Casio WK-3700 Manual

Casio Tastatur WK-3700

Læs gratis den danske manual til Casio WK-3700 (132 sider) i kategorien Tastatur. Denne vejledning er vurderet som hjælpsom af 13 personer og har en gennemsnitlig bedømmelse på 4.7 stjerner ud af 7 anmeldelser. Har du et spørgsmål om Casio WK-3700, eller vil du spørge andre brugere om produktet?

Side 1/132
WK3200/3700-D-1
D
GEBRUIKSAANWIJZING
738A-D-002A
Belangrijk!
Merk a.u.b. de volgende belangrijke informatie op alvorens dit product te gebruiken.
Voordat u de los verkrijgbare AD-5 netadapter in gebruik neemt dient u eerst te controleren
dat hij niet beschadigd is. Check het netsnoer zorgvuldig op breuken, barsten, ontblootte
bedrading en andere ernstige beschadigingen. Laat kinderen nooit een netadapter gebruiken
die ernstig beschadigd is.
Probeer nooit de batterijen op te laden.
Gebruik geen oplaadbare batterijen.
Gebruik nooit oude en nieuw batterijen door elkaar.
Gebruik altijd de aanbevolen batterijen of een gelijkwaardig type.
Zorg ervoor dat de positieve (+) en negatieve (–) kant van de batterijen in de juiste richting
wijzen zoals aangegeven bij het batterijvak.
Vervang batterijen zo snel mogelijk als ze tekenen geven dat ze uitgeput zijn.
Laat de batterij-aansluitingen nooit kortsluiting maken.
Dit product is niet bedoeld voor kinderen onder drie jaar.
Gebruik enkel de CASIO AD-5 netadapter.
De netadapter is geen stuk speelgoed.
Haal de netadapter altijd uit het stopcontact voordat u dit product schoon maakt.
CASIO Europe GmbH
Bornbarch 10, 22848 Norderstedt, Germany
Dit merkteken is alleen van toepassing in de landen binnen de EU.
D-2
738A-D-004A
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
GEVAAR
Alkaline batterijen
Voer de volgende stappen onmiddellijk uit
als vloeistof uit de alkaline batterij ooit in
uw ogen mocht komen.
1. WRIJF NIET IN UW OGEN ! Spoel ze
met water.
2.
Neem onmiddellijk contact op met een arts.
U kunt uw gezichtsvermogen verliezen
mocht de vloeistof van de alkaline batterij
in uw ogen blijven zitten.
WAARSCHUWING
Rook, vreemde geur, oververhitting
Als u het product blijft gebruiken terwijl
het rook, een vreemde geur of hitte afgeeft,
kan dit het risico op brand en elektrische
schok met zich meebrengen. Volg
onmiddellijk de volgende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Haal deze uit het stopcontact als u de
netadapter gebruikt voor
stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke
verkooppunt of een erkende CASIO
onderhoudsleverancier.
Netadapter
Onjuist gebruik van de netadapter kan
het risico op brand en elektrische schok
met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u
altijd de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht neemt.
Let erop dat u alleen de netadapter gebruikt
die voor dit product gespecificeerd is.
Gebruik enkel een voedingsbron
waarvan de spanning (het voltage)
overeenkomt met de op de netadapter
aangegeven waarde.
Belast stopcontacten en verlengsnoeren
niet te veel.
Onjuist gebruik van het netsnoer van de
netadapter kan het beschadigen of breken
met het risico op brand en elektrische
schok. Zorg ervoor dat u altijd de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
Plaats nooit zware voorwerpen op het
snoer en stel het niet bloot aan hitte.
Knutsel nooit aan het snoer en stel het
niet bloot aan overmatig buigen.
Draai het snoer niet en trek er nooit aan.
Mocht het netsnoer of de netstekker
beschadigd raken, neem dan contact
op met het oorspronkelijke
verkooppunt of een erkende CASIO
onderhoudsleverancier.
Raak de netadapter nooit aan terwijl uw
handen nat zijn.
Hierdoor kunt u een elektrische schok
oplopen.
Gebruik de netadapter waar deze niet
nat kan worden. Water breng het risico
op brand en elektrische schok met zich
mee.
Plaats geen vaas of andere bak met
vloeistof bovenop de netadapter. Water
breng het risico op brand en elektrische
schok met zich mee.
Batterijen
Onjuist gebruik kan er toe leiden dat de
batterijen gaan lekken hetgeen schade kan
toebrengen aan voorwerpen in de buurt of
een explosie veroorzaken, hetgeen het risico
op brand en persoonlijk letsel met zich
meebrengt. Zorg ervoor dat u altijd de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht
neemt.
Probeer nooit batterijen uit elkaar te halen
en laat ze nooit kortsluiting maken.
Stel batterijen nooit bloot aan hitte en
doe ze nooit van de hand door ze te
verbranden.
Gebruik oude en nieuwe batterijen nooit
door elkaar.
Gebruik verschillende types batterijen
nooit door elkaar.
Laad de batterijen nooit op.
Zorg ervoor dat de positieve (+) en
negatieve () kant van de batterijen in de
juiste richting wijzen.
Verbrand het product nooit.
Gooi het product nooit in vuur.
Hierdoor kunnen ze ontploffen, hetgeen het
risico op brand en persoonlijk letsel met
zich meebrengt.
Water en vreemde voorwerpen
Mocht water, andere vloeistoffen of
vreemde voorwerpen (zoals metalen
voorwerpen) het toestel binnendringen dan
brengt dat het risico op brand en elektrische
schok met zich mee. Volg onmiddellijk de
volgende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Haal deze uit het stopcontact als u de
netadapter gebruikt voor
stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke
verkooppunt of een erkende CASIO
onderhoudsleverancier.
WK3200_d_01-09.p65 05.4.14, 4:38 PM2
D-3
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
738A-D-005A
Demonteren en knutselen
Haal dit product nooit uit elkaar en knutsel
er niet aan. Dit brengt het risico op
elektrische schok, brandwonden en ander
lichamelijk letsel met zich mee. Laat alle
interne controles, bijstellingen en
onderhoud over aan de oorspronkelijke
winkelier of aan een erkende CASIO
onderhoudsleverancier.
Laten vallen en stoten
Gebruikt u het product nadat het
beschadigd werd doordat u het heeft laten
vallen of doordat er tegen werd gestoten
dan brengt dat het risico op brand en
elektrische schok met zich mee. Volg
onmiddellijk de volgende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Haal deze uit het stopcontact als u de
netadapter gebruikt voor
stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke
verkooppunt of een erkende CASIO
onderhoudsleverancier.
Plastic zakken
Plaats de plastic zak waarin het product
geleverd wordt nooit over uw hoofd of in
uw mond. Dit brengt het risico op
verstikking met zich mee.
Deze voorzorgsmaatregel verdient
natuurlijk speciale aandacht bij de
aanwezigheid van kinderen.
Klim niet bovenop het product zelf of op de standaard.
*
Door op het product of de standaard te
klimmen kan het omvallen of beschadigd
raken. Deze voorzorgsmaatregel verdient
natuurlijk speciale aandacht bij de
aanwezigheid van kinderen.
Plaatsing
Vermijd plaatsing van het product op een
instabiele standaard, op een oneffen
ondergrond of op een andere instabiele
plaats. Een instabiele plaats kan er toe leiden
dat het product omvalt, hetgeen het risico
op persoonlijk letsel met zich meebrengt.
VOORZICHTIG
Netadapter
Onjuist gebruik van de netadapter kan
het risico op brand en elektrische schok
met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u
altijd de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht neemt.
Leg het netsnoer nooit in de buurt van een
kachel of andere hittebron.
Trek nooit aan het snoer om het product los
te koppelen van het stopcontact. Pak altijd
de netadapter zelf beet om deze uit het
stopcontact te trekken.
Onjuist gebruik van de netadapter kan
het risico op brand en elektrische schok
met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u
altijd de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht neemt.
Steek de netadapter zover mogelijk in het
stopcontact.
Trek de netadapter uit het stopcontact
tijdens onweersbuien of voordat u op
vakantie gaat of bij langdurige afwezigheid.
Trek de netadapter minstens eens per jaar
uit het stopcontact en veeg eventueel stof
weg dat zich rond de stekers van het
apparaat heeft opgehoopt.
Verhuizen van het product
Voordat u het product verhuist of ergens
anders neerzet, dient u altijd eerst de
netadapter uit het stopcontact te halen en
alle andere kabels en aansluitsnoeren los te
maken. Als snoeren toch aangesloten
gehouden worden, dan brengt dit het risico
op schade aan de snoeren, brand en
elektrische schok met zich mee.
Reinigen
Voordat u het product reinigt, dient u altijd
eerst de netadapter uit het stopcontact te
halen. Als de netadapter aangesloten blijft,
dan brengt dit het risico op schade aan de
snoeren, brand en elektrische schok met
zich mee.
Batterijen
Onjuist gebruik kan er toe leiden dat de
batterijen gaan lekken hetgeen schade kan
toebrengen aan voorwerpen in de buurt of
een explosie veroorzaken, hetgeen het risico
op brand en persoonlijk letsel met zich
meebrengt. Zorg ervoor dat u altijd de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht
neemt.
Gebruik enkel batterijen die gespecificeerd zijn
voor gebruik met dit product.
Verwijder de batterijen als u het product voor
langere tijd niet gaat gebruiken.
WK3200_d_01-09.p65 05.4.14, 4:38 PM3
D-5
738A-D-007A
Gefeliciteerd met uw keuze van dit CASIO muziekinstrument. Dit keyboard geeft u de volgende kenmerken en functies.
550 tonen bevatten rijke, geavanceerde tonen
Er is een totaal van 332 geadvanceerde tonen die geprogrammeerd zijn met DSP tonen om ze rijker en krachtiger te maken.
Geadvanceerde tonen zoals Stereo Piano en Tremolo Electric Piano versterken de Piano en Electric Piano tonen om een totaal
nieuw geluid te creëren.
50 Trekstaaforgeltonen
Naast de 550 standaard tonen, bevat het keyboard tevens 50 realistische trekstaaforgeltonen. Trekstaaforgeltonen kunnen m.b.v.
negen digitale trekstaven worden gestuurd. U kunt ook percussie of toetsklikken selecteren en daarbij zelfs de parameters van
voorkeuzetonen bewerken en maximaal 100 originele tonen opslaan in het gebruikerstoongeheugen.
Flash-geheugen
Het ingebouwde flash-geheugen laat u om uw selectie van tonen en ritmes uit breiden door data te downloaden vanaf de CASIO
MUSIC SITE of via de CD-ROM die meegeleverd wordt met het keyboard. U kunt ook maximaal 200 muziekbestanden in het
SMF format opslaan voor weergave.
PIANO SETTING toets
Door indrukken van deze toets worden de instellingen van het keyboard geoptimaliseerd voor spelen op de piano.
160 voorkeuzeritmes + 16 gebruikersritmes
De selectie van 160 ritmes bevat begeleidingen voor alles van rock tot pops en jazz.
U kunt begeleidingsdata ook oversturen vanaf uw computer en daarvan maximaal 16 opslaan als gebruikersritmes in het
keyboardgeheugen.
Automatische begeleiding
Speel eenvoudigweg een akkoord en de corresponderende ritme-, bas- en akkoorddelen worden automatisch gespeeld. Een-toets
voorkeuze roept onmiddellijk de meest geschikte toon en tempo-instellingen op die passen bij het ritme dat u gebruikt.
Grote display vol met informatie
Een grote ingebouwde display toont akkoordnamen, tempo-instellingen, toetsenbordinformatie, noten die gespeeld zijn volgens
de notenbalk en nog meer om alle aspecten van spelen op het keyboard volledig te ondersteunen. Een ingebouwd achtergrondlicht
houd de display goed leesbaar zelfs in het totale duister.
Melodiegeheugen
Neem maximaal 6 delen op in het geheugen samen met toon, volume, linker/rechter weergave en andere parameters bij weergave
worden verkregen. Realistische weergave van een ensemble kan worden gecreëerd m.b.v. de automatische begeleidingsfunctie.
Synthesizerfunctie
Bewerk ingebouwde klanken om uw eigen originele creaties te produceren. Maximaal 120 van uw eigen klanken kunnen opgeslagen
worden in het geheugen om te worden opgeroepen, op precies dezelfde wijze als bij ingebouwde tonen.
Standaard MIDI compatibiliteit
De standaard MIDI functie staat aansluiting op een persoonlijke computer toe om desktop muziek mogelijkheden volledig uit
te buiten. Dit keyboard kan gebruikt worden als een desktop muziekinvoertoestel of klankbron en het is bijzonder geschikt voor
weergave van in de handel verkrijgbare voorbespeelde standaard MIDI muziek software.
Inleiding
WK3200_d_01-09.p65 05.4.14, 4:38 PM5
D-6
Krachtige effecten
Een collectie krachtige effecten, zoals DSP, nagalm, zweving en andere effecten geven u controle over het type geluid dat u wenst.
U kunt zelfs de parameters van een effect veranderen om uw eigen originele effecten te creëren. Er is tevens een 4-banden equalizer
ingebouwd.
Mixer
U kunt toon, volume, stereo-positie en andere parameters instellen voor elk ingebouwd automatisch begeleidingsgedeelte. U
kunt ook dezelfde parameters sturen voor elk kanaal tijdens het invoeren van MIDI signalen.
Registratiegeheugen
Keyboard instellingen kunnen in het geheugen worden opgeslagen voor latere oproep en onmiddellijke instelling op het moment
dat u ze nodig heeft. Maximaal 32 instellingen (4 instellingen x 8 banken) kunnen in het registratiegeheugen worden opgeslagen.
Software om data te downloaden van uw computer
U kunt uw computer gebruiken voor het dowloaden van data van de CASIO MUSIC SITE.
SmartMediaTM kaartgleuf
Er is een SmartMediaTM kaartgleuf om het overdragen te vereenvoudigen van data vanaf een computer en om grote hoeveelheden
data op te slaan die u kunt oproepen wanneer u deze nodig heeft. U kunt ook een kaart laden met een standaard MIDI bestand
(SMF) en deze via het keyboard weergeven.
Ingebouwde floppy disk-drive (alleen bij model WK-3700)
Sla originele tonen of melodieën op die u creëerde met het melodiegeheugen op naar een diskette voor langdurig opslaan. U kunt
tevens een diskette laden met een standaard MIDI bestand (SMF) en deze via het keyboard weergeven.
Inleiding
738A-D-008A
WK3200_d_01-09.p65 05.4.14, 4:38 PM6
D-7
738A-D-009A
Inhoudsopgave
Voorzorgsmaatregelen ten
behoeve van de veiligheid.... D-1
Inleiding ................................. D-5
Algemene gids..................... D-10
Bevestigen van de partlituurstandaard ...
D-11
Spelen van een demonstratiemelodie .... D-12
Stroomvoorziening ............. D-14
Werking op batterijen ............................. D-14
Gebruik van de netadapter .................... D-15
Automatische stroomonderbreking ........ D-15
Uitschakelen van het keyboard .............. D-16
Geheugeninhoud ................................... D-16
Aansluitingen ...................... D-17
Basisbediening.................... D-19
Spelen op het keyboard ......................... D-19
Instellen van een toon ............................ D-19
PIANO SETTING toets .......................... D-20
Gebruik van de PITCH BEND
draairegelaar .......................................... D-21
Gebruik van de MODULATION
draairegelaar .......................................... D-21
Het gebruik van de
trekstaaforgelfunctie
(Drawbar Organ) ................... D-22
Een trekstaaforgeltoon selecteren ......... D-24
Een trekstaaforgeltoon bewerken .......... D-24
Parameter details ................................... D-25
Het opslaan van een bewerkte
trekstaaforgeltoon .................................. D-26
Toepassen van effecten
op tonen ............................... D-27
Effectblokken.......................................... D-27
Instellen van een DSP type .................... D-28
DSP Toets .............................................. D-29
REVERB selecteren ............................... D-29
Selecteren van CHORUS ...................... D-30
De equalizer gebruiken .......................... D-31
Automatisch begeleiding ... D-32
Aangaande de MODE toets ................... D-32
Instellen van een ritme ........................... D-32
Spelen van een ritme ............................. D-33
Het tempo instellen ................................ D-33
Automatische begeleiding gebruiken ..... D-33
Gebruik van een intro patroon ............... D-36
Gebruik van een fill-in patroon ............... D-36
Gebruik van een ritmevariatie ................ D-37
Begeleiding en ritmeweergave
tegelijk starten ........................................ D-37
Afsluiten met een eindpatroon ............... D-37
WK3200_d_01-09.p65 05.4.14, 4:38 PM7
D-8
738A-D-010A
Inhoudsopgave
Gebruik van één-toets voorkeuzes ........ D-38
Gebruik van automatische
harmonisatie .......................................... D-38
Instellen van het begeleidingsvolume .... D-39
Mixerfunctie ......................... D-40
Wat kunt u met de Mixer doen? ............. D-40
In- en uitschakelen van kanalen ............ D-40
Gebruik van de
parameterbewerkingsfunctie .................. D-41
Hoe parameters werken ......................... D-42
Synthesizerfunctie .............. D-44
Synthesizerfuncties ................................ D-44
Creëren van een gebruikerstoon ........... D-47
In het geheugen opslaan van een
gebruikerstoon ....................................... D-50
Registratiegeheugen........... D-51
Karakteristieken van het
registratiegeheugen ............................... D-51
Vastleggen van een opstelling in het
registratiegeheugen ............................... D-52
Oproepen van een opstelling van het
registratiegeheugen ............................... D-52
Melodiegeheugenfunctie .... D-53
Sporen ................................................... D-53
Basis melodiegeheugenbediening ......... D-53
Gebruik van real-time opname ............... D-54
Instellingen bij de mixerfunctie ............... D-55
Weergeven van het melodiegeheugen .. D-56
Opnemen van de melodie en
akkoorden met stapopname .................. D-56
Opnemen van meerdere sporen ............ D-59
Corrigeren van fouten tijdens
stapopname ........................................... D-60
Bewerken van de geheugeninhoud ....... D-62
Bewerken van een melodie .................... D-64
Instellingen van het
keyboard .............................. D-65
Gebruik van lagen .................................. D-65
Gebruik van splitsen .............................. D-66
Gebruik van lagen en splitsen
tegelijkertijd ............................................ D-67
Transpositie van het keyboard ............... D-68
Gebruik van aanslagvolume .................. D-68
Stemmen van het keyboard ................... D-69
Veranderen van andere instellingen ...... D-70
Gebruik van de
SMF speler ........................... D-74
Weergave van een SMF ........................ D-76
Configureren van andere instellingen .... D-77
WK3200_d_01-09.p65 05.4.14, 4:38 PM8
D-9
Inhoudsopgave
738A-D-011A
Merk- en productnamen die in deze
gebruiksaanwijzing worden gebruikt
kunnen geregistreerde handelsmerken van
anderen zijn.
MIDI....................................... D-79
Wat is MIDI?........................................... D-79
Algemene MIDI ...................................... D-79
MIDI instellingen .................................... D-79
Gebruiken van het Music Data
Management Software
(op de meegeleverde CD-ROM) ............ D-80
Opslaan van Data ................ D-82
Gebruik van de SmartMedia kaart ......... D-83
Het gebruik van de floppy disk-drive
(alleen bij model WK-3700) .................... D-84
Het gebruik van externe opslagmedia ... D-86
Opslaan van bestanden ......................... D-87
Laden van een Bestand ......................... D-88
Hernoemen van een Bestand ................ D-90
Wissen van een bestand ........................ D-90
Formatteren van een extern
opslagmedium ........................................ D-91
Invoeren van Karakters .......................... D-92
Foutlezingen bij SmartMedia
kaarten ................................................... D-93
Foutlezingen bij de disk-drive
(alleen bij model WK-3700) .................... D-94
Oplossen van
moeilijkheden ...................... D-95
Technische gegevens ......... D-98
Onderhoud van uw
instrument.......................... D-101
Appendix ................................ A-1
Toonlijst .................................................... A-1
Drumklankenlijst ....................................... A-9
Ritmelijst ................................................ A-11
Fingered akkoordkaarten ....................... A-12
Effectenlijst ............................................. A-14
DSP algoritmelijst ................................... A-16
MIDI Implementation Chart
WK3200_d_01-09.p65 05.4.25, 6:04 PM9
D-10
738A-D-012A
Algemene gids
8 C0 K L
A B I
TSR U
1 2 73 654
9
FD G HE
M MQN O P
V W X
Y Z [ \ ] a b
J
_c
*1*2
*3
WK3200_d_10-21.p65 05.4.14, 4:38 PM10
D-11
Algemene gids
738A-D-013A
In de afbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing wordt de WK-3700 gebruikt.
1POWER toets
2Spanningsindicator
3MODE toets
4EFFECT toets
5SYNTH toets
6MIXER toets
7TRANSPOSE/FUNCTION toets
8MAIN VOLUME regelaar
9ONE TOUCH PRESET toets
0ACCOMP VOLUME toets
ASONG MEMORY toets
BWK-3700
DISK/CARD toets
WK-3200
CARD toets
CDATA ACCESS indicator
DRHYTHM toets
ETONE toets
FDSP toets
GPIANO SETTING toets
H[]/[]/[]/[] CURSOR toetsen
IEXIT toets
JAUTO HARMONIZE toets
KSPLIT toets
LLAYER toets
MLuidspreker
NRitmelijst
OToonlijst
PDisplay
QDEMO toets*4
RWK-3700
PHONES aansluiting
WK-3200
PHONES/OUTPUT aansluiting
SCHORD akkoordgrondtoonnamen
TPercussie-instrumentenlijst
UAkkoordtypenaam
VSMF PLAYER toets
WCHANNEL toets (116, DISP)/trekstaaftoetsen
XDRAWBAR ORGAN toets
YINTRO/ENDING 1/2 toetsen
ZVARIATION/FILL-IN 1/2 toetsen
[SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets
\START/STOP toets
]TEMPO toetsen
_SONG MEMORY TRACK toetsen
a) BANK toets
b) REGISTRATION toetsen
c) STORE toets
Bevestigen van de partituurstandaard*1
Steek de partlituurstandaard in de gleuf aan de
bovenkant van het keyboard zoals aangegeven
in de illustratie.
WK3200_d_10-21.p65 05.4.14, 4:38 PM11
D-12
aCijfertoetsen
b[+]/[] toetsen
(JA/NEE)
(YES/NO)
Voor het invoeren van
nummers om aangegeven
instellingen te veranderen.
Negatieve waarden kunnen
enkel veranderd worden
m.b.v. [+] en [] om de
aangegeven waarde te
vergroten of te verkleinen.
Spelen van een demonstratiemelodie*4
Door het indrukken van de DEMO toets wordt de weergave van de demonstratiemelodieën gestart. Er zijn 3 demonstratiemelodieën
die onafgebroken in volgorde worden weergegeven. Druk op de DEMO toets of op de START/STOP toets om de weergave van
de demonstratiemelodieën te stoppen.
OPMERKING
Door op de [+]/[] toetsen te drukken wordt doorgegaan naar de volgende demonstratiemelodie.
De functies voor lagen en splitsen en de PIANO SETTING toets werken niet tijdens de weergave van een demonstratiemelodie.
*
2
Algemene gids
738A-D-014A
*
3
• WK-3700
cPITCH BEND draairegelaar
dMODULATION draairegelaar
• WK-3200
cMODULATION toets
d
MODULATION toetsindicator
ePITCH BEND draairegelaar
Voorpaneel
Alleen bij model WK-3700
fTogangsindicator
gUitwerptoets
c d
c d
e
g
f
WK3200_d_10-21.p65 05.4.14, 4:38 PM12
D-13
Achterpaneel
WK-3700
hMIDI OUT aansluiting
iMIDI IN aansluiting
jSUSTAIN/ASSIGNABLE JACK aansluiting
kLINE OUT R, LINE OUT L/MONO aansluiting
lDC 12V aansluiting
WK-3200
hMIDI OUT aansluiting
iMIDI IN aansluiting
jSUSTAIN/ASSIGNABLE JACK aansluiting
kDC 12V aansluiting
Algemene gids
738A-D-015A
OUT IN
SUSTAIN/
ASSIGNABLE JACK
MIDI
DC 12V
h i j k
OUT IN
SUSTAIN/
ASSIGNABLE JACK
MIDI
LINE OUT
R L/MONO
DC 12V
h i j k l
m
Achterpaneel
mKaartgleuf
OPMERKING
Displayvoorbeelden aangegeven in deze gebruiksaanwijzing dienen enkel ter illustratie. De werkelijke tekst en waarden die
in de display verschijnen kunnen verschillen van de voorbeelden die hier in de gebruiksaanwijzing worden gegeven.
Door de karakteristieken van het LCD element, verandert het displaycontrast afhankelijk van de hoek van waar uit u er naar
kijkt. De oorspronkelijke contrastinstelling maakt het voor een musicus die recht voor de display zit, mogelijk om alles
makkelijk te zien. U kunt het contrast ook bijregelen tot het niveau dat uw persoonlijke omstandigheden beter schikt. Voor
meer informatie zie pagina D-73.
WK3200_d_10-21.p65 05.4.14, 4:38 PM13
D-16
Stroomvoorziening
Uitschakelen van het keyboard
Vergeet niet op de POWER toets om de spanning uit te
schakelen en let er ook op dat de LCD verlichting uit is
voordat u de verbinding met de netadapter verbreekt of
iets anders doet.
Probeer de verbinding met de netadapter nooit te verbreken
terwijl het keyboard nog ingeschakeld is en probeer de
spanning nooit uit te schakelen door andere technieken te
gebruiken dan op de POWER toets te drukken. Hierdoor
kan de inhoud van het Flash-geheugen van het keyboard
beschadigd raken. Vreemde werking en abnormaal
opstarten van het keyboard zijn symptomen van een
beschadigdeinhoud van het flash-geheugen. Zie Oplossen
van moeilijkheden op pagina D-95 voor meer informatie.
BELANGRIJK!
Terwijl de volgende boodschap op het display te zien is,
mag u nooit het keyboard uitschakelen door op de
spanningstoets (POWER) te drukken of door de stekker
van de netadapter uit het stopcontact halen, enz.
(boodschap) Pls Wait (wachten a.u.b.) of
Bulk In (invoeren grote heveelheid gegevens)
Als het keyboard tijdens het tonen van de bovenstaande
boodschappen uitgeschakeld wordt, kan dit
gebruikersdata (gebruikerstonen, melodiegeheugendata,
enz.) beschadigen die zich op dat moment in het
geheugen van het keyboard of op de externe media
bevinden. Het is mogelijk dat de data niert meer te
verkijgen is als de data eenmaal beschadigd is.
Geheugeninhoud
Naast de bovenstaande instellingen, kunnen in de
registratiefunctie en de melodiegeheugenfunctie opgeslagen
data ook bewaard worden wanneer de spanning van het
keyboard uitgeschakeld is.
Opslaan van instellingen en van de
geheugeninhoud
Betreffende het Flash-geheugen
Uw keyboard wordt geleverd met een ingebouwd Flash-
geheugen, hetgeen data kan blijven behouden zelfs wanneer
de stroom volledig is uitgeschakeld. Dit betekent dat zelfs als
de batterijen geheel uitgeput zijn, dan kunt u daarna de
netadapter aansluiten en de data die in het geheugen
opgeslagen zitten, opnieuw oproepen.
U kunt een backup maken van de inhoud van het
keyboardgeheugen en andere data door gebruik te maken
van de hieronder beschreven media.
SmartMediaTM kaart
Zie Gebruiken van de SmartMedia kaart op pagina D-83.
Floppy diskette (alleen bij model WK-3700)
Zie Het gebruik van de floppy disk-drive (alleen bij model
WK-3700) op pagina D-84.
Harde schijf van de computer
Zie MIDI op pagina D-79.
738A-D-018A
BELANGRIJK!
Wanneer het keyboard op de batterijen werkt, dient u deze
zo snel mogelijk te vervangen nadat de eerste tekenen
van zwakke batterijen (donkere spanningsindicator,
donkere letters in de display, enz.) zich melden. Hoewel
het Flash-geheugen van het keyboard niet vluchtig is
(hetgeen betekent dat data niet verloren gaat wanneer
de spanning wordt onderbroken), kan data verloren gaan
als de spanning plotseling uitvalt wanneer data
overgeschreven wordt naar het Flash-geheugen*.
*Tijdens het opslaan of wissen van gebruikersdata,
tijdens het opnemen met de synthesizer, tijdens het
oversturen van data vanaf een computer, enz.
Resetten van het keyboard
Het resetten kan worden gebruikt om de parameters van het
keyboard terug te stellen naar de oorspronkelijke default
instellingen en om alle data te wissen die zich op dat moment
in het geheugen van het keyboard bevinden. Zie pagina D-
73 voor nadere informatie m.b.t. resetten (terugstellen).
Terugstellen van het keyboard tot de oorspronkelijke
default instellingen
U kunt de met het keyboard meegeleverde CD-ROM en uw
computer gebruiken om het flash-geheugen van het keyboard
en alle parameters terug te stellen naar de oorspronkelijke
default instellingen. Zie Gebundelde CD-ROM data op
pagina D-80 voor nadere details.
WK3200_d_10-21.p65 05.4.14, 4:38 PM16
D-18
Aansluitingen
INPUT 1
INPUT 2
Pinstekker
Pinstekker (rood)
Pinstekker (wit)
Standaard
stereostekker Keyboard- of
gitaarversterker
Naar de
PHONES/OUTPUT
aansluiting
Standaardstekker
738A-D-020A
OUT IN
SUSTAIN/
ASSIGNABLE JACK
MIDI
LINE OUT
R L/MONO
DC 12V
SP-20
SUSTAIN/ASSIGNABLE JACK aansluiting
Versterker voor muziekinstrumenten 3
Sluit het keyboard m.b.v. een los verkrijgbaar aansluitsnoer
aan op de versterker voor muziekinstrumenten.
OPMERKING
Gebruik een aansluitsnoer met een stereo
standaardstekker aan het uiteinde dat u op het keyboard
aansluit en een stekker, die voorziet in een dubbele
signaalingang (links en rechts), op de versterker waarop
u de aansluiting tot stand brengt. Bij gebruik van een
verkeerde stekker aan een van beide uiteinden kan het
stereo-effect verloren gaan.
Bij aansluiting op een versterker voor muziekinstrumenten
kunt u het volume van het keyboard relatief laag zetten en
veranderingen in het volume maken met de
bedieningsorganen van de versterker.
Aansluitvoorbeeld
OPMERKING
U kunt het keyboard ook aansluiten op een computer of
sequencer. Zie MIDI op pagina D-79 voor details.
Aanhoudpedaal/toewijsbare
aansluiting
U kunt een los verkrijgbaar aanhoudpedaal (SP-3 of SP-20)
aansluiten op de SUSTAIN/ASSIGNABLE JACK aansluiting om
daaraan de hieronder beschreven mogelijkheden te verlenen.
Zie Veranderen van andere instellingen op pagina D-70
voor details aangaande de pedaalfunctie.
Aanhoudpedaal
Bij pianotonen zal het geluid aangehouden worden als het
pedaal wordt ingetrapt, net zoals bij het demppedaal van
een piano.
Bij orgeltonen wordt het geluid doorlopend aangehouden
totdat het pedaal wordt losgelaten.
Sostenutopedaal
Zoals bij het aanhoudpedaal hierboven zal het geluid
aangehouden worden bij intrappen van het sostenutopedaal.
Het verschil tussen een sostenuto pedaal en een
aanhoudpedaal is de timing. Bij een sostenutopedaal, kunt
u op de klaviertoetsen drukken en vervolgens het pedaal
intrappen voordat u de klaviertoetsen loslaat. Dan worden
enkel die noten aangehouden die klonken wanneer het
pedaal werd ingetrapt.
Zacht pedaal
Bij intrappen van het pedaal worden de weergegeven noten
zachter gemaakt.
Ritme start/stoppedaal
In dit geval vervult het pedaal dezelfde functies als de
START/STOP toets.
Accessoires en opties
Gebruik enkel de accessoires en opties die genoemd worden
voor dit keyboard. Bij gebruik van niet-erkende items bestaat
er gevaar op brand, elektrische schok en persoonlijk letsel.
WK3200_d_10-21.p65 05.4.14, 4:38 PM18
D-20
Instellen van een toon
1
Vind de te gebruiken toon op de toonlijst en maak
een notitie van het toonnummer.
2
Druk op de TONE toets.
3
Voer het drie-cijferige toonnummer in van de
bewuste toon m.b.v. de cijfertoetsen.
Voorbeeld: Om 432 GM ACOUSTIC BASS te
selecteren, voer 4, 3 en daarna 2 in.
OPMERKING
Voer altijd alle drie cijfers in van het toonnummer inclusief
eventuele voorafgaande nullen.
U kunt het aangegeven toonnummer tevens vergroten
met de [+] toets en verkleinen met de [] toets.
Wanneer één van de drumklanken geselecteerd is
(toonnummers 600 tot en met 617), dan wordt aan elke
klaviertoets een ander percussiegeluid toegewezen. Zie
pagina A-9 voor details.
Polyfonie
De term polyfonie refereert aan het maximal aantal noten dat
u op hetzelfde moment kunt spelen. Het keyboard heeft 32-
noten polyfonie, hetgeen zowel de noten die u speelt omvat
als de ritmes en automatisch begeleidingspatronen die door
het keyboard worden gespeeld. Dit betekent dus dat wanneer
een ritme of een automatisch begeleidingspatroon gespeeld
wordt door dit keyboard, het aantal noten (de polyfonie dus)
gereduceerd wordt dat open staat voor spelen op het
toetsenbord. Merk tevens op dat sommige van de tonen
slechts 10-noten polyfonie geven.
BsGsuAco
Basisbediening
Het veranderen van tonen en het
configureren van DSP effectinstellingen
Dit keyboard heeft slechts een enkele DSP klankbron.
Hierdoor kunnen bij tonen waarbij DSP ingesteld is voor
meerdere onderdelen bij het het maken van meerdere lagen
en splitsen van tonen (pagina D-65, 66) conflicten optreden.
Om conflicten te vermijden, wordt DSP toegewezen aan de
laatste toon waarbij DSP ingesteld is terwijl DSP voor alle
andere onderdelen uitgeschakeld (DSP lijn uit (OFF)) is.
DSP lijn is een parameter die regelt of het op dat moment
ingestelde DSP effect van toepassing is op een onderdeel.*
Elke toon heeft een DSP lijnparameter. Door het selecteren
van een toon wordt de DSP lijnparameter van die toon
uitgeoefend op alle onderdelen.
*De DSP lijnparameter is ingeschakeld (het DSP effect wordt
uitgeoefend) bij de 332 geavanceerde tonen die genummerd
zijn van 000 tot en met 331, en uitgeschakeld (het DSP effect
wordt niet uitgeoefend) bij de 200 voorkeuzetonen
genummerd van 400 tot en met 599. Voor informatie over
andere tonen, raadpleeg Toontypes op pagina D-19.
PIANO SETTING toets
Het indrukken van deze toets verandert de instelling van het
keyboard om het te optimaliseren voor spelen op de piano.
Instellingen
Toonnummer: 000
Ritmenummer: 140
Begeleidingsfunctie: Normaal
Gelaagd: Uit
Splitsing: Uit
Automatisch harmoniseren: Uit
Transponeren: 0
Aanslaggevoeligheid:
Uit: Keert terug naar de oorspronkelijke instelling
Aan: Geen verandering
Toewijsbare aansluiting: SUS
Lokale controle: Aan
Instelling van de
mixerkanaal 1 parameter: Hangt af van de toon
De keyboard instellingen optimaliseren
voor spelen op de piano
1
Druk op de PIANO SETTING toets.
2
Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
De noten die u speelt klinken als bij een piano.
Druk op de START/STOP toets als u met
ritmebegeleiding wilt spelen. Hierdoor gaat een ritme
spelen dat geoptimaliseerd is voor de piano.
Druk nogmaals op de START/STOP toets om het
spelen van het ritme te stoppen.
738A-D-022A
WK3200_d_10-21.p65 05.4.14, 4:38 PM20
D-22
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie
(Drawbar Organ)
Uw keyboard heeft ingebouwde trekstaaforgeltonen die gewijzigd kunnen worden m.b.v. negen digitale trekstaven waarvan
de bediening eender is aan die van de regelaars bij een trekstaaforgel. U kunt ook percussie selecteren of toetsklikken. Er is
genoeg ruimte in het geheugen voor het opslaan van maximaal 100 door de gebruiker gecreëerde trekstaaftoon variaties.
Trekstaaforgel bedieningsvolgorde
Toon/ritme selectiescherm*
Trekstaaforgeltoon selectiescherm
DRAWBAR ORGAN toets
Trekstaaforgeltoon bewerkingsscherm
More? (meer?) scherm
EXIT toets
[] CURSOR toets DRAWBAR ORGAN toets
Synthesizer bewerkingsscherm
[] CURSOR toets [] CURSOR toets
DSP effect bewerkingsscherm
[] CURSOR toets [] CURSOR toets
Naam/opslaan instelscherm
[] CURSOR toets [] CURSOR toets
[] / [] CURSOR toetsen [] / [] CURSOR toetsen
* U kunt het selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon ook verkrijgen van het functiescherm voor de melodiegeheugenfunctie of
de SMF weergave. In dit geval verschijnt echter het bewerkingsscherm voor de trekstaaforgeltoon niet.
738A-D-024A
WK3200_d_22-31.p65 05.4.14, 4:38 PM22
D-23
Ft16
5
1
/
3
8 4 2
2
/
3
2 1
3
/
5
1
1
/
3
116
CLICK SECOND THIRD
PERCUSSION
DECAY
Verminderen
Momenteel
geselecteerde
parameter
Waarde Parameternaam
Vermeerderen
Op het moment geselecteerde trekstaaf
Trekstaaftoetsen
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
738A-D-025A
Kanaaltoetsen wanneer het selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon getoond wordt
De 18 toetsen langs de onderkant van de display functioneren als trekstaaftoetsen terwijl het selectiescherm voor de
trekstaaforgeltoon zich in de display bevindt (nadat u op de DRAWBAR ORGAN toets gedrukt heeft). Elk paar toetsen (boven en
onder) stellen een trekstaaf voor hetgeen dus betekent dat de 18 aanwezige toetsen u de functionaliteit geven van 9 trekstaven.
: Voet
Elk van de negen toetsparen wordt een waarde toegekend van 16 voet tot 1 voet. Elk toetsenpaar heeft een vermindertoets (voor
verminderen met 16 voet, 5-1/3 voet, enz.) en een vermeerdertoets (voor vermeerderen met 16 voet, 5-1/3 voet, enz.).
WK3200_d_22-31.p65 05.4.14, 4:38 PM23
D-25
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
738A-D-027A
Het bewerken van synthesizerfunctie
parameters en DSP parameters van
de trekstaaftonen
Precies zoals bij standaard (niet-trekstaaf) tonen, kunt u de
synthesizerfunctie parameters en DSP parameters van de
trekstaaforgel tonen bewerken Zie Trekstaaforgel
bedieningsvolgorde op pagina D-22.
1
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om de
More? (meer?) display te verkrijgen en druk
vervolgens op de [] CURSOR toets.
Hierdoor wordt de synthesizerfunctie ingeschakeld,
hetgeen wordt aangegeven door de aanwijzer naast
SYNTH in het displayscherm.
Voer voor de rest van deze procedure de stappen uit
te beginnen met stap 3 onder Creëren van een
gebruikerstoon op pagina D-47.
Parameter details
Het volgende geeft details over de parameters die u kunt
configureren m.b.v. het trekstaaforgeltoon bewerkingsscherm.
Trekstaaf positie
Deze parameter definiëert de positie van elke trekstaaf en
het volume van elke overtoon. Hoe groter de waarde, des te
groter het volume van de corresponderende overtoon.
(Ft: voet)
Klik
De parameter bepaalt of een toetsklik al dan niet toegevoegd
wordt wanneer een aangehouden toon wordt gespeeld die
geconfigureerd is m.b.v. de trekstaven.
Parameternaam
Trekstaaf 16
Trekstaaf 5 1/3
Trekstaaf 8
Trekstaaf 4
Trekstaaf 2 2/3
Trekstaaf 2
Trekstaaf 1 3/5
Trekstaaf 1 1/3
Trekstaaf 1
Parameterdisplay
indicatie
Ft 16
Ft 5 1/3
Ft 8
Ft 4
Ft 2 2/3
Ft 2
Ft 1 3/5
Ft 1 1/3
Ft 1
Instellingen
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
Parameternaam
Klik
Parameterdisplay
indicatie
Click
Instellingen
oFF : Click Off
(klik uit)
on : Click On
(klik aan)
Percussie
Deze parameter laat u percussiegeluid toevoegen, hetgeen
in modulatie voorziet bij aangehouden tonen die u aan het
creëren bent. Wanneer u een klaviertoets op het toetsenbord
ingedrukt houdt, zal het geproduceerde geluid langzaam
wegsterven tot het niet langer te horen is. Door de klaviertoets
nogmaals aan te slaan zal de noot weer luider weergegeven
worden. Percussie heeft de 2nd Percussion (2de overtoon
toonhoogte) en de 3rd Percussion (3de overtoon
toonhoogte) instellingen, die elk in- of uitgeschakeld kunnen
worden.
U kunt de percussie wegsterftijd ook specificeren, hetgeen
regelt hoe lang het duurt voor het percussiegeluid om weg
te sterven.
Parameternaam
2nd Percussion
(tweede
percussie)
3rd Percussion
(derde
percussie)
Percussie
wegsterftijd
Parameterdisplay
indicatie
Second (tweede)
Third (derde)
Decay
(wegsterven)
Instellingen
oFF : uit
on : aan
000 tot en met 127
WK3200_d_22-31.p65 05.4.14, 4:38 PM25
D-26
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
738A-D-028A
Het opslaan van een bewerkte
trekstaaforgeltoon
1
Gebruik na het bewerken van parameters de []
en [] CURSOR toetsen om de More? (meer?)
display te verkrijgen.
2
Druk driemaal op de [] CURSOR toets om het
scherm te verkrijgen voor het invoeren van een
toonnaam en het toewijzen van een toonnummer.
3
Gebruik de [+] en [] toetsen of de cijfertoetsen
om een toonnummer te selecteren.
U kunt een toonnummer selecteren binnen het bereik
lopend van 100 tot en met 199.
4
Druk nadat de toonnaam naar wens ingesteld is op
de [] CURSOR toets om de toon op te slaan.
Gebruik de [+] en [] toetsen om door de letters bij de
huidige cursorlocatie heen te bladeren.
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om de cursor
naar links en naar rechts te verplaatsen.
Zie D-92 pagina voor informatie over het invoeren
van tekst.
5
Druk nadat alles naar wens is op de [] CURSOR
toets om de toon op te slaan.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap die
u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op
de YES toets om de data inderdaad op te slaan.
Nadat het opslaan is voltooid verschijnt de boodschap
Complete (klaar) waarna de display opnieuw het
toonselectiescherm aangeeft.
Druk op de EXIT toets om het opslaan te annuleren.
Inhoud van de display tijdens de trekstaaforgelfunctie
Tijdens de trekstaaforgelfunctie worden de huidige status van
de trekstaafposities, toetsklikken, en percussieparameters
aangegeven op de staafaanduidingen van de display zoals
aangegeven in de onderstaande afbeeldingen. Er is één lijn
voor elke parameter en het onderste segment van de
geselecteerde parameterlijn knippert.
Het onderste segment van de staafgrafiekkolom die de
huidige geselecteerde parameter voorstelt, gaat knipperen om
aan te geven dat deze geselecteerd is.
Geen van de kanaalnummers (1 tot en met 16) is aangegeven
tijdens de trekstaaforgel selectiefunctie en de
bewerkingsfunctie.
Trekstaafpositiegrafiek
Klik en percussie aan/uit grafiek
Instelwaarde 0 1 2 3
Display
Instelwaarde Uit Aan
Display
Percussie vertragingstijdgrafiek
Instelwaarde 0-31 32-63 64-95 96-127
Display
Uit
Aan
Knippert
WK3200_d_22-31.p65 05.4.14, 4:38 PM26
D-27
Toepassen van effecten op tonen
Dit keyboard geeft u een selectie van effecten die u kunt
toepassen op tonen.
De ingebouwde effecten omvatten een grote rijkheid aan
variaties u toegang geven tot een selectie van algemene
digitale effecten.
Effectblokken
Het volgende toont hoe de effecten van dit keyboard
georganiseerd zijn.
uit
aan
lijn DSP
16 kanalen
Klankbron
DSP
REVERB
CHORUS
EQUALIZER
uitgangssignaal
DSP toets
DSP
DSP effecten worden uitgeoefend op de aansluiting tussen
de klankbron en het uitgangssignaal. U kunt vervorming en
modulatie effecten selecteren. U kunt DSP effectinstellingen
creëren en tevens gedownloade DSP data van uw computer
oversturen. Het keyboard heeft geheugen voor het opslaan
van maximaal 100 DSP effectinstellingen. Zie Gebruiken van
het Music Data Management Software (op de meegeleverde
CD-ROM) op pagina D-80 en Opslaan van de instellingen
van de DSP parameters op pagina D-29 voor nadere
informatie.
REVERB (Nagalm)
Nagalm bootst de akoestieken na van specifieke
omgevingstypes. U kunt kiezen uit 16 verschillende
nagalmeffecten, inclusief Room (kamer) en Hall (zaal).
CHORUS (Zweving)
Het zwevingseffect geeft het geluid meer diepte door het te
laten vibreren. U kunt kiezen uit 16 verschillende
zwevingseffecten, inclusief Chorus (zweving) en Flanger.
EQUALIZER
De equalizer is een ander type effect dat u kunt gebruiken
om bijstellingen te maken in de toonkwaliteit. De frequenties
zijn verdeeld over een aantal frequentiebanden en het
verhogen of verlagen van het niveau van één of meerdere
frequentiebanden heeft een wijziging in het geluid tot gevolg.
U kunt de optimale akoestieken reproduceren voor het type
muziek dat u aan het spelen bent (bijvoorbeeld klassiek) door
de van toepassing zijnde equalizerinstelling te selecteren.
Kanaaltoetsen terwijl het effectfunctiescherm getoond wordt
Tijdens de effectfunctie regelen de 18 toetsen langs de onderkant van de display het type en de parameters van elk effect zoals
aangegeven in de onderstaande afbeelding.
OPMERKING
Door tegelijkertijd op de [] en [] CURSOR toetsen te drukken wordt te oorspronkelijke voorkeuzewaarde opnieuw verkregen
bij het op dat moment geselecteerde effect.
5
1
/
3
8 4 2
2
/
3
2 1
3
/
5
1
1
/
3
116
Vermeerderen
Verminderen
Op het moment geselecteerde trekstaaf
CHANNEL toetsen
Effecttype Parameter 1 Parameter 3 Parameter 5 Parameter 7
Parameter 0 Parameter 2 Parameter 4 Parameter 6
738A-D-029A
WK3200_d_22-31.p65 05.4.14, 4:38 PM27
D-28
Toepassen van effecten op tonen
Instellen van een DSP type
Naast de 100 ingebouwde effecttypes kunt u ook effecttypes
bewerken om uw eigen types te creëren en ze op te slaan in
het gebruikersgeheugen. U kunt maximaal 100 effecttypes
tegelijkertijd in het gebruikersgeheugen hebben. U kunt ook
het DSP type selecteren of de laatste toon die gebruikt is
waarbij DSP mogelijk is. Dit betekent dat u altijd toegang
heeft tot het DSP type van gavanceerde tonen en tonen die u
kunt downloaden van het Internet. Om het DSP type van de
laatst gebruikte toon waarbij DSP ingeschakeld is te
selecteren, dient u ton in stap 3 van de onderstaande
procedure te selecteren.
Voer de volgende stappen uit om een DSP type te selecteren.
VOORBEREIDINGEN
Bij gebruik van een DSP effect dient u de mixer te
gebruiken om te bevestigen dat de DSP lijnen van de
vereiste onderdelen ingeschakeld is. Zie Mixerfunctie
op pagina D-40 voor meer informatie.
1
Druk op de EFFECT toets zodat de wijzer naast
EFFECT in de display verschijnt.
2
Druk op de [] CURSOR toets.
Het DSP type instelscherm (stap 3) verschijnt
automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van
de toets.
3
Selecteer het gewenste type DSP m.b.v. de [+] en
[] toetsen of de cijfertoetsen.
Zie de Effectenlijst op pagina A-14 voor informatie
aangaande de DSP types die kunnen worden
geselecteerd.
Hier kunt u ook de parameters veranderen van de
effecten die u selecteerde, indien u dit wenst. Zie
Veranderen van de instellingen van de DSP
parameters voor meer informatie.
OPMERKING
Het DSP type displaygebied toont het DSP nummer (000
tot en met 199) of ton (gebruikerstoon gecreëerd m.b.v.
DSP).
Veranderen van de instellingen van
de DSP parameters
U kunt de relatieve sterkte van een DSP en hoe deze wordt
toegepast regelen. Zie de volgende paragraaf getiteld DSP
parameters voor meer informatie.
1
Gebruik na het selecteren van het gewenste DSP
type de [] and [] CURSOR toetsen om de
parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt
veranderen.
Hierdoor verschijnt het parameterinstelscherm.
2
Maak de gewenste parameterinstelling m.b.v. de
[+] en [] toetsen of de cijfertoetsen.
Door de [+] en [] toetsen tegelijkertijd in te drukken
wordt de oorspronkelijke instelling van de parameter
opnieuw verkregen.
3
Druk op de EFFECT of EXIT toets.
Hierdoor wordt het toon of ritme instelscherm
verlaten.
DSP parameters
Het volgende beschrijft de parameters voor elke DSP.
DSP
Parameter 0 tot en met 7
Deze parameters verschillen afhankelijk van het
algoritme* van het geselecteerde DSP type. Zie de
Effectenlijst op pagina A-14 en de DSP algoritmelijst
op pagina A-16 voor meer informatie.
* Effectorstructuur en bedieningstype.
DSP nagalmzenden (DSP Reverb Send)
(Bereik 000 tot en met 127)
Specificeert hoeveel van het post-DSP geluid naar nagalm
dient te worden gezonden.
DSP zwevingszenden (DSP Chorus Send)
(Bereik 000 tot en met 127)
Specificeert hoeveel van het post-DSP geluid naar
zweving dient te worden gezonden.
738A-D-030A
CURSOREFFECT
Number buttons
[+]/[]
EXIT
Cijfertoetsen
WK3200_d_22-31.p65 05.4.14, 4:38 PM28
D-29
Toepassen van effecten op tonen
OPMERKING
Of een effect al dan niet toegepast wordt op de delen die
klinken hangt af van de nagalmzenden, zwevingzenden
en DSP aan/uit instellingen van de mixerfunctie. Zie
Mixerfunctie op pagina D-40 voor meer informatie.
Bij weergeven van een demonstratiemelodie (pagina D-
12) verandert het effect automatisch naar het effect dat
toegewezen is aan die melodie. U kunt het effect van
een demonstratiemelodie niet veranderen.
Door de effectinstelling te veranderen terwijl het geluid
weergegeven wordt door het keyboard, zal een korte
onderbreking in het geluid plaatsvinden op het moment
dat van effect wordt veranderd.
Een aantal tonen, die de Advanced Tones, (geavanceerde
tonen) worden genoemd, schakelen automatisch de DSP lijn
in voor een rijker geluid met een hogere kwaliteit. Als u een
geavanceerde toon toewijst aan een toetsenborddeel (kanalen
1 tot en met 4), wordt de DSP lijn automatisch ingeschakeld
en de DSP selectie verandert in overeenkomst met de
instellingen van de Advanced Tone (geavanceerde toon).
Daarnaast wordt de aan/uit instelling van de mixerfunctie DSP
lijn ingeschakeld voor het toetsenborddeel waaraan de
Advanced Tone (geavanceerde toon) is toegewezen.*
*De mixer DSP lijn instelling wordt automatisch
uitgeschakeld voor elk deel waaraan geen
geavanceerde toon is toegewezen.
Hierdoor worden eerdere op deze delen uitgeoefende
DSP effecten uitgeschakeld waardoor de klank van hun
tonen anders kan klinken. Verkrijg in dit geval het
mixerscherm en schakel de DSP weer in.
Opslaan van de instellingen van de
DSP parameters
U kunt maximaal 100 aangepaste DSP instellingen in het
gebruikersgebied opslaan voor later oproepen op het moment
dat u ze nodig heeft.
OPMERKING
De DSP gebruikersgebieden 100 tot en met 199 bevatten
aanvankelijk dezelfde data als de DSP types 000 tot en
met 099.
1
Druk na uitvoeren van de gewenste instellingen
voor de DSP parameters op de [] CURSOR toets.
Hierdoor gaat het DSP nummer van het
gebruikersgebied waar de DSP opgeslagen gaat
worden, knipperen in de display.
2
Gebruik de [+] en [] toetsen of de cijfertoetsen
om het DSP gebruikersgebiednummer te selecteren
waar u de nieuwe DSP wilt opslaan.
U kunt uitsluitend een DSP gebruikersgebiednummer
selecteren dat valt binnen het bereik lopend van 100
tot en met 199.
3
Druk nadat het gewenste DSP gebruikersgebiednummer
geselecteerd is op de [] CURSOR toets
.
Gebruik de [+] en [] toetsen om door de letters bij de
huidige cursorlocatie heen te bladeren.
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om de cursor
naar links en rechts te verplaatsen.
Zie pagina D-92 voor informatie over het invoeren
van tekst.
4
Druk nadat alles naar wens is op de [] CURSOR
toets om het effect op te slaan.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap die
u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op
de YES toets om de data inderdaad op te slaan.
De boodschap Complete (voltooid) verschijnt
kortstondig op de display gevolgd door het
toonselectiescherm of het ritmeselectiescherm.
DSP toets
Door de DSP toets te checken kunt u er achter komen of DSP
al dan niet mogelijk is voor de toon die op het moment als een
deel is geselecteerd. De DSP toets gaat branden bij een toon
waarbij DSP mogelijk is (DSP lijn ON (aan)) en gaat uit voor
een toon waarbij DSP niet mogelijk is (DSP lijn OFF (uit)).
Wanneer u bijvoorbeeld elk deel verplaatst tijdens de splits/
lagen functie gaat de DSP toets branden of juist uit
overeenkomstig de instellingen van dat deel.
Door op de DSP toets te drukken wordt overgeschakeld
tussen mogelijk (DSP lijn ON (aan)) en onmogelijk (DSP lijn
OFF (uit)) voor de toon en het deel dat u op dat moment op
het toetsenbord aan het spelen bent.
In- en uitschakelen van de DSP lijn
1
Druk op de DSP toets om de DSP lijn voor het op
dat moment geselecteerde deel in en uit te
schakelen.
REVERB selecteren
Voer de volgende stappen uit om REVERB te selecteren.
1
Druk op de EFFECT toets zodat de wijzer verschijnt
naast EFFECT op het displayscherm.
2
Druk de [] CURSOR toets eenmaal in.
Hierdoor wordt het nagalm bewerkingsscherm
verkregen.
Het nagalmtype instelscherm (stap 4) verschijnt
automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van
de toets.
3
Druk op de [] CURSOR toets.
738A-D-031A
Wijzer
WK3200_d_22-31.p65 05.4.14, 4:38 PM29
D-30
Toepassen van effecten op tonen
738A-D-032A
4
Gebruik de [+] en [] toetsen of de cijfertoetsen om
door de nagalmtypes heen te bladeren totdat de
gewenste aangegeven wordt of gebruik de cijfertoetsen
om het gewenste nagalmnummer in te voeren.
Zie de lijst op pagina A-14 voor informatie over de
types REVERB effecten die beschikbaar zijn.
Hier kunt u ook de parameters van het effect
veranderen dat u heeft geselecteerd, indien dit
gewenst is. Zie Veranderen van de instellingen van
de REVERB parameters voor nadere informatie.
Veranderen van de instellingen van
de REVERB parameters
U kunt de relatieve sterkte van een nagalmtype regelen en
hoe deze wordt uitgeoefend. Zie de volgende paragraaf
getiteld REVERB parameters voor nadere informatie.
1
Na het selecteren van het gewenste nagalmtype
gebruikt u de [] en [] CURSOR toetsen om de
parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt
veranderen.
Hierdoor wordt het parameterinstelscherm
aangegeven.
Voorbeeld: Om de nagalmtijdparameter in te stellen
2
Voer m.b.v. de [+] en [] toetsen of de cijfertoetsen
de gewenste parameterinstelling.
3
Druk op de EFFECT of EXIT toets.
Hierdoor verschijnt opnieuw het toon- of
ritmeselectiescherm.
REVERB parameters
Nagalmeffecten worden geassocieerd met ofwel een
nagalmeffect of een vertragingseffect. Parameterinstellingen
hangen af van het geassocieerde type.
Nagalmtype (Nr. 0 tot en met 5, 8 tot en met 13)
Nagalmniveau (Reverb Level)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Regelt de mate van nagalm. Een groter nummer
produceert meer nagalm.
Nagalmtijd (Reverb Time) (Bereik: 000 tot en met 127)
Regelt de duur van nagalm. Een groter nummer
produceert langere nagalm.
ER niveau (ER Level) (Aanvankelijk echogeluid)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter regelt het aanvankelijke nagalmvolume.
Het aanvankelijke echogeluid is het eerste geluid dat via
de muren en het plafond gereflecteerd wordt wanneer
geluid weergegeven wordt door dit keyboard. Een grotere
waarde stelt een groter echogeluid voor.
SRv T i me
Hoge demping (High Damp)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Stelt de demping bij van de hoogfrequentienagalm (hoog
geluid). Een kleinere waarde dempt hoge geluiden waardoor
een donkere nagalm ontstaat. Een grotere waarde dempt
de hoge geluiden niet waardoor de nagalm helderder wordt.
Nagalmtype (Nr. 6, 7, 14, 15)
Vertragingsniveau (Delay Level)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert het volume van het vertragingsgeluid. Een
hogere waarde produceert een luider vertragingsgeluid.
Vertragingsterugkoppeling (Delay Feedback)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Stelt de vertragingsherhaling bij. Een hogere waarde
produceert een groter aantal herhalingen.
ER niveau (ER Level)
Hetzelfde als het nagalmtype
Hoge demping (high Damp)
Hetzelfde als het nagalmtype
OPMERKING
Of een effect al dan niet toegepast wordt op de delen
die klinken hangt af van de nagalmzenden,
zwevingzenden en DSP aan/uit instellingen van de
mixerfunctie. Zie Mixerfunctie op pagina D-40 voor
meer informatie.
Selecteren van CHORUS
Voer de volgende stappen uit om CHORUS (zweving) te
selecteren.
1
Druk op de EFFECT toets zodat de wijzer verschijnt
naast de EFFECT aanduiding op het displayscherm.
2
Druk tweemaal op de [] CURSOR toets.
Hierdoor wordt het zweving bewerkingsscherm
verkregen.
Het zwevingtype instelscherm (stap 4) verschijnt
automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van
de toets.
3
Druk op de [] CURSOR toets.
4
Gebruik de [+] en [] toetsen of de cijfertoetsen
om door de zwevingtypes heen te bladeren totdat
de gewenste wordt getoond of gebruik de
cijfertoetsen om het gewenste zwevingnummer in
te voeren.
Zie de lijst op pagina A-14 voor informatie over de
CHORUS (zweving) effecten die beschikbaar zijn.
Hier kunt u eventueel de parameters veranderen van
de effecten die u selecteerde. Zie Veranderen van de
instellingen van de CHORUS (zweving) parameters
voor nadere informatie.
WK3200_d_22-31.p65 05.4.14, 4:38 PM30
D-31
Toepassen van effecten op tonen
Veranderen van de instellingen van
de CHORUS (zweving) parameters
U kunt de relatieve sterkte van een effect regelen en hoe dit
wordt uitgeoefend. Zie de volgende paragraaf getiteld
CHORUS parameters voor nadere informatie.
1
Na het selecteren van het gewenste zwevingtype
gebruikt u de [] en [] CURSOR toetsen om de
parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt
veranderen.
Hierdoor wordt het parameterinstelscherm verkregen.
2
Gebruik de [+] en [] toetsen of de cijfertoetsen
om de gewenste parameterinstelling in te voeren.
3
Druk op de EFFECT of EXIT toets.
Hierdoor verschijnt opnieuw het toon- of
ritmeselectiescherm.
CHORUS parameters
Zwevingniveau (Chorus Level)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert het volume van het zwevingsgeluid.
Zwevingsterkte (Chorus Rate)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert de undulation snelheid van het
zwevingsgeluid. Een hogere waarde produceert een
snellere undulation.
Zwevingdiepte (Chorus Depth)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert de undulation diepte van het zwevingsgeluid.
Een hogere waarde produceert een diepere undulation.
OPMERKING
Of een effect al dan niet uitgeoefend wordt op de delen
die worden weergegeven, hangt tevens af van de
mixerfunctie nagalmzend, de zwevingzend en de DSP
aan/uit instellingen. Zie Mixerfunctie op pagina D-40
voor nadere informatie.
De equalizer gebruiken
Dit keyboard heeft een ingebouwde vier-banden equalizer
en 10 verschillende instellingen waaruit u kunt kiezen. U kunt
de versterking (volume) bijstellen van alle vier
equalizerbanden binnen het bereik van 12 tot en met 0 tot
en met +12.
Instellen van het equalizertype
1
Druk op de EFFECT toets zodat de aanwijzer
verschijnt naast EFFECT op het displayscherm.
738A-D-033A
2
Druk driemaal op de [] CURSOR toets.
Hierdoor wordt het equalizer bewerkingsscherm
verkregen.
Het equalizertype instelscherm (stap 4) verschijnt
automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van
de toets.
3
Druk op de [] CURSOR toets.
4
Gebruik de [+] en [] toetsen of de cijfertoetsen
om het gewenste equalizertype in te stellen.
Zie de lijst op pagina A-14 voor informatie aangaande
de equalizertypes die beschikbaar zijn.
Voorbeeld: Instellen van Jazz
Door op de EXIT of EFFECT toets te drukken wordt
het equalizertype instelscherm verlaten.
Afregelen van de versterking (het
volume) van een band
1
Na het selecteren van het gewenste equalizertype
gebruikt u de [] and [] CURSOR toetsen om de
band te selecteren waarvan u de versterking wilt
bijstellen.
Voorbeeld: Om de HIGH band bij te regelen.
2
Gebruik de [+] en [] toetsen of de cijfertoetsen
om de bandversterking in te stellen.
Voorbeeld: Bijregelen van de versterking tot 10
Door op de EXIT of EFFECT toets te drukken wordt
het equalizer instelscherm verlaten.
OPMERKING
Wanneer overgestapt wordt naar een andere type
equalizer, veranderen de bandversterkingsinstellingen
automatisch naar de oorspronkelijke instellingen voor
het nieuw ingestelde type equalizer.
ME H i h
qg
ME H i h
qg
Jazz
WK3200_d_22-31.p65 05.4.14, 4:38 PM31
D-32
738A-D-034A
Dit keyboard speelt automatisch de bas- en akkoordgedeelten
overeenkomstig de akkoorden die u speelt. De bas- en
akkoordgedeelten worden m.b.v. automatisch ingestelde
klanken en tonen gespeeld voor instelling van het door u
gebruikte ritme. Dit betekent dat u volledige, realistische
begeleiding krijgt voor de melodienoten die u met de
rechterhand speelt waardoor u een één-mans ensemble
creëert.
Automatisch begeleiding
Aangaande de MODE toets
Gebruik de MODE toets om de te gebruiken
begeleidingsfunctie te selecteren. Telkens bij indrukken van
de MODE toets wordt naar de volgende instelling van de
beschikbare begeleidingsfuncties gegaan zoals aangegeven
in de onderstaande afbeelding.
Alleen ritmeklanken worden geproduceerd wanneer alle
begeleidingsfunctie indicators uitgeschakeld zijn.
De op het moment geselecteerde begeleidingsfunctie wordt
aangegeven door de functie indicators boven de MODE
toets. Informatie aangaande het gebruik van elk van deze
functies begint vanaf pagina D-34.
RHYTHM
TEMPOVARIATION/FILL-IN 1/2
Number buttons
SYNCHRO/FILL-IN NEXT AUTO HARMONIZE
INTRO/ENDING 1/2
ONE TOUCH PRESET
MODE
ACCOMP VOLUME
[+]/[]
START/STOP
Cijfertoetsen
Normaal (Automatische begeleiding uit)
FULL RANGE CHORD
FINGERED
CASIO CHORD
Instellen van een ritme
Dit keyboard voorziet u in 160 opwindende ritmes dit u met
de volgende procedure kunt selecteren.
U kunt ook begeleidingsdata oversturen van uw computer
en er maximaal 16 van als gebruikersritmes opslaan in het
keyboardgeheugen. Zie Gebruiken van het Music Data
Management Software (op de meegeleverde CD-ROM) op
pagina D-80 voor nadere informatie.
Instellen van een ritme
1
Zoek het te gebruiken ritme op in de ritmelijst van
het keyboard en schrijf het ritmenummer op.
2
Druk op de RHYTHM toets.
Niet alle beschikbare ritmes worden getoond op de
ritmelijst die op het keyboard console afgebeeld is.
Zie de Ritmelijst op pagina A-11 voor een volledige
lijst.
3
Voer het drie-cijferige ritmenummer in van het
bewuste ritme m.b.v. de cijfertoetsen.
Voorbeeld: Voer 0, 5 en vervolgens 2 in om 052 ROCK
2, te selecteren.
OPMERKING
U kunt het ingevoerde nummer tevens vergroten met
de [+] toets en verkleinen met de [] toets.
Verschijnt bij indrukken van de RHYTHM toets.
Nummer en naam van het ingestelde ritme
8Beat 1
Roc k 2
WK3200_d_32-39.p65 05.4.14, 4:38 PM32
D-33
738A-D-035A
Automatisch begeleiding
Spelen van een ritme
Spelen van een ritme
1
Druk op VARIATION/FILL-IN toets 1 of 2.
Hierdoor begint weergave van het ingestelde ritme.
Druk op de START/STOP toets om het ritme te
stoppen.
OPMERKING
Akkoorden zullen samen met het ritme klinken als één
van de drie begeleidingsfunctie indicators boven de
MODE toets brandt. Druk op de MODE toets totdat alle
indicators uit zijn als u de ritmepatronen wilt spelen
zonder akkoorden.
Het tempo instellen
U kunt de weergave van het ritmetempo instellen binnen een
bereik van 30 tot 255 maatslagen per minuut. De tempo
instelling wordt gebruikt voor de automatische
begeleidingsakkoord weergave en melodiegeheugenfuncties.
Instellen van het tempo
1
Druk op een van de TEMPO toetsen ( of ).
:
Verhoogt de aangegeven waarde (verhoogt het tempo)
: Verlaagt de aangegeven waarde (verlaagt het tempo)
OPMERKING
Bij tegelijkertijd indrukken van beide TEMPO toetsen (
en ) wordt het tempo teruggesteld op de
oorspronkelijke waarde van het momenteel ingestelde
ritme.
Automatische begeleiding
gebruiken
De onderstaande procedure beschrijft hoe u de automatische
begeleidingsfunctie van het keyboard kunt gebruiken. Voor
u begint dient u eerst het ritme dat u wilt gebruiken in te
stellen en het ritmetempo in te stellen op de gewenste waarde.
Gebruik van automatische begeleiding
1
Gebruik de MODE toets om CASIO CHORD
FINGERED of FULL RANGE CHORD te selecteren
als begeleidingsfunctie.
De op dat moment geselecteerde begeleidingsfunctie is
de functie waarvan de indicator brandt. Zie Aangaande
de MODE toets op pagina D-32 voor details.
2
Druk op de START/STOP toets om weergave van
het momenteel ingestelde ritme te beginnen.
3
Speel een akkoord.
De feitelijke procedure die u dient te volgen om een
akkoord te spelen hangt af van de op dat moment
geselecteerde begeleidingsfunctie. Verwijs naar de
volgende paginas voor details aangaande de
weergave van akkoorden.
CASIO CHORD ......................... Pagina D-34
FINGERED ................................. Pagina D-35
FULL RANGE CHORD ........... Pagina D-35
4
Druk nogmaals op de START/STOP toets om de
automatische begeleiding te stoppen.
Akkoordnaam
Huidige maatnummer en
maatslagnummer
Basisvingerzetting van het huidige akkoord
(kan verschillen van het akkoord dat in
werkelijkheid op het keyboard gespeeld
wordt.)
Roc k 2
WK3200_d_32-39.p65 05.4.14, 4:39 PM33
D-35
738A-D-037A
FINGERED
De FINGERED functie geeft u in het totaal de beschikking
over 15 verschillende akkoordtypes. Hieronder volgt een
beschrijving van het FINGERED Begeleidingstoetsenbord
en Melodietoetsenbord en er wordt verteld hoe u de
grondtoon C kunt spelen met FINGERED.
FINGERED begeleidingstoetsenbord en
melodietoetsenbord
OPMERKING
Het begeleidingstoetsenbord kan enkel gebruikt worden
voor het spelen van akkoorden. Er wordt geen geluid
geproduceerd als u probeert melodienoten op dit
toetsenbord te spelen.
Melodietoetsen
Begeleidingstoetsen
Zie de Fingered akkoordkaarten op pagina A-12 voor
details aangaande het spelen van akkoorden met andere
sleutels.
*1: Omgekeerde vingerzettingen kunnen niet worden
gebruikt. De laagste noot is de grondtoon.
*2: Hetzelfde akkoord kan gespeeld worden zonder op de
5de G klaviertoets te drukken.
C
Caug *1
Cm7 *2
C75 *1
Cmadd9 *2
Cm
Csus4
Cmaj7 *2
C7sus4
CmM7 *2
Cdim
C7 *2
Cm75
Cadd9 *2
Cdim7 *1
Automatisch begeleiding
OPMERKING
Behalve bij de akkoorden aangegeven in opmerking*1
hierboven zullen omgekeerde vingerzettingen (d.w.z. E-
G-C of G-C-E i.p.v. C-E-G) dezelfde akkoorden
produceren als de standaard vingerzetting.
Behalve bij de uitzondering aangegeven in opmerking*2
hierboven dienen alle toetsen te worden ingedrukt die
in combinatie een akkoord vormen. Wanneer zelfs een
enkele klaviertoets niet wordt ingedrukt zal het gewenste
FINGERED akkoord niet worden gespeeld.
FULL RANGE CHORD
Deze begeleidingsmethode geeft u in totaal de beschikking
over 38 verschillende akkoordtypes: de 15 akkoordtypes van
FINGERED plus 23 andere types. Het keyboard interpreteert
elke combinatie van drie of meer klaviertoetsen die klopt als
een FULL RANGE CHORD patroon als een akkoord. Andere
combinaties (die dus geen FULL RANGE CHORD patroon
vormen) worden als melodiespel geïnterpreteerd.
Daarom is er geen reden om een apart
begeleidingstoetsenbord te hebben, zodat dus het gehele
toetsenbord van begin tot einde als een melodietoetsenbord
functioneert die gebruikt kan worden voor zowel melodieën
als akkoorden.
FULL RANGE CHORD begeleidingstoetsenbord en
melodietoetsenbord
Begeleidingstoetsen/Melodietoetsen
WK3200_d_32-39.p65 05.4.14, 4:39 PM35
D-36
Akkoorden die dit keyboard kan herkennen
De volgende tabel identificeert patronen die door FULL
RANGE CHORD kunnen worden herkend als akkoorden.
Patroontype
FINGERED
Standaard
vingerzetting
Aantal akkoordvariaties
De 15 akkoordpatronen die worden
aangegeven bij FINGERED op
pagina D-35. Zie de Fingered
akkoordkaarten op pagina A-12
voor details aangaande het spelen
van akkoorden met andere
grondtonen.
23 standaard vingerzettingen. Hier
volgen voorbeelden van de 23
akkoorden die beschikbaar zijn met
C als basnoot.
Voorbeeld: Om het akkoord C majeur te spelen.
Beide vingerzettingen die in de afbeelding getoond worden,
zullen een C majeur produceren.
C6Cm6C69
F
C
G
C
A
C
B
C
Fm
C
Gm
C
Am
C
Bm
C
Dm75
C
A7
C
F7
C
Fm7
C
Gm7
C
Aadd9
C
D
C
C
C
E
C
B
C
Cm
C
Dm
C
E
EG C
G C
2
1
1 ...... akkoord C
2 ...... akkoord C
E
Automatisch begeleiding
738A-D-038A
OPMERKING
Zoals bij de FINGERED functie (pagina D-35), kunt u
de noten die een akkoord vormen in elke combinatie
spelen (1).
Wanneer de laagste noot van een akkoord zes of meer
halftonen weg is van de volgende noot wordt de laagste
noot de basnoot (2).
Gebruik van een intro patroon
Met dit keyboard kunt u een korte intro toevoegen aan een
ritmepatroon om het begin soepeler en natuurlijker te laten
zijn.
De volgende procedure beschrijft hoe u de Intro functie kunt
gebruiken. Voordat u begint dient u eerst het ritme dat u wilt
gebruiken te selecteren, het tempo te selecteren en de MODE
toets te gebruiken om de akkoordweergavemethode te
selecteren die u wilt gebruiken (Normaal, CASIO CHORD,
FINGERED, FULL RANGE CHORD).
Tussenvoegen van een intro
1
Druk op de INTRO/ENDING toets 1 of 2.
Bij de opzet hierboven wordt het intro patroon
gespeeld en de automatische begeleiding met
intropatroon begint zodra u akkoorden op het
begeleidingstoetsenbord begint te spelen.
OPMERKING
Het standaard ritmepatroon begint te spelen nadat het
intro patroon voltooid is.
Gebruik van een fill-in patroon
Met fill-in patronen kunt u het ritmepatroon kortstondig
veranderen om een interessante variatie toe te voegen aan
uw spel.
De volgende procedure beschrijft hoe de fill-in functie wordt
gebruikt.
WK3200_d_32-39.p65 05.4.14, 4:39 PM36
D-37
Automatisch begeleiding
738A-D-039A
Tussenvoegen van een fill-in
1
Druk op de START/STOP toets om weergave van
het ritme te starten.
2
Stel de gewenste fill-in variatie in.
Druk om Fill-in 1 in te voegen drukt u op de
VARIATION/FILL-IN 1 toets terwijl Variatie 1 van
het ritme aan het spelen is.
Druk om Fill-in 2 in te voegen drukt u op de
VARIATION/FILL-IN 2 toets terwijl Variatie 2 van
het ritme aan het spelen is.
OPMERKING
De SYNCHRO/FILL-IN NEXT toetsen werken niet terwijl
een intro patroon weergegeven wordt.
Door de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets of de
VARIATION/FILL-IN 1/2 toets ingedrukt te houden wordt
een fill-in patroon herhaald.
Gebruik van een ritmevariatie
Naast het standaard ritmepatroon kunt u ook overstappen
op een secundair ritmepatroon voor de nodige afwisseling.
Tussenvoegen van een
variatieritmepatroon
1
Druk op de START/STOP toets om weergave van
het ritme te starten.
2
Druk op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
Als een Variatie 1 ritme op het moment aan het spelen
is, speelt dit Fill-in 1 gevolgd door Fill-in 2 en schakelt
dan over op het Variatie 2 ritme.
Als een Variatie 2 ritme op het moment aan het spelen
is, speelt dit Fill-in 2 gevolgd door Fill-in 1 en schakelt
dan over op het Variatie 1 ritme.
Door de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets ingedrukt
te houden zal het fill-in patroon zich gaan herhalen.
Begeleiding en ritmeweergave
tegelijk starten
U kunt het keyboard zo instellen dat ritmeweergave op
hetzelfde moment begint als wanneer u begint met spelen
van de begeleiding op het keyboard.
De volgende procedure beschrijft hoe u synchronisch start
kunt gebruiken. Voor het starten dient u eerst het te gebruiken
ritme te selecteren, het tempo in te stellen en de MODE toets
gebruiken om de akkoordweergavemethode te selecteren die
u wilt gebruiken (Normaal, CASIO CHORD, FINGERED,
FULL RANGE CHORD).
Gebruik van synchronische start
1
Druk op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets om de
gesynchroniseerde startfunctie van het keyboard in
standby te zetten.
2
Speel een akkoord en het ritmepatroon begint
automatisch met spelen.
OPMERKING
Alleen het ritme speelt (zonder akkoord) bij spelen op
het begeleidingstoetsenbord, als de MODE toets in de
normaal stand staat.
Als u op de INTRO/ENDING toets 1 of 2 drukt zonder
daarvoor iets op het keyboard te spelen, begint het ritme
automatisch met een intro patroon wanneer u daarna
iets op het begeleidingskeyboard speelt.
Druk nogmaals op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets
om standby van synchrostart ongedaan te maken.
Afsluiten met een eindpatroon
U kunt uw spel met een eindpatroon beëindigen waardoor
het gebruikte ritmepatroon tot een natuurlijk klinkend einde
wordt afgerond.
De volgende procedure beschrijft hoe u een eindpatroon kunt
tussenvoegen. Merk op dat het uiteindelijk weergegeven
eindpatroon afhangt van het gebruikte ritmepatroon.
Afsluiten met een eindpatroon
1
Druk op de INTRO/ENDING toets 1 of 2 terwijl
het ritme aan het spelen is.
De timing van het begin van het eindpatroon hangt
af van wanneer u op de INTRO/ENDING toets 1 of 2
drukt. Drukt u voor de tweede maatslag van de
huidige maat op de toets, dan begint het eindpatroon
ogenblikkelijk te spelen.
OPMERKING
Door indrukken van de INTRO/ENDING toets voor de
eerste halve maatslag aan het begin van een maat wordt
het einde onmiddellijk gespeeld. Wordt de toets
ingedrukt na de eerste halve maatslag van een maat,
dan zal het einde gespeeld worden vanaf het begin van
de volgende maat.
WK3200_d_32-39.p65 05.4.14, 4:39 PM37
D-38
Automatisch begeleiding
738A-D-040A
Gebruik van één-toets voorkeuzes
Eén-toets voorkeuzes stellen automatisch de hieronder
vermelde hoofdinstellingen in overeenkomstig het
ritmepatroon dat u aan het gebruiken bent.
Keyboardtoon
Laag aan/uit
Splitsen aan/uit
Automatische harmonisatie on/off
Automatisch harmonisatietype
Begeleidingsvolumeniveau
Tempo
Effectinstellingen
Eén-toets voorkeuzes gebruiken
1
Stel het te gebruiken ritme in.
2
Gebruik de MODE toets om de begeleidingsfunctie
te selecteren die u wilt gebruiken.
3
Druk op de ONE TOUCH PRESET toets.
Hierdoor worden de één-toets voorkeuzes
automatisch ingesteld overeenkomstig het ingestelde
ritme.
De synchrone standbyfunctie wordt op dit moment
automatisch ingeschakeld bij het keyboard.
4
Start ritme en automatische begeleiding en speel
iets op het toetsenbord.
De begeleiding wordt gespeeld m.b.v. de instellingen
van de één-toets voorkeuzes.
Gebruik van automatische
harmonisatie
Wanneer u de automatiche begeleiding aan het gebruiken
bent, voegt de automatiche harmonisatie automatisch extra
noten toe aan uw melodie in overeenkomst met het akkoord
dat gespeeld wordt. Het resultaat is een harmonisch effect
dat uw melodielijn rijker en voller maakt.
Gebruiken van automatische
harmonisatie
1
Gebruik de MODE toets om FINGERED of CASIO
CHORD als de begeleidingfunctie te selecteren.
De op dat moment geselecteerde begeleidingsfunctie
is die functie waarvan de indicator brandt. Zie
Aangaande de MODE toets op pagina D-32 voor
details.
2
Druk op AUTO HARMONIZE om automatische
harmonisatie in te schakelen.
Hierdoor verschijnt de AUTO HARMONIZE
indicator op de display.
3
Start automatische begeleidingsweergave en speel
iets op het toetsenbord.
4
Druk op AUTO HARMONIZE om automatische
harmonisatie uit te schakelen.
Hierdoor verdwijnt de AUTO HARMONIZE
indicator van de display.
OPMERKING
Automatische harmonisatie wordt tijdelijk uitgeschakeld
wanneer u weergave van demonstratiemelodieën start.
De functie wordt opnieuw ingeschakeld zodra de functie
of bewerking die het uitschakelde voltooid is.
Automatische harmonisatie is enkel mogelijk wanneer
de automatische begeleidingsfunctie FINGERED of
CASIO CHORD is.
Normaal (Automatische begeleiding uit)
FULL RANGE CHORD
FINGERED
CASIO CHORD
WK3200_d_32-39.p65 05.4.14, 4:39 PM38
D-40
Wat kunt u met de Mixer doen?
Met dit keyboard kunt u meerdere stukken van verschillende
muziekinstrumenten op hetzelfde moment spelen tijdens
weergave van de auto-begeleiding, melodiegeheugenweergave,
bij ontvangst van data via de MIDI aansluiting, enz. De mixer
wijst elk onderdeel toe aan een afzonderlijk kanaal (1 - 16) dat u
apart kunt in-/uitschakelen en waarvan u het volume en de
parameters van de stereopositie afzonderlijk kunt instellen.
Naast de kanalen 1 tot en met 16 heeft de mixer ook een DSP
kanaal dat u kunt gebruiken om het DSP niveau, de DSP
stereopositie en andere parameters bij te stellen.
Kanaaltoewijzingen
Hieronder wordt aangegeven welke onderdelen toegewezen
worden aan de 16 kanalen.
Mixerfunctie
Kanaal- Onderdeel
nummer
Kanaal 1 Hoofdtoon (UP1)
Kanaal 2 Gelaagde toon (UP2)
Kanaal 3 Splitstoon (LOW1)
Kanaal 4 Gelaagde/splitstoon (LOW2)
Kanaal 5 Harmonisatietoon (HARM)
Kanaal 6 Automatisch begeleidingsakkoord deel 1
(CHD1)
Kanaal 7 Automatisch begeleidingsakkoord deel 2
(CHD2)
Kanaal 8 Automatisch begeleidingsakkoord deel 3
(CHD3)
Kanaal 9 Automatische begeleiding basdeel (BASS)
Kanaal 10 Automatische begeleiding ritmedeel
(DRUM)
Kanaal 11 Melodiegeheugenspoor 1 (TR1)
Kanaal 12 Melodiegeheugenspoor 2 (TR2)
Kanaal 13 Melodiegeheugenspoor 3 (TR3)
Kanaal 14 Melodiegeheugenspoor 4 (TR4)
Kanaal 15 Melodiegeheugenspoor 5 (TR5)
Kanaal 16 Melodiegeheugenspoor 6 (TR6)
OPMERKING
In deze gebruiksaanwijzing komt kanaalnummer
overeen met de kanaalnummers die op het toetsenbord
boven de CHANNEL toetsen aangegeven zijn.
De CHANNEL toetsnaam in de bovenstaande tabel
correspondeert aan de tekst die aangegeven is op het
toetsenbord onder de CHANNEL toetsen.
Zie pagina D-65 tot en met D-67 voor informatie aangaande
gelaagde, splits- en gelaagde/splitstonen.
Zie pagina D-53 voor informatie aangaande het
melodiegeheugen.
OPMERKING
Gewoonlijk wordt toetsenbordspel toegewezen aan
kanaal 1. Wanneer automatische begeleiding wordt
gebruikt, wordt elk deel van de begeleiding toegewezen
aan de kanalen 6 10.
Aan alle 16 kanalen wordt een muziekinstrumentdeel
toegewezen wanneer dit keyboard gebruikt wordt als
de klankbron voor een uitwendig aangesloten computer
of een ander MIDI toestel. De noten die worden
weergegeven via het kanaal dat geselecteerd was door
bewerkingen onder In- en uitschakelen van kanalen
hieronder, worden aangegeven op het aangegeven
toetsenbord en in de notenbalk.
In- en uitschakelen van kanalen
Druk op de CHANNEL toetsen om kanalen afzonderlijk in
en uit te schakelen. De indicators op de display tonen de
huidige status van elk kanaal.
Elke maal dat een CHANNEL toets ingedrukt wordt,
schakelt het betreffende kanaal aan en uit.
De aan/uit status van elk kanaal bepaalt de aan/uit status
van het corresponderende onderdeel voor het spelen op
het toetsenbord en de weergave van de automatisch
begeleiding en het melodiegeheugen.
Door van ritme te veranderen zullen de mixerinstellingen
voor de kanalen 6 11 veranderen naar de default (=
oorspronkelijke waarde) instellingen die toegekend zijn aan
het nieuwe ritme. Deze instellingen veranderen ook naar
de default voor het op dat moment geselecteerde
ritmepatroon telkens wanneer u overschakelt tussen de
intro-, normale, variatie-, fill-in, en eindpatronen.
Kanaal aan Kanaal uit
738A-D-042A
WK3200_d_40-50.p65 05.4.14, 4:39 PM40
D-42
Mixerfunctie
Octaafverschuiving (Octave Shift)
(Bereik: 2 tot en met 0 tot en met +2)
U kunt de octaafverschuiving gebruiken om het bereik van
de toon omhoog of omlaag te verschuiven. Bij gebruik van
de piccolo toon kan het voorkomen dat bijzonder hoge noten
die u wilt spelen niet binnen het bereik van het toetsenbord
vallen. In dit geval kunt u de octaafverschuiving gebruiken
om het bereik van het toetsenbord één octaaf hoger te
verschuiven.
2 : Bereik twee octaven lager verschoven.
1 : Bereik één octaaf lager verschoven.
0 : Geen verschuiving
+1 : Bereik één octaaf hoger verschoven.
+2 : Bereik twee octaven hoger verschoven.
Toonschaalparameters (Tuning)
U kunt deze parameters gebruiken om elk van de delen
afzonderlijk te stemmen.
Grofweg stemmen (Coarse Tune)
(Bereik: 24 tot en met 00 tot en met +24)
Deze parameter regelt de ruwe stemming van de toonhoogte
van het ingestelde kanaal in eenheden van een halve toon.
Fijnstemmen (Fine Tune)
(Bereik: 99 tot en met 00 tot en met +99)
Deze parameter regelt de fijnstemming van de toonhoogte
van het ingestelde kanaal in eenheden van een cent.
Hoe parameters werken
Hieronder volgen de parameters waarvan de instellingen
veranderd kunnen worden tijdens de
parameterbewerkingsfunctie.
Toonparameters
Toon (Tone)
(Bereik: 000 tot en met 903, trekstaaforgel tonen 000
tot en met 199)
Deze parameter stuurt de tonen die toegewezen zijn aan elk
onderdeel.
Telkens wanneer de toon zich op de display bevindt, kunt u
de TONE toets indrukken of de DRAWBAR ORGAN toets
en een andere toon selecteren, indien u dit wilt.
Deel aan/uit (Part On/Off)
(Instellingen: aan, uit (on, oFF))
Deze parameter kan gebruikt worden om elk deel in te
schakelen (klinkt) en uit te schakelen (klinkt niet). De huidige
aan/uit status van elk deel wordt aangegeven in de display
zoals hieronder beschreven.
Volume (Bereik: 000 tot en met 127)
Dit is de parameter die het volume regelt van het ingestelde
kanaal.
Stereopositie (Pan Pot)
(Bereik: 64 tot en met 00 tot en met +63)
Deze paramater regelt de panpot wat het middelpunt is
tussen de linker- en rechterkanalen. Door 00 in te stellen
wordt het midden gespecificeerd terwijl een waarde kleiner
dan 00 het punt naar links beweegt en een waarde groter
dan 00 het middelpunt naar rechts verplaatst.
St .GrPno
Vo l ume
Pan
Channe l C. Tune
Oc t Sh i f t
F i neTune
738A-D-044A
WK3200_d_40-50.p65 05.4.14, 4:39 PM42
D-43
Effectparameters
De mixer laat u de effecten bedienen die uitgeoefend worden
op elk apart deel waarin het verschilt van de effectfunctie
waarvan de instellingen enkel toegepast worden op alle delen
in het algemeen.
Nagalmzenden (Reverb Send)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stuurt hoeveel nagalm op een deel wordt
uitgeoefend. Een instelling van 000 schakelt de nagalm uit
terwijl een instelling van 127 maximale nagalm uitoefent.
•“Nagalmzenden werkt niet bij bepaalde drumklanken.
Zwevingzenden (Chorus Send)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stuurt hoeveel zweving op een deel wordt
uitgeoefend. Een instelling van 000 schakelt de zweving
uit terwijl een instelling van 127 maximale zweving uitoefent.
Zwevingzenden (Chorus Send) werkt niet bij drumklanken.
DSP lijn (DSP Line) (Instellingen: aan, uit (on, oFF))
U kunt deze parameter gebruiken om de DSP lijn uit te
schakelen voor een bepaald kanaal of om deze juist in te
schakelen.
DSP deelparameters
DSP niveau (DSP Level) (bereik: 0 tot en met 127)
Stelt het post-DSP volume in.
DSP Pan (bereik: 64 tot en met 0 tot en met 63)
Stelt het post-DSP stereo pan effect in.
DSP systeem nagalm zenden (DSP System Reverb
Send) (bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter regelt hoeveel nagalm er op alle onderdelen
wordt uitgeoefend.
DSP system zweving zenden (DSP System Chorus
Send) (bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stelt de zweving bij.
OPMERKING
Door veranderen van de instelling van toon, volume,
stereopositie, ruwweg stemmen, fijnstemmen,
nagalmzenden of zwevingzenden wordt de
corresponderende MIDI boodschap afgegeven via de
MIDI aansluiting.
Veranderen van de tooninstellingen verandert de
instellingen voor de toon, octaafverschuiving
nagalmzenden, zwevingzenden en de DSP
lijnparameter*.
*Wanneer DSP uitgeschakeld is (zie de noot op pagina
D-73).
Door de DSP lijnparameter van de mixer (op deze
pagina) in te schakelen worden de instellingen van het
DSP stereo-positie effect, DSP systeem nagalm zenden,
en DSP systeem zweving parameters gebruikt in plaats
van de instellingen van de stereo-positieregeling, nagalm
zenden en zweven zenden parameters.
Mixerfunctie
Rvb Send
DSP L i n e
Cho Send
DSPL e v e l
DSPPan
D.RvbSnd
D.ChoSnd
738A-D-045A
WK3200_d_40-50.p65 05.4.14, 4:39 PM43
D-44
De synthesizerfunctie van dit keyboard voorziet in de
gereedschappen voor het creëren van uw eigen originele
tonen. Kies gewoonweg één van de ingebouwde tonen en
verander de parameters ervan om uw eigen orginele geluid
te creëren. U kunt de geluiden zelfs in het geheugen opslaan
m.b.v dezelfde procedure die gebruikt wordt voor het
instellen van een voorkeuzetoon.
Synthesizerfuncties
Het volgende beschrijft hoe elk van de functie gebruikt
worden die verkrijgbaar zijn tijdens de synthesizerfunctie.
Synthesizerfunctie parameters
De voorkeuzetonen die bij dit keyboard ingebouwd zijn,
bestaan uit een aantal parameters. Om een gebruikerstoon te
creëren, dient u eerst een geavanceerde toon (000 tot en met
331) of een voorkeuzetoon (400 tot en met 599) op te roepen
en vervolgens de bijbehorende parameters veranderen naar
uw eigen toon. Merk op dat de drumsettonen (600 tot en met
617) niet gebruikt kunnen worden als de basis van een
gebruikerstoon.
De afbeelding op deze pagina toont de parameters die de
voorkeuzetonen vormen en wat elke parameter doet. Zoals
in de afbeelding te zien is, kunnen parameters in vier groepen
worden verdeeld die hieronder elk in detail worden
beschreven.
OPMERKING
Merk op dat de toon waarvan u de parameter kunt
bewerken toegewezen is aan het kanaal (1 tot en met
4) dat op het moment geselecteerd is met de
Synthesizerfunctie.
Synthesizerfunctie
Volumekarakteristieke
parameters
Aanslagtijd
Loslaattijd
Afsnijfrequentie
Resonantie
Toonhoogteparameters
van de toon
Vibratotype
Vibratovertraging
Vibratosnelheid
Vibratodiepte
Octaafverschuiving
Toonkarakteristieke
instelparameters
Niveau
Toetsgevoeligheid
Nagalmzenden
Zwevingzenden
DSP lijn
DSP Type
DSP parameter
Weergave
Toonkarakteristieke
golfvormparameter
Tooninstelling
(1) Toon karakteristieke golfvorm
Tooninstelling
Specificeert welk van de voorkeuzetonen gebruikt dient te
worden als de originele toon.
(2) Volume karakteristieke parameters
Deze parameters sturen hoe de toon verandert tegen de tijd
vanaf het punt dat de klaviertoets aangeslagen werd tot het
moment dat de toon wegsterft. U kunt de veranderingen in
volume- en geluidskarakteristieken specificeren.
Aanslagtijd
Dit is de snelheid of de tijd die nodig is voor de toon om het
hoogste volumeniveau te bereiken. U kunt een hoge snelheid
specificeren waarbij de toon het maximale volumeniveau
onmiddellijk bereikt of een langzame snelheid waarbij het
volume langzaam stijgt of iets er tussen in.
Loslaattijd
Dit is de mate van of tijd die nodig is voor het toonvolume
om terug te vallen naar nul. U kunt een loslaattijd specificeren
voor een plotselinge daling in het volume naar nul of een tijd
zodat het volume geleidelijk naar nul daalt.
Afsnijfrequentie
De afsnijfrequentie is een parameter voor het bijstellen van
de klankkleur door alle frequenties af te snijden die hoger
zijn dan een bepaalde frequentie. Een hogere afsnijfrequentie
produceert een helderder (hardere) klankkleur terwijl een
lagere frequentie een donkerder (zachtere) klankkleur
produceert.
Tijd
Noot eindigt
Toets ingedrukt
A R
Toets losgelaten
Curve
A: Aanslagtijd
R: Loslaatti
j
d
Niveau
Afsni
j
frequentie
Frequentie
738A-D-046A
WK3200_d_40-50.p65 05.4.14, 4:39 PM44
D-45
Resonantie
De resonantie versterkt de harmonische componenten in de
buurt van de afsnijfrequentie hetgeen een apart geluid
teweegbrengt. Een grotere resonantiewaarde versterkt het
geluid zoals aangegeven in de afbeelding.
OPMERKING
Bij bepaalde tonen kan een grote resonantiewaarde
vervorming of ruis veroorzaken tijdens het
aanslaggedeelte van de toon.
(3) Toonhoogteparameters voor de toon
Vibratotype, vibratovertraging, vibratosnelheid,
vibratodiepte
Deze parameters stellen het vibrato effect bij hetgeen
periodieke veranderingen te veroorzaken bij de toon.
Octaafverschuiving
Deze parameter stuurt de octaaf van alle tonen.
(4) Toon karakteristieke instelparameters
Niveau
Deze parameter stuurt het algehele volume van de toon.
Aanslaggevoeligheid
Deze parameter regelt veranderingen in het volume en de
klankkleur naar gelang de relatieve hoeveelheid druk die
wordt uitgeoefend op de klaviertoetsen. U kunt meer volume
specificeren voor een sterkere druk en minder volume voor
een lichtere druk of u kunt hetzelfde volume specificeren
ongeacht hoeveel druk wordt uitgeoefend op de toetsen.
Nagalmzenden, zwevingszenden, DSP lijn, DSP Type,
DSP parameter
Deze parameters sturen de effecten die uitgeoefend worden
op de tonen.
Niveau
Afsnijfrequentie
Kleine waarde
Resonantie
Grote waarde
Frequentie
Synthesizerfunctie
738A-D-047A
WK3200_d_40-50.p65 05.4.14, 4:39 PM45
D-46
Opslaan van eigen tonen
De groep toonnummers van 700 tot en met 799 (gebruikerstoonnummers 001 tot en met gebruikerstoonnummers 100) wordt het
gebruikersgebied genoemd omdat ze gereserveerd zijn voor het opslaan van gebruikerstonen. Nadat u een voorkeuzetoon
opgeroepen heeft en de bijbehorende parameters vervangen heeft om uw eigen gebruikerstoon te creëren kunt u deze opslaan in
het gebruikersgebied voor later oproepen. U kunt uw tonen oproepen op precies dezelfde wijze als via de procedure die u
gebruikt voor het selecteren van een voorkeuzetoon.
*1: U kunt elke gewenste geavanceerde toon, voorkeuzetoon of gebruikerstoon selecteren. De gebruikerstoongebieden 700 tot en
met 799 bevatten aanvankelijk dezelfde data als de geavanceerde tonen 000 tot en met 099.
*2: Gebied waar data wordt opgeslagen die vanaf een computer gestuurd is (Zie Gebruiken van het Music Data Management
Software (op de meegeleverde CD-ROM) op pagina D-80). Na het oversturen kunt u het keyboard gebruiken om parameters
te bewerken maar u kunt bestaande parameters ook wissen en vervangen. U kunt de data niet opslaan bij een ander
toonnummer.
*3: Gebied waar vanaf een computer gestuurde data opgeslagen wordt (zie Gebruiken van het Music Data Management Software
(op de meegeleverde CD-ROM) op pagina D-80). Het is enkel toegestaan om data te sturen terwijl het bewerken van parameters
niet is toegestaan.
*4: Gebruikerstonen die gecreëerd worden door het aanpassen van parameters van één van de voorkeuzetonen (000 tot en met
049). De gebruikers trekstaaforgelgebieden bevatten aanvankelijk twee setten van dezelfde data als de trekstaaforgeltonen
van de types 000 tot en met 049.
OPMERKING
U kunt een originele toon creëren m.b.v. een gebruikerstoon die een golfvorm (toonnummer 800 tot en met 819) bevat. In dit
geval is het opslaggebied hetzelfde als het brontoongebied. Als bijvoorbeeld een originele toon gecreëerd wordt m.b.v.
toonnummer 800 als een brontoon, wordt deze opgeslagen in gebruikersgebiednummer 800.
Nummer Toontype
000-331 Geavanceerde tonen
400-599 Voorkeuzetonen
000-049 Voorkeuzetonen
100-199 Gebruikerstonen*4
600-617 Drumsets Selecteren brontoon Bewerken parameter
Opslaan als origineel
700-799 Gebruikerstonen*1
800-819 Gebruikerstonen met golven*2
900-903 Gebruikers drumsets met golven*3
700-799 Gebruikersgebied
Standaardtonen
Trekstaaforgeltonen
Synthesizerfunctie
738A-D-048A
WK3200_d_40-50.p65 05.4.14, 4:39 PM46
D-47
Creëren van een gebruikerstoon
Gebruik de volgende procedure om een voorkeuzetoon te
selecteren en de parameters te veranderen om een
gebruikerstoon te creëren.
1
Kies eerst de voorkeuzetoon die als basis gaat
dienen voor de eigen toon.
2
Druk op de SYNTH toets.
Hierdoor wordt de synthysizerfunctie ingeschakeld,
hetgeen wordt aangegeven door de aanwijzer naast
SYNTH op het displayscherm.
3
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om de
parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt
veranderen.
Telkens bij indrukken van de [] of [] CURSOR toets
wordt doorgegaan naar de volgende parameter. Zie
Parameters en hun instellingen op deze pagina voor
informatie over het instelbereik van elke parameter.
4
De instelling van de momenteel ingestelde
parameter kan m.b.v. de [+] en [] toetsen
veranderd worden.
U kunt ook de cijfertoetsen gebruiken om een waarde
in te voeren om zo de instelling van een parameter te
veranderen. Zie Parameters en hun instellingen op
deze pagina voor informatie over het instelbereik van
elke parameter.
5
Druk nadat u klaar bent met het bewerken van het
geluid op de SYNTH toets om de synthesizerfunctie
te verlaten.
Synthesizerfunctie
Atk Time
Huidige ingestelde parameter
Parameterinstelwaarde
y
V i bDe l a
OPMERKING
Zie In het geheugen opslaan van een gebruikerstoon
op pagina D-50 voor details aangaande het opslaan van
gebruikerstoondata in het geheugen zodat deze niet
wordt uitgewist.
Parameters en hun instellingen
Het volgende omschrijft de functie van elke parameter en
geeft het bijbehorende instelbereik.
Aanslagtijd (Attack Time)
(Bereik: 64 tot en met 00 tot en met +63)
De tijd die het kost voordat de toon klinkt nadat een
klaviertoets wordt aangeslagen.
Loslaattijd (Release Time)
(Bereik: 64 tot en met 00 tot en met +63)
De tijd dat de toon blijft aanhouden nadat een klaviertoets
wordt losgelaten.
Afsnijfrequentie (Cutoff Frequency)
(Bereik: 64 tot en met 00 tot en met +63)
Hoogfrequentieband afsnijpunt voor de harmonische
componenten van de toon
Resonantie (Resonance)
(Bereik: 64 tot en met 00 tot en met +63)
Resonantie van de toon
SYNTH CURSOR
[+]/[]
MODULATION button lamp
WK-3200
MODULATION toetsindicator
Atk Time
Re l . T ime
q
C-of fFr
Resonan
.
738A-D-049A
WK3200_d_40-50.p65 05.4.14, 4:39 PM47
D-48
Synthesizerfunctie
Waarde Betekenis
oFF Uit
vib Controleverandering 01h (modulatie)
dp0 Controleverandering 16
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 0.)
dp1 Controleverandering 17
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 1.)
dp2 Controleverandering 18
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 2.)
dp3 Controleverandering 19
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 3.)
dp4 Controleverandering 80
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 4.)
dp5 Controleverandering 81
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 5.)
dp6 Controleverandering 82
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 6.)
dp7 Controleverandering 83
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 7.)
Modulat.
Modulatietoewijzing (Molulation Assign) (bereik: *)
De modulatietoewijzingsparamater specificeert welke
parameters beïnvloed moeten worden wanneer u de
modulatiefunctie van het keyboard gebruikt. Selecteer oFF
(uit) voor parameters die u niet wilt laten beïnvloeden door
de modulatiefunctie.
*
OPMERKING
De betreffende instelling wordt genegeerd wanneer de
toon als een gelaagde toon of een splitstoon gebruikt
wordt, indien de modulatietoewijzingsinstelling van een
toon een instelling heeft van dp0 dp7. DSP
parametereffecten worden enkel op de hoofdtoon
uitgeoefend.
Modulatiediepte (Modulation Depth) (bereik: 0 127)
(alleen bij model WK-3200)
Bij model WK-3200 stuurt deze parameter de
modulatiewaarde wanneer de MODULATION toets wordt
ingedrukt. Hoe de MODULATION toets functioneert hangt
af van de modulatietoewijzingsinstelling zoals hieronder
beschreven.
Als deze instelling
geselecteerd is voor
modulatietoewijzing:
vib
dp0 - dp7
Modulatie wordt uitgeoefend
op deze wijze:
Modulatie wordt uitgeoefend op
de diepte die gespecificeerd is door
de waarde toegewezen aan de
modulatiediepteparameter zolang
de MODULATION toets ingedrukt
gehouden wordt. Door de
MODULATION toets los te laten
keert de modulatiewaarde terug
naar de oorspronkelijke default
waarde voor de gebruikte toon.
Telkens bij indrukken van de
MODULATION toets wordt de
modulatie heen en weer
geschakeld tussen de waarde die
toegewezen is aan de
modulatiediepteparameter en de
modulatiewaarde terug naar de
oorspronkelijke default waarde
voor de gebruikte toon.
MODULATION toetsindicator
De MODULATION toetsindicator gaat branden wanneer de
huidige modulatiediepte op de grootst mogelijke stand staat.
Dit kan gebeuren op het moment dat de MODULATION toets
ingedrukt wordt of juist wanneer de toets losgelaten wordt
afhankelijk van de huidige instelling van de
modulatiediepteparameter en de oorspronkelijke default
modulatiedieptewaarde van de toon die u op het moment
gebruikt.
ModDe t h
p
738A-D-050A
WK3200_d_40-50.p65 05.4.14, 4:39 PM48
D-50
Synthesizerfunctie
DSP instellingen
Gebruik het DSP bewerkingsscherm om het DSP type te
selecteren en parameters te bewerken.
1
Selecteer een toon, druk op de SYNTH toets en
configureer vervolgens de parameterinstellingen.
2
Druk nadat u alles naar wens heeft eenmaal op de
[] CURSOR toets.
Hierdoor wordt doorgegaan naar het DSP parameter
bewerkingsscherm.
Door op de [] CURSOR toets te drukken wordt
teruggekeerd naar het synthesizerfunctie
parameterscherm.
Deze instelling specificeert DSP parameters. Zie DSP
parameters op pagina D-28, Effectenlijst op pagina A-14,
en DSP algoritmelijst op pagina A-16 voor nadere
informatie.
OPMERKING
Slaat u een originele toon op met de DSP lijn
ingeschakeld (pagina D-49), dan zal bij gewoonweg
oproepen de toon automatisch de DSP lijn, het DSP type
en de DSP parameterinstellingen veranderen. Dit
vereenvoudigt het oproepen van de originele tonen die
een DSP effect bevatten.
Hints voor het aanmaken van een
eigen toon
De volgende hints zijn handig advies om het aanmaken van
eigen tonen een stukje sneller en makkelijker onder de knie
te krijgen.
Gebruik een voorkeuzetoon die lijkt op de toon die u wilt
maken. Wanneer u al een idee heeft van wat voor soort toon
u wilt proberen te maken is het altijd handig om te beginnen
met een erop lijkende voorkeuzetoon.
Experimenteer met verschillende instellingen.
Er zijn geen echte regels hoe een toon er uit moet zien. Laat
uw verbeelding de vrije loop en experimenteer een beetje met
de verschillende combinaties. U zult verbaasd zijn over wat
u kunt bereiken.
In het geheugen opslaan van een
gebruikerstoon
De volgende procedure toont hoe een gebruikerstoon
opgeslagen wordt in het geheugen. Als een toon eenmaal
opgeslagen is, kunt u hem oproepen precies zoals u dat doet
met een voorkeuzetoon.
Gebruikerstoon benoemen en in het
geheugen opslaan
1
Stel een voorkeuzetoon in voor gebruik als basis
van de gebruikerstoon, druk op de SYNTH toets
om de synthesizerfunctie in te schakelen en maak
de gewenste parameterinstelling.
2
Druk na het maken van de parameterinstellingen
om de gebruikerstoon te creëren tweemaal op de
[] CURSOR toets.
3
Verander de toonnummer voor het gebruikersgebied
in de display m.b.v. de [+] en [] toetsen totdat dat
nummer aangegeven wordt waaronder u de
gebruikerstoon wilt opslaan.
U kunt elk gewenst toonnummer van 700 tot en met
799 selecteren.
4
Nadat de toonnaam naar wens ingesteld is drukt u
op de [] CURSOR toets om de toon op te slaan.
Gebruik de [+] en [] toetsen om door letters te
bladeren bij de huidige cursorlocatie.
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om de cursor
naar links en rechts te verplaatsen.
Zie pagina D-92 voor informatie aangaande het
invoeren van tekst.
5
Druk op de [] CURSOR toets om de gebruikerstoon
op te slaan.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap die
u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op
de YES toets om de data inderdaad op te slaan.
De boodschap Complete (voltooid) verschijnt
kortstondig in de display, gevolgd door het toon- of
ritmeselectiescherm.
Druk om het opslaan op elk gewenst moment te
onderbreken op de SYNTH toets of op de EXIT toets
om de synthesizerfunctie te verlaten. Door nogmaals
op de SYNTH toets te drukken (voordat een andere
toon wordt geselecteerd) wordt teruggekeerd naar de
synthesizerfunctie terwijl al uw parameterinstellingen
nog steeds op hun plaats staan.
738A-D-052A
WK3200_d_40-50.p65 05.4.14, 4:39 PM50
D-51
Karakteristieken van het
registratiegeheugen
Het registratiegeheugen laat u maximaal 32 keyboard
instellingen opslaan (4 instellingen x 8 banken) voor
onmiddellijk oproepen wanneer u ze nodig heeft. Hierdoor
volgt een lijst van instellingen die in het registratiegeheugen
worden opgeslagen.
Instellingen van het registratiegeheugen
Toon
Ritme
Tempo
Laag aan/uit
Splitsen aan/uit
Splitspunt
Automatische harmonisatie aan/uit
Mixerinstellingen (kanaal 1 tot en met 10)
Effectinstellingen
Aanslagvolume-instellingen
Toewijsbare aansluitinginstelling
Transponeren
Stemmen
Begeleidingsvolume instelling
Toonhoogtebereik
Automatisch harmonisatietype
Instelling van de MODE toets
Synchronische standby toestand
Mixer Hold (mixer aanhouden)
DSP Hold (DSP aanhouden)
Synthesizerfunctie parameters (alleen modulatietoewijzing,
modulatiediepte, vibratogolfvorm, vibratovertraging,
vibratosnelheid, verbratodiepte)
OPMERKING
Elke bank van het registratiegeheugen bevat
aanvankelijk data wanneer u het keyboard voor de eerste
maal in gebruik neemt. Vervang de bestaande data
gewoonweg door uw eigen data.
Registratiegeheugenfuncties kunnen niet worden
gebruikt terwijl u de SMF speler-, de melodiegeheugen-
of de demonstratiemelodiefunctie gebruikt.
Registratiegeheugenfuncties worden ook uitgeschakeld
wanneer u de floppy diskdrive (alleen bij model WK-3700)
of de kaartgleuf (pagina D-84) gebruikt.
Registratiegeheugen
Namen voor opstellingen
U kunt instellingen toewijzen aan één van 32 gebieden, die u
kunt selecteren m.b.v. de BANK toetsen 1 tot en met 4 en de
vier REGISTRATION toetsen. De gebiedsnamen lopen van
1-1 tot en met 8-4 zoals hieronder getoond.
1Gebruik de BANK toets om de bank te selecteren. Telkens
bij indrukken van de BANK toets wordt naar het volgende
banknummer in de cyclus van 1 tot en met 8 gegaan.
2Door indrukken van één van de REGISTRATION toetsen
(1 tot en met 4) wordt het corresponderende gebied
geselecteerd bij de op het moment geselecteerde bank.
OPMERKING
Telkens wanneer u een opstelling opslaat en een
opstelnaam toewijst, wordt eventueel eerdere aan die
naam toegewezen data vervangen door de nieuwe data.
U kunt de MIDI mogelijkheden van het keyboard
gebruiken om uw insteldata op te slaan bij een computer
of naar een ander extern opslagmedium. Zie Gebruiken
van het Music Data Management Software (op de
meegeleverde CD-ROM) op pagina D-80 voor details.
U kunt insteldata opslaan naar externe media indien u
dat wenst. Zie Opslaan van Data op pagina D-82 voor
nadere informatie.
21
1-1BANK 1 1-2 1-3 1-4
2-1BANK 2 2-2 2-3 2-4
4-1BANK 4 4-2 4-3 4-4
5-4
3-1BANK 3 3-2 3-3
6-1BANK 6 6-2 6-3 6-4
5-1BANK 5 5-2 5-3
7-1BANK 7 7-2 7-3 7-4
8-1BANK 8 8-2 8-3 8-4
3-4
1234
738A-D-053A
WK3200_d_51-52.p65 05.4.14, 4:39 PM51
D-53
738A-D-055A
Melodiegeheugenfunctie
Dit keyboard staat u toe om vijf verschillende melodieën op
te nemen in het melodiegeheugen voor latere weergave. Er
zijn twee methoden die u kunt gebruiken voor het opnemen
van een melodie: real-time opnemen waarbij u de noten
opneemt zoals u ze op het toetsenbord aanslaat en
stapopname waarbij u akkoorden en noten stuk voor stuk
invoert.
OPMERKING
Lagen en splitsing kunnen niet worden gebruikt tijdens
standby voor opname of tijdens het opnemen met de
melodiegeheugenfunctie. Daarnaast worden lagen en
splitsing automatisch uitgeschakeld wanneer de
opnamestandbyfunctie wordt ingeschakeld of de
opname wordt gestart.
Sporen
Het melodiegeheugen van het keyboard neemt op en speelt
af op ongeveer dezelfde wijze als een gewone bandrecorder.
Er zijn in het totaal zes sporen die elk onafhankelijk kunnen
worden opgenomen. Naast noten heeft elk spoor ook een
eigen toonnummer. Dan wanneer u de sporen tegelijkertijd
afspeelt, klinkt het alsof een volledige band met zes leden
aan het spelen is. Tijdens het spelen kunt u het tempo
bijstellen om de snelheid van de weergave te veranderen.
Spoor 1
Begin Einde
Spoor 2
Spoor 3
Spoor 4
Spoor 5
Spoor 6
Toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Melodiedata op
g
enomen op het spoor.
Automatische begeleiding (ritme,
bas, akkoord 1/2/3), toetsenbordspel
OPMERKING
Bij dit keyboard is spoor 1 het basisspoor dat gebruikt
kan worden om spelen op het toetsenbord op te nemen
samen met de automatische begeleiding. De sporen 2
6 kunnen worden gebruikt voor toetsenbordspel zodat
ze melodiesporen worden genoemd. De sporen 2 - 6
worden gebruikt om andere delen toe te voegen aan
wat er opgenomen wordt bij spoor 1.
Merk op dat elk spoor onafhankelijk is van de andere.
Dit betekent dat zelfs als u een vergissing maakt bij het
opnemen, u alleen dat spoor opnieuw hoeft op te nemen
waar de vergissing werd begaan.
U kunt verschillende mixerinstellingen gebruiken voor
elk spoor (pagina D-40).
Spoor 1 Spoor 5
Spoor 3
Spoor 6
Spoor 4
Spoor 2
Instellen van een spoor
Gebruik de SONG MEMORY TRACK toetsen die gemarkeerd
zijn als CHORD/TR1 tot en met TR6 om het gewenste spoor
in te stellen.
Melodiegeheugen spoortoetsen
Basis melodiegeheugenbediening
De status van het melodiegeheugen verandert telkens
wanneer u op de SONG MEMORY toets drukt.
Weergave
Real-time opname
Stapopname
Normaal
Ste
p
Rec
Reco r d
Pla
y
Knippert
WK3200_d_53-64.p65 05.4.14, 4:39 PM53
D-54
Melodiegeheugenfunctie
738A-D-056A
Gebruik van real-time opname
Bij real-time opname worden de noten opgenomen zoals en
op het moment dat u ze speelt op het toetsenbord.
Opnemen m.b.v. real-time opname
1
Druk tweemaal op de SONG MEMORY toets om
real-time opnamestandby in te schakelen.
Voer stap 2 hieronder uit binnen vijf seconden nadat
de opnamestandby is ingeschakeld.
De niveaumeters voor de sporen 11 tot en met 16
worden in de display getoond terwijl de
opnamestandbyfunctie ingeschakeld is bij het
keyboard, zodat u makkelijk kunt checken welke
sporen reeds opgenomen zijn. Zie
Niveaumeterinhoud tijdens opname-/
bewerkingsstandby op pagina D-60 voor details.
2
Gebruik de cijfertoetsen om een melodienummer
(0 tot en met 4) te selecteren.
Het bovenstaande melodienummerscherm blijft in de
display voor ca. vijf seconden. Als het scherm
verdwijnt voordat u de kans had om een
melodienummer te selecteren, gebruik dan de []
CURSOR toets om het scherm opnieuw te verkrijgen.
3
Voer de volgende instellingen uit.
Toonnummer
Ritmenummer
Tempo
MODE toets
4
Druk op de START/STOP toets om het opnemen te
starten.
Bj het aanvangen van de opname gaat de REC
indicator knipperen in de display. Na enkele
ogenblikken stopt de indicator met knipperen en blijft
dan non-stop branden in de display.
Real-time opname begint zonder ritme. Druk op de
INTRO/ENDING 1/2 toets of op de VARIATION/
FILL-IN 1/2 toets als u wilt opnemen met een ritme.
5
Speel iets op het toetsenbord.
U kunt ook automatische begeleidingsakkoorden
opnemen door de van toepassing zijnde functie te
selecteren met de MODE toets
.
Optionele bediening van de pedalen, toonhoogte en
modulatie worden ook opgenomen. Zie Spoor 1
inhoud na real-time opname op de volgende pagina.
6
Druk op de START/STOP toets om het opnemen te
beëindigen als u klaar bent spelen.
Mocht u tijdens het opnemen een foutje maken, kunt
u het opnemen weer opnieuw beginnen vanaf stap 1
of u kunt de montagefunctie (pagina D-62) gebruiken
om correcties aan te brengen.
OPMERKING
Door met real-time opname een spoor op te nemen
waarop reeds opgenomen was wordt de vorige opname
door de nieuwe vervangen.
Melodienummer
Record
START/STOP
SONG MEMORY
SYNCHRO/FILL-IN NEXT
INTRO/ENDING 1/2
VARIATION/FILL-IN 1/2
SONG MEMORY TRACK
CURSOR
[+]/[]
YES/NO
Number buttons
Cijfertoetsen
WK3200_d_53-64.p65 05.4.14, 4:39 PM54
D-56
Melodiegeheugenfunctie
738A-D-058A
Weergeven van het melodiegeheugen
Nadat u sporen opgenomen heeft bij het geheugen kunt u ze
weergegeven om te horen hoe ze klinken.
Van het melodiegeheugen weergeven
1
Gebruik de SONG MEMORY toets om de
weergavestandbyfunctie in te schakelen en gebruik
dan de cijfertoetsen om een melodienummer (0 tot
en met 4) te selecteren.
Het bovenstaande melodienummerscherm blijft
gedurende ongeveer vijf seconden in de display. Als
het scherm verdwijnt voordat u de kans had om een
melodienummer te selecteren, gebruik dan de []
CURSOR toets om het scherm opnieuw te verkrijgen.
2
Druk op de START/STOP toets om de melodie weer
te geven die u ingesteld heeft.
U kunt de TEMPO toetsen gebruiken om het
weergavetempo bij te regelen.
Druk nogmaals op de START/STOP toets om de
weergave te stoppen.
OPMERKING
U kunt meespelen op het toetsenbord en lagen (pagina
D-65) en splitsing (pagina D-66) gebruiken tijdens de
weergave.
Als de START/STOP toets wordt ingedrukt om weergave
te starten van het melodiegeheugen, dan begint de
weergave altijd vanaf het begin van de melodie.
Het gehele toetsenbord fungeert als een
melodietoetsenbord, ongeacht de instelling van de
MODE toets.
Uitschakelen van een bepaald spoor
Druk op de SONG MEMORY TRACK toetsen van het spoor
dat u wilt uitschakelen of gebruik de mixer (pagina D-40)
om het kanaal van het spoor uit te schakelen.
Opnemen van de melodie en
akkoorden met stapopname
Met stapopname kunt u automatische begeleidings
akkoorden en -noten opnemen en zelfs noten stuk voor stuk
instellen. Zelfs diegenen die het moeilijk vinden mee te spelen
met automatische begeleiding kunnen automatische
begeleidingen zelf creëren, gebaseerd op hun eigen originele
akkoordprogressies. Hieronder volgt het type data dat op de
sporen 1 - 6 kan worden opgenomen.
Spoor 1: Akkoorden en automatische begeleiding
Sporen 2 6: Drummen
Neem bij stapopname eerst de akkoorden en automatische
begeleiding op in spoor 1. Neem vervolgens de melodie op
de sporen 2 - 6 op.
OPMERKING
Gebruik de procedure onder Om de sporen 2 en 6 op
te nemen m.b.v. stapopname op pagina D-59 voor
details hoe u op de sporen 2 6 kunt opnemen.
Pla
y
WeergavestandbyMelodienummer
WK3200_d_53-64.p65 05.4.14, 4:39 PM56
D-57
Melodiegeheugenfunctie
738A-D-059A
Opnemen van akkoorden met
stapopname
1
Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om de
opnamestandbyfunctie in te schakelen, en gebruik
dan de cijfertoetsen om het melodienummer (0 tot
en met 4) te selecteren.
2
Voer de volgende instellingen uit.
Ritmenummer
MODE toets
3
Om spoor 1 in te stellen, druk op de CHORD/TR1
toets die één van de SONG MEMORY TRACK
toetsen is.
Bij het aanvangen van de opname gaat de REC
indicator knipperen in de display. Na enkele
ogenblikken stopt de indicator met knipperen en blijft
dan non-stop branden in de display.
4
Druk op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
5
Speel een akkoord.
Gebruik de akkoordspeelmethode die gespecificeerd
wordt door de huidige MODE instelling (FINGERED,
CASIO CHORD, etc.).
Wanneer de MODE toets ingesteld staat op normaal
(Normal) specificeer dan het grondtooninvoertoetsenbord
en het akkoordtype invoertoetsenbord. Zie Instellen van
akkoorden tijdens de normale functie op pagina D-58
voor details
.
* 96 klokken = 1 maat
6
Voer de lengte van het akkoord in (hoe lang hij
gespeeld dient te worden totdat het volgende
akkoord wordt gespeeld).
Stel de lengte van het akkoord in met de cijfertoetsen.
Zie Instellen van de nootlengte op pagina D-58 voor
details.
Het ingestelde akkoord en de lengte worden in het
geheugen opgeslagen en het keyboard staat klaar voor
invoer van het volgende akkoord.
Herhaal de stappen 5 en 6 voor het invoeren van meer
akkoorden.
Knippert
Ste
p
Rec
Cho r d
Akkoordnaam Huidige maat, maatslag en
klok op huidige plaats*
7
Druk na voltooien van de opname op de START/
STOP toets.
Hierdoor wordt weergavestandby ingevoerd voor de
melodie die u zojuist heeft opgenomen.
Druk op de START/STOP toets om de melodie op dat
moment weer te geven.
OPMERKING
Volg de procedure bij Corrigeren van fouten tijdens
stapopname op pagina D-60 voor het corrigeren van
invoerfouten die u maakt tijdens stapopname.
U kunt bij een spoor dat reeds data bevatte extra data
toevoegen door dat spoor te kiezen in stap 3 in de
bovenstaande procedure. Dit plaatst het startpunt voor
stap-voor-stap opname automatisch bij de eerste
maatslag onmiddellijk volgend op de eerder opgenomen
data.
Invoeren van 0 als akkoordlengte in stappen 5 en 6
van de bovenstaande procedure geeft een rustpauze
aan maar deze rustpauze komt verder niet naar voren
in de begeleidingsinhoud wanneer de begeleiding
gespeeld wordt.
Inhoud van spoor 1 na stapopname
Naast akkoorden worden de volgende data ook opgenomen
op spoor 1 tijdens stapopname. Deze data wordt toegepast
telkens bij weergave van spoor 1.
Ritmenummer
Bedieningen van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIATION/FILL-IN 1 toets,
VARIATION/FILL-IN 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT
toets.
OPMERKING
U kunt ook de cijfertoetsen 1 tot en met 7, en toets 9
gebruiken om de toetsloslaattiming te specificeren voor
de VARIATION/FILL-IN 1, VARIATION/FILL-IN 2 en
SYNCHRO/FILL-IN NEXT toetsen. Zie Instellen van de
nootlengte op pagina D-58 voor nadere informatie. Door
de loslaattiming te specificeren wordt gespecificeerd dat
de betreffende toets ingedrukt blijft voor een bepaalde
tijdsduur. Als u geen loslaattiming specificeert, wordt het
aangenomen dat de toets aangeslagen en meteen weer
losgelaten wordt.
WK3200_d_53-64.p65 05.4.14, 4:39 PM57
D-59
Melodiegeheugenfunctie
BELANGRIJK!
De lengte van het slotpatroon hangt af van het ritme dat
u gebruikt. Controleer de lengte van het slotpatroon dat
u gebruikt en stem de lengte van het akkoord daarop af
in stap 6. Als het akkoord te kort is in stap 6 kan het
slotpatroon afgekapt worden.
Om stapopname van akkoorden uit te voeren zonder ritme
Sla stap 4 over. Het ingestelde akkoord met de lengte
gespecificeerd met de cijfertoetsen wordt opgenomen. Hier
kan een rustpauze worden opgenomen zodat een origineel
akkoordpatroon kan worden aangemaakt.
Toevoegen van akkoordbegeleiding halverwege
ritmeweergave
Druk in plaats van stap 4 op de VARIATION/FILL-IN 1 of
VARIATION/FILL-IN 2 toets en voer rustpauzes in. Voer dan
bij stap 5 de akkoorden in. Waar u de rustpauzes plaatste
wordt alleen het ritme gespeeld terwijl de akkoordweergave
na de rustpauzes start.
Opnemen van meerdere sporen
Spoor 1 van het melodiegeheugen van het keyboard neemt
de automatische begeleiding en spelen op het toetsenbord
op. Daarnaast zijn er vijf andere sporen die u kunt gebruiken
om enkel melodiedelen op te nemen. U kunt verschillende
tonen opnemen naar de melodiesporen en een volledig
ensemble van muziekinstrumenten opbouwen voor uw
opnamen. De procedure die u gebruikt voor het opnemen
van de sporen 2 tot en met 6 is identiek aan de methode die u
gebruikte voor het opnemen naar spoor 1.
Opnemen van spoor 2 tot en met 6
met real-time opname
U kunt op spoor 2 tot en met 6 opnemen terwijl u tegelijkertijd
afspeelt wat u van te voren op spoor 1 en eventuele andere
sporen eerder had opgenomen.
1
Druk tweemaal op de SONG MEMORY toets om
de opnamestandbyfunctie in te schakelen en
gebruik vervolgens de cijfertoetsen om een
melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
Het melodienummer dat u instelt zou de melodie
moeten zijn waar u eerder Spoor 1 invoerde.
2
Stel het op te nemen spoor (2 tot en met 6) in m.b.v.
de SONG MEMORY TRACK toetsen.
Terwijl de opnamestandbyfunctie van het keyboard
ingeschakeld is, toont de display de niveaumeters voor
de kanalen 11 tot en met 16 zodat u kunt controleren welke
sporen reeds opgenomen zijn. Zie Niveaumeterinhoud
tijdens opname-/bewerkingsstandby op pagina D-60
voor details
.
3
Voer de volgende instellingen uit.
Toonnummer
Tempo
738A-D-061A
4
Druk op de START/STOP toets om met opnemen te
beginnen.
Op dit moment wordt de inhoud van reeds
opgenomen sporen afgespeeld.
Optionele bediening van de pedalen, toonhoogte en
modulatie worden ook opgenomen.
5
Speel op het toetsenbord wat u op het ingestelde
spoor wilt opnemen.
6
Druk op de START/STOP toets om het opnemen te
stoppen wanneer u klaar bent.
Spoorinhoud na real-time opname
Naast noten van het toetsenbord kunnen de volgende data
ook opgenomen worden op het ingestelde spoor tijdens real-
time opname. Deze data worden later toegepast bij weergave
van het spoor.
Toonnummer
Pedaalbediening
De volgende data worden in de kopregel opgenomen
wanneer u de opname van een spoor start.
Mixerinstellingen van andere sporen
Effecttype
Begeleidingsvolume
Nagalmniveau
Zwevingniveau
DSP aanhouden aan/uit
Mixer aanhouden aan/uit
Bediening van de toonhoogtedraairegelaar
Bediening van de modulatietoets (model WK-3700)
Bediening van de modulatietoets (model WK-3200)
Toonhoogtebuigbereik
Om de sporen 2 en 6 op te nemen
m.b.v. stapopname
Deze procedure beschrijft hoe noten stuk voor stuk kunnen
worden ingevoerd waarbij de toonhoogte en lengte van elke
noot ingesteld kan worden.
1
Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om de
real-time opnamestandbyfunctie in te schakelen en
gebruik vervolgens de cijfertoetsen om een
melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
Het melodienummer dat u instelt zou de melodie
moeten zijn waar u eerder Spoor 1 invoerde.
Ste
p
Rec
WK3200_d_53-64.p65 05.4.14, 4:39 PM59
D-60
Melodiegeheugenfunctie
738A-D-062A
Knippert
2
Kies het spoor (2 6) waarop moet worden
opgenomen met de SONG MEMORY TRACK
toetsen.
Voorbeeld: Selecteer Spoor 2.
3
Stel een toonnummer in.
Door indrukken van een TONE toets of de DRAWBAR
ORGAN toets worden het toonnummer en de
toonnaam op de display verkregen. U kunt dan de
cijfertoetsen, of de [+] (verhogen) en [] (verlagen)
toetsen om de toon te veranderen.
Druk na veranderen van het toonnummer op een
klaviertoets om het naamscherm en het toonnummer
te wissen en terug te gaan naar het nootinvoerscherm.
4
Voer m.b.v. de klaviertoetsen noten in of rustpauzes
met cijfertoets [0].
Op dit moment, toont de display de druk op de
klaviertoetsen (snelheid). Gebruik de [+] (verhogen)
en [] (verlagen) toetsen om de snelheid te
veranderen.
U kunt ook een akkoord invoeren.
5
Gebruik de cijfertoetsen om de lengte van de noten
of rustpauzes in te voeren (pagina D-58).
6
Herhaal de stappen 4 en 5 om meer noten in te
voeren.
7
Druk op de START/STOP toets om de opname te
beëindigen wanneer u klaar bent.
OPMERKING
Volg de procedure bij Corrigeren van fouten tijdens
stapopname op deze pagina voor het corrigeren van
invoerfouten die u maakt tijdens stapopname.
U kunt bij een spoor dat reeds data bevatte extra data
toevoegen door dat spoor te kiezen in stap 2 in de
bovenstaande procedure. Dit plaatst het startpunt voor
stap-voor-stap opname automatisch bij de eerste
maatslag onmiddellijk volgend op de eerder opgenomen
data.
Telkens wanneer u naar de sporen 2 tot en met 6
opneemt, fungeert het gehele toetsenbord als een
melodietoetsenbord ongeacht de huidige instelling van
de MODE toets.
Bij het weergeven van data die opgenomen zijn met de
geavanceerde tonen aan het begin van de meervoudige
sporen, gebruikt het keyboard het DSP type van de
geavanceerde toon die opgenomen is bij het spoor van
de grootste spoornummer.
Opnamespoor Spoor waarop niet
wordt opgenomen
Bij het weergeven van een spoor dat opgenomen was
met een geselecteerde geavanceerde toon, kan er een
lichte vertraging plaatsvinden voordat de eerste noot van
het spoor te horen is. Mocht dit het geval zijn, probeer
dan om een korte pauze aan het begin van het spoor
toe te voegen.
Spoorinhoud na stapopname
Naast noten en rustpauzes worden de volgende data ook
opgenomen op spoor tijdens stapopname. Deze data wordt
toegepast telkens bij weergave van het spoor.
Toonnummer
Niveaumeterinhoud tijdens opname-/
bewerkingsstandby
De kanalen 11 16 komen overeen met de sporen 1 - 6. Tijdens
opname-/bewerkingsstandby (pagina D-62) geeft de
niveaumeterdisplay aan welke sporen reeds opgenomen en
welke nog steeds leeg zijn. Sporen met 4 verlichte segmenten
bevatten reeds data terwijl sporen zonder verlichte segmenten
geen data bevatten.
Corrigeren van fouten tijdens
stapopname
Geheugendata kan worden beschouwd als bladmuziek die
gespeeld wordt van links naar rechts met het invoerpunt
gewoonlijk ver rechts van de opgenomen data.
De hier beschreven procedure laat u dit invoerpunt naar links
bewegen zodat u veranderingen in reeds ingevoerde data
kunt aanbrengen. Merk echter op dat bij bewegen van het
invoerpunt naar links en het veranderen van data
automatisch tot gevolg heeft dat alle data rechts van dit punt
meteen geheel gewist wordt.
WK3200_d_53-64.p65 05.4.14, 4:39 PM60
D-61
Melodiegeheugenfunctie
Corrigeren van fouten tijdens
stapopname
1
Gebruik zonder de stapopname te verlaten de []
CURSOR toets om de invoeraanwijzer naar links
te verplaatsen.
De REC indicator verdwijnt uit de display en de STEP
indicator gaat knipperen.
2
Gebruik terwijl u de data op de display bekijkt, de
[] en [] CURSOR toetsen om het invoerpunt te
verplaatsen naar de data die u wilt veranderen.
Voorbeeld: Om alle nootdata volgend op noot A3 bij
Maat 120, maatslag 1, klok 0 te veranderen.
3
Druk op de [] CURSOR toets.
No t e C#4
No t e A3

••••••• •••••••
C 4A3
Maat 120/maatslag 1/klok 0
(Invoerpunt worden verkregen met de [] en [] CURSOR toetsen)
Datastroom
738A-D-063A
Rewr i t e?

••••••• ••••••• 
••••••• •••••••
C 4
C 4
Maat 126/maatslag 3/klok 48
(Normaal invoerpunt)
Maat 126/maatslag 3/klok 0
(Eerdere data)
Drukken [] CURSOR toets.
DatastroomDatastroom
Gebruik de [] en [] CURSOR
toetsen om naar links en rechts te
bewe
g
en.
4
Druk op de YES toets.
Dit wist alle data van de plaats die u specificeerde
waarna de opnamestandbyfunctie wordt ingeschakeld.
Door op de [] CURSOR toets of de NO toets te
drukken wordt het wissen van de data geannuleerd.
OPMERKING
Wanneer u het einde van de opname bereikt door op de
[] CURSOR toets te drukken, verschijnt de REC
indicator en gaat de STEP indicator knipperen in de
display om aan te geven dat u meer data kunt toevoegen
tijdens stapopname.
Wissen van specifieke nootdata
1
Voer de stappen 1 en 2 uit onder Corrigeren van
fouten tijdens stapopname op de vorige pagina
om de noot aan te geven die u wilt uitwissen.
2
Druk tweemaal op de [] CURSOR toets.
3
Druk in antwoord op de Delete? (wissen?)
boodschap die op het scherm verschijnt op de YES
toets om de aangegeven noot te wissen.
•••••••
Maat 120/maatslag 1/klok 0
(Stapopname begint vanaf hier.)
Datastroom
Alle data
rechts wordt
uitgewist.
WK3200_d_53-64.p65 05.4.14, 4:39 PM61
D-62
Melodiegeheugenfunctie
Bewerken van de geheugeninhoud
Na opnemen naar het keyboardgeheugen kunt u nog steeds
afzonderlijke noten en parameterinstellingen (zoals
bijvoorbeeld toonnummer) oproepen en naar wens
veranderingen aanbrengen. Dit betekent dat u verkeerd
gespeelde noten kunt corrigeren, tooninstellingen kunt
veranderen, enz.
De volgende types data kunnen worden bewerkt.
Nootintensiteit
Noten
Akkoorden
Toonnummers
Ritmenummer
Bedieningen van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIATION/FILL-IN 1 toets,
VARIATION/FILL-IN 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT
toets.
Bewerken van de geheugeninhoud
1
Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om de
stapopname standbyfunctie in te schakelen en
gebruik vervolgens de [+] en [] toetsen om een
melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
2
Stel m.b.v. de SONG MEMORY TRACK toetsen het
reeds opgenomen spoor in dat u wilt bewerken.
3
Druk op de [] CURSOR toets om de
bewerkingsfunctie in te schakelen.
De REC indicator verdwijnt uit de display en de STEP
indicator gaat knipperen.
738A-D-064A
Knippert
Ste
p
Rec
4
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om naar
de locatie op het spoor te gaan waar de noot of de
parameter zich bevindt die u wilt veranderen.
Voorbeeld van nootbewerking
5
Breng gewenste veranderingen aan in de waarde.
De procedures die u in feite gebruikt voor het
veranderen van een parameter hangen af van het type
data dat deze bevat. Zie Bewerkingstechnieken en
display-inhoud op pagina D-63 voor details.
6
Herhaal de stappen 4 en 5 om andere parameters
te bewerken.
7
Druk op de START/STOP toets om het bewerken te
stoppen wanneer u klaar bent.
OPMERKING
De enige parameters die kunnen worden bewerkt bij de
sporen 2 tot en met 6 zijn noten en toonnummers.
Tijdens real-time opnemen kunt u toonnummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van de
Sporen 1 6 aan de gang was.
U kunt enkel de toonnummers veranderen die
oorspronkelijk ingesteld waren voor de sporen 2 tot en
met 6 m.b.v. stap-voor-stap opname.
Tijdens real-time opnemen kunt u ritmenummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van Spoor
1 aan de gang was.
U kunt enkel de ritmenummers veranderen die
oorspronkelijk ingesteld waren voor de spoor 1 m.b.v.
stap-voor-stap opname.
De bewerkingsprocedure kan niet worden gebruikt om
meer data toe te voegen aan de opname.
Gedeelten van een opname kunnen niet naar een
andere plaats worden overgebracht binnen een opname.
De nootlengte kan niet worden veranderd.
No t e C4
ToonhoogteSnelheid
WK3200_d_53-64.p65 05.4.14, 4:40 PM62
D-63
Melodiegeheugenfunctie
Bewerkingstechnieken en
display-inhoud
Hieronder worden bewerkingstechnieken beschreven die u
kunt gebruiken om de verschillende in het geheugen
opgeslagen parameters te veranderen.
Veranderen van de toetsdruk (aanslagsnelheid) van een
noot
Verander de cijfertoetsen of de [+] en [] toetsen.
Veranderen van de toonhoogte van een noot
Voer een nieuwe noot in via het toetsenbord of gebruik de
[+] en [] toetsen om de toonhoogte van een noot te
veranderen. De toonhoogte die u hier specificeert wordt
aangegeven via het toetsenbord en de noten die aangegeven
in de notenbalk op de display.
BELANGRIJK!
Tijdens het bewerken van de geheugeninhoud mag u
nooit een noot veranderen zodat hij identiek is aan de
voorafgaande of de erop volgende noot. Hierdoor
verandert nl. de lengte van de veranderde noot en de
voorafgaande of de erop volgende noot. Mocht dit
plaatsvinden dan dient u het gehele spoor opnieuw op
te nemen.
Veranderen van een akkoord
Gebruik de akkoord vingerzettingmethode die geselecteerd
werd met de MODE toets (FINGERED, CASIO CHORD, enz.)
om een akkoord in te voeren.
Veranderen van een toonnummer
Gebruik de cijfertoetsen of de [+] en [] toetsen om een
toonnummer te veranderen.
No t e G4
No t e G4
Cho r d
St .GrPno
738A-D-065A
OPMERKING
Tijdens real-time opnemen kunt u toonnummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van de
Sporen 1 tot en met 6 aan de gang was.
U kunt enkel de toonnummers veranderen die
oorspronkelijk ingesteld waren voor de sporen 2 tot en
met 6 m.b.v. stap-voor-stap opname.
Veranderen van een ritmenummer
Gebruik de cijfertoetsen of de [+] en [] toetsen om een
ritmenummer te veranderen.
OPMERKING
Tijdens real-time opnemen kunt u ritmenummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van Spoor
1 aan de gang was.
U kunt enkel de ritmenummers veranderen die
oorspronkelijk ingesteld waren voor de spoor 1 m.b.v.
stap-voor-stap opname.
Veranderen van een ritmeregelbediening
*
*Bedieningen van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIATION/FILL-IN 1 toets,
VARIATION/FILL-IN 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT
toets.
Druk op de ritmeregeltoets waarnaar u wilt veranderen.
Po
p
1
Int /End1
WK3200_d_53-64.p65 05.4.14, 4:40 PM63
D-65
Instellingen van het keyboard
2
Druk op de LAYER toets.
3
Stel de gelaagde toon in.
Voorbeeld: Gebruik om 460 GM FRENCH HORN als
de gelaagdetoon te selecteren de cijfertoetsen
om 4, 6 en daarna 0 in te voeren.
4
Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Beide tonen klinken nu op hetzelfde moment.
5
Druk nogmaals op de LAYER toets om de tonen te
ontlagen en het keyboard terug te brengen in de
normale staat.
OPMERKING
Door lagen in te schakelen schakelt het op dat moment
geselecteerde deel van Deel 1 naar Deel 2, en toont de
gelaagde toon. Op dat moment kunt u de [] en []
CURSOR toetsen gebruiken om over te schakelen
tussen de delen. Door het maken van lagen uit te
schakelen, wordt teruggegaan naar Deel 1.
De hoofdtoon klinkt via kanaal 1 terwijl de gelaagde toon
via kanaal 2 weergegeven wordt. De mixer kan tevens
gebruikt worden om de instellingen voor toon en volume
van deze kanalen te veranderen.
Merk op dat het maken van lagen niet mogelijk is tijdens
de opnamestandbyfunctie of tijdens opnemen met de
melodiegeheugenfunctie of terwijl u de SMF spelerfunctie
aan het gebruiken bent.
FrHorn G
Onderdelen
Er kunnen tijdens spelen op het toetsenbord maximaal vier
delen (genummerd 1 tot en met 4) tegelijkertijd worden
gebruikt. Deze delen kunnen gebruikt worden door de lagen-
en splitsfuncties zoals hieronder beschreven.
Deel 1: Hoofdtoondeel
Deel 2: Gelaagd toondeel
Deel 3: Splitstoondeel
Deel 4: Gelaagd en splitstoondeel
Gebruik van lagen
Met de lagenfunctie kunt u twee verschillende tonen (een
hoofdtoon en een gelaagde toon) toewijzen aan het toetsen-
bord die beide weergegeven worden telkens wanneer u een
klaviertoets aanslaat. U kunt bijvoorbeeld de GM FRENCH
HORN toon als laag aanbrengen over de GM BRASS toon
om een rijk en koperachtige geluid te produceren.
LAGEN
Lagen aanbrengen bij tonen
1
Stel eerst de hoofdtoon in.
Voorbeeld: Druk om 461 GM BRASS als de hoofdtoon
te selecteren op de TONE toets en gebruik
dan de cijfertoetsen om 4, 6 en daarna 1 in te
voeren.
738A-D-067A
Brass G
LAYERSPLIT
EXIT
CURSOR
TONE
TRANSPOSE/FUNCTION
Number buttons
[+]/[]
YES/NO
Hoofdtoon (GM BRASS) + Gelaagde toon (GM FRENCH HORN)
St r in
g
1G
Ingestelde gelaagde toon Brandt
Cijfertoetsen
WK3200_d_65-78.p65 05.4.14, 4:40 PM65
D-66
Gebruik van splitsen
Met splitsing wijst u twee verschillende tonen (een hoofdtoon
en een splitstoon) toe aan het linker en het rechter gedeelte
van het toetsenbord, zodat u dus één toon met de linkerhand
en één toon met de rechterhand kunt spelen. U kunt
bijvoorbeeld GM STRINGS 1 als de hoofdtoon (hoog bereik)
selecteren en GM PIZZICATO als de splittoon (laag bereik)
zodat u op die manier de beschikking over een heel
strijkensemble in uw vingers heeft.
Met splitsing kunt u tevens het splitspunt specificeren wat
de plaats op het toetsenbord is waar er verandering optreedt
tussen de twee tonen.
OPMERKING
Laat de MODE toets in de normale of FULL RANGE
CHORD positie.
SPLITSEN
Splitsen van het toetsenbord
1
Stel eerst de hoofdtoon in.
Voorbeeld: Om 448 GM STRINGS 1 als de hoofdtoon
te specificeren drukt u op de TONE toets en
gebruikt u vervolgens de cijfertoetsen om 4,
4 en vervolgens 8 in te voeren.
2
Druk op de SPLIT toets.
3
Stel de splitstoon in.
Voorbeeld: Om 445 GM PIZZICATO als de splittoon
te selecteren gebruikt u de cijfertoetsen om
4, 4 en vervolgens 5 in te voeren.
St r in 1G
g
4
Druk terwijl u de SPLIT toets ingedrukt houdt op
de klaviertoets die de meest linkertoets van het hoge
bereik dient te worden.
Voorbeeld: Druk op de G3 klaviertoets om G3 als
splitspunt in te stellen.
5
Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Aan elke klaviertoets vanaf F3 en lager is de GM
PIZZICATO toon toegewezen, terwijl aan elke
klaviertoets vanaf G3 en hoger de GM STRINGS 1
toon is toegewezen.
6
Druk nogmaals op de SPLIT toets om het
toetsenbord te ontsplitsen en hem terug in de
normale staat te brengen.
OPMERKING
Door splitsing in te schakelen wordt het op dat moment
geselecteerde deel overgeschakeld naar Deel 3 en wordt
de splitstoon aangegeven. Op dat moment kunt u de
[] en [] CURSOR toetsen gebruiken om over te
schakelen tussen de verschillende delen. Door de
splitsfunctie uit te schakelen wordt teruggegaan naar
Deel 1.
De hoofdtoon klinkt via kanaal 1 terwijl de gelaagde toon
via kanaal 3 weergegeven wordt. De mixer kan tevens
gebruikt worden om de instellingen voor toon en volume
van deze kanalen te veranderen.
Merk op dat het splitsen niet mogelijk is tijdens de
opnamestandbyfunctie of tijdens opnemen met de
melodiegeheugenfunctie of wanneer u de SMF
spelerfunctie aan het gebruiken bent.
Wanneer de MODE schakelaar ingesteld is op CASIO
CHORD of FINGERED, is het bereik van het
begeleidingstoetsenbord ingesteld in overeenkomst met
het splitspunt dat u met de bovenstaande procedure
specificeerde.
Pi zzcatG
Instellingen van het keyboard
738A-D-068A
G3
Hoofdtoon (GM STRINGS 1)
Splitspunt
Splitstoon
(GM PIZZICATO)
Acous sBG
Ingestelde splitstoon Brandt
WK3200_d_65-78.p65 05.4.14, 4:40 PM66
D-67
Gebruik van lagen en splitsen
tegelijkertijd
Lagen en splitsen kunnen tegelijkertijd gebruikt worden om
een gelaagd splitstoetsenbord te verkrijgen. Er is geen verschil
tussen eerst gelaagde tonen creëren en vervolgens het
toetsenbord splitsen en deze handelingen in omgekeerde
volgorde doen. Als lagen en splitsen tegelijkertijd gebruikt
worden, zullen twee tonen (hoofdtoon + gelaagde toon) aan
het hoge bereik van het toetsenbord en twee aan het lage
bereik (splitstoon en gelaagde splitstoon) toegewezen
worden.
GELAAGD EN GESPLITST
Splitsen van het toetsenbord en
daarna het lagen van tonen
1
Druk op de TONE toets en voer daarna het
toonnummer van de hoofdtoon in.
Voorbeeld: Om 461 GM BRASS als de hoofdtoon in te
stellen.
2
Druk op de SPLIT toets en voer daarna het nummer
van de splitstoon in.
Voorbeeld: Om 445 GM PIZZICATO als de splitstoon
in te stellen.
Druk na instellen van de splitstoon op de SPLIT toets
om het toetsenbord te ontsplitsen.
3
Druk op de LAYER toets en voer daarna het nummer
van de laagtoon in.
Voorbeeld: Om 460 GM FRENCH HORN als de
gelaagde toon in te stellen.
Brass
G
738A-D-069A
Instellingen van het keyboard
Pi zzcatG
FrHorn G
Splitstone (GM PIZZICATO)
+
Gallagde splitstoon
(
GM
STRINGS 1)
Hoofdtoon (
GM
BRASS)
+
Gelaagde toon
(
GM
FRENCH HORN)
Splitspunt
4
Druk op de SPLIT toets of de LAYER toets zodat
zowel de splits- (SPLIT) als de laagindicator (LAYER)
op de display staan.
5
Voer het nummer van de gelaagde splitstoon in.
Voorbeeld: Om de 448 GM STRINGS 1 toon in te
stellen, voert u 4, 4 en 8 in.
6
Druk terwijl u de SPLIT toets ingedrukt houdt op
de klaviertoets waar u de laagste noot (de meest
linker toets) wilt hebben van het hoge bereik (bereik
aan de rechter kant).
7
Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Druk nogmaals op de LAYER toets om de tonen te
ontlagen en druk nogmaals op de SPLIT toets om
het toetsenbord te ontsplitsen.
OPMERKING
Door lagen + splitsen in te schakelen wordt het op dat
moment geselecteerde deel overgeschakeld naar Deel
4 en wordt de gelaagde toon aangegeven. Op dat
moment kunt u de [] en [] CURSOR toetsen
gebruiken om tussen de verschillende delen over te
schakelen. Door lagen uit te schakelen wordt
teruggegaan naar deel 3, terwijl door uitschakelen van
splitsing terug wordt gegaan naar deel 2. Door zowel
lagen als splitsing uit te schakelen wordt teruggekeerd
naar Deel 1.
De hoofdtoon klinkt via kanaal 1, de gelaagde toon via
kanaal 2, de spitstoon via kanaal 3 en de gelaagde
splitstoon via kanaal 4. De mixer kan tevens gebruikt
worden om de instellingen voor toon en volume van deze
kanalen te veranderen.
St r in 1G
g
WK3200_d_65-78.p65 05.4.14, 4:40 PM67
D-68
738A-D-070A
Instellingen van het keyboard
Transpositie van het keyboard
Transpositie laat u de sleutel van het gehele toetsenbord
verhogen en verlagen in semitoon (halve toon) eenheden. Als
u een begeleiding wilt spelen voor een zanger die in een
andere sleutel zingt dan het keyboard bijvoorbeeld, kunt u
eenvoudigweg de sleutel van het keyboard veranderen met
de transponeerfunctie.
Transponeren van het keyboard
1
Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
Hierdoor verschijnt een aanwijzer in de display naast
TRANSPOSE/FUNCTION en wordt het transponeer
instelscherm getoond.
2
Gebruik de [+] en [] toetsen om de transponeerinstelling
van het toetsenbord te veranderen
.
Voorbeeld: Met vijf halve tonen omhoog transponeren
van het toetsenbord.
.
Door op de TRANSPOSE/FUNCTION toets te
drukken wordt het transponeerscherm verlaten.
OPMERKING
Het toetsenbord kan binnen een bereik van 24 (twee
octaven lager) tot +24 (twee octaven hoger) worden
getransponeerd.
De transponeerinstelling heeft ook invloed op de
weergave van het melodiegeheugen en de automatische
begeleiding.
Het toegestane toonhoogtebereik waarbinnen u kunt
transponeren hangt af van de toon die u gaat gebruiken.
Als door het transponeren een noot voor de gebruikte
toon buiten het toonhoogtebereik komt te vallen, dan
zal het keyboard dezelfde noot automatisch spelen voor
de dichtstbijzijnde octaaf die wel binnen het
toonhoogtebereik valt van de toon die u gebruikt.
Trans.
Trans.
Gebruik van aanslagvolume
Bij inschakelen van aanslagvolume hangt het relatieve
volume van het geluid van het keyboard af van de kracht die
er op de klaviertoetsen uitgeoefend wordt, precies zoals bij
een akoestische piano.
In- en uitschakelen van aanslagvolume
1
Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
Hierdoor verschijnt een aanwijzer in de display naast
TRANSPOSE/FUNCTION.
2
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het
aanslagvolume instelscherm te verkrijgen.
3
Gebruik de [+] en [] toetsen om het gevoeligheidsniveau
van aanslagvolume in te stellen
.
•“1 geeft een krachtig geluid weer zelfs bij een lichte
aanraking van de klaviertoetsen terwijl bij 3 een
harde aanslag nodig is om een krachtig geluid voort
te brengen.
Door op hetzelfde moment op [+] en [] te drukken
wordt de gevoeligheid teruggesteld op de 2
instelling.
Bij selectie van oFF (uit), verandert de toon niet
ongeacht de druk die uitgeoefend wordt op de
klaviertoetsen.
OPMERKING
Aanslagvolume heeft niet enkel invloed op de interne
klankbron van het keyboard maar wordt tevens als MIDI
data afgegeven.
Melodiegeheugenweergave, begeleiding en externe
MIDI nootdata hebben geen invloed op de
aanslagvolume-instelling.
Touch
WK3200_d_65-78.p65 05.4.14, 4:40 PM68
D-69
Stemmen van het keyboard
Met deze functie kunt u het keyboard fijnstemmen zodat hij
overeenkomt met hoe andere muziekinstrumenten gestemd
zijn.
Stemmen van het keyboard
1
Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
2
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het
stemscherm te verkrijgen.
3
Verander de steminstelling van het keyboard m.b.v.
de [+] en [] toetsen.
Voorbeeld: Om de steminstelling met 20 te verlagen.
Door op de TRANSPOSE/FUNCTION toets te
drukken wordt het transponeerscherm verlaten.
OPMERKING
Het keyboard kan binnen een bereik van 99 tot +99
cent gestemd worden.
*100 cent komt overeen met een halftoon.
De steminstelling heeft ook invloed op de weergave van
het melodiegeheugen en de automatische begeleiding.
Tune
Tune
738A-D-071A
Instellingen van het keyboard
WK3200_d_65-78.p65 05.4.14, 4:40 PM69
D-71
Gebruiken van het toetsenbordinstelmenu
1
Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
Hierdoor verschijnt een aanwijzer in de display naast TRANSPOSE/FUNCTION.
2
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen en de [] en [] CURSOR toetsen om de items op te roepen waarvan u
de instellingen wilt veranderen.
738A-D-073A
Instellingen van het keyboard
Toonselectiescherm
*
MIDI
instelling
Instelling
wissen
Terugstellen
instelling
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
TRANSPOSE/FUNCTION toets
[][]
[]
[]
[]
[]
EXIT toets
[] : [] CURSOR toets
[] : [] CURSOR toets
[] : [] CURSOR toets
[] : [] CURSOR toets
*
TRANSPOSE/FUNCTION
toets
WK3200_d_65-78.p65 05.4.14, 4:40 PM71


Produkt Specifikationer

Mærke: Casio
Kategori: Tastatur
Model: WK-3700

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til Casio WK-3700 stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig