Casio EX-Z850 Manual


Læs gratis den danske manual til Casio EX-Z850 (279 sider) i kategorien Digital kamera. Denne vejledning er vurderet som hjælpsom af 28 personer og har en gennemsnitlig bedømmelse på 4.5 stjerner ud af 14.5 anmeldelser. Har du et spørgsmål om Casio EX-Z850, eller vil du spørge andre brugere om produktet?

Side 1/279
D
Digitale Camera
EX-Z850
Gebruiksaanwijzing
Gefeliciteerd met de aanschaf van dit
CASIO product.
Voordat u het in gebruik neemt dient u
eerst de voorzorgsmaatregelen in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
Houd de gebruiksaanwijzing daarna op
een veilige plaats voor latere naslag.
Bezoek de officiële EXILIM website
http://www.exilim.com/ voor de meest
recentelijke informatie voor dit product.
K844FCM1DMX
INLEIDING
2
INLEIDING
Uitpakken
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
Oplaadbare lithium-Ion Accu
(NP-40)
USB slede
(CA-31)
USB kabel Basisreferentie
Camera Polsriem
Speciale netadapter (Inlaat type)
(AD-C52G)
Netsnoer
*
*De vorm van de
netstekker hangt af van
het land waar de
camera wordt
aangeschaft.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft.
Speciale netadapter (Insteek type)
(AD-C52J)
CD-ROM AV kabel
INLEIDING
3
Inhoudsopgave
2INLEIDING
Uitpakken ..................................................................... 2
Kenmerken ................................................................. 10
Voorzorgsmaatregelen ............................................... 14
19 SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op! .............................................. 19
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 20
Opnemen van een beeld ............................................ 21
Bekijken van een opgenomen beeld ......................... 22
Wissen van een beeld ................................................ 22
23 VOORBEREIDINGEN
Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 23
Algemene gids ........................................................... 24
Camera 24
USB slede 27
Inhoud van het beeldscherm ..................................... 28
Opnamefuncties (REC) 28
Weergavefunctie (PLAY) 32
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 33
Vastmaken van de polsriem ....................................... 35
Spanningsvereisten ................................................... 35
Inleggen van de oplaadbare accu 35
Opladen van de accu 37
Vervangen van de accu 41
Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening 42
In- en uitschakelen van de camera 45
Configureren van de stroomspaarinstellingen 47
Gebruik van de in-beeld menus ................................ 48
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 51
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 52
54 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld ............................................ 54
Specificeren van de opnamefunctie 54
Richten van de camera 55
Opnemen van een beeld 56
Gebruiken van de optische zoeker ............................ 62
Gebruiken van de zoom ............................................. 63
Optische zoom 63
Digitale zoom 65
INLEIDING
4
Gebruiken van de flitser ............................................. 67
Flitsereenheid status 70
Veranderen van de flitssterkte instelling 71
Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) 71
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 73
Specificeren van de beeldgrootte .............................. 76
Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 77
79 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 79
Gebruik van autofocus 80
Gebruik van de macrofunctie 83
Het gebruik van panfocus 84
Gebruik van de oneindig-functie 85
Gebruik van handmatig scherpstellen 85
Gebruik van de scherpstelvergrendeling 87
Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 88
Bijstellen van de witbalans ......................................... 89
Handmatig configureren van de witbalans 91
Specificeren van de belichtingsfunctie ...................... 92
Gebruik van lensopening prioriteit AE 92
Gebruiken van sluitersnelheid prioriteit AE 94
Met de hand instellen van de belichtingsinstellingen 96
Voorzorgsmaatregelen voor opname met de
belichtingsfunctie 97
Gebruik van de doorlopende sluiter .......................... 97
Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie
met normale snelheid 98
De doorlopende sluiterfunctie met hoge snelheid
gebruiken 99
De doorlopende sluiterfunctie met flits gebruiken 99
Gebruik van de zoom doorlopende sluiterfunctie 100
25-shot stop-actie beelden
(m.b.v. de meervoudige doorlopende sluiterfunctie) 101
Voorzorgsmaatregelen voor de doorlopende sluiter 102
Gebruiken van de BEST SHOT functie ................... 103
Afzonderlijk tonen van de voorbeelddecors 105
Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling 106
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling 108
Verminderen van de effecten van het bewegen
van uw hand of het bewegen van het onderwerp ... 108
Opnemen met een hogere gevoeligheid ..................110
Opnemen van beelden van naamkaartjes en
documenten (Business Shot) .................................... 111
Voordat u met Business Shot gaat opnemen 112
Gebruiken van de Business Shot instelling 112
Herstellen van een oude foto .................................... 113
Voordat u probeert een oude foto te herstellen 113
Opnemen van een oude foto 114
Opnemen van een ID foto ......................................... 116
Afdrukken van een ID foto 118
Opnemen van een film ..............................................118
Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld 119
Opnemen van een standaard film (filmfunctie) 120
INLEIDING
5
Directe filminstellingen
(MOVIE BEST SHOT functie) .................................. 123
Het afzonderlijk tonen van MOVIE BEST SHOT
voorbeeldscenes 124
Creëren van uw eigen MOVIE BEST SHOT
instellingen 125
Opnemen van een korte film 126
Opnemen van een voorafgaande film 129
Opnemen met de opnamelamp (REC) .................... 130
Opnemen van audio ................................................. 131
Toevoegen van geluid aan een snapshot 131
Opnemen van spraak 133
Gebruiken van het histogram ................................... 134
Camera instellingen van de
REC (opname) functie ............................................. 137
Toewijzen van functies aan de [] en [] toetsen 137
In- en uitschakelen van het in-beeld raster 138
In- en uitschakelen van beeldcontrole 139
Gebruik van icoonhulp 139
Specificeren van de default instellingen bij
inschakelen van de spanning 140
Specificeren van de ISO gevoeligheid 142
Selecteren van de meetfunctie 143
Gebruiken van de filterfunctie 145
Speciferen van de contourscherpte 145
Specificeren van kleurverzadiging 146
Specificeren van het contrast 146
Fotos met datumafstempeling 147
Terugstellen (reset) van de camera 148
Gebruiken van het snelkoppelmenu (EX Menu) ..... 149
150 WEERGAVE
Elementaire weergavebediening ............................. 150
Weergave van een audio snapshot 151
Inzoomen op het weergegeven beeld ..................... 152
Afmetingen van een beeld heraanpassen ............... 153
Trimmen van een beeld ........................................... 154
Keystone correctie ................................................... 156
Het gebruiken van kleurherstelling om de
kleuren van een oude foto te corrigeren.................. 157
Bijstellen van de witbalans van een
opgenomen beeld .................................................... 159
Instellen van de helderheid van het beeld ............... 161
Weergeven en bewerken van een film .................... 162
Weergeven van een film 162
Weergave van een film met de anti-trilfunctie 164
Montage van een film 165
Vastleggen van een stilbeeld van een film
(MOTION PRINT) 168
Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 170
Tonen van het kalenderscherm................................ 171
Spelen van een Slideshow (diashow) ..................... 172
Gebruik van de fotostandaardfunctie 174
Roteren van het displaybeeld .................................. 175
Toevoegen van audio aan een snapshot ................. 177
Heropnemen van het geluid 178
INLEIDING
6
Weergeven van een spraakopnamebestand ........... 179
Tonen van camerabeelden op een televisiescherm 180
Selecteren van het
video-uitgangssysteem 181
183 WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 183
Wissen van alle bestanden ...................................... 184
185 BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen..................................................................... 185
Geheugenmappen en -bestanden 185
Beschermen van bestanden .................................... 186
Beveiligen van een enkel bestand 186
Beveiligen van alle bestanden 187
Gebruik van de FAVORITE folder ............................ 187
Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 187
Tonen van een bestand in de FAVORITE map 189
Wissen van een bestand uit de FAVORITE map 190
Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 190
191 ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen ................. 191
Configureren van de geluidsinstellingen 191
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon 191
Instellen van het geluidsniveau voor de
weergave van films en audio snapshots 192
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm ............................................................. 192
Specificeren van de bestandsnaam serienummer
generatiemethode .................................................... 193
Instellen van de klok ................................................ 194
Selecteren van uw thuistijdzone 194
Instellen van de huidige tijd en datum 195
Veranderen van de datumopmaak 195
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 196
Tonen van het wereldtijdscherm 196
Configureren van wereldtijdinstellingen 196
Bewerken de datum en de tijd van een beeld ......... 197
Veranderen van de displaytaal ................................ 198
Veranderen van de helderheid van het
beeldscherm ............................................................. 199
Veranderen van het protocol van de USB poort ...... 200
Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies ........................... 201
Formatteren van het ingebouwde geheugen........... 202
INLEIDING
7
203 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 204
Insteken van een geheugenkaart in de camera 204
Vervangen van de geheugenkaart 205
Formatteren van een geheugenkaart 206
Kopiëren van bestanden .......................................... 207
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart 208
Kopiëren van een specifiek bestand van een
geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 209
210 AFDRUKKEN VAN BEELDEN
DPOF ......................................................................... 211
Configureren van de afdrukinstellingen voor
een enkel beeld 212
Configureren van de afdrukinstellingen voor
alle beelden 213
Gebruiken van PictBridge en
USB DIRECT-PRINT ................................................ 214
Datumafdruk 218
PRINT Image Matching III ........................................... 219
Exif Print ................................................................... 219
220 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 220
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 228
Gebruiken van een geheugenkaart om beelden
over te schrijven naar een computer ....................... 233
Geheugendata ......................................................... 234
DCF protocol 234
Geheugenmapstructuur 235
Door de camera ondersteunde beeldbestanden 236
INLEIDING
8
238 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 238
Selecteren van het benodigde software 238
Systeemvereisten voor uw computer 240
Beheren van beelden op een PC 242
Retoucheren, oriënteren en afdrukken van fotos 245
Weergeven van een film 247
Monteren van films 250
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 252
Gebruikersregistratie 252
Verlaten van de menu applicatie 252
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 253
Selecteren van het benodigde software 253
Systeemvereisten voor uw computer 254
Beheren van beelden op een Macintosh 255
Weergave van een film op uw Macintosh 256
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 258
Registreren als cameragebruiker 258
259 APPENDIX
Menureferentie ......................................................... 259
Indicator referentie ................................................... 262
Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 265
Mocht u problemen ondervinden bij het
installeren van de USB driver270
Tonen van boodschappen 271
Technische gegevens .............................................. 273
INLEIDING
9
BELANGRIJK!
The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder
voorbehoud en kan zonder voorafgaande
mededeling worden veranderd.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies
voortvloeiend uit het gebruik van deze
gebruiksaanwijzing.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot
schadevergoeding door derden die voortvloeien uit
het gebruik van of defecten aan de EX-Z850.
CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk
gesteld worden voor schade of verlies door u of door
derden door het gebruik van Photo Loader en/of
Photohands.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het
wissen van data als gevolg van een defect,
reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er
altijd voor een reservekopie te maken van
belangrijke data op andere media om u in te dekken
tegen verlies.
Merk op dat de voorbeeldschermen en
productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing
ietwat kunnen afwijken van de schermen en
configuratie van de camera in werkelijkheid.
Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.
Windows, Internet Explorer, Windows Media en
DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
Macintosh en QuickTime zijn handelsmerken van
Apple Computer, Inc.
MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon
Technologies AG van Duitsland en onder licentie bij
MultiMediaCard Association (MMCA).
Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated in the US en/of andere landen.
Ulead is een handelsmerk van Ulead Systems,Inc.
Namen van andere fabrikanten, producten en
diensten die gebruikt worden in deze
gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of
dienst merken zijn van anderen.
Photo Loader en Photohands zijn eigendom van
CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van
het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties
aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
INLEIDING
10
LCD paneel
Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD
fabrikagetechnologie die een beeldpundeffecttiviteit van
99,99% behaalt. Dat betekent dat minder dat 0,01% van
het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet
branden of ze blijven juist altijd branden.
Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen
is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en
audiobestanden zonder toestemming in overtreding met
auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen
vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden
aan derden via het internet zonder toestemming van de
eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de
wetgeving ten aanzien van auteursrechten en
internationale verdragen.
Kenmerken
8,1 miljoen effectieve beeldpunten
De CCD voorziet in 8,32 miljoen beeldpunten voor
beelden met een uitstekende resolutie en detail.
2,5-inch TFT LCD kleurenscherm
8,0 MB ingebouwd geheugen
Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van
een geheugenkaart.
Meegeleverd met een USB slede
De meegeleverd USB slede kan gebruikt worden voor het
opladen van de accu van de camera (pagina 37) en om
beelden via een televisietoestel te bekijken (pagina 180)
en voor het oversturen van beelden naar een computer
(pagina 238). Met de fotostandaardfunctie kunt u beelden
bekijken terwijl de camera op staat te laden op de slede
(pagina 174).
Opnamefunctie (REC) of weergavefunctie (PLAY)
inschakelen (pagina 45)
Druk op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) om de
camera in te schakelen en de gewenste functie in te
schakelen.
AF hulpverlichting (pagina 59)
Verbetert de nauwkeurigheid van de autofocus bij het
maken van foto’s als er weinig licht is.
B
INLEIDING
11
24X naadloze zoom (pagina 63)
3X optische zoom, 8X digitale zoom
Flitshulp (pagina 71)
Dit attribuut compenseert wanneer de flitsintensiteit niet
sterk genoeg is zodat beelden beter belicht worden.
Drievoudige zelfontspanner (pagina 73)
De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal
automatisch te werken.
Automatische macrofunctie (pagina’s 81, 83)
De automatische macrofunctie schakelt over naar de
macrofunctie wanneer de afstand tussen de camera en
het onderwerp korter is dan het automatische
scherpstelbereik.
Snelsluiter (pagina 81)
Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt zonder te
pauzeren zal de camera onmiddellijk het beeld opnemen
zonder te wachten totdat het automatische scherpstellen
(Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk voor u
die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te
wachten voor automatische scherpstellen (Auto Focus).
Selectie van het autofocusgebied (pagina 82)
Wanneer de instelling Multi (multi-patroon) wordt
ingesteld voor het autofocus kader, neemt de camera
negen metingen op verschillende punten en selecteert
automatisch de beste.
Drie belichtingsfuncties (pagina 92)
Er zijn drie belichtingsfuncties die de lensopening en de
sluitersnelheid bepalen: lensopeningsprioriteit AE (A
functie), sluitersnelheidprioriteit AE (S functie) en
handmatige belichting (M functie).
Vijf doorlopende sluiterfuncties (pagina 97)
Naast de sluiterfunctie met normale snelheid kunt u ook
de doorlopende sluiterfunctie met hoge snelheid, de
doorlopende sluiterfunctie met flits, de doorlopende
sluiterfunctie met zoom of de meervoudige doorlopende
sluiterfunctie selecteren.
Beste shot (BEST SHOT) (pagina 103)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde. Dit is de handige
manier om instellingen snel en gemakkelijk te maken voor
mooie fotos. Nieuwe BEST SHOT voorbeelddecors
omvatten o.a. instellingen voor hoge gevoeligheid en de
anti-trilfunctie.
Business Shot (pagina 111)
De Business Shot instelling corrigeert automatisch
rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes,
documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen
wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen.
INLEIDING
12
Herstellen van een oude foto (pagina 113)
U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een
oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die
worden verstrekt door de moderne digitale
cameratechnologie.
ID fotofunctie (pagina 116)
Na opname van een portret kunt u een pagina afdrukken
met een aantal verschillende versies met standaard
afmetingen voor foto voor identiteitsbewijzen (ID).
Filmopname met geluid (pagina 118)
VGA grootte, met 30 beelden/seconde in MPEG-4 formaat
Een keuze van filmopnamefunctie (pagina 118)
Naast een filmfunctie (Movie) voor normale filmopname
kunt u ook de MOVIE BEST SHOT functie gebruiken om
één van de ingebouwde voorbeeldfilmscenes te
selecteren voor het instellen van de scene die u
selecteerde. MOVIE BEST SHOT scenes omvatten
Short Movie (korte film - voor het opnemen van korte
filmpjes) en Past Movie (voorafgaande film - waarvan de
opname reeds vijf seconden begonnen is voordat u op de
sluitertoets heeft gedrukt).
Audio Snapshot functie (pagina 131)
Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die
audio bevatten.
Spraakopname (pagina 133)
Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata.
Real-time RGB histogram (pagina 134)
Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen
terwijl u bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid
beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke
belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit
te voren.
EX menu (pagina 149)
Het EX menu geeft toegang tot vier vaak gebruikte
instellingen.
Keystone correctie (pagina 156)
Met een eenvoudige bedieningshandeling kunt u
keystone correctie aanbrengen, hetgeen nodig is
wanneer u het beeld van een (school) bord of een poster
vanuit een hoek opneemt.
Kleurcorrectie (pagina 157)
Neem gewoonweg het beeld van een oude foto op om de
kleuren ervan te herstellen.
Ingebouwde beeldbewerkingsfuncties
U kunt de witbalans (pagina 159) en helderheid (pagina
161) van beelden na opname met eenvoudige
bewerkingen veranderen.
Bewegende afdrukfunctie (MOTION PRINT)
(pagina 168)
Neem beelden van een film op en creëer stilbeelden die
geschikt zijn om te worden afgedrukt.
INLEIDING
13
Kalenderscherm (pagina 171)
Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met
een volledige maand weer op het beeldscherm van de
camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont
een thumbnail van het eerste bestand dat op die datum
was opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald
bestand gemakkelijker en sneller.
Wereldtijd (pagina 196)
Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd
ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uit 162 steden in
32 tijdzones kiezen.
Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC
(MultiMediaCard = multimedia kaart) voor
geheugenuitbreiding (pagina 203)
Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 211)
Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de
gewenste volgorde door gebruik te maken van een
DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt
worden voor het specificeren van beelden en
hoeveelheden door professionele
afdrukdienstverleningen.
PictBridge en USB DIRECT-PRINT ondersteuning
(pagina 214)
Sluit direct aan op een printer die compatibel is met
PictBridge of USB DIRECT-PRINT en u kunt beelden
afdrukken zonder dit via de computer te doen.
PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 219)
Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze
data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de
beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze
opnam.
DCF data opslag (pagina 234)
Het DCF (Design rule for Camera File system) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
camera en printers.
Bijgesloten met Photo Loader en Photohands
(pagina’s 242, 245, 255)
Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de
populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw
camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een
applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en
vergemakkelijkt.
INLEIDING
14
Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het
onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het
gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt
gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij
gebruik van de flitser dient de camera minstens één
meter van de ogen van het onderwerp gehouden te
worden.
Houd de camera uit de buurt van water en andere
vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij
de kust of op het strand, in de badkamer, enz.
Mocht een vreemd voorwerp of water de camera
binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit.
Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het
netsnoer van de netadapter uit het stopcontact en neem
contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de
camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet,
brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met
zich mee.
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen
na te leven wanneer u de EX-Z850 gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar camera
verwijzen naar de CASIO EX-Z850 digitale camera.
Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of
zelf reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en
reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze
camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een
klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
Richt de flitser nooit op een persoon die een
motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn
en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen.
INLEIDING
15
Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat
de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is
aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de
spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera
en/of haal de stekker van het netadaptersnoer uit het
stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan
namelijk het gevaar op een ongeluk met zich
meebrengen.
Materiële schade en defecten van deze camera kunnen
er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data
gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door
ze over te sturen naar het geheugen van een PC.
Open nooit het accudeksel, verbreek nooit de aansluiting
van de netadapter met de camera en trek deze nooit uit
het stopcontact terwijl een beeld wordt opgenomen. Niet
alleen maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te
nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen
die reeds opgeslagen waren in het bestandgeheugen van
de camera.
Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera dan onmiddellijk uit. Er
daarbij op lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder
daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer van de
netadapter uit het stopcontact en neem contact op met
uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO
onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera
onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de
camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee
naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende
onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties
nooit zelf uit te voeren.
Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan
deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit
een andere netadapter dan de meegeleverde om deze
camera van spanning te voorzien.
Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of
een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik
de adapter ook niet bij een kachel.
Trek de stekker van het netadaptersnoer minstens eens
per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de
stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de
stekers en gevaar op brand met zich meebrengen.
INLEIDING
16
Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen
Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisie-
onderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden
bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het
bestandgeheugen.
Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart of
het plaatsen van de camera op de USB slede terwijl
de camera zojuist bezig is met het opnemen van een
beeld of toegang heeft tot het geheugen
Het verwijderen van de accu, het verwijderen van de
geheugenkaart of het plaatsen van de camera in de
USB slede terwijl de groene bedrijfsindicator nog aan
het knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld
heeft
Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel of
het verwijderen van de camera uit de USB slede of het
loskoppelen van de netadapter van de USB slede
terwijl het versturen van data plaatsvindt
Lage batterijspanning
Andere abnormale omstandigheden
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe
leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
271). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak
van de foutlezing te elimineren.
Test voor het gebruik dat de camera goed
werkt!
Voordat u de camera gebruikt voor het maken van
belangrijke opnemen dient u eerst een aantal testbeelden
op te nemen om u zich er eerst van te overtuigen dat de
resultaten naar wens zijn en de camera juist
geconfigureerd is en u hem op de juiste wijze bediend.
INLEIDING
17
Condens
Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge
veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid
dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op
de inwendige componenten. Condens kan defectieve
werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de
camera blootstaat aan omstandigheden die condens
kunnen veroorzaken.
Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas
totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om
dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft
bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,
verwijder dan de accu van de camera en laat het
accudeksel voor enkele uren open.
Voorwaarden voor juiste werking
Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0°C en 40°C.
Gebruik de camera niet en berg hem niet op de volgende
plaatsen op.
Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme
temperaturen.
Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
INLEIDING
18
Onderhoud van uw camera
Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
Vingerafdrukken, vuil en andere ongewenste spullen op
de flitser kunnen storing veroorzaken bij een juiste
werking van de camera. Vermijd het aanraken van de
flitser. Mocht de flitser toch vuil worden, veeg hem dan af
met een zachte, droge doek.
Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te
worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
Overige
Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.
Dit duidt niet op een defect.
Stroomvoorziening
Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu
NP-40 om deze camera van stroom te voorzien. Het
gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund.
Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok.
De instellingen voor de datum en de tijd worden
teruggesteld telkens wanneer via de accu en/of de USB
slede voor ongeveer 24 uur geen spanning wordt
toegevoerd aan de camera. Zorg er voor deze
instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt
onderbroken (pagina 194).
Lens
Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het
oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de
lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt.
U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in
bepaalde soorten beelden waarbij er een kleine buiging
optreedt bij lijnen die recht zouden moeten zijn. Dit komt
door de karakteristieken van de lens/het objectief en duidt
niet op een defect van de camera.
SNELSTARTGIDS
19
SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op!
1.
Leg de accu in de camera
(pagina 35).
2.
Plaats de camera in de USB slede om de accu op te
laden (pagina 37).
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar
de camera wordt aangeschaft.
Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om volledig op te
laden.
1
2
3
21 Inlaat type
1Insteek type
Oplaadindicator [CHARGE]
Opladen: licht rood op
Opladen voltooid: licht groen op
Stopnok
SNELSTARTGIDS
20
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in te
schakelen.
2.
Gebruik [], [], [] en [] om de gewenste taal te
selecteren.
3.
Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren.
4.
Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v.
[], [], [] en [] en druk vervolgens op [SET].
5.
Selecteer de gewenste stad m.b.v. [] en [] en
druk vervolgens op [SET].
6.
Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens op [SET].
7.
Selecteer de gewenste datumformaatinstelling
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
8.
Stel de datum en de tijd in.
9.
Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren
en het instelscherm te verlaten.
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
Let erop det volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt voor het opnemen van
beelden.
Zie pagina 51 voor details.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 198) of de klok (pagina 194)
afzonderlijk te veranderen.
1
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
[]
[]
[][]
[SET]
C
SNELSTARTGIDS
21
Opnemen van een beeld
Zie pagina 54 voor details.
1.
Druk op [ ] (REC).
Hierdoor wordt de REC (opname) functie ingeschakeld.
2.
Zet de functiedraairegelaar op “ ” (snapshot
functie).
3.
Richt de camera op het onderwerp, gebruik het
beeldscherm of druk op de zoeker om het beeld
te componeren en druk daarna de sluitertoets
half in.
Nadat de camera klaar is met het automatische
scherpstellen wordt het scherpstelkader groen en gaat
de groene bedrijfsindicator branden.
4.
Houd de camera stil en druk de sluitertoets
voorzichtig geheel in.
Vergeet niet voordat u een in de handel verkrijgbare
geheugenkaart in gebruikt neemt, de kaart eerst te
formatteren met de formatteerprocedure van de camera.
Zie pagina 206 voor het formatteren van een
geheugenkaart.
3
4
1
2
Groene bedrijfsindictator
Scherpstelkader
Snapshotfunctie icoon
SNELSTARTGIDS
22
1
2
1
2, 3, 4, 5
1.
Druk op [ ] (PLAY).
2.
Druk op [] ( ).
3.
Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [] en
[].
4.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [] en [].
Selecteer Cancel (annuleren) om de beeldwisfunctie te
verlaten zonder iets uit te wissen.
5.
Druk op [SET] om het beeld te wissen.
Wissen van een beeld
Zie pagina 183 voor details.
1.
Druk op [ ] (PLAY).
Hierdoor wordt de PLAY (weergave) functie
ingeschakeld.
2.
Blader m.b.v. [] en [] door de
beelden.
Bekijken van een opgenomen beeld
Zie pagina 150 voor details.
VOORBEREIDINGEN
23
VOORBEREIDINGEN
Toetsbediening
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de
toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele
aanhalingstekens ( ) omsloten.
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten
aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te
doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in
deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze
gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
camera
bestandgeheugen
accu
oplader
Betekenis:
De CASIO EX-Z850 digitale
camera
De plaats waar de camera
op het ogenblik beelden
opslaat die u opneemt
(pagina 56)
De NP-40 oplaadbare
lithium-ion accu
De los verkrijgbare CASIO
BC-30L
oplader
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt: Betekenis:
een opnamefunctie (REC)
digitale ruis
De op dat moment
geselecteerde
opnamefunctie (Snapshot,
BEST SHOT, filmopname,
MOVIE BEST SHOT,
spraakopname)
Kleine spikkels of sneeuw
in het opgenomen beeld of
op het beeldscherm
waardoor het beeld er
korrelig uitziet.
VOORBEREIDINGEN
24
Aanvullende informatie
BELANGRIJK! geeft belangrijke informatie aan
die u dient te weten om de camera op de juiste manier te
gebruiken.
LET OP geeft informatie aan die handig is bij het
bedienen van de camera.
Bestandgeheugen
De term bestandgeheugen in deze gebruiksaanwijzing is
een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw
camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit
kan één van de volgende drie lokaties betreffen.
Het ingebouwde flash-geheugen van de camera
Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is
Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
Zie pagina 235 voor meer informatie aangaande hoe de
camera beelden opslaat.
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk
component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Camera
Voorkant
7
8
3 652 4
1
1Zoomregelaar
2Sluitertoets
3Spanningstoets
4Flitser
5AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
6Zoeker
7Lens
8Microfoon
VOORBEREIDINGEN
25
Achterkant Zijkant
A B C
D
IE
H
F
G
09
[]
[]
[][]
[SET]
9Zoeker
0Bedrijfsindicator
A[ ]
(PLAY weergave)
toets
B[] (REC opname)
toets
CFunctiedraairegelaar
DPolsriemring
EInsteltoets [SET]
F[][][][] toetsen
GDisplaytoets [DISP]
H[MENU] toets
IBeeldscherm
JLuidspreker
K[] (doorlopende
sluiter) toets
L[EX] toets
K
L
J
VOORBEREIDINGEN
26
M
ONPQR
Onderkant
MStopnok
NGeheugenkaartsleuf
OAccuvak
PAccudeksel
QAansluiting
RStatiefschroefgat
*Gebruik dit gat bij montage van een statief.
VOORBEREIDINGEN
27
Achterkant
Voorkant
USB slede
Door de CASIO digitale camera eenvoudigweg op de USB
slede te plaatsen wordt u in staat gesteld de volgende
taken te verrichten.
Opladen van de accu (pagina 37)
Bekijken van de beelden m.b.v. de Photo Stand diashow
functie (pagina 174).
Aansluitbaarheid op een televisie om beelden via het
beeldscherm van een televisietoestel te bekijken (pagina
180).
Direct aansluiten op een printer om afdrukken te maken
(pagina 215)
Automatisch oversturen van beelden naar een computer
(pagina 220)
BELANGRIJK!
Gebruik enkel de met de camera meegeleverde USB
slede (CA-31). Een slede van een ander type wordt
niet ondersteund.
7
8
6
12
3
5
4
1Camera aansluiting
2[USB] indicator
3[USB] toets
4Oplaadindicator
[CHARGE]
5Fototoets [PHOTO]
6[DC IN 5.3V]
gelijkspanningsingang
(netadapteraansluiting)
7[] (USB poort)
8AV uitgangsaansluiting
[AV OUT]
VOORBEREIDINGEN
28
Inhoud van het beeldscherm
Het beeldscherm houdt u via verschillende indicatoren en iconen op de hoogte van de status van uw camera.
Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud
van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera.
Opnamefuncties (REC)
Indicators op het scherm 1Flitserfunctie indicator
(pagina 67)
Geen Automatisch flitsen
Flitser uit
Flitser aan
Krachtflitser
Milde flits
Vermindering van het
rode ogen effect
Als de camera signaleert dat
de flitser gebruikt moet worden
terwijl automatisch flitsen
geselecteerd is, verschijnt de
flitser aan indicator wanneer
de sluitertoets halverwege
wordt ingedrukt.
2Scherpstelfunctie
indicator (pagina 79)
Autofocus
Macro
Panfocus
Oneindig
Handmatig sherpstellen
verschijnt enkel tijdens
het opnemen van films.
verschijnt enkel kort en
verdwijnt dan uit het display
als u autofocus (automatisch
scherpstellen) selecteert met
de toetsaanpassingsfunctie
(pagina 137).
3Witbalansindicator
(pagina 89)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
Daglichtwit
Daglicht
Gloeilamp
Handmatig
AWB
verschijnt enkel kort en
verdwijnt dan uit het display als
u Auto (automatisch) selecteert
met de toetsaanpassingsfunctie
(pagina 137).
4Doorlopende
sluiterfunctie
(pagina 97)
Enkele snapshot
Doorlopende sluiter bij
normale snelheid
Doorlopende sluiter bij
hoge snelheid
Doorlopende sluiter
met flits
Z
Doorlopende sluiter
met zoom
Meervoudige
doorlopende sluiter
5Zelfontspanner
(pagina 73)
Geen 1-beeld
10
s
Zelfontspanner 10 sec.
2
s
Zelfontspanner 2 sec.
x3
Drievoudige
zelfontspanner
81 35
C
9
B
2467
0
F
E
D
A
VOORBEREIDINGEN
29
LET OP
Als de instelling van één van de volgende functies
veranderd wordt, verschijnt een icoongids
hulpboodschap (pagina 139) op het beeldscherm.
U kunt icoonhulp uitschakelen als u dat wilt.
Scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner,
Metering (meten), opnamefuncties
Image size (beeldformaat), white balance
(witbalans), AF area (autofocusgebied) van het
EX menuscherm (pagina 149)
6Opnamefuncties (REC)
(pagina 54)
Snapshot
BEST SHOT
Lensopeningsprioriteit AE
Sluitersnelheidsprioriteit
AE
Handmatige belichting
Film
MOVIE BEST SHOT
functie
Korte filmfunctie
Voorafgaande filmfunctie
Audio snapshot
Spraakopname
De en iconen
verschijnen wanneer u Short
Movie (korte film) of Past
Movie (voorafgaande film)
selecteert als MOVIE BEST
SHOT scene (pagina 123).
7Meetfunctie indicator
(pagina 143)
Geen Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
8Snapshots: Beeldformaat
(pagina 76)
Films: Opnametijd (pagina 121)
9Snapshots: Geheugencapaciteit
(paginas 58, 273)
Films: Resterende opnametijd
(pagina 120)
0Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 77)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
Films: Beeldkwaliteit
(pagina 119)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP : Langzame snelheid
AOpnamelampindicator
(REC) (pagina 130)
Auto (automatisch)
On (aan)
Geen Off (uit)
BDatum en tijd
(pagina 194)
CAccucapaciteit
(pagina 40)
DHistogram (pagina 134)
EAnti-trilindicator
(pagina 108)
FScherpstelkader
(pagina 57)
Scherpstellen voltooid: groen
Scherpstelstoring: rood
VOORBEREIDINGEN
30
GDigitale zoomindicator (pagina 65)
HISO gevoeligheid (pagina 142)
ILensopeningwaarde (paginas 31, 58, 93, 96)
JSluitersnelheidwaarde (paginas 31, 58, 95, 96)
KZoomindicator (pagina 65)
De linkerkant geeft optische zoom aan.
De rechterkant geeft digitale zoom aan.
LET OP
Bij een sluitersnelheid, lensopening of ISO
gevoeligheid die buiten het bereik ligt, wordt de
corresponderende waarde in het beeldscherm
oranje.
Belichtingspaneel
Het belichtingspaneel is een gebied in de rechter
benedenhoek van het beeldscherm tijdens de
opnamefuncties (REC) dat verschillende instelbare
parameters aangeeft. U kunt het belichtingspaneel ook
gebruiken om belichtingsinstellingen bij te stellen.
Belichtingspaneel
De volgende uitleg betreft de items die verschijnen op het
belichtingspaneel. Merk op dat de huidige opnamefunctie
(REC) bepaalt welke items verschijnen.
K
G
H
J
I
VOORBEREIDINGEN
31
1Lensopeningwaarde (paginas 93, 96)
Stel de lensopening bij m.b.v. dit item.
De lensopeningwaarde wordt
aangegeven in het
belichtingspaneel wanneer de
functiedraairegelaar ingesteld staat
op A (lensopening prioriteit AE)
of op M (handmatige belichting).
2Sluitersnelheid (paginas 95, 96)
Stel de sluitersnelheid bij m.b.v. dit item.
De sluitersnelheidwaarde wordt
aangegeven in het belichtingspaneel
wanneer de functiedraairegelaar
ingesteld staat op S (sluitersnelheid
prioriteit AE) of op M (handmatige
belichting).
3EV verschuiving
(belichtingscompensatiewaarde)
(pagina 88)
Gebruik dit item om de waarde van de
belichtingscompensatie (EV
verschuiving) in te stellen.
De EV verschuivingswaarde verschijnt
in het belichtingspaneel wanneer de
functiedraairegelaar ingesteld wordt op
A (lensopening prioriteit AE) of S
(sluitersnelheid prioriteit AE). De EV
verschuivingswaarde verschijnt ook
wanneer de functiedraairegelaar
ingesteld wordt op een andere instelling
dan M (handmatige belichting),
wanneer EV Shift (EV verschuiving)
toegewezen is als de L/R Key (L/R
toets) functie (pagina 137).
4Handmatige scherpstellingsinstelling
(MF) (pagina 85)
Stel handmatig scherp m.b.v. dit item.
Het handmatige scherpstel
instelitem wordt aangegeven in het
belichtingspaneel wanneer
handmatige scherpstelling is
geselecteerd (aangegeven door
“ ” m.b.v.) [] ( ).
Sluitersnelheid
Lensopeningwaarde
Handmatige
scherpstellingsinstelling
(MF)
EV verschuiving
VOORBEREIDINGEN
32
Weergavefunctie (PLAY)
1Weergavefunctie (PLAY)
bestand type
Snapshot
Film
MOVIE BEST SHOT
functie
Korte filmfunctie
Voorafgaande filmfunctie
Audio snapshot
Spraakopname
2Beeldbeveiligingindicator
(pagina 186)
3Mapnaam/bestandnaam
(pagina 185)
Voorbeeld: Wanneer een bestand
dat CIMG0023.JPG heet
opgeslagen is in een map die
100CASIO heet
100-0023
Mapnaam Bestandnaam
4 Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 77)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
Films: Opnametijd (pagina 121)
5 Snapshots: Beeldformaat
(pagina 76)
Films: Beeldkwaliteit
(pagina 119)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP : Langzame snelheid
6ISO gevoeligheid
(pagina 142)
7Lensopeningwaarde
(paginas 58, 93, 96)
8Sluitersnelheidwaarde
(paginas 58, 95, 96)
9Datum en tijd
(pagina 194)
0Meetfunctie indicator
(pagina 143)
Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
AWitbalansindicator
(paginas 89, 159)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
Daglichtwit
Daglicht
Gloeilamp
Handmatig
BFlitserfunctie indicator
(pagina 67)
Flitser aan
Flitser uit
Krachtflitser
Milde flits
Vermindering van het
rode ogen effect
COpnamefunctie (REC)
(pagina 54)
Snapshot
BEST SHOT
DAccucapaciteit (pagina 40)
EHistogram (pagina 134)
FEV waarde (pagina 88)
12 3
E
0AB
9
6
F
8
7
D C
4
5
VOORBEREIDINGEN
33
BELANGRIJK!
Sommige informatie wordt mogelijk niet juist getoond
als het een beeld betreft dat opgenomen was met
een ander model camera.
Veranderen van de inhoud van het
beeldscherm
Telkens bij indrukken van [DISP] verandert de inhoud van
het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
Opnamefuncties (REC)
Indicators uit
Indicators aan Histogram aan
Beeldscherm uit
VOORBEREIDINGEN
34
Weergavefunctie (PLAY)
Indicators aan Histogram/details aan
Indicators uit
BELANGRIJK!
Door indrukken van [DISP] zal de inhoud van het
beeldscherm niet veranderen tijdens standby of
opname van een audio snapshot.
De beeldschermen kunnen niet uitgeschakeld
worden terwijl de opnamefunctie van de camera een
BEST SHOT scene gebruikt of als de filmopname
gepauzeerd is.
Door indrukken van [DISP] tijdens de
spraakopnamefunctie (REC) wordt het beeldscherm
(indicators aan) in- en uitgeschakeld. Door
indrukken van [DISP] tijdens tonen van een
spraakopnamebestand van de weergavefunctie
(PLAY) wordt heen en weer geschakeld tussen
indicators aan en indicators uit.
Bij afspelen van de inhoud van een
spraakopnamebestand terwijl indicators uit
geselecteerd is (alleen spraakopnamebestandicoon
op het beeldscherm) zal het beeldscherm ongeveer
twee seconden nadat u op [SET] drukt om de
weergave te starten donker worden. De
spraakopnamebestandicoon (indicators uit) zal
opnieuw te voorschijn komen nadat de weergave
voltooid is.
VOORBEREIDINGEN
35
Vastmaken van de polsriem
Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals
aangegeven in de afbeelding.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden
wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te
voorkomen dat hij onverhoeds valt.
De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor
gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet
voor andere toepassingen.
Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond
te zwaaien.
Polsriemring
Spanningsvereisten
Uw camera wordt door een oplaadbare lithium-ion accu
(NP-40) van stroom voorzien.
Inleggen van de oplaadbare accu
1.
Schuif het accudeksel in de door de pijl
aangegeven richting en open het dan.
VOORBEREIDINGEN
36
2.
Richt de accu met het merkteken in de
richting van het accucompartiment en duw de
stopnok uit de weg met de zijkant van de accu
terwijl u die in de camera aan het laden bent.
Druk tegen de onderkant van de accu en let er op
dat de stopnok stevig op zijn plaats vergrendelt.
3.
Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens
in de door de pijl aangegeven richting.
BELANGRIJK!
Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion
accu NP-40 om deze camera van stroom te
voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt
niet ondersteund.
De accu is niet volledig opgeladen wanneer u de
camera na aanschaf voor de eerste maal in gebruik
neemt. U dient de accu dus op te nemen voordat u de
camera voor de eerste maal in gebruik neemt.
NP-40
Stopnok
VOORBEREIDINGEN
37
Opladen van de accu
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
LET OP
De meegeleverde netadapter is ontworpen voor
werking op elke voeding tussen 100V en 240V
wisselspanning. Merk echter op dat de vorm van de
stekker afhangt van het land waar de camera
aangeschaft wordt. Bent u van plan de netadapter te
gebruiken in een land waar de vorm van de
netstekker afwijkt van die in uw land, vervang dan
het netsnoer door een ander netsnoer dat
meegeleverd werd met de camera of schaf een los in
de handel verkrijgbaar netsnoer aan dat past bij de
stopcontacten in het desbetreffende land.
Gebruik de netadapter nooit met een transformator.
Netadapter
5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V]
USB slede
Netsnoer
USB slede
Netadapter
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
VOORBEREIDINGEN
38
LET OP
De netadapter is ontworpen voor werking op spanning
van 100 V tot 240 V wisselstroom. Merk echter op dat
de vorm van de netadapter afhangt van het land waar
de camera wordt aangeschaft. Het is uw eigen
verantwoordelijkheid of de stekker van de netadapter
past bij het stopcontact als u in het buitenland bent.
Gebruik de netadapter nooit met een transformator.
2.
Schakel de camera uit.
3.
Plaats de camera op
de USB slede met het
beeldscherm naar
voren gericht zoals
aangegeven in de
afbeelding.
Plaats de camera niet
op de USB slede
wanneer hij nog
ingeschakeld is.
De oplaadindicator [CHARGE] op de USB slede zou
rood moeten worden om aan te geven dat het
opladen gestart is. De oplaadindicator [CHARGE]
wordt groen wanneer het opladen voltooid is.
Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om
volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd hangt
af van de huidige accucapaciteit en de
oplaadomstandigheden.
4.
Neem na het opladen de camera uit de USB
slede.
Oplaadindicator
[CHARGE]
VOORBEREIDINGEN
39
BELANGRIJK!
Gebruik enkel de USB slede (CA-31) die met de
camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare
oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithium-
ion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere
oplaadtoestellen.
Gebruik enkel de meegeleverde netadapter. Gebruik
nooit een ander type netadapter. Gebruik de los
verkrijgbare AD-C30, AD-C40, AD-C620 en AD-C630
netadapters in geen geval met deze camera.
Let er op dat de camera aansluiting van de USB
slede stevig en zover mogelijk in de camera
aansluiting zit.
De oplaadindicator [CHARGE] kan oranje branden
en het opladen begint soms niet onmiddellijk als u de
camera net daarvoor nog gebruikte (waardoor de
accu warm wordt) of als u de accu probeert op te
laden terwijl de omgevingstemperatuur te hoog of
juist te laag is. Wacht in dit geval gewoon een poosje
totdat de accu de normale temperatuur bereikt heeft.
De [CHARGE] indicator wordt rood en het opladen
begint wanneer de accu zich binnen het toegestane
oplaadtemperatuurbereik bevindt.
Mocht de [CHARGE] oplaadindicator rood gaan
knipperen dan betekent dit dat er een probleem bij
het opladen optreedt. Een probleem kan op één van
de volgende condities wijzen: een probleem met de
slede, een probleem met de camera of een probleem
met de accu of hoe die ingelegd is. Neem de camera
van de USB slede af en monteer hem opnieuw om te
kijken of hij nu wel goed werkt.
De enige bewerkingen die uitgevoerd kunnen
worden terwijl de camera op de USB slede geplaatst
is, zijn: Opladen van de accu, fotostandaard,
beeldafgifte naar een televisietoestel en USB
datacommunicatie.
VOORBEREIDINGEN
40
Als de camera niet normaal werkt
Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier
waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit.
1.
Verwijder de accu uit de camera en controleer
of de contactpunten van de accu-
aansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval
zijn, veeg deze dan af met een droge doek.
2.
Controleer dat het netsnoer van de netadapter
stevig aangesloten is op het stopcontact en
op de USB slede.
Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw
voordoen wanneer u de camera op de USB slede
plaatst nadat u de bovenstaande stappen heeft
ondernomen, neem dan contact op met een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Lege accu indicator
Hieronder wordt aangegeven hoe de
accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert
naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De indicator
geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat u
beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator
aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een van
deze indicators verschijnt.
BELANGRIJK!
Zie pagina 277 voor informatie betreffende de
levensduur van de batterijen.
Doordat er andere stroomvereisten zijn voor de
verschillende functies kan de
accucapaciteitsindicator een lager niveau aangeven
tijdens de weergavefunctie (PLAY) dan tijdens een
opnamefunctie (REC). Dit is normaal en duidt niet op
een defect.
Accuniveau Hoog Laag
Indicator
VOORBEREIDINGEN
41
Tips om de lading van de accu langer te
laten meegaan
Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het
opnemen, selecteer dan (flitser uit) als de
flitserfunctie. Zie pagina 67 voor meer informatie.
Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie
(Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 47)
in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van
stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te
schakelen.
Gebruik de 0 instelling voor de helderheid van het
beeldscherm om minder stroom te gebruiken (pagina
199).
Vervangen van de accu
1.
Open het accudeksel.
2.
Trek de stopnok in de door de pijl
aangegeven richting.
Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen.
3.
Laat de stopnok los en trek de accu uit de
camera.
Let erop dat u de accu niet laat vallen.
4.
Leg een nieuwe accu in de camera (pagina 35).
Stopnok
VOORBEREIDINGEN
42
Voorzorgsmaatregelen voor de
stroomvoorziening
Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het
hanteren of gebruik van de accu en de los verkrijgbare
oplader.
Voorzorgsmaatregelen voor de accu
VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen
voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt.
LET OP
De term accu in deze gebruiksaanwijzing slaat op
de CASIO NP-40 oplaadbare lithium-ion accu.
Gebruik enkel de USB slede (CA-31) die met de
camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare
oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithium-
ion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere
oplaadtoestellen.
Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen
tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op
oververhitting, brand en ontploffing met zich mee
brengen.
Gebruik nooit een ander type oplader dan de los
verkrijgbare oplader die gespecificeerd is voor de
accu.
Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander
toestel van stroom te voorzien dan deze camera.
Gebruik de accu nooit nooit of laat hem nooit achter
bij open vuur.
Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem
nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot
aan hoge temperaturen.
Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en
polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt
of aan de los verkrijgbare oplader koppelt.
Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die
elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood,
enz.).
Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en
stel hem niet bloot aan harde stoten.
Dompel de accu nooit onder in water.
Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in
het directe zonlicht, en een auto die in de zon
geparkeerd staat of op een andere laats waar de
temperatuur hoog is.
VOORBEREIDINGEN
43
Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden
opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan
van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de
camera of oplader en houd hem uit de buurt van open
vuur:
Lekken van vloeistof
Afgeven van een vreemde geur
Afgeven van hitte
Verkleuren van de accu
Vervormen van de accu
Andere abnormale omstandigheden bij de accu
Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale
oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan
het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de
hand werken.
Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen,
dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen.
Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater
en raadpleeg daarna uw arts.
Voordat u de accu gaat gebruiken of opladen, dient u
eerst pagina 37 van deze gebruiksaanwijzing en de
volledige gebruiksaanwijzing te lezen die met de
oplader meegeleverd is.
Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen,
zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene
de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen
en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals
beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze
de accu inderdaad op de juiste manier behandelen.
Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op
uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon
leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met
accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie.
VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET
GEBRUIK
Deze accu is ontworpen voor exclusief gebruik met
deze CASIO digitale camera.
Gebruik enkel de USB slede die met de camera
meegeleverd wordt of de speciale oplader om de accu
op te laden. Gebruik nooit een ander type oplader voor
het opladen.
Wordt de accu gebruikt op een koude plaats, dan
verkort dit de gebruikstijd die u kunt verwachten van
een volledig opgeladen accu. Laad de accu op een
plaats op waar de temperatuur tussen 10°C en 35°C is.
Opladen buiten dit temperatuurbereik kan er de
oorzaak van zijn dat het opladen langer dan
gebruikelijk duurt en kan het zelfs onmogelijk zijn om
de accu (volledig) op te laden.
Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd
werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu
het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem
door een nieuwe.
Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol
of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte
doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu
veroorzaken en leiden tot defecten.
VOORBEREIDINGEN
44
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET
OPBERGEN
Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd
te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in
de camera blijven zitten dan zal hij kleine
hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is
uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of
de mogelijkheid dat het laden voor het volgende
gebruik langer duurt.
Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of
lager).
GEBRUIK VAN DE ACCU
Zie pagina 37 van deze gebruiksaanwijzing of de
gebruiksaanwijzing die met de speciale oplader
meegeleverd worden voor informatie betreffende de
oplaadprocedures en de oplaadtijd.
Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in
opgeladen toestand in de digitale camera te houden of
op te bergen in de doos.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB slede
en de netadapter
Gebruik nooit een stopcontact waarvan het
voltage verschilt van het op de netadapter
aangegeven voltage. Dit kan namelijk het
gevaar op elektrische schok met zich
meebrengen. Gebruik enkel de netadapter die
met deze camera meegeleverd is.
Laat onder geen omstandigheden toe dat het
netsnoer doorgesneden wordt of beschadigd
raakt, plaats er geen zware voorwerpen op en
houd het uit de buurt van hitte. Een
beschadigd netsnoer brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Knutsel nooit aan het netsnoer van de
netadapter, buig of draai het niet te veel en
trek er niet te hard aan. Dit brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Raak de netadapter nooit met natte handen
aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische
schok met zich meebrengen.
Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet
bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Waarschuwing!
VOORBEREIDINGEN
45
Mocht het snoer van de netadapter
beschadigd raken (met een blootliggende
interne bedrading) neem dan contact op met
uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats. Een
beschadigd netadaptersnoer brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan
worden. Water breng het risico op brand en
elektrische schok met zich mee.
Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof
bovenop de netadapter. Water breng het risico
op brand en elektrische schok met zich mee.
Let er op dat u de camera altijd uit de USB slede haalt
voordat u de aansluiting van de netadapter maakt of
verbreekt.
Bij het opladen, het uitwisselen van USB data
communicatie en het gebruik van de Photo Stand functie
kan de netadapter warm worden. Dit is normaal en duidt
niet op een defect.
Trek de netstekker uit het stopcontact telkens wanneer u
hem niet gebruikt.
Plaats nooit een deken of een andere afdekking op de
netadapter. Dit kan namelijk het gevaar op brand met zich
meebrengen.
Waarschuwing!
In- en uitschakelen van de camera
Inschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ]
(PLAY) toets. De groene bedrijfsindicator licht even op
waarna de spanning ingeschakeld wordt. De functie van de
camera hangt af van welke toets u indrukt om hem in te
schakelen.
Druk deze toets in om de camera in
te schakelen:
Spanningstoets of [ ] (REC)
(opname) toets
[] (PLAY) (weergave) toets
Om deze functie in te
schakelen bij het starten:
REC (opname)
PLAY (weergave)
Groene bedrijfsindicator
[] (REC) (opname)
[] (PLAY) (weergave)
Spanningstoets
VOORBEREIDINGEN
46
LET OP
Door op [ ] (REC) te drukken om de camera in te
schakelen wordt de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld wordt bij indrukken van [ ] (PLAY).
Door tijdens een opnamefunctie (REC) op [ ]
(PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de
weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer
10 seconden na het overschakelen naar de andere
functie ingetrokken.
BELANGRIJK!
Als de spanning van de camera uitvalt door de
automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan
op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de
[] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te
schakelen.
Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC)
toets te drukken om de camera in te schakelen zal
de lens (het objectief) bewegen tot de uitgetrokken
toestand. Let er op dat er niets in de weg zit van de
lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt terwijl
hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand.
Uitschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen.
LET OP
U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet
ingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) of
op de [ ] (PLAY) toets drukt of dat deze
uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [ ]
(REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt. Zie
Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies op pagina 201
voor details.
VOORBEREIDINGEN
47
Configureren van de
stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen.
Sluimer (Sleep) :
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u
geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens
een opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt
opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets
drukt.
Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) :
Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert
voor een bepaalde tijd.
1.
Schakel de camera in.
2.
Druk op [MENU].
3.
Gebruik [] en [] om de Set Up (instelling)
tab te selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de functie te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk daarna op [].
5.
Verander m.b.v. [] en [] de momenteel
geselecteerde instelling en druk daarna op
[SET].
Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar:
30 sec, 1 min, 2 min en Off (uit).
Er zijn drie automatisch stroomonderbreker
instellingen beschikbaar: 2 min en 5 min.
Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer
ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt
gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
Zie Gebruik van de in-beeld menus (pagina 48)
voor informatie hoe de menus worden gebruikt.
Configureren van deze functie:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
VOORBEREIDINGEN
48
De automatisch stroomonderbreker en de
sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen.
Wanneer de camera aangesloten is op een
computer of een ander toestel via de USB slede
Terwijl een diashow aan de gang is
Tijdens het weergeven van een
stemopnamebestand
Terwijl een film opgenomen wordt
Tijdens het weergeven van een film
LET OP
U kunt ook accustroom besparen door 0 te
selecteren voor de instelling van de helderheid van
het beeldscherm (pagina 199).
Gebruik van de in-beeld menus
Bij indrukken van de [MENU] toets worden menus
verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor
het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.
Het menu dat verschijnt hangt af van of een opnamefunctie
(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het
volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu
dat gebruikt wordt tijdens een opnamefunctie (REC).
1.
Druk op de
spanningstoets of op
[] (REC).
Wilt in in plaats daarvan
de weergavefunctie
(PLAY) inschakelen,
druk dan op [ ]
(PLAY) (weergave).
Spanningstoets
[ ][ ]
VOORBEREIDINGEN
49
2.
Druk op [MENU].
Instellingen
Tab
Selectiecursor (toont het
momenteel ingestelde item)
[MENU]
[]
[SET
]
[]
[]
[]
Bediening van het menubeeldscherm
Wanneer u dit wilt doen:
Beweeg heen en weer tussen
tabs
Beweeg van de tab naar de
instellingen
Beweeg van de instellingen
naar de tab
Beweeg heen en weer tussen
instellingen
Toon de opties die
beschikbaar zijn voor de
instelling
Selecteer een optie
Voer de instelling uit en verlaat
het menuscherm
Voer de instelling uit en ga
terug naar de tabselectie
Verlaat het menubeeldscherm.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [].
Druk op [].
Druk op [] en [].
Druk op [] of druk op
[SET].
Druk op [] en [].
Druk op [SET].
Druk op [].
Druk op [MENU].
VOORBEREIDINGEN
50
3.
Druk op [] of [] om de gewenste tab te
selecteren en druk daarna op [SET] om de
selectiecursor van de tab naar de instellingen
te verplaatsen.
4.
Gebruik [] en []
om de functie te
selecteren waarvan u
de instelling wilt
configureren en druk
daarna op [].
In plaats van [] kunt u
ook op [SET] drukken.
5.
Gebruik [] en [] om de momenteel
geselecteerde instelling te veranderen.
Voorbeeld: om het Self-
timer item
(zelfontspanner)
te selecteren.
6.
Voer één van de volgende handelingen uit om
de geconfigureerde instellingen toe te passen.
Om dit te doen:
Pas de instelling toe en
verlaat het menuscherm.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de
functieselectie in stap 4.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de tabselectie
in stap 3.
Voer deze toetsbediening uit:
Druk op [SET].
Druk op [].
1. Druk op [].
2. Gebruik [] om terug te
gaan naar de tabselectie.
Zie Menureferentie op pagina 259 voor meer
informatie aangaande menus.
VOORBEREIDINGEN
51
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te
nemen.
Displaytaal
Thuisstad
Datumstijl
Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de
camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren
die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
BELANGRIJK!
Worden beelden opgenomen zonder eerst de
klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal
incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg
ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u
de camera gebruikt.
Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de
camera instellingen voor de datum en tijd bij voor
ongeveer 24 uur als de camera niet van stroom
wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd
worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg
raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen
stroom wordt toegevoerd aan de camera.
Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de
camera verwijderd is
Wanneer geen stroom wordt afgegeven aan de
camera via de USB slede terwijl de oplaadbare
accu leeg is of van de camera verwijderd is
Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt
op het beeldscherm de volgende maal dat u de
camera inschakelt nadat de instellingen voor de
datum en tijd gewist zijn.
Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen
voor de datum en tijd opnieuw.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 198) of de klok (pagina 194)
afzonderlijk te veranderen.
VOORBEREIDINGEN
52
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
1.
Druk op de spanningstoets, op de [ ] (REC)
of [ ] (PLAY) toets om de camera in te
schakelen.
2.
Gebruik [], [], [],
en [] om de gewenste
taal te selecteren en
druk dan op [SET].
: Japans
English : Engels
Français : Frans
Deutsch : Duits
Español : Spaans
Italiano : Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
3.
Gebruik [], [], [],
en [] om het
geografische gebied
te selecteren waar u
woont en druk daarna
op [SET].
4.
Gebruik [] en []om
de naam van stad
waar u woont te
selecteren en druk
dan op [SET].
5.
Gebruik [] en [] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren en
druk dan op [SET].
Wanneer u dit wilt doen:
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd
(DST = Daylight Saving Time)
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
VOORBEREIDINGEN
53
6.
Gebruik [] en []
om de gewenste
instelling voor het
datumformaat en druk
daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
06/12/24
24/12/06
12/24/06
8.
Druk op [SET] om de instellingen te
registreren en verlaat daarna het
instelbeeldscherm.
7.
Stel de huidige datum
en tijd in.
Om dit te doen:
Verander de instelling bij de huidige
plaats van de cursor
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [DISP].
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
54
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het
opnemen van een beeld.
Opnemen van een beeld
Specificeren van de opnamefunctie
Uw CASIO digitale camera heeft acht opnamefuncties die
hieronder elk aan bod komen. Gebruik voordat u een beeld
opneemt de functiedraairegelaar om de opnamefunctie te
selecteren die past bij het type beeld dat u probeert op te
nemen.
Snapshot
BEST SHOT
Lensopening prioriteit AE
Sluitersnelheid prioriteit AE
Handmatige belichting
Spraakopname
MOVIE BEST SHOT
Film
A
S
M
Functiedraairegelaar
(snapshot)
Neem stilbeelden op met deze functie. Dit is de functie die
u gewoonlijk zult gebruiken voor het opnemen van beelden.
(BEST SHOT)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer
opnieuw mooie foto’s te maken (pagina 103).
A (lensopening prioriteit AE)
Bij deze functie selecteert u de lensopening en worden de
andere instellingen daarna aangepast en automatisch
ingesteld (pagina 92).
S (sluitersnelheid prioriteit AE)
Bij deze functie selecteert u de sluitersnelheid en worden
de andere instellingen daarna aangepast en automatisch
ingesteld (pagina 94).
M (handmatige belichting)
Met deze functie heeft u volledige vrijheid in het instellen
van de lensopening en de sluitersnelheid (pagina 96).
(spraakopname)
Om alleen geluid op te nemen gebruikt u deze functie
(pagina 133).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
55
Richten van de camera
Gebruik beide handen om de camera stil te houden
wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de
camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de
kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
Horizontaal Houd de camera
met beide
handen stil met
uw armen stevig
tegen uw linker-
en rechterzijde
gedrukt.
Verticaal Gebruikt u de
camera verticaal,
houd hem dan
vast met de
flitser boven de
lens. Houd de
camera met
beide handen
stil.
(MOVIE BEST SHOT)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
filmscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer
opnieuw mooie filmopnames te maken (pagina 123).
(Film)
Neem filmpjes met geluid (pagina 120) op m.b.v. deze
functie.
LET OP
De icoon voor de
huidige opnamefunctie
(zoals voor de
snapshotfunctie) wordt
aangegeven op het
beeldscherm.
Snapshotfunctie icoon
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
56
BELANGRIJK!
Let erop dat uw vingers en de riem niet in de weg
zitten van de flitser, microfoon, AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/zelfontspanner indicator of de
lens.
LET OP
Als u de camera beweegt terwijl u op de sluitertoets
drukt of terwijl autofocus uitgevoerd wordt (wanneer
u de sluiter half indrukt) kan dit leiden tot een beeld
dat onscherp is. Druk zorgvuldig op de sluitertoets.
Het is in het bijzonder van belang wanneer de
belichting laag is waardoor de sluitersnelheid
langzamer wordt.
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in
overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Het
beeld dat u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen
van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als
die zich in de camera bevindt.
Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 203)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
Na het aanschaffen van een geheugenkaart dient u
niet te vergeten deze eerst in de camera te steken en
daarna te formatteren voordat u probeert hem te
gebruiken (pagina 206).
Flitser
Microfoon
Lens
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
57
2.
Zet de
functiedraairegelaar op
” (snapshot
functie) (pagina 54)
De (snapshotfunctie)
icoon wordt aangegeven
in het beeldscherm terwijl
de snapshotfunctie
geselecteerd is.
3.
Zet het beeld op het beeldscherm zo op dat
het hoofdonderwerp zich binnen het scherp-
stelkader bevindt.
Het scherpstelbereik van de camera hangt af van de
scherpstelfunctie die u gebruikt (pagina 79).
U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het
beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 62).
U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor
het opzetten van beelden [DISP] gebruiken om het
beeldscherm uit te schakelen en op die manier
accustroom sparen.
1.
Druk op de spanningstoets of op de [ ]
(REC) toets om de camera in te schakelen.
Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap op
het beeldscherm en wordt de op dat moment
geselecteerde functie ingeschakeld.
Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij
inschakelen van de camera verschijnt de boodschap
“There are no files.” (er zijn geen bestanden) als u
nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het
geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn
aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval
zijn druk dan op de [ ] (REC) toets om de op dat
moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te
schakelen.
[ ]Spanningstoets
Scherpstelkader
Snapshotfunctie icoon
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
58
Sluitertoets
4.
Druk de sluitertoets
halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
Bij halverwege indrukken van
de sluitertoets stelt de
autofocus functie van de
camera automatisch scherp
op het beeld en worden de
sluitersnelheidwaarde, de
lensopeningwaarde en de
ISO gevoeligheid getoond.
U kunt controleren of
scherpgesteld is op het beeld
door naar het
scherpstelkader en de
groene bedrijfsindicator te
kijken.
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het
beeld.
Er is niet scherpgesteld op
het beeld.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Werking van de
groene
bedrijfsindicator en het
scherpstelkader
Het beeldscherm gebruikt verschillende indicators en
iconen om u op de hoogte te houden van de status van
de camera.
ISO gevoeligheid
Sluitersnelheidwaarde
*2
Lensopeningwaarde
*1
Groene
bedrijfsindicator
Datum en tijd
Flitserfunctie
Scherpstelfunctie
Witbalans
Doorlopende sluiterfunctie
Opnamefunctie
Meetfunctie indicator
Zelfontspanner
Beeldkwaliteit
Beeldgrootte
Geheugencapaciteit
Opnamelampindicator
(REC)
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
59
*1 De grootte van de opening (lensopening) om licht door
te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de lensopening geeft een kleinere opening
aan waardoor licht kan komen. De camera stelt deze
instelling automatisch bij.
*2 De hoeveelheid tijd dat de sluiter open blijft om licht
door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de snelheid geeft aan de sluiter langer
opent blijft staan wat inhoudt dat de CCD door meer
licht wordt bereikt. De camera stelt deze instelling
automatisch bij.
5.
Na u ervan te hebben
overtuigd dat scherp is
afgesteld op het beeld, drukt
u de sluitertoets geheel in om
te gaan opnemen.
Het aantal beelden dat u kunt
opnemen hangt af van de
instellingen die u gebruikt voor de
beeldgrootte en de beeldkwaliteit
(pagina’s 76, 77, 273).
BELANGRIJK!
Wanneer de “Quick Shutter” (snelsluiter) instelling
ingeschakeld is bij de opnametab (REC) (pagina 81),
neemt de camera onmiddellijk het beeld op zonder te
wachten totdat autofocus uitgevoerd wordt wanneer
u de sluitertoets geheel indrukt zonder tussentijds te
pauzeren. Dit helpt u er bij om een beeld op te
nemen op het precieze moment dat u dat wilt.
Betreffende het AF hulpverlichting
De AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator werkt
automatisch om te helpen met
de werking van autofocus
wanneer u opnamen maakt
terwijl er weinig licht is.
Sluitertoets
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
60
U kunt de AF hulpverlichting in- of uitschakelen. Het wordt
aanbevolen om het AF hulpverlichting uit te schakelen bij
het opnemen van beelden van mensen in de buurt, enz.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab d.m.v. []
en [].
3.
Selecteer “AF Assist Light” (AF
hulpverlichting) d.m.v. [] en [] en druk
daarna op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Schakel de AF hulpverlichting in
Schakel de AF hulpverlichting uit
BELANGRIJK!
Kijk niet direct naar de AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/zelfontspanner indicator and
richt deze niet direct op de ogen van een onderwerp.
Opname voorzorgsmaatregelen
Open het accudeksel nooit en plaats de camera nooit op
de USB slede terwijl de groene bedrijfsindicator aan het
knipperen is. Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige
beeld verloren gaan maar kunnen de reeds in het
camerageheugen opgeslagen beelden ook beschadigd
raken en kan de camera zelf defect raken.
Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld
opgenomen wordt op de geheugenkaart.
TL-verlichting knippert met een frequentie die niet
waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij
gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting
aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de
helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de
hand van de helderheid van het onderwerp als “Auto”
(automatisch) is geselecteerd als de ISO
gevoeligheidsinstelling (pagina 142). Dit kan de oorzaak
vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van
relatief slecht belichte voorwerpen.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
61
De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een
snellere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht
belicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is
geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina
142). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van
de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld
heeft (pagina 67).
Helder licht dat op de lens valt kan er de oorzaak van zijn
dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer
beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om
dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen
tegen het felle licht.
Aangaande autofocus
Bij het volgende types onderwerpen kan het moeilijk of
zelfs onmogelijk zijn om scherp te stellen.
Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast
Onderwerpen met sterk tegenlicht
Bijzonder glimmende onderwerpen
Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
Bewegende onderwerpen
Onderwerpen buiten het bereik van de camera
Het kan moeilijk of onmogelijk zijn om goed scherp te
stellen als de camera bewogen wordt.
Merk op dat een groene bedrijfsindicator en het
scherpstelkader niet garanderen dat het resulterende
beeld scherp zal zijn.
Als de autofocus om één of andere reden de gewenste
resultaten niet produceert, probeer dan
scherpstelvergrendeling (pagina 87) of handmatige
scherpstelling (pagina 85).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
62
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie (REC)
Het tijdens een opnamefunctie (REC) op het beeldscherm
getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het
maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld
wordt opgenomen overeenkomstig de
beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd
zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen
opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter
detail dan het schermbeeld tijdens de opnamefuncties
(REC).
Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp
kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale
ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina
118).
Gebruiken van de optische zoeker
U kunt batterijstroom uitsparen door het monitorscherm van
de camera uit te schakelen (pagina 33) en de optische
zoeker te gebruiken voor het componeren van beelden.
De optische beeldzoeker is ook handig wanneer u opnamen
maakt op plaatsen waar het beeldscherm moeilijk te zien is
doordat niet genoeg belichting beschikbaar is, enz.
BELANGRIJK!
Het zichtbare kader dat door de zoeker wordt
getoond toont het beeld dat opgenomen zou worden
op een afstand van ongeveer 1 meter. Bij opnemen
van een onderwerp dat zich op een afstand van
minder dan 1 meter bevindt, zal het opgenomen
beeld lager zijn dan wat u kunt zien binnen het kader
van de zoeker.
Gebied dat
zichtbaar is in
de zoeker
Gebied dat opgenomen
wordt bij afstanden van
korter dan een meter
Optische zoeker
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
63
Gebruiken van de zoom
Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische
zoom en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera
automatisch over naar digitale zoom nadat u de maximum
grens voor optische zoom overschrijdt. U kunt echter de
camera configureren om digitale zoom zonodig uit te
schakelen.
Optische zoom
Het optische zoombereik is 1X tot 3X
1.
Beweeg tijdens een
opnamefunctie (REC) de
zoomregelaar naar links
of rechts om in en uit te
zoomen.
Door de zoomregelaar zover
mogelijk naar een van beide
richtingen te bewegen, kunt
u de zoomfactor snel
veranderen.
Daar het beeldscherm precies toont wat er
opgenomen wordt, kunt u dit het beste altijd
gebruiken wanneer u beelden samenstelt tijdens de
macro- en handmatige scherpstelfuncties.
Zoomregelaar
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
64
2.
Voer beeldcompositie uit en druk dan op de
sluitertoets.
InzoomenUitzoomen
LET OP
De optische zoomfactor heeft ook invloed op de
lensopening.
Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
Wanneer u tijdens opname met de autofocusfunctie,
de macrofunctie of handmatig scherpstellen een
optische zoombewerking uitvoert, verschijnt een
waarde op het beeldscherm om u het
scherpstelbereik mee te delen (pagina’s 80, 83, 85).
De optische zoom werkt niet tijdens een filmopname.
De digitale zoom is wel beschikbaar. Let erop dat u
de optische zoominstelling selecteert die u wilt
gebruiken voordat u op de sluitertoets drukt om de
filmopname te starten (pagina 120).
Beweeg de zoomregelaar
in deze richting:
(Groothoek)
(Telefoto)
Om dit te doen:
Zoom uit voor een breder beeld
(de hoofdonderwerpen worden
kleiner)
Zoom in voor een beeld dat
dichterbij is (de
hoofdonderwerpen worden
groter)
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
65
Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom
1.
Houd tijdens een
opnamefunctie (REC)
de zoomregelaar in de
richting van de
(telefoto) kant gedrukt.
Hierdoor verschijnt de
zoomindicator in de
display.
2.
Bij het bereiken van het optische/digitale
overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer.
Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit
ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is
(pagina 66). Het digitale zoomindicator wordt niet
getoond wanneer de digitale zoomfunctie is
uitgeschakeld.
1X 3X 24X
Optisch
zoombereik
D
igitaal
zoombereik
Zoomaanwijzer
Optisch/digitaal overschakelpunt
Digitale zoom
De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel
van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm
bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 3X – 24X
(in combinatie met optische zoom).
BELANGRIJK!
Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking
manipuleert de camera de beelddata om het midden
van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot
optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met
digitale zoom er groffer uit dan het origineel.
Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl
datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time”
(datum & tijd)) ingeschakeld is (pagina 147).
Digitale zoomindicator
Zoomindicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
66
In- en uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. []
en [].
3.
Selecteer “Digital Zoom” (digitale
zoomfunctie) m.b.v. [] en [] en druk daarna
op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Alleen het optische zoombereik wordt aangegeven
door de zoom indicator wanneer de digitale
zoomfunctie uitgeschakeld is.
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Inschakelen van de digitale
zoomfunctie
Uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
3.
Laat de zoomregelaar even los en schuif hem
in de richting van de (telefoto) kant om de
zoomaanwijzer tot binnen het digitale
zoombereik te verplaatsen.
De zoomaanwijzer stopt ook wanneer u de aanwijzer
terugverplaatst naar het overschakelpunt om weer
terug te gaan naar het digitale zoombereik. Laat de
zoomregelaar even los en schuif hem opnieuw in de
richting van (groothoek) kant om de
zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te
verplaatsen.
4.
Voer compositie uit van het beeld en druk op
de sluitertoets.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
67
Gebruiken van de flitser
Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te
selecteren die u wilt gebruiken.
Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder
gegeven.
Groothoek optische zoom
: Ca. 0,1 – 4,3 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
Telefoto optische zoom
: Ca. 0,5 – 2,4 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
*Hangt af van de zoomfactor.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[] ( ).
[
] ( )
2.
Selecteer de flitsfunctie d.m.v. [] en [] en
druk vervolgens op [SET].
Hierdoor verschijnt de flitsfunctie indictor in het
display.
B
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
68
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen wanneer
dit nodig is (Automatisch flitsen).
Schakel de flitser uit (Flitser uit).
Altijd flitsen (Flitser aan).
Altijd de krachtige flitser ongeacht de
belichting (Krachtflitser)
U kunt de gevoeligheid naar wens
verhogen waardoor de onderwerpen die
zich verder weg bevinden helderder
doorkomen.
Gebruik altijd milde flits ongeacht de
belichtingsomstandigheden (Milde flits)
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het
gevaar op rode ogen in het beeld
reduceert (rode ogen-effect vermindering).
In dit geval flitst de flitser automatisch
wanneer dat nodig is.
Selecteer deze
instelling:
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
De flitsereenheid van deze camera flists een aantal
malen bij het opnemen van een beeld. De
aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de
camera informatie inwint die nodig is voor de
belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het
opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt
totdat de camera de sluiter ontspant.
Door de flitser te gebruiken terwijl “Auto” (automatisch)
geselecteerd is als de ISO gevoeligheidsinstelling
wordt de gevoeiligheid verhoogd waardoor grote
hoeveelheden digitale ruis in beeld kunnen verschijnen.
U kunt de digitale ruis reduceren door een lagere
instelling voor de ISO gevoeligheid te reduceren. Merk
echter op dat dit ook als nevenwerking het verkorten
van het flitserbereik (het bereik dat bestreken wordt
door de flitser) heeft (pagina 142).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
69
Flitser aan
Selecteer (flitser aan) als de flitserfunctie wanneer het
onderwerp er donker uitziet ten opzichte van de
achtergrond zelfs als er genoeg licht aanwezig is zodat de
flitser niet automatisch gaat flitsen. Hierdoor gaat de flitser
flitsen en zal het onderwerp belichten telkens wanneer u op
de sluitertoets drukt (daglicht synchroon flitsen).
Krachtflitser
Selecteer (krachtflitser) als de flitserfunctie wanneer
het onderwerp relatief ver van de camera verwijderd is.
BELANGRIJK!
Het gebruik van de krachtflitser kan een stijging in
digitale ruis met zich meebrengen.
De krachtflitser is uitgeschakeld wanneer een andere
instelling dan “Auto” (automatisch) geselecteerd is
voor de ISO gevoeligheid instelling. Let er op dat de
ISO instelling op “Auto” (pagina 142) staat wanneer u
de krachtflitser wilt gebruiken.
Milde flits
Selecteer (milde flits) als de flitserfunctie om de
flitsintensiteit te onderdrukken en op te nemen met een
milder gevoel.
Aangaande vermindering van het rode ogen
-effect
Wanneer u gebruik maakt van de flitser om ’s nachts of in
een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode
vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.
De functie voor de rode-ogen-effect vermindering laat de
AF hulpverlichting/opnamelamp (REC)/zelfontspanner
indicator oplichten waardoor de irissen van de ogen van
alle mensen in beeld zich sluiten. Dit vermindert de kans op
rode-ogen in het beeld.
C
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
70
Flitsereenheid status
U kunt de huidige flitsereenheid status opzoeken door de
sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm
en de rode bedrijfsindicator te checken.
Rode bedrijfsindicator
*
De indicator wordt ook in het
beeldscherm getoond wanneer
de flitser klaar is om te flitsen.
*Rode bedrijfsindicator
Betekent dat:
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
Wanneer de rode
bedrijfsindicator:
Knippert
Oplicht
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect
vermindering.
De functie voor de rode ogen-effect vermindering
werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar
de camera kijken tijdens de voorflits. Roep
voordat u op de sluitertoets drukt naar de
onderwerpen zodat ze allen naar de camera
kijken terwijl het voorflitsen wordt uitgevoerd.
De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed
als de onderwerpen zich ver van de camera
bevinden.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
71
BELANGRIJK!
De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
Veranderen van de flitssterkte instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te
veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v.
[] en [].
3.
Selecteer de “Flash Intensity” (flitsintensiteit)
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instellingen
te selecteren en druk daarna op [SET].
Om de flitsintensiteit op
deze manier te veranderen:
Sterker
Normaal
Zwakker
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist)
Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten
het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er
donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet
genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht
dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de
helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren
zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende
was.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v.
[] en [].
Flitserassistent wordt
niet gebruikt
Flitserassistent wordt
wel gebruikt
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
73
De flitsseenheid kan zich mogelijk niet opladen als de
accuspanning van de camera laag is. Als dit het geval is,
kan de flitser mogelijk niet goed flitsen waardoor u niet de
gewenste belichting krijgt. Zorg er dus voor de accu van
de camera zo spoedig mogelijk op te laden wanneer de
spanning naar beneden gaat.
Als de flitser uitgeschakeld is ( ), bevestig dan de
camera op een statief om beelden op te nemen op een
plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan
de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig
belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor
de beelden er groffer uitzien.
Bij selectie van de rode ogen-effect verminderingsfunctie
() wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in
overeenstemming met de belichting. De flitser kan
mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp
reeds helder verlicht is.
Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere
lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot
abnormale kleuren van het beeld.
Gebruiken van de zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2
seconden of 10 seconden selecteren voordat de
sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets
indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de
zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken
om drie beelden op te nemen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de “REC” (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om de “Self-timer”
(zelfontspanner) te selecteren en druk
vervolgens op [].
4.
Selecteer het type zelfontspanner dat u wilt
gebruiken m.b.v. [] en [] en druk daarna op
[SET].
Als “Off” (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de
zelfontspanner uitgeschakeld.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
75
5.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Wanneer u op de
sluitertoets drukt, gaat
de AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
knipperen en ontspant
de sluiter zich nadat de
zelfontspanner geheel
afgeteld heeft
(ongeveer 10 seconden
of 2 seconden).
U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat
moment stop zetten door op de sluitertoets te
drukken terwijl de AF hulpverlichting/opnamelamp
(REC)/zelfontspanner indicator aan het knipperen is.
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
LET OP
De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is het
beste voor het opnemen met een langzame
sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen
van vlekkerige beelden doordat de camera wordt
bewogen.
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik in combinatie met de zelfontspanner:
Doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid, korte
filmfunctie, voorafgaande filmfunctie, spraakopname.
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner:
BEST SHOT opname (“Business Cards and
Documents” (visitekaartjes en documenten),
“Whiteboard, etc.” (witbord, enz.), “Old Photo” (oude
foto)), doorlopende sluiterfunctie bij hoge snelheid,
doorlopende sluiterfunctie met flits, filmfunctie,
MOVIE BEST SHOT functie
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
76
Specificeren van de beeldgrootte
“Beeldgrootte” is de grootte van het beeld uitgedrukt als het
aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een
“beeldpunt” is één van de vele kleine puntjes die samen het
beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details
wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal
beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand
groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een
beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor
een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 119 voor informatie aangaande het
formaat van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Size (afmetingen) te
selecteren en druk vervolgens op []. *“M” betekent “Mega”.
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
Groter
Kleiner
Afdrukformaat
A3 Print
A3 Print (3:2 horizontaal-
verticaal verhouding)
A3 Print
A4 Print
3.5˝ × 5˝ Print
E-mail (optimaal formaat
bij toevoegen van een
beeld bijlage aan E-mail)
8M*
8M
(3:2)
6M
4M
2M
VGA
Beeldgrootte/
Beeldformaat
3264 × 2448
3264 × 2176
(3:2)
2816 × 2112
2304 × 1728
1600 × 1200
640 × 480
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
77
De bovenstaande papierformaten geven alle
benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een
resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch).
Gebruik een hogere instelling als u met een hogere
resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat
afdruk wilt maken.
Om het resolutieniveau te verkrijgen waarvoor uw camera
ontworpen is, wordt het aanbevolen om de maximale
beeldgrootte (8M) te gebruiken. Gebruik een kleinere
beeldgrootte wanneer u geheugencapaciteit wilt sparen.
Door de “3264 × 2176 (3:2)” beeldgrootte te selecteren
worden beelden opgenomen met een 3:2
(horizontaal:verticaal) verhouding die optimaal is voor het
maken van afdrukken op fotografisch papier met een
lengte:breedte verhouding van 3:2.
Specificeren van de beeldkwaliteit
Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan
dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt
gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De
beeldkwaliteitinstelling specificeert de
compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een
beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een
beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor
een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 119 voor informatie aangaande de
kwaliteit van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Quality (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
78
BELANGRIJK!
De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type
beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende
beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven
wordt niet precies klopt (pagina’s 29, 273).
Fine (fijn)
Normal
(normaal)
Economy
(economisch)
Om dit te verkrijgen:
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Selecteer deze instelling:
Hoge kwaliteit, groot
bestandformaat
Normale beeldkwaliteit en
normal bestandformaat
Lage beeldkwaliteit, klein
bestandformaat
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
79
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto
Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro
(groothoek), Pan Focus (panfocus), Infinity (oneindig) en
Manual Focus (handmatig scherpstellen).
1.
Druk [] ( ) in tijdens
een opnamefunctie (REC).
Telkens bij indrukken van []
( ) wordt naar de
volgende instelling van de
scherpstelfunctie doorgegaan
in een oneindige lus zoals
hieronder aangegeven.
[
] ( )
Scherpstelfunctie indicator
Selecteer deze
instelling:
Om de camera in te stellen om dit te
doen:
Automatisch scherpstellen (Autofocus)
Close-up scherpstelling uitvoeren (Macro)
Stel de brandpuntsafstand vast in
(Pan Focus)*
Scherpstellen op oneindig (oneindig)
Met de hand scherpstellen
(handmatig scherpstellen)
*Panfocus kan alleen geselecteerd worden tijdens een
filmfunctie (film, MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT
film)).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
80
Gebruik van autofocus
In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term
‘autofocus’ aanhouden. Werking van autofocus begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van autofocus is als volgt.
Bereik: 40 cm –
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk op [] ( ) om door de instellingen van
de scherpstelfunctie te gaan totdat “
aangegeven als de scherpstelfunctie
indicator.
2.
Voer compositie van het beeld zodanig uit dat
hoofdonderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt en druk vervolgens
de sluitertoets halverwege in.
U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de groene
bedrijfsindicator te bekijken.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.
3.
Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld
op te nemen.
Scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
81
LET OP
De camera schakelt automatisch over naar het
bereik van de macrofunctie (pagina 83) wanneer het
niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het
onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het
autofocusbereik (automatische scherpstelling).
Telkens bij het bedienen van de optische zoom
(pagina 63) terwijl u met de autofocus aan het
opnemen bent, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder aangegeven om u het
scherpstelbereik mede te delen.
Voorbeeld: AF 앪앪 cm –
*앪앪 wordt vervangen door de werkelijke waarde
van het scherpstelbereik.
Snelsluiter
Wanneer de snelsluiterfunctie ingeschakeld is, begint de
camera onmiddellijk op te nemen zonder te wachten totdat
autofocus gaat werken als u de sluitertoets volledig indrukt.
Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te
nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatisch
scherpstellen (Auto Focus).
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer “Quick Shutter”(snelsluiter) van de
“REC” (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel de snelsluiter in
Schakel de snelsluiter uit
Selecteer deze instelling
:
On (aan)
Off (uit)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
95
1.
Zet tijdens een
opnamefunctie (REC)
de
functiedraairegelaar
op S (sluitersnelheid
prioriteit).
2.
Druk op [SET] om de sluitersnelheidwaarde in
het belichtingspaneel te selecteren en
verander dan de instelling m.b.v. [] en [].
U kunt “EV Shift” (EV verschuiving) hier ook door op
[SET] te drukken en vervolgens een
belichtingscompensatiewaarde (pagina’s 31, 88) te
specificeren m.b.v. [] en [].
Als u met de hand scherpstelt (pagina’s 31, 85) kunt
u “FOCUS” (handmatig scherpstellen) ook selecteren
door op [SET] te drukken en vervolgens met de hand
scherp te stellen m.b.v. [] en [].
Langzaam Snel
60 seconden 1/1600ste seconde
Wazig Gestopt
Sluitersnelheid
Beweging
EV verschuiving
Sluitersnelheid
3.
Druk de sluitertoets halverwege in.
Hierdoor zal de camera automatisch de waarde van
de lensopening instellen a.h.v. de sluitersnelheid die
u selecteerde. Daarna wordt scherpgesteld op het
beeld.
De waarden van de sluitersnelheid en de
lensopeningswaarde in het beeldscherm zullen
oranje worden als u de sluitertoets halverwege
indrukt terwijl het beeld onder- of juist overbelicht is.
4.
Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
106
3.
Selecteer het gewenste voorbeelddecor m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Creëren van uw eigen BEST SHOT
instelling
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een
basisinstelling op te slaan van een snapshot die u opnam
als een BEST SHOT decor. Daarna kunt u de
basisinstelling oproepen telkens wanneer u deze wilt
gebruiken.
1.
Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna
op [SET].
2.
Selecteer Register User Scene
(gebruikersdecor registereren) d.m.v. [], [],
[] en [] en druk op [SET].
3.
Geef d.m.v. [] en []
de snapshots weer
waarvan u de
instelling als BEST
SHOT decor wilt
registreren.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
110
Opnemen met een hogere gevoeligheid
Bij een hogere gevoeligheid kunnen helderder beelden
worden opgenomen zonder gebruik te maken van de flitser,
zelfs als er niet genoeg licht beschikbaar is voor een
normale belichting.
1.
Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna
op [SET].
2.
Selecteer het High Sensitivity (hoge
gevoeligheid) decor d.m.v. [], [], [] en []
en druk daarna op [SET].
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
De hoge gevoeligheidsfunctie wordt uitgeschakeld bij
andere instellingen dan wanneer “Auto”
(automatisch) wordt geselecteerd voor de ISO
gevoeligheid. Als u de hoge gevoeligheidsfunctie
ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO
gevoeligheid te veranderen naar “Auto”
(automatisch) (pagina 142).
Door op te nemen met hoge gevoeligheid kan het
beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een
kleine verlaging van de beeldresolutie.
Wanneer het te donker is kan het zijn dat een
gewenst niveau van beeldhelderheid niet verkregen
kan worden.
Gebruik bij het opnemen met lage sluitersnelheden
een statief om tegen de effecten van
handbewegingen te beschermen.
De hoge gevoeligheid is uitgeschakeld terwijl de
flitsinstelling ingesteld is op “Auto Flash”
(automatisch flitsen), “Flash On” (flitser aan) of “Soft
Flash” (milde flitser).
De maximale digitale zomfactor is 4X (pagina 65)
tijdens het opnemen met de hoge gevoeligheid.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
112
Voordat u met Business Shot gaat
opnemen
Voordat u begint met de opname dient u eerst de
compositie van het beeld zo in te richten zodat het
contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich in het
geheel op het beelscherm bevindt.
Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond
bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het
beeldscherm zoveel mogelijk vult.
LET OP
Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v.
naamkaartje of document dat u aan het opnemen
bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het
document er vervormd uit zien als beeld. De
automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie
komt dan in actie om die vervorming te corrigeren
waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs
als u vanuit een hoek opneemt.
Gebruiken van de Business Shot
instelling
1.
Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna
op [SET].
2.
Selecteer het gewenste Business Shot beeld
m.b.v. [], [], [] en [] en druk vervolgens
op [SET].
3.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Hierdoor wordt een
scherm verkregen dat
alle onderwerpen in het
beeld weergeeft die
kwalificeren als
kandidaten voor keystone
(hoeksteen) correctie.
Er verschijnt een foutlezing (pagina 271) als de
camera geen geschikte kandidaat in beeld kan
vinden voor de ‘keystone’ functie. Na enkele
ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder
aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
122
Automatisch scherpstelling kan niet wordne uitgevoerd
tijdens panfocus ( ), handmatige scherpstelling ( )
en scherpstellen op oneindig ( ) zodat geen
bevestigingstoon te horen zal zijn. Tijdens de
handmatige scherpstelfunctie kant u de
scherpstelinstellingen niet bijstellen tijdens het
opnemen zelf. Zorg er dus voor eventuele bijstellingen
reeds te hebben uitgevoerd voordat u begint met het
daadwerkelijke opnemen.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje.
De filmopname capaciteit van het ingebouwde geheugen
is heel klein. Voor het opnemen van films wordt het
gebruik van een geheugenkaart (pagina 203) aanbevolen.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig
om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren
kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens
het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat
er een filmbeeld verloren is gegaan.
De optische zoom is tijdens het opnemen van films
uitgeschakeld. Alleen digitaal zoomen is mogelijk. Let
erop dat u de optische zoominstelling die u wilt gebruiken
selecteert voordat u op de sluitertoets drukt om het
opnemen van een film te starten (pagina 63).
Mocht de camera bewogen worden dan wordt het effect
daarvan in het beeld nog verder verergerd wanneer u
close-up opnames aan het opnemen bent of aan het
opnemen bent met een grote zoomfactor. Daarom wordt
het gebruik van een statief aanbevolen bij het opnemen
van close-ups en het opnemen met een grote zoomfactor.
Beelden kunnen onscherp zijn als het onderwerp zich
buiten het filmbereik bevindt.
Door de filmfunctie of MOVIE BEST SHOT functie in te
schakelen wordt de scherpstelfunctie overgeschakeld
naar panfocus (pagina 84) ongeacht de huidige
scherpstelinstelling in het functiegeheugen (pagina 140).
Het kan moeilijk zijn om op bepaalde onderwerpen scherp
stellen (pagina 79) waardoor wazige opnames ontstaan.
Mocht dit het geval zijn, probeer dan of omschakelen
naar de handmatige scherpstelfunctie (pagina 85) of
panfocusfunctie (pagina 84) helpt.
Mochten de beelden onscherp zijn bij het gebruik van
autofocus, dan kunt u mogelijk een betere scherpstelling
verkrijgen door de camera even op een ander onderwerp
te richten.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
123
Directe filminstellingen
(MOVIE BEST SHOT functie)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldfilmscenes er één en de camera zal de
instellingen maken voor de scene die u selecteerde.
1.
Zet de functiedraairegelaar tijdens een
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de MOVIE BEST SHOT functie
ingeschakeld en het voorbeeldscene selectiescherm
aangegeven. Er bevindt zich een selectiekader bij de
scene die u het laatst gebruikte.
Voorbeeldscenes worden op volgorde gearrangeerd,
te beginnen met de linker bovenhoek.
De op dat moment geselecteerde voorbeeldscene is
de scene met het selectiekader erom heen.
2.
Gebruik [], [], [] en [] om de gewenste
voorbeeld achtergrond te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Mochten er meer dan 12 scenes zijn (omdat u enkele
aangepaste scenes toegevoegd heeft) dan zal het
scherm gaan bladeren (scrollen) om de resterende
scenes te tonen wanneer u op [], [], [] of []
drukt terwijl het selectiekader zich aan linker- of
rechterkant van het scherm bevindt.
3.
Richt de camera op het onderwerp en druk op
de sluitertoets.
4.
Druk nogmaals op de sluitertoets om het
opnemen van de film tussentijds te stoppen.
BELANGRIJK!
MOVIE BEST SHOT scenes zijn niet opgenomen
met deze camera. Ze dienen enkel als voorbeeld.
Beelden die opgenomen zijn met een MOVIE BEST
SHOT scene kunnen mogelijk door de
filmomstandigheden en andere factoren niet de
verwachte resultaten geven.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
125
Creëren van uw eigen MOVIE BEST
SHOT instellingen
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om de
instellingen op te slaan van een film die u opnam als een
MOVIE BEST SHOT scene. Daarna kunt u de instellingen
oproepen telkens wanneer u deze wilt gebruiken.
1.
Zet de functiedraairegelaar tijdens een
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna
op [SET].
2.
Gebruik [], [], [] en [] om “Register User
Scene” (gebruikersdecor registeren) te
selecteren en druk daarna op [SET].
3.
Toon d.m.v. [] en [] de film waarvan u de
instellingen wilt opslaan.
4.
Gebruik [] en [] om “Save” (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
De normale MOVIE BEST SHOT beeld verschijnt
opnieuw nadat de bewerking voor het opslaan van
de instellingen voltooid is. U kunt nu de procedure op
pagina 123 gebruiken om uw gebruikersinstelling
voor opname te selecteren.
BELANGRIJK!
Blader voor het selecteren van een
gebruikersinstelling naar het eind van de
ingebouwde MOVIE BEST SHOT scenes totdat
“Recall User Scene” (gebruikersscene oproepen) op
het display verschijnt. Blader dan door om de
gebruikersinstelscenes te zien.
Alle MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen
worden gewist als het ingebouwde geheugen
(pagina 202) van de camera geformatteerd wordt.
Hieronder volgen de instellingen die onderdeel
uitmaken van de MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingen.
Scherpstelfunctie, witbalansfunctie, scherpte,
verzadiging, contrast, EV verschuiving.
Alleen de instellingen van een film die opgenomen is
met deze camera kan als een MOVIE BEST SHOT
instelling worden opgeslagen.
U kunt tot maximaal 999 MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingen registreren.
U kunt de instellingen van de op dat moment
geselecteerde MOVIE BEST SHOT scene controleren
door de verschillende instelmenu’s te tonen.
MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen worden
in het ingebouwde geheugen van de camera
opgeslagen in een map die “MSCENE” heet.
Bestandsnamen worden automatisch toegewezen
volgens het onderstaande formaat.
UZ850nnn.JPE (n = 0 – 9)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
126
Wissen van een MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstelling
1.
Zet de functiedraairegelaar tijdens de
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna
op [SET].
2.
Beweeg de zoomregelaar om over te
schakelen van het 12-scenescherm naar de
voorbeeldscene.
3.
Geef d.m.v. [] en [] de gebruikersinstelling
weer die u wilt wissen.
4.
Druk op [] ( ).
5.
Selecteer “Delete” (wissen) d.m.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
6.
Selecteer een andere scene en druk daarna
op [SET].
Hierdoor wordt teruggegaan naar de opnamestand.
Opnemen van een korte film
De korte filmfunctie neemt een film op van een van te
voren ingestelde lengte telkens wanneer u op de
sluitertoets drukt.
Een filmpje dat opgenomen wordt met de korte filmfunctie
bestaat in principe uit twee onderdelen als aangegeven in
de afbeelding hieronder.
Wanneer een tijd van 4 seconden is gespecificeerd voor
het voorafgaande gedeelte en 4 seconden voor het
toekomstige gedeelte
U kunt de lengte van het voorafgaande gedeelte en het
toekomstige gedeelte onafhankelijk instellen. De totale
lengte van het korte filmfunctie kan tussen de twee en acht
seconden zijn. Met de MOTION PRINT feature (pagina
168) kunt u stilbeelden opnemen van een kort filmfunctie
terwijl u het opslaat.
Opslaan
Legt de
voorafgaande
4 seconden
vast.
Handeling
Het opnemen
van het
toekomstige
gedeelte
begint.
Het opnemen stopt
automatisch 4 seconden
nadat de sluitertoets
wordt ingedrukt.
Opslag
voltooid.
Werking
Ontspannen
van de sluiter
Opnemen
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
147
Foto’s met datumafstempeling
U kunt bij foto’s kiezen uit een datumafstempeling of een
datum met tijd afstempeling in de rechter onderhoek van
het beeld.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Set Up (basisinstelling) tab en
selecteer Timestamp (tijdafstempeling) en
druk vervolgens op [].
3.
Selecteer d.m.v. [] en [] te gewenste
instelling en druk daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006, 1:25 ‘s middags (PM)
Om deze informatie voor de
datumafstempeling te registreren
:
Opnamedatum (2006/12/24)
Opnamedatum en –tijd
(2006/12/24 1:25pm)
Niets
Selecteer deze
instelling:
Date (datum)
Date&Time
(datum&tijd)
Off (uit)
BELANGRIJK!
Nadat de datuminformatie eenmaal op een foto
gestempeld is, kunt u de informatie niet meer
uitwissen.
Specificeer het formaat/opmaak van de datum d.m.v.
de “Date Style” (datumopmaak) instelling (pagina
195).
De opnamedatum en –tijd worden bepaald in
overeenstemming met de instellingen van de
cameraklok (pagina’s 51, 194) wanneer de foto
opgenomen werd.
Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl
datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time”
(datum & tijd)) ingeschakeld is (pagina 65).
Datumafstempeling wordt niet ondersteund voor de
volgende types beelden.
Beelden die met bepaalde BEST SHOT scenes
opgenomen zijn (“Business Cards and
Documents” (naamkaartjes en documenten),
“Whiteboard, etc.” (witbord, enz.), “Old Photo”
(oude foto), “ID Photo” (ID foto), “Pastel”
(pastelkleur)”, “Illustration” (illustratie), “Cross”
(kruis))
Beelden die opgenomen zijn met de doorlopende
sluiterfunctie met zoom en de meervoudige
doorlopende sluiter (pagina’s 100, 101)
B
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
148
Terugstellen (reset) van de camera
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de
camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke
defaultwaarden zoals aangegeven bij “Menureferentie” op
pagina 259.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer
“Reset” (resetten) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om “Reset” (resetten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer “Cancel” (annuleren) en druk op [SET] als
u deze procedure wilt annuleren zonder de camera
terug te stellen.
BELANGRIJK!
De volgende items worden niet teruggesteld
(geïnitialiseerd) wanneer u de camera terugsteld
(reset) (pagina 259).
Thuistijd instelling
Wereldtijd insteling
— Tijdinstelling
Date Style (datumopmaak)
Language (taal)
Video Out (video uitgang)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
149
Gebruiken van het snelkoppelmenu
(EX Menu)
Door indrukken van [EX] wordt een snelkoppelmenu
verkregen dat u kunt gebruiken om de instellingen voor de
beeldformaat, witbalans, de ISO gevoeligheid en het AF
gebied te configureren.
1.
Druk tijdens een
opnamefunctie (REC)
op [EX].
2.
Selecteer het gewenste item d.m.v. [] en []
en gebruik dan [] en [] om door de
geschikbare instellingen te bladeren.
Zie de volgende pagina’s voor details aangaande elk
van de instellingen.
Specificeren van de beeldgrootte (pagina 76)
Bijstellen van de witbalans (pagina 89)
Specificeren van de ISO gevoeligheid (pagina 142)
Specificeren van het bereik van autofocus (pagina
82)
3.
Druk na het configureren van de gewenste
instellingen op [SET] om het snelkoppelmenu
te verlaten.
WEERGAVE
151
Weergave van een audio snapshot
Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot
te tonen (aangegeven door ) en de audio (het geluid) af
te spelen.
1.
Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) totdat het gewenste beeld wordt
weergegeven.
2.
Druk op [SET].
Dit geeft de audio weer
die het getoonde beeld
vergezelt.
U kunt tijdens afspelen
van het geluid de
volgende bediening
uitvoeren.
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Doe dit:
Houd [] of [] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] en gebruik []
en [].
Druk op [DISP].
Druk op [MENU].
On dit te doen:
Versneld afspelen van de
audio in voorwaartse of
achterwaarts richting.
Pauzeren en hervatten van
de audio weergave.
Het geluidsvolume
bijstellen.
Veranderen van de inhoud
van het display.
De weergave annuleren.
WEERGAVE
152
Inzoomen op het weergegeven beeld
Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het
beeld op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal
acht maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om het gewenste beeld te tonen.
2.
Schuif de
zoomregelaar naar ( )
om het beeld te
vergroten.
Hierdoor wordt
ingezoomd op het
beeld.
Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
U kunt d.m.v. de [DISP] toets heen en weer
schakelen tussen weergeven en niet weergeven van
de zoomfactor.
3.
Verschuif het beeld d.m.v. [], [], [] en []
naar boven, naar beneden, naar links of naar
rechts.
4.
Druk op [MENU] om het beeld terug te
brengen naar de oorspronkelijke grootte.
BELANGRIJK!
Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het
opgenomen beeld is het niet mogelijk om tot acht
maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een
beeld in de display.
Huidige zoomfactor
Oorspronkelijk beeld
Getoond deel
WEERGAVE
153
Afmetingen van een beeld heraanpassen
U kunt de afmetingen van een opgenomen beeld
heraanpassen op één van drie afmetingen.
1.
Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Resize
(afmetingen
heraanpassen) en druk
daarna op [].
Merk op dat deze
bewerking alleen mogelijk
is wanneer een snapshot
beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [] of [] om door de beelden te
bladeren en dat beeld te tonen waarvan de
afmetingen heraangepast dienen te worden.
4.
Gebruik [] of [] om de gewenste instelling
te selecteren druk varvolgens dan op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
Groter
Kleiner
Beeldgrootte/
Beeldformaat
*M betekent Mega.
Selecteer Cancel (annuleren) om het
heraanpassen van de afmetingen te annuleren.
Afdrukformaat
A3 Print
A4 Print
E-mail (optimaal formaat bij
toevoegen van een beeld
bijlage aan E-mail
2816 × 2112
2304 × 1728
640 × 480
6M
4M
VGA
WEERGAVE
154
BELANGRIJK!
Door de afmetingen van een beeld her aan te
passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het
beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert.
Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook
in het geheugen.
Merk op dat u de afmetingen van de volgende
beeldtypen niet kunt heraanpassen.
Beelden met 640 × 480 beeldpunten en kleinere
beelden
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De afmetingen kunnen niet worden aangepast
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
heraangepaste beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn
heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de afmetingen van het beeld heraangepast werden.
Wanneer een beeld waarvan de afmetingen
heraangepast zijn weergegeven wordt op het
kalenderscherm (pagina 171), verschijnt dit bij de
datum waarop het heraanpassen van de afmetingen
plaatsvond.
Trimmen van een beeld
U kunt de volgende procedure volgen om een gedeelte van
een vergroot beeld te trimmen.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om door de beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u wilt tonen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Trimming
(trimmen) en druk
daarna op [].
Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
Huidige zoomfactor
Getoond deel
Oorspronkelijk beeld
WEERGAVE
155
4.
Beweeg de zoomregelaar naar links en rechts
om op het beeld in te zoomen.
Het gedeelte van het beeld dat op het beeldscherm
weergegeven wordt is het getrimde gedeelte.
5.
Beweeg het gedeelte dat getrimd moet
worden d.m.v. [], [], [], en [] naar
boven, naar beneden, naar en naar rechts.
6.
Druk op [SET] om het deel van het beeld te
extraheren dat zich binnen het trimkader
bevindt.
Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven
moment toch wilt annuleren.
BELANGRIJK!
Door het beeld te trimmen worden het originele beeld
(voor het trimmen) en de nieuwe (getrimde) versie
als gescheiden bestanden opgeslagen.
Merk op dat u de volgende beeldtypes niet kunt
trimmen.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De trimbewerking kan niet worden uitgevoerd
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
getrimde beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via
het beeldscherm van de camera, geven de datum en
de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd
werd.
Wanneer een getrimd beeld weergegeven wordt op
het kalenderscherm (pagina 171), verschijnt dit bij de
datum waarop het trimmen plaatsvond.
WEERGAVE
156
Keystone correctie
Corrigeer m.b.v. deze procedure een snapshot (foto) van
een rechthoekig voorwerp zoals een (school)bord,
document, poster, of foto dat niet haaks is omdat het vanuit
een hoek genomen is.
Door keystone correctie uit te voeren bij een beeld wordt
een nieuwe (gecorrigeerde) versie (1600 × 1200
beeldpunten) opgeslagen als een afzonderlijk bestand.
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [] en [] door de beelden op het
beeldscherm en geef het gewenste beeld weer
op het display.
2.
Selecteer PLAY (weergave) en daarna
Keystone (keystone correctie) en druk
daarna op [].
Hierdoor geeft het scherm alle voorwerpen in het
beeld weer die in aanmerking komen voor keystone
correctie.
Merk op dat de bovenstaande stap enkel mogelijk is
wanneer een snapshot (foto) op het beeldscherm
wordt weergegeven.
3.
Selecteer d.m.v. [] en
[] het voorwerp
waarbij u correctie wilt
uitvoeren.
4.
Selecteer Correct (corrigeren) d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de procedure te
verlaten zonder keystone correctie uit te voeren.
WEERGAVE
157
Het gebruiken van kleurherstelling om de
kleuren van een oude foto te corrigeren
Door kleurherstelling te gebruiken kunt u de oude kleuren
corrigeren van een foto die opgenomen is met een digitale
camera. Deze functie is handig voor het corrigeren van
bestaande oude fotos, enz.
Door kleurherstelling uit te voeren bij een beeld wordt een
nieuwe (herstelde) versie (1600 × 1200 beeldpunten)
opgeslagen als een afzonderlijk bestand.
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [] en [] door de beelden op het
beeldscherm en geef het te corrigeren beeld
weer op het display.
2.
Selecteer PLAY (weergave) en daarna
Color Correction (kleurcorrectie) en druk
daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste foto d.m.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
Als het originele beeld kleiner is dan 1600 × 1200
beeldpunten dan zal de nieuwe (gecorrigeerde)
versie van hetzelfde formaat zijn als het origineel.
Keystone correctie kan niet bij de volgende types
bestanden wordt uitgevoerd.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden die opgenomen zijn met een andere
camera
De keystone correctie bewerking kan niet worden
uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het
gecorrigeerde geheugen op te slaan.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
beeldscherm van de camera geven de datum en de
tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, dus niet wanneer het beeld
gecorrigeerd was.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld
aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was
(pagina 171).
WEERGAVE
158
4.
Selecteer Correct (corrigeren) d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt een trimkader op het beeldscherm
weergegeven.
Selecteer Cancel (annuleren) om kleurherstelling te
verlaten zonder iets op te slaan.
5.
Verplaats de zoomregelaar naar links en
rechts om het trimkader in en uit te zoomen.
Pas de afmetingen van het trimkader aan zoals u wilt
om het gewenste gedeelte te trimmen.
6.
Verplaats d.m.v. [], [], [], en [] om het
trimkader naar de gewenste plek te
verplaatsen en druk vervolgens op [SET].
De camera zal de kleuren automatisch corrigeren en
het beeld opslaan.
Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer
het trimkader zodat het zich ietwat binnen het kader
bevindt van het weergegeven beeld.
Selecteer [MENU] om kleurherstelling te verlaten
zonder iets op te slaan.
BELANGRIJK!
Als het originele beeld kleiner is dan 1600 × 1200
beeldpunten dan zal de nieuwe (herstelde) versie
van hetzelfde formaat zijn als het origineel.
Merk op dat u geen correctie kan uitvoeren bij de
volgende types bestanden.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden die opgenomen zijn met een andere
camera
De kleurcorrectie bewerking kan niet worden
uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het
gecorrigeerde geheugen op te slaan.
Bij weergave van een hersteld beeld op het
beeldscherm van de camera geven de datum en de
tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen
was, dus niet wanneer het beeld gecorrigeerd was.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld
aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was
(pagina 171).
OPMERKING
Zie Herstellen van een oude foto op pagina 113 als
u het beeld van een oude foto wilt opnemen met deze
camera en het beeld dat dit oplevert wilt herstellen.
WEERGAVE
159
Bijstellen van de witbalans van een
opgenomen beeld
U kunt de instelling van de witbalans gebruiken om een
type lichtbron te selecteren voor een opgenomen beeld,
hetgeen dan de kleuren van dat beeld beïnvloedt.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om het beeld te verkrijgen waarvan
u de witbalansinstelling wilt veranderen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer White
Balance (witbalans)
en druk op [].
Merk op dat de
bovenstaande stap niet
mogelijk is wanneer er
een foto op het
beeldscherm wordt
getoond.
4.
Selecteer een witbalansinstelling m.b.v. []
en [] en druk daarna op [SET] om de
instelling uit te oefenen.
Wanneer u het beeld er wilt
laten uitzien alsof het onder
deze omstandigheden waren
opgenomen:
Buiten, goed weer
Buiten, bewolkt tot
regenachtig, in de schaduw
van een boom, enz.
Bij een licht met een bijzonder
hoge temperatuur zoals in de
schaduw van een gebouw,
enz.
Onder wit of daglichtwit FL
verlichting, zonder
onderdrukking van
kleurspectrum
Onder daglicht FL verlichting,
met onderdrukking van
kleurspectrum
Onder het licht van
gloeilampen met
onderdrukking van de kleuren
Annuleer de bijstelling van de
witbalans
Selecteer dan deze
instelling:
N
D
Cancel (annuleren)
WEERGAVE
160
Gewoonlijk is de witbalansinstelling die
oorspronkelijk geselecteerd was bij het
bovenstaande menu de instelling die gebruikt was
toen u het beeld opnam. Als u de Auto
(automatisch) of Manual (handmatig) instelling voor
de witbalans gebruikt wanneer u het beeld opname,
zal Cancel (annuleren) worden geselecteerd
(pagina 89).
Als u dezelfde witbalansinstelling selecteert als de
instelling die u selecteerde bij het opnemen van het
beeld kunt u het witbalans bijstelmenu verlaten
zonder het beeld te veranderen door op [SET] te
drukken.
BELANGRIJK!
Door de witbalans van een beeld bij te stellen wordt
een nieuw beeld gecreëerd met de nieuwe
balansinstelling. Het originele beeld blijft ook in het
geheugen behouden.
De witbalans van de volgende types beelden kan
niet worden bijgesteld.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
U kunt de witbalans niet bijstellen wanneer er niet
genoeg vrij geheugen beschikbaar is om het
resulterende beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld waarvan de witbalans
bijgesteld is toont op het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de witbalans werd bijgesteld.
WEERGAVE
161
Instellen van de helderheid van het beeld
Gebruik de volgende procedure voor het bijstellen van de
helderheid van fotos.
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
m.b.v. [] en [] door de beelden waarvan u
de helderheid wilt bijregelen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Brightness
(helderheid) en druk
daarna op [].
Merk op dat de
bovenstaande stap alleen
mogelijk is wanneer een
foto op het beeldscherm
wordt weergegeven.
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Helderder
Donkerder
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Druk op [] of [MENU] om de bediening voor het
bijstellen van de helderheid te annuleren.
WEERGAVE
162
BELANGRIJK!
Door de helderheid van het beeld bij te regelen wordt
een nieuw beeld gecreëerd bij het nieuwe
helderheidsniveau. Het oorspronkelijke beeld blijft
ook in het geheugen.
De helderheid van de volgende type beelden kan
niet worden bijgeregeld.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden die met een andere camera zijn
opgenomen
U kunt de helderheid niet bijregelen wanneer er niet
genoeg vrij geheugen beschikbaar is om het
resulterende beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld met een bijgeregelde
helderheid weergeeft op het beeldscherm van de
camera, geven de datum en tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de helderheid bijgeregeld was.
Weergeven en bewerken van een film
Weergeven van een film
Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die u opgenomen heeft met deze camera.
1.
Blader tijdens de PLAY
(weergavefunctie)
m.b.v [] en [] door
films op het
beeldscherm en toon
de gewenste film.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt weergave van de film gestart.
U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren terwijl de
film wordt weergegeven.
Filmicoon
Verstreken opnametijd
Beeldkwaliteit
WEERGAVE
163
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
De snelheid wordt steeds bij
elk maal indrukken met één
stap verhoogd.
Laat de versnelde voorwaartse
of achterwaartse weergave
terugkeren tot de normale
snelheid.
Pauzeren van de filmweergave
Gepauzeerde weergave per
beeld bladeren.
Filmweergave stoppen.
Bijstellen van het
geluidsvolume van de film.
In- en uitschakelen van de
beeldscherm indicators.
Inzoomen op het filmbeeld.
Bladeren door een ingezoomd
beeld op het scherm.
Doe dit:
Druk op [] of [].
Druk op [SET].
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU]
Druk op [] en gebruik
[] en [].
Druk op [DISP].
Beweeg de zoomregelaar
in de richting van ( ).
Gebruik [], [], [], [].
BELANGRIJK!
U kunt het geluidsniveau van het filmgeluid alleen
bijstellen tijdens het weergeven van een film.
U kunt bij filmopname tot 8 maal van de normale
afmetingen inzoomen. Merk echter op dat de
maximale zoom in de volgende gevallen 4,5 maal is.
Wanneer de film opgenomen werd met de stand
voor LP kwaliteit (pagina 119)
Bij weergave van elke film via een
televisiescherm.
Films die niet met deze camera opgenomen zijn
kunnen mogelijk niet weergegeven worden.
WEERGAVE
165
Knippen van alles voor of na een specifiek
beeld
1.
Druk op [SET] terwijl
de film die u wilt
monteren weergegeven
wordt.
Hierdoor wordt de
weergave van een film
gepauzeerd.
2.
Druk op [].
U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op
[MENU] te drukken, de PLAY (weergave) tab te
selecteren, Movie Editing (filmmontage) te
selecteren en vervolgens op [] te drukken.
3.
Selecteer de bewerking die u wilt uitvoeren
m.b.v. [] en [].
Om dit te doen:
Alles voor een gespecificeerd
beeld knippen
Alles na een gespecificeerd
beeld knippen
Knipfunctie verlaten
Doe dit:
Cut (knippen)
Cut (knippen)
Cancel (annuleren)
Montage van een film
Gebruik deze procedure van dit hoofdstuk om films te
monteren en te wissen. Met de montagebewerkingen kunt
u alles voor of na een specifiek beeld of alles tussen twee
bepaalde beelden in knippen.
BELANGRIJK!
Geknipte beelden kunnen niet meer worden
opgeroepen ze zijn echt weg. Zorg er dus voor dat
u een gedeelte van een film echt wilt wegknippen
voordat u specificeert dat een knipbewerking moet
worden uitgevoerd.
Montages kunnen niet uitgevoerd worden bij films die
niet met deze camera opgenomen zijn.
Er kan geen montage worden uitgevoerd bij een film
die korter dan 5 seconden is.
Bij bepaalde types geheugenkaarten kan de
knipbewerking een aanzienlijke tijd in beslag nemen.
Dit is normaal en duidt niet op een defect.
De knipbewerking kan mogelijk niet uitgevoerd
worden als de beschikbare hoeveelheid geheugen
minder is dan de grootte van het filmbestand dat u
probeert te knippen. Mocht dit het geval zijn, wis dan
bestanden die u niet langer meer nodig heeft om
geheugenruimte vrij te maken.
Het monteren van twee verschillende films tot een
enkele film en het opsplitsen van één film in
meerdere onderdelen wordt niet ondersteund door
de functies van de camera.
WEERGAVE
166
5.
Druk [] wanneer het
gewenste beeld wordt
getoond.
6.
Selecteer Yes (Ja) d.m.v. [] en [] en druk
op [SET].
De boodschap Busy.... Please wait…” blijft op de
display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd.
Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt.
Selecteer No (Nee) om de knipbewerking te
verlaten.
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
Filmweergave pauzeren en
voortzetten
Gepauzeerde weergave per
beeld doorbladeren
Annuleren van de
knipbewerking
Doe dit:
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [SET].
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [MENU].
4.
Toon het beeld waar de film moet worden
geknipt.
Het rode gedeelte van de
indicatorstaafindicator
geeft aan welk gedeelte
wordt geknipt.
WEERGAVE
174
Gebruik van de fotostandaardfunctie
De fotostandaardfunctie stelt u in staat te specificeren wat
er dient te verschijnen op het beeldscherm van de camera
terwijl deze zich op de USB slede bevindt. U kunt een
Photo Stand diashow spelen zonder u zorgen te maken
over de stroom van de accu of u kunt het tonen van een
bepaald beeld tonen. De bediening van de
fotostandaardfunctie wordt uitgevoerd in overeenkomst met
de instellingen van de slideshow. Zie pagina 172 voor
informatie aangaande het configureren van slideshow
instellingen voor eventuele gewenste aanpassingen.
1.
Schakel de camera uit.
2.
Zet de camera op de USB slede.
3.
Druk op de [PHOTO]
(foto) toets van de USB
slede.
Dit start de Photo Stand
diashow of toont het
enkele beeld dat u
specificeerde.
[PHOTO]
Merk op dat de effectinstellingen niet van kracht zijn
wanneer de slideshow Images (beelden) instelling
Favorites (favorieten) is of Only (alleen ) of
wanneer de slideshow Interval instelling MAX
(maximaal), 1 sec of 2 sec is.
Bij beelden die u van een andere digitale camera of
van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat
langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd
voordat ze verschijnen.
Als er indicators in de display zijn dan kunt u deze
uitzetten door op [DISP] te drukken (pagina 33).
Wanneer de diashow een film bereikt terwijl One
Image (één beeld) geselecteerd is voor Images
(beelden), zal de film de weergave herhalen voor de
door Time (tijd) gespecificeerde tijdsduur.
WEERGAVE
175
Roteren van het displaybeeld
Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te
roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te
registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd
getoond worden in de geroteerde oriëntatie.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Rotation (rotatie) en druk vervolgens op [].
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [] en [] om door de beelden te
bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op
het beeldscherm te zien is.
Door op [MENU] te drukken wordt een scherm
verkregen voor het configureren van diashow
instellingen. Druk op [MENU] terwijl het menuscherm
getoond wordt of selecteer Start en druk op [SET]
om de diashow te herstarten.
Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen
door op [] te drukken en daarna [] en [] te
gebruiken.
4.
Druk nogmaals op de [PHOTO] (foto) toets om
de Photo Stand diashow te stoppen.
BELANGRIJK!
De accu wordt niet opgeladen terwijl een
fotostandaard diashow aan de gang is. Stop de
diashow als als u de accu wilt opladen.
WEERGAVE
176
BELANGRIJK!
U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u
toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst
onbeveiligd te maken.
U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het
opgenomen was met een ander type digitale camera.
U kunt beelden van het volgende type niet roteren:
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden worden ingezoomd is
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Het roteren van beelden wordt alleen ondersteund
voor een enkel beeld. Het is niet mogelijk een
scherm van 9-beelden of een beeld op het
kalenderscherm te roteren.
4.
Gebruik [] en [] om
Rotate (roteren) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Elke keer indrukken van
[SET] draait het beeld
met 90°.
5.
Druk nadat u klaar bent met het configureren
van de instellingen op [MENU] om het
instelscherm te verlaten.
WEERGAVE
177
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waaraan u audio wilt toevoegen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Dubbing
(geluidsdubben) en
druk vervolgens op
[].
4.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
5.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Toevoegen van audio aan een snapshot
De post-opname functie laat u geluid toevoegen aan
snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het
audiogedeelte van een audio snapshot (die met een
icoon er op) ook heropnemen.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
WEERGAVE
178
BELANGRIJK!
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede
opnameresultaten zijn
niet mogelijk wanneer
de camera te ver van
het onderwerp weg is.
Nadat de
geluidsopname voltooid
is verschijnt de
icoon op het
beeldscherm.
U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de
resterende geheugencapaciteit laag is.
U kunt geen geluid toevoegen aan beelden van het
volgende type:
Filmbeelden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beveiligde fotos (pagina 186)
Audio die heropgenomen of gewist wordt, kan niet
worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet
langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of
het geluid wist.
Microfoon
Heropnemen van het geluid
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Dubbing (geluidsdubben) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om Delete (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen,
druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien.
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en
vervangen door de nieuwe.
WEERGAVE
179
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Wanneer uw opname voorzien is van indextekens
(pagina 133), kunt u naar het volgende indexteken
doorspringen door de weergave te pauzeren en
vervolgens op [] of [] te drukken. Druk vervolgens
op [SET] om de weergave te hervatten van de positie
van het indexteken.
Om dit te doen:
Snel vooruit- of
achteruitspoelen van het geluid.
Pauzeren en hervatten van de
film weergave.
Het geluidsvolume bijstellen.
In- en uitschakelen van het
beeldscherm.
Annuleren van de weergave.
Doe dit:
Houd [] of []
ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] en gebruik
[] en [].
Druk op [DISP].
Druk op [MENU].
Weergeven van een spraakopnamebestand
Voer de volgende stappen uit om een
spraakopnamebestand weer te geven.
1.
Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) om het gewenste
spraakopnamebestand (een bestand
aangegeven met ) weer te geven.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt de
weergave van het
spraakopnamebestand
gestart via de
luidspreker van de
camera.
U kunt de volgende
bediening uitvoeren
terwijl het geluid
weergegeven wordt.
WEERGAVE
180
2.
Schakel de camera uit.
3.
Zet de camera op de USB slede.
4.
Schakel de televisie in en selecteer de video-
ingangsfunctie.
5.
Druk op [ ] om de spanning van de camera
in te schakelen en voer daarna de vereiste
bewerking uit voor de weergave.
AV kabel
AV uitgangspoort [AV OUT]
Video ingangsaansluiting
TV
Tonen van camerabeelden op een
televisiescherm
U kunt opgenomen beelden via een televisiescherm tonen.
Om camerabeelden via een televisiescherm te tonen dient
u de beschikking te hebben over een televisie met een
video-ingangsaansluiting, de USB slede en de AV kabel die
meegeleverd zijn met de camera.
1.
Sluit één uiteinde van de AV kabel die
meegeleverd is met de camera aan op de
[AV OUT] aansluiting van de USB slede en het
andere uiteinde op de video-
ingangsaansluiting van het televisietoestel.
Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de
video-ingangsaansluiting (geel) van het
televisietoestel en de witte stekker op de audio
ingangsaansluiting (wit).
WEERGAVE
181
Selecteren van het
video-uitgangssysteem
U kunt kiezen uit het PAL of het NTSC systeem als het
voor aanpassing aan het systeem van de TV die u gebruikt.
1.
Druk tijdens een opname- (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Video Out (video-uitgang) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Als u een TV gebruikt die bedoeld is
voor gebruik in dit gebied:
U.S., Japan en andere gebieden met het
NTSC systeem
Europa en andere gebieden met het
PAL systeem
Selecteer deze
instelling:
NTSC
PAL
BELANGRIJK!
U dient als de spanning aan/uit functie (pagina 201)
Power On (spanning aan) of Power On/Off
(spanning aan/uit) te selecteren als u de camera
aansluit op een televisietoestel voor het bekijken van
videobeelden.
Alle iconen en indicators die op het beeldscherm van
de camera te zien zijn zullen ook op het
televisiescherm verschijnen.
Merk op dat het geluid in mono is.
Door indrukken van de [PHOTO] toets op de USB
slede wordt de fotostandaardfunctie (pagina 174)
geactiveerd waarna beelden via het televisiescherm
worden weergegeven.
Afhankelijk van het formaat van het scherm zullen de
opgenomen beeld mogelijk niet het gehele scherm
vullen.
Voor het video uitgangssignaal is het geluidsvolume
aanvankelijk ingesteld op maximum. Voer bijstelling
in het geluidsvolume uit d.m.v. de TV regelaars.
Als u een los verkrijgbare AV kabel (EMC-3A)
gebruikt om de aansluiting van de cameras USB
slede direct te verbinden met de AUDIO IN
aansluiting van een televisietoestel (zonder de USB
kabel te gebruiken), kunt u opgenomen beelden op
het televisiescherm zien en het televisiescherm zelfs
gebruiken om beelden te componeren voordat u ze
gaat opgenemen.
WEERGAVE
182
BELANGRIJK!
Beelden zullen niet op de juiste wijze worden
weergegeven als een verkeerd videosysteem wordt
geselecteerd.
Deze camera ondersteunt enkel de NTSC en PAL
videosystemen. Beelden worden niet juist
weergegeven als u een televisietoestel (monitor)
gebruikt dat ontworpen is voor een ander
videosysteem.
WISSEN VAN BESTANDEN
184
Wissen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[] ( ).
2.
Gebruik [] of [] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] of [] om Yes (ja) te selecteren.
Selecteer No (nee) om de wisfunctie te verlaten
zonder een bestand uit te wissen.
4.
Druk op [SET] om alle bestanden uit te
wissen.
De boodschap There are no files. (er zijn geen
bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle
bestanden gewist zijn.
BEHEER VAN BESTANDEN
185
BEHEER VAN BESTANDEN
Dankzij de mogelijkheden van de camera voor
bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog
houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds
wissen en de gewenste bestanden opslaan in het
ingebouwde geheugen van de camera.
Mappen
Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde
geheugen of op de geheugenkaart.
Geheugenmappen en -bestanden
Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in
een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt
maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het
geheugen houden. Mapnamen worden als volgt
gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van de 100ste map
Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten.
Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een
map, wordt automatisch de volgende map met het
volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden
als volgt gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand
Extensie
CIMG0026.JPG
Serienummer (4 cijfers)
De map- en bestandnamen die hier worden beschreven
verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw
computer bekijkt. Zie pagina 32 voor informatie
betreffende informatie over hoe de camera map- en
bestandnamen aangeeft.
Het feitelijke aantal bestanden dat u op een
geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen
voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de
kaartcapaciteit, enz.
Zie voor details aangaande de mapstructuur
Geheugenmapstructuur op pagina 235.
100CASIO
Serienummer (3 cijfers)
BEHEER VAN BESTANDEN
186
Beschermen van bestanden
Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet
worden gewist (pagina 183). U kunt bestanden afzonderlijk
beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen
beveiligen door een enkele bedieningshandeling.
BELANGRIJK!
Zelfs als een bestand beveiligd is, wordt het
uitgewist wanneer een geheugenkaart wordt
geformatteerd (pagina 206) of als het ingebouwde
geheugen geformatteerd wordt (pagina 202)
Beveiligen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Protect
(beveiligen) en druk
daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om door de bestanden de
bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt
beveiligen.
4.
Gebruik [] of [] om
On (aan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Een beveiligd bestand
wordt aangegeven door
het teken.
Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u
Off (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET].
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
BEHEER VAN BESTANDEN
187
Beveiligen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Protect (beveiligen) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om All Files : On (Alle
bestanden : aan) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op
[SET] in stap 3 zodat de instelling All Files : Off
(alle bestanden uit) laat zien.
4.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
Gebruik van de FAVORITE folder
U kunt fotos van uw familie of andere speciale beelden van
een bestandsopslagmap (pagina 235) kopiëren naar de
FAVORITE map in het ingebouwde geheugen. De naar de
FAVORITE map gekopieerde beelden worden automatisch
gereduceerd tot 320 × 240 beeldpunten. Beelden in de
FAVORITE map worden niet getoond tijdens normale
weergave om op die manier persoonlijke beelden privé te
houden terwijl u ze toch bij u kunt hebben. De beelden in
de FAVORITE map worden niet gewist wanneer u van
geheugenkaart wisselt zodat u de fotos altijd bij de hand
heeft.
Kopiëren van een bestand naar de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Favorites
(favorieten) en druk op
[].
BEHEER VAN BESTANDEN
188
3.
Gebruik [] of [] om
Save (opslaan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de
namen van de
bestanden in het
ingebouwde geheugen
of op de ingelegde
geheugenkaart
getoond.
4.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt
kopiëren.
5.
Gebruik [] of [] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de
FAVORITE map gelopieerd.
6.
Gebruik na het kopiëren van alle gewenste
bestanden [] en [] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
LET OP
Door een beeldbestand volgens de bovenstaande
procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA
van 320 × 240 beeldpunten naar de FAVORITE map
gekopieerd.
Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt
gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam
toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het
serienummer begint met 0001 en kan oplopen tot
9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik
af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen.
Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat
opgeslagen kan worden in het ingebouwde
geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en
van andere factoren.
BELANGRIJK!
Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map
gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn
aangepast niet meer kan terugkeren naar het
oorspronkelijke formaat.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar
een geheugenkaart worden gekopieerd.
BEHEER VAN BESTANDEN
189
Tonen van een bestand in de FAVORITE
map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
De boodschap No Favorites File! (geen favouriet
bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is.
4.
Gebruik []
(voorwaarts) of []
(achterwaarts) om door
de bestanden in de
FAVORITE map te
bladeren.
5.
Druk nadat u klaar bent met het bekijken van
de bestanden tweemaal op [MENU] om deze
functie te verlaten.
Bestandsnaam
BELANGRIJK!
Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërd
wordt in het ingebouwde geheugen van de camera.
Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op een
geheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u de
inhoud van de FAVORITE map op het beeldscherm
van een computer wilt bekijken dient u eerst de
geheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera te
verwijderen voordat u de camera op de USB slede
plaatst om het overbrengen van data te beginnen
(paginas 205, 220).
FAVORITE (favorite) mapicoon
BEHEER VAN BESTANDEN
190
Wissen van een bestand uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [] ( ).
5.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u uit de FAVORITE map wilt
wissen.
6.
Gebruik [] of [] om Delete (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
7.
Gebruik na het wissen van alle gewenste
bestanden [] en [] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
Wissen van alle bestanden uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [] ( ).
5.
Gebruik [] en [] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk dan
op [SET].
BELANGRIJK!
U kunt de bedieningshandelingen voor wissen op
pagina 183 niet gebruiken om beelden uit de
FAVORITE map te wissen. Echter door formatteren
van het geheugen (pagina 202) worden de
bestanden in de FAVORITE map gewist.
ANDERE INSTELLINGEN
191
ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt,
de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een
toetsbewerking uitvoert.
Configureren van de geluidsinstellingen
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om het geluid te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze instelling:
Sound 1 Sound 5
(geluid 1 5)
Off (uit)
Om dit te doen:
Selecteer een ingebouwd
geluid
Schakel het geluid uit
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om Operation
(bediening) te selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
voor het volume te specificeren en druk
vervolgens op [SET].
U kunt het volume instellen binnen het bereik lopend
van 0 (geen geluid) tot en met 7 (luidst).
BELANGRIJK!
De instelling voor het volume die u hier maakt heeft
ook invloed op het geluidsvolumeniveau voor het
video uitgangssignaal (pagina 180).
ANDERE INSTELLINGEN
193
BELANGRIJK!
U kunt elk van de volgende types beelden selecteren
als het startbeeldscherm.
Het ingebouwde beeld van de camera
Een snapshot
Enkel het beeldgedeelte van een audio snapshot
Er kan per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in
het beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw
beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat
nieuwe beeld het eerdere beeld uit het
beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom
dient u een gescheiden kopie van het beeld in het
standaard beeldopslaggeheugen van de camera te
hebben opgeslagen als u naar een eerder
beginschermbeeld wilt teruggaan.
Het beginschermbeeld wordt gewist als u het
ingebouwde geheugen formatteert (pagina 202).
Specificeren van de bestandsnaam
serienummer generatiemethode
Gebruik de volgende procedure om de methode te
specificeren voor het genereren van het serienummer dat
gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 185).
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer File No. (bestandsnaam) en druk
vervolgens op [].
3.
Verander de instelling m.b.v. [] en [] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Continue
(voortzetten)
Reset
(terugstellen)
Om dit te doen voor een juist
opgeslagen bestand:
Sla het laatste gebruikte
bestandnummer op en verhoog dit
met één ongeacht of bestanden
uitgewist zijn of de geheugenkaart
door een nieuwe werd vervangen.
Start het serienummer opnieuw
vanaf 0001 wanneer alle bestanden
gewist zijn of de geheugenkaart
vervangen is.
ANDERE INSTELLINGEN
194
Instellen van de klok
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een
thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de
datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en
datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone
te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder
Instellen van de huidige tijd en datum op pagina 195.
BELANGRIJK!
Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich
op het moment bevindt) selecteert voordat u de
instellingen verandert voor de tijd en de datum.
Anders zullen de instellingen voor de tijd en de
datum automatisch veranderen wanneer u een
andere tijdzone selecteert.
Selecteren van uw thuistijdzone
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone
aangegeven.
3.
Gebruik [] en [] om Home (thuistijd) te
selecteren en druk daarna op [].
4.
Gebruik [] en [] om City (stad) te
selecteren en druk vervolgens op [].
5.
Gebruik [], [], [] en [] om de het
geografische gebied te selecteren dat de
plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone
en druk vervolgens op [SET].
6.
Gebruik [] en [] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk na het selecteren van de gewenste stad
op [SET] om de bijbehorende zone als uw
thuistijdzone te registreren.
ANDERE INSTELLINGEN
197
5.
Selecteer m.b.v. [],
[], [] en [] het
gewenste geografische
gebied en druk
vervolgens op [SET].
6.
Druk op [] en [] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om de instellingen toe te passen en het
instelscherm te verlaten.
Bewerken de datum en de tijd van een
beeld
Volg de procedure in dit hoofdstuk om de datum en de tijd
van een eerder opgenomen beeld te veranderen. Dit is
handig wanneer de huidige datum en tijd verkeerd zijn om
de volgende redenen.
Omdat de instellingen van de cameras klok niet juist
geconfigureerd waren tijdens het opnemen van het beeld
(pagina 51)
Omdat het beeld opgenomen was in de verkeerde
wereldtijdzone (pagina 196)
1.
Tijdens de weergavefunctie (PLAY) geef
d.m.v. [] en [] het beeld weer waarvan u de
datum en de tijd wilt bewerken.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Date/Time (datum/tijd) en druk vervolgens
op [].
4.
Stel de datum en de tijd naar wens in.
ANDERE INSTELLINGEN
199
Veranderen van de helderheid van het
beeldscherm
U kunt d.m.v. de volgende procedure de helderheid van het
beeldscherm veranderen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Screen (scherm) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Auto 1
(automatisch 1)
of
Auto 2
(automatisch 2)
+2
+1
0
Wanneer u dit wilt:
Automatisch bijstellen van de helderheid
van het beeldscherm in overeenstemming
met de belichtingsomstandigheden
Auto 2 stelt sneller bij op een lichtere
instelling dan Auto 1.
Tijdens de weergavefunctie (PLAY) is de
helderheid van het beeldscherm vast
afgesteld ongeacht de
belichtingsomstandigheden op dat
moment.
Een grotere helderheid van het
beeldscherm dan de +1 instelling
Bij deze instelling wordt meer stroom
verbruikt.
Een relatief grotere helderheid van het
beeldscherm dan de 0 instelling (voor
buitenshuis)
Bij deze instelling wordt meer stroom
verbruikt.
Normale helderheid van het beeldscherm
(voor binnenshuis)
ANDERE INSTELLINGEN
200
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Veranderen van het protocol van de USB
poort
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het
communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van
de camera wanneer u aansluit op een computer, een
printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat
past bij het toestel waarop u aansluit.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)*
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT (pagina 214)
Printer compatibel met PictBridge
(pagina 214)
*PTP is de afkorting van Picture Transfer Protocol
(Protocol voor het overzenden van beelden).
ANDERE INSTELLINGEN
201
BELANGRIJK!
Wanneer de stand Power On/Off (spanning aan/uit)
geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) tijdens een opnamefunctie
(REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de
weergavefunctie (PLAY) wordt overgeschakeld naar
de op dat moment geselecteerde opnamefunctie
(REC) terwijl bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens
een opnamefunctie (REC) naar de weergavefunctie
(PLAY) wordt geschakeld.
Als u de camera aansluit op een televisietoestel voor
het bekijken van videobeelden, dient u als de
spanning aan/uit functie Power On (spanning aan)
of Power On/Off (spanning aan/uit) te selecteren.
LET OP
De oorspronkelijke defaultinstelling is Power On
(spanning aan).
Configureren van de [ ] (REC) en [ ]
(PLAY) toets en spanning aan/uit functies
U kunt de volgende procedure gebruiken om de spanning
van de [ ] (REC) en de [ ] (PLAY) toetsen te
configureren zodat de spanning in- of uitgeschakeld wordt
telkens bij indrukken van deze toetsen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer REC/PLAY (opname/weergave) en
druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Power On
(spanning aan)
Power On/Off
(spanning aan/uit)
Disable
(niet geactiveerd)
Om deze bewerking te configureren:
De spanning wordt ingeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) of [ ]
(PLAY) (maar wordt niet uitgeschakeld)
De spanning wordt in- of uitgeschakeld
bij indrukken van [ ] (REC) of bij
indrukken van [ ] (PLAY)
De spanning wordt niet in- of
uitgeschakeld bij indrukken van [ ]
(REC) of [ ] (PLAY)
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
203
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
U kunt de opslagmogelijkheden van
uw camera uitbreiden door een los
verkrijgbare geheugenkaart (SD
geheugenkaart of MultiMediaCard)
te gebruiken. U kunt ook bestanden
kopiëren van het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart
en van een geheugenkaart naar het
ingebouwde geheugen.
Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het
ingebouwde geheugen. Wanneer u echter een
geheugenkaart insteekt, zal de camera automatisch
bestanden op de kaart opslaan.
Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het
ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de
camera gestoken is.
BELANGRIJK!
Gebruik bij deze camera enkel een SD
geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voor
andere types kaarten wordt een juiste werking niet
gegarandeerd.
Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart
voor informatie hoe u deze kunt gebruiken.
Bepaalde types kaarten kunnen de verwerkingssnelheid
afremmen. Gebruikt u een langzame geheugenkaart,
dan kan het voorkomen dat u een film niet kunt
opnemen met de HQ beeldkwaliteitinstelling. Daarom
wordt het gebruik van een SD geheugenkaart met een
maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per
seconde aanbevolen.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd
nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden
verloren kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm
om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is
gegaan. Het wordt aanbevolen een SD
geheugenkaart te gebruiken met een maximale
overdrachtsnelheid van minstens 10MB per seconde.
SD geheugenkaarten hebben een
schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken
voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van
beelddata. Merk echter op dat als u een SD
geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dient
te verwijderen telkens wanneer u op de kaart wilt
opnemen, hem wilt formatteren of eventueel
bestanden wilt uitwissen.
Elektrostatische lading, digitale storing en andere
fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data
beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er
altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data
op andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO
disk, harde schijf van een computer, enz.)
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
204
2.
Houd de geheugenkaart
zodanig dat de voorkant
ervan in dezelfde
richting wijst als het
beeldscherm van de
camera en schuif de
kaart dan voorzichtig
in de kaartgleuf.
Schuif de kaart
geheel in totdat deze
met een klikgeluid
stevig op
zijn plaats zit.
3.
Sluit het accudeksel en
schuif het vervolgens in
de door de pijl
aangegeven richting.
Gebruiken van een geheugenkaart
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u
een geheugenkaart insteekt of verwijdert.
Let er op dat u de camera in de juiste richting
insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de
sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt.
Insteken van een geheugenkaart in de
camera
1.
Schuif het accudeksel in
de door de pijl
aangegeven richting en
open het dan.
AchterkantVoorkant
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
206
Formatteren van een geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in en druk op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formatteren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wordt de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld na het formetteren van een
geheugenkaart, dan zal de boodschap There
are no files. (er zijn geen bestanden
aanwezig) doodleuk verschijnen.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
Formatteren van een geheugenkaart
Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle
data uitgewist die is opgeslagen op de kaart.
BELANGRIJK!
Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart
altijd de camera. Formatteren van een
geheugenkaart kan ook met een computer worden
uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de
camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op
een computer geformatteerd wordt, kan dit er toe
leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD
formaat, problemen veroorzaken met de
compatibiliteit en andere problemen met de werking.
Merk op dat data die gewist is door formatteren van
een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen.
Controleer dus dat u geen enkele data op de
geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat
formatteren.
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn
(pagina 186).
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
207
Kopiëren van bestanden
Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen
het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te
kopiëren.
BELANGRIJK!
Enkel snapshots-, film-, audio snapshot- en
spraakopnamebestanden die met deze camera zijn
opgenomen kunnen worden gekopiëerd. Andere
bestanden kunnen niet worden gekopiëerd.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet
worden gekopieerd.
Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden
zowel het betreffende beeldbestand als het
geluidsbestand gekopieerd.
Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan
zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw
gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer
dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de
camera op een plaats ver van uw huis of kantoor
gebruikt.
Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of
wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn
van abnormale beelden.
Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD
geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het
vermogen om data te behouden. Het wordt daarom
aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te
formatteren.
Controleer voordat u begint met het formatteren dat de
spanning van de cameras accu niet te laag is. Als de
accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren van het
formatteren brengt dit het risico met zich mee dat het
formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat de
geheugenkaart niet goed functioneert.
U mag het accudeksel nooit openen terwijl het
formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico met
zich mee dat de geheugenkaart niet goed functioneert.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
208
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een
geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in. Schakel de
weergavefunctie (PLAY) in en druk op
[MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Copy
(kopiëren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Built-in Card
(ingebouwd geheugen geheugenkaart) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm
het laatste bestand in de map.
BELANGRIJK!
Het is niet mogelijk te kopiëren als er niet genoeg
capaciteit is om alle beelden die u wilt kopiëren in
het geheugen te houden.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
210
Een digitale camera geeft u een aantal verschillende
methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft
opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden
hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste
past bij uw behoefte.
Professionele afdrukdienst
Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren
welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt
hebben. Zie DPOF (pagina 211) voor nadere details.
LET OP
Sommige afdrukdiensten ondersteunen mogelijk niet
DPOF of kunnen mogelijk andere drukprotocollen
ondersteunen. Gebruik in dit geval een protocol dat
ondersteund wordt door de afdrukdienst om de
beelden te specificeren die u afgedrukt wilt hebben.
Direct afdrukken met een printer die
uitgerust is met een kaartgleuf of die USB
DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt
Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te
specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren
hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden
vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de
printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt
de camera aansluiten op een printer die USB DIRECT-
PRINT of PictBridge ondersteunt. Zie DPOF (pagina 211)
en Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT
(pagina 214) voor nadere details.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
211
Afdrukken met een computer
Windows gebruikers
De camera wordt geleverd met de Photo Loader en
Photohands applicaties die op een Windows computer
geïnstalleerd kunnen worden voor het oversturen, het
beheren en het afdrukken van beelden. Zie Gebruik van
de camera met een Windows computer (paginas 220,
238) voor nadere details.
Macintosh gebruikers
De camera wordt geleverd met Photo Loader voor
Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het
oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het
afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare
software voor het afdrukken van de beelden met een
Macintosh. Zie Gebruik van de camera met een Macintosh
computer (paginas 228, 253) voor nadere details.
DPOF
De letters DPOF zijn de afkorting van Digital
Print Order Format hetgeen een formaat is
voor opnemen op een geheugenkaart of een
ander medium met informatie welke digitale
camerabeelden afgedrukt dienen te worden
en hoeveel kopieën.
Daarna kunt u op een DPOF-compatibele
printer of bij een professionele drukkerij
afdrukken maken overeenkomstig de
instellingen voor de bestandsnaam en het
aantal kopieën zoals opgeslagen is op de
kaart.
Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te
bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u
de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz.
dient te onthouden.
DPOF instellingen
Bestandsnaam,
aantal kopieën,
datum
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
212
5.
Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [] en [].
U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal
kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt
wilt hebben.
6.
Druk op [DISP] zodat
On (aan) wordt
getoond om
datumafstempeling
voor de afdrukken in
te schakelen.
•“On (aan) geeft aan dat
tijdsvastlegging (date
stamping) ingeschakeld is.
Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl
00 gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal
het aantal kopieën naar 01 veranderen. Bij
instelling van een ander aantal kopieën dan 00 zal
deze instelling niet veranderen wanneer de
datumafstempeling ingeschakeld wordt.
Druk op [DISP] zodat Off (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te schakelen.
Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere
beelden wilt configureren voor het afdrukken.
7.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor een enkel beeld
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer DPOF en
druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer Select images (selecteer beelden)
m.b.v. [] en [] en druk daarna op [].
4.
Toon het te gewenste
beeld m.b.v. [] en [].
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
213
Configureren van de afdrukinstellingen
voor alle beelden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
DPOF en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer All images (alle beelden) m.b.v.
[] en [] en druk daarna op [].
4.
Specificeer het aantal
kopieën m.b.v. [] en
[].
U kunt maximaal 99
specificeren voor het
aantal kopieën. Specificeer
00 als u het beeld niet
afgedrukt wilt hebben.
5.
Druk op [DISP] zodat On (aan) wordt
getoond om datumafstempeling voor de
afdrukken in te schakelen.
•“On (aan) geeft aan dat datumafstempeling (date
stamping) ingeschakeld is.
Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl
00 gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal
het aantal kopieën naar 01 veranderen. Bij
instelling van een ander aantal kopieën dan 00 zal
deze instelling niet veranderen wanneer de
datumafstempeling ingeschakeld wordt.
Druk op [DISP] zodat Off (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te
schakelen.
6.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
BELANGRIJK!
De DPOF instellingen worden niet automatisch
gewist nadat het afdrukken voltooid is. Dit houdt in
dat als u een andere afdrukbediening uitvoert zonder
eerst de DPOF instellingen te wissen, het afdrukken
zal plaatsvinden in overeenstemming met de laatste
instellingen die u configureerde. Wilt u voorkomen
dat dit gebeurt, voer dan de procedure uit onder
Configureren van de afdrukinstellingen voor alle
beelden en verander het aantal afdrukken naar 00.
Daarna kunt u de nieuwe DPOF instellingen
configureren zoals u wenst.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
214
Gebruiken van PictBridge en USB
DIRECT-PRINT
U kunt de camera direct op een
printer aansluiten die PictBridge of
USB DIRECT-PRINT ondersteunt
waarna u beelden kunt selecteren
en afdrukken m.b.v. het
beeldscherm en de
bedieningsorganen van de camera.
Met de DPOF ondersteuning
(pagina 211) kunt u ook
specificeren welke beelden u wilt
afdrukken en hoeveel afdrukken u
wilt hebben.
PictBridge is een standaard die
samengesteld werd door de
Camera en Imaging Products
Association (CIPA).
USB DIRECT-PRINT is een
standaard die voorgesteld werd
door de Seiko Epson
maatschappij.
Brengt u een geheugenkaart naar een professionele
afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de
kaart DPOF instellingen bevat met informatie over
het aantal afdrukken. Als u dit niet doet kan het
bedrijf (fotozaak) dat afdrukdiensten verleent
mogelijk alle beelden afdrukken zonder acht te slaan
op de DPOF instellingen of kunnen datumafdrukken
mogelijk niet worden uitgevoerd.
Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten
DPOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit
voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst.
Sommige printers kunnen instellingen hebben die de
datumafstempeling (date stamp) en/of het DPOF
afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing
van de printer voor details aangaande het
inschakelen van deze functies.
Als u de DPOF instelling gebruikt om de
datumafstempeling in te schakelen om te worden
afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een
afgestelde datum-/tijdafstempelingdata (pagina 147)
dan zullen de twee afstempelingen er over heen
worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF
datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld
reeds voorzien is van een afgestelde datum-/
tijdafstempeling.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
215
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT
Printer compatibel met PictBridge
4.
Sluit de USB kabel die met de camera
gebundeld is aan op de USB slede en op een
printer.
Sluit tevens de netadapter aan op de USB slede en
steek de netadapter aan op een stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Er verschijnt niets op het beeldscherm van de
camera als de camera zich op de USB slede bevindt
terwijl de gebundelde AV kabel aangesloten is op de
slede. Let erop dat u aansluiting van de AV kabel
met de slede verbreekt als u het beeldscherm van de
camera wilt gebruiken om beelden te bekijken.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
(gebundeld) Aansluiting B
[] (USB poort)
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
216
9.
Selecteer Paper Size (papierformaat) m.b.v.
[] en [] en druk op [].
10
.
Selecteer het papierformaat dat u wilt
gebruiken om af te drukken m.b.v. [] en []
en druk op [SET].
Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar
zijn.
3.5˝ × 5˝
5˝ × 7˝
4˝ × 6˝
A4
8.5˝ × 11˝
By Printer (door de printer)
Door selecteren van By Printer (door de printer)
wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de
printer wordt geselecteerd.
Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn
hangt af van de aangesloten printer. Zie de
gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee
geleverd voor volledige details.
5.
Schakel de camera uit en zet daarna de
camera op de USB slede.
6.
Schakel de printer in.
7.
Leg papier in de printer voor het afdrukken
van beelden.
8.
Druk op de [USB] toets
van de USB slede.
Dit toont het afdrukmenu
op het beeldscherm van
de camera.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
217
12.
Gebruik [] en [] op het beeldscherm van de
camera om Print (afdrukken) te selecteren
en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de
boodschap Busy. Please wait…” (wachten aub)
op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd
verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds
plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt
terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de
boodschap opnieuw.
Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is
voltooid.
Als u 1 Image (1 beeld) selecteerde in stap 11, dan
kunt u een ander beeld selecteren en deze stap
herhalen om af te drukken.
13.
Druk nadat u klaar bent met het afdrukken op
de [USB] toets van de USB slede en schakel
vervolgens de camera uit.
11
.
Specificeer de
gewenste
afdrukmogelijkheid
m.b.v. [] , [].
Om een enkel beeld af te
drukken: Selecteer 1
Image (1 beeld) en druk
daarna op [SET].
Selecteer vervolgens het
beeld dat u wilt afdrukken
m.b.v. [] en [].
Om meerdere of alle beelden af te drukken:
Selecteer DPOF Printing en druk daarna op [SET].
Door deze optie te selecteren worden alle beelden
afgedrukt die geselecteerd zijn met de DPOF
instellingen. Zie pagina 212 voor meer informatie.
U kunt datumafstempeling beurtelings in- en
uitschakelen door op [DISP] te drukken. De
datumafstempeling wordt afgedrukt als On (aan) op
het beeldscherm wordt getoond. On (aan) geeft
aan dat de datumafstempeling ingeschakeld is.


Produkt Specifikationer

Mærke: Casio
Kategori: Digital kamera
Model: EX-Z850

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til Casio EX-Z850 stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig




Digital kamera Casio Manualer

Digital kamera Manualer

Nyeste Digital kamera Manualer