrekmomenten. . . . . . . . . . . . . . 106
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Brandstofsysteem . . . . . . . . . . . . . . . 103
Elektrische installatie. . . . . . . . . . . . . 106
Frame . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Ontsteking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Prestaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Smering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Uitstootregeling . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Vloeistoffen en smeermiddelen. . . . 106
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Voorbereiding op stalling . . . . . . . . . 99
Voorbereidingen na stalling . . . . . . . 99
Standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Stuurinrichting/wiellagers
Wiellagers inspecteren . . . . . . . . . . . . 76
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Veiligheid voorop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Brandstof en uitlaatgassen . . . . . . . . . . 6
De motorfiets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Handgrepen en voetsteunen. . . . . . . . 9
Het rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Onderdelen en accessoires . . . . . . . . 10
Onderhoud/apparatuur . . . . . . . . . . . 11
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Valhelm en kleding . . . . . . . . . . . . . . . 8
109
Index
Versnellingen
Wegrijden/versnelling inschakelen . . 42
VoertuigIdentificatieNummer (VIN). . . . . . 17
Voorwielophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
W
Waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Handboek voor de eigenaar . . . . . . . . . 3
Informatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Plaats van de waarschuwingslabels –
America en Speedmaster . . . . . . . . . . 12
Waarschuwing, voorzichtig en let op . . 1
Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . 23
Waarschuwingslabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Waarschuwingslampjes
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Lage oliedruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Neutraal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . 23
Z
Zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Omschrijving van de zekeringen . . . 89
Plaats van de zekeringen . . . . . . . . . . 88
Zekeringen vervangen. . . . . . . . . . . . 88
Zijpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Index
110
Deze pagina met opzet blanco


Produkt Specifikationer

Mærke: Triumph
Kategori: Motorcykel
Model: Speedmaster (2008)

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til Triumph Speedmaster (2008) stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig