Ford Transit - sept 2011 - dec 2013 Manual

Ford Personbil Transit - sept 2011 - dec 2013

Læs nedenfor 📖 manual på dansk for Ford Transit - sept 2011 - dec 2013 (262 sider) i kategorien Personbil. Denne guide var nyttig for 25 personer og blev bedømt med 4.6 stjerner i gennemsnit af 13 brugere

Side 1/262
FORD TRANSIT Instructieboekje
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue
productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties, ontwerp en uitrusting op ieder
moment zonder aankondiging of verplichting te wijzigen. Niets uit deze uitgave mag in enigerlei vorm en
door enig middel gereproduceerd, verzonden of in een oproepsysteem opgeslagen of in een andere taal
vertaald worden zonder onze schriftelijke toestemming. Fouten of omissies uitgesloten.
© Ford Motor Company 2013
Alle rechten voorbehouden.
Onderdeelnummer: CG3527nl 07/2012 20130121151152
Inleiding
Over deze handleiding ....................................7
Overzicht van symbolen.................................7
Aanbeveling nieuwe onderdelen................8
Speciale notificaties .......................................8
In één oogopslag
In één oogopslag ..............................................9
Bescherming van
inzittenden
Werking...............................................................16
Veiligheidsgordels vastmaken...................18
Hoogte van veiligheidsgordels
afstellen..........................................................19
Gebruik van veiligheidsgordels tijdens
zwangerschap..............................................19
Passagiersairbag uitschakelen..................19
Sleutels en afstandsbe-
diening
Algemene informatie over
radiofrequenties..........................................21
Programmeren van de
afstandsbediening......................................21
Sloten
Vergrendelen en ontgrendelen..................22
Motorstartblokkering
Werking...............................................................27
Gecodeerde sleutels......................................27
Immobilisatiesysteem inschakelen.........27
Immobilisatiesysteem uitschakelen........27
Alarm
Werking..............................................................28
Alarm inschakelen.........................................29
Alarm uitschakelen........................................29
Stuurwiel
Audiobediening..............................................30
Spraaksturing...................................................31
Ruitenwissers en ruiten-
sproeiers
Voorruitwissers................................................32
Automatisch in- en uitschakelende
ruitenwissers................................................32
Voorruitsproeiers............................................33
Achterruitwissers en -sproeiers................33
Ruitenwisserbladen controleren..............34
Ruitenwisserbladen vervangen................34
Verlichting
Verlichtingsbediening...................................36
Dagrijlicht...........................................................37
Automatisch in- en uitschakelende
verlichting......................................................37
Voorste mistlampen......................................37
Mistachterlichten...........................................38
Koplamphoogte afstellen...........................38
Waarschuwingsknipperlichten.................38
Richtingaanwijzers........................................38
Interieurverlichting.........................................39
Tredeverlichting..............................................40
Gloeilampen vervangen..............................40
Gloeilampentabel..........................................49
Ruiten en spiegels
Elektrisch bedienbare ruiten......................50
Buitenspiegels.................................................50
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels.............................................50
Schuifruiten.......................................................51
Achterste zijruiten...........................................51
Instrumentenpaneel
Meters.................................................................52
1
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inhoudsopgave
Waarschuwings- en
indicatielampen.........................................54
Akoestische waarschuwingssignalen en
-indicaties.....................................................58
Infodisplays
Algemene informatie....................................59
Infoberichten....................................................61
Persoonlijke instellingen.............................64
Klimaatregeling
Werking..............................................................67
Ventilatieroosters...........................................67
Handmatige klimaatregeling....................68
Verwarmde ruiten en spiegels...................70
Extra verwarming...........................................70
Stoelen
De juiste zitpositie innemen.......................75
Voorstoelen.......................................................75
Achterbank........................................................77
Hoofdsteunen..................................................78
Verwarmde stoelen.......................................79
Gemaksfuncties
Klok.....................................................................80
Kaartjeshouders............................................80
Aansteker.........................................................80
Asbak...................................................................81
Extra voedingsaansluitingen .....................81
Bekerhouders...................................................81
Opbergruimtes................................................82
Flessenhouder.................................................82
Vloermatten.....................................................83
Aansluiting Auxiliary ingang.......................83
USB-poort........................................................83
Motor starten en stoppen
Algemene informatie....................................84
Contactslot......................................................84
Een benzinemotor starten.........................84
Een dieselmotor starten..............................85
Dieselroetfilter................................................86
Motor uitschakelen.......................................86
Start/stop knop
Werking..............................................................87
Start/stop knop gebruiken.........................87
Brandstof en tanken
Veiligheidsmaatregelen..............................89
Brandstofkwaliteit - Benzine....................89
Brandstofkwaliteit - Diesel........................89
Katalysator.......................................................90
Tankklep............................................................90
Tanken.................................................................91
Brandstofverbruik...........................................91
Technische specificatie................................91
Versnel-
lingsbak/transmissie
Handgeschakelde versnellingsbak.........96
Aandrijving op alle wielen...........................96
Remmen
Werking..............................................................97
Tips voor rijden met ABS ............................97
Parkeerrem.......................................................97
Stabiliteitsregeling
Werking..............................................................98
Gebruik maken van
stabiliteitsregeling.....................................98
Aandrijfregeling
Werking............................................................100
Gebruik maken van aandrijfregeling......100
Regeling voor bergop rijden
Werking.............................................................101
2
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inhoudsopgave
Regeling voor bergop rijden
gebruiken......................................................101
Parkeerhulp
Werking............................................................103
Parkeerhulp....................................................103
Achteruitkijkcamera
Werking............................................................105
Achteruitkijkcamera....................................105
Snelheidsregeling (Cruise
Control)
Werking............................................................108
Gebruik maken van
snelheidsregeling.....................................108
Automatische snelheidsbe-
grenzer (ASL)
Werking.............................................................110
Transport
Algemene informatie.....................................111
Bevestigingspunten voor lading................111
Dakrekken en bagagedragers....................113
Aanhangers trekken
Trekken van een aanhanger......................114
Tips voor het rijden
Inrijden...............................................................115
Gereduceerd motorvermogen..................115
Voorzorgsmaatregelen voor koude
weersomstandigheden...........................115
Wat te doen bij pech
Eerstehulpset..................................................116
Gevarendriehoek...........................................116
Nooduitgang...................................................116
Staat na een aanrijding
Brandstofafsluiter..........................................117
Zekeringen
Plaatsen zekeringenhouders.....................118
Een zekering vervangen.............................120
Specificatie-overzicht zekeringen..........120
Bergen van de auto
Sleeppunten...................................................129
Auto op vier wielen slepen........................129
Auto op vier wielen slepen - Auto's met:
AWD..............................................................130
Onderhoud
Algemene informatie....................................131
De motorkap openen en sluiten..............132
Overzicht motorruimte - 2,3 l Duratec-HE
(MI4).............................................................133
Overzicht motorruimte - 2,2 l
Duratorq-TDCi (Puma) diesel ............134
Overzicht motorruimte - 2,2 l
Duratorq-TDCi (Puma) diesel /2,4 l
Duratorq-TDCi (Puma) diesel /3.2 l
Duratorq-TDCi (Puma) diesel.............135
Oliepeilstaaf - 2,3 l Duratec-HE
(MI4).............................................................136
Oliepeilstaaf - 2,2 l Duratorq-TDCi
(Puma) diesel ...........................................136
Oliepeilstaaf - 2,4 l Duratorq-TDCi
(Puma) diesel /3.2 l Duratorq-TDCi
(Puma) diesel............................................137
Motorolie controleren..................................137
Motorkoelvloeistof controleren...............137
Controle vloeistofpeil koppeling en
remsysteem................................................138
Stuurbekrachtigingsvloeistof
controleren.................................................139
Water in brandstoffilter aftappen..........139
Ruitensproeiervloeistof controleren......140
Technische specificatie.............................140
3
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inhoudsopgave
Verzorging van de auto
Reinigen van buitenzijde auto.................144
Reinigen van binnenzijde auto.................145
Kleine lakschade repareren......................146
Accu van de auto
Starten via starthulp....................................147
Onderhoud van de accu............................148
12 volt accu vervangen...............................148
Aansluitpunten van de accu ...................148
Veiligheidsuitrusting voor
kinderen
Kinderzitjes.....................................................150
Plaatsing van kinderzitjes...........................151
Stoelverhogers ..............................................153
ISOFIX verankeringspunten......................154
Kindersloten...................................................154
Velgen en banden
Algemene informatie..................................156
Een wiel vervangen......................................156
Set tijdelijke mobiliteit................................163
Verzorging van banden...............................167
Gebruik van winterbanden........................167
Gebruik van sneeuwkettingen.................167
Technische specificatie.............................168
Voertuigidentificatie
Voertuigidentificatieplaatje.......................177
Chassisnummer.............................................177
Inhouden en specificaties
Technische specificatie..............................178
Inleiding audio-installatie
Belangrijke audio-informatie...................186
Overzicht audio-installatie
Overzicht audio-installatie........................187
Beveiliging van uw audio-
installatie
Beveiligingscode............................................191
Beveiligingscode vergeten.........................191
Beveiligingscode invoeren..........................191
Onjuiste beveiligingscode..........................191
Audiodisplays met tijd- en
datumaanduiding
Tijd en datum van de audio-installatie
instellen........................................................192
Werking van de audio-
installatie
Aan/uit toets..................................................194
Bass/treble (lage/hoge tonen)
regeling.........................................................194
Balance/fade (balans links/rechts,
voor/achter) regeling..............................194
Bediening van de audio-installatie........195
Voorkeuzetoetsen........................................196
Golfband toets..............................................196
Autostore toets..............................................197
Regeling functie verkeersinformatie......197
Station afstemtoetsen...............................199
Menu's audio-installatie
Automatische volumeregeling................201
Digitale signaalverwerking (DSP)..........201
Reductie geluidsvervorming (CLIP)......201
Alternatieve frequenties...........................202
Regionale modus (REG)...........................202
Nieuwsberichten..........................................203
CD-speler
CD's aanbrengen.........................................204
Nummer selecteren...................................204
4
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inhoudsopgave
CD afspelen...................................................205
CD selecteren................................................205
Versneld vooruit/achteruit.......................205
Shuffle/random (door
elkaar/willekeurig)..................................206
CD-nummers comprimeren....................206
CD-nummers scannen..............................207
CD's uitwerpen.............................................207
CD-nummers herhalen..............................207
MP3-bestand afspelen.............................208
MP3 weergave-opties...............................208
Afspelen CD beëindigen...........................208
Meerdere CD's uitwerpen........................209
Ingangsaansluiting (AUX
IN)
Ingangsaansluiting (AUX IN)...................210
Storingen verhelpen audio-
installatie
Storingen verhelpen
audio-installatie.........................................211
Telefoon
Algemene informatie...................................213
Setup telefoon...............................................213
Setup Bluetooth............................................214
Bedieningselementen telefoon...............215
Gebruik maken van de telefoon - Auto's
zonder: Navigatiesysteem ....................215
Gebruik maken van de telefoon - Auto's
met: Navigatiesysteem .........................218
Spraaksturing
Werking.............................................................221
Spraakgestuurd regelsysteem
gebruiken.....................................................221
Commandos audio-unit ..........................222
Commandos telefoon...............................232
Verbinding
Algemene informatie..................................237
Extern apparaat aansluiten.....................238
Extern apparaat aansluiten - Auto's met:
Bluetooth....................................................239
USB-apparaat gebruiken ........................239
iPod gebruiken .............................................242
Bijlagen
Typegoedkeuringen....................................246
Elektromagnetische compatibiliteit.....246
5
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inhoudsopgave
6
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
OVER DEZE HANDLEIDING
Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford.
We adviseren u, enige tijd te nemen om
met uw auto kennis te maken door deze
handleiding te lezen. Hoe meer u van uw
auto afweet, des te beter kunt u ermee
omgaan en dat komt de veiligheid en het
rijplezier ten goede.
WAARSCHUWING
Rijd altijd voorzichtig en oplettend
wanneer u de bedieningselementen
en functies van uw auto bedient.
N.B.: Deze handleiding beschrijft
productkenmerken en opties die voor het
programma leverbaar zijn, soms nog voordat
deze algemeen verkrijgbaar zijn. Soms
worden opties beschreven waarmee uw
auto niet is uitgerust.
N.B.: Sommige van de afbeeldingen in deze
handleiding worden voor verschillende
modellen gebruikt, waardoor ze er anders
kunnen uitzien dan in uw auto. De essentiële
informatie in de afbeeldingen is echter altijd
correct.
N.B.: Gebruik uw auto altijd volgens de
geldende regels en voorschriften.
N.B.: Deze handleiding dient bij de auto te
blijven wanneer deze wordt verkocht. Het
vormt een integraal onderdeel van de auto.
In dit handboek kan de locatie van een
component worden gekwalificeerd als
linkerzijde of rechterzijde. De zijde wordt
bepaald wanneer met het gezicht naar
voren in de stoel wordt gezeten.
RechterzijdeA
LinkerzijdeB
Bescherming van het milieu
Ook u speelt een rol bij de bescherming
van het milieu. Correct gebruik van auto's
en geautoriseerde afvoer en verwerking
van afval, reinigingsmiddelen en
smeermiddelen zijn belangrijke stappen
om dit doel te bereiken.
OVERZICHT VAN SYMBOLEN
Symbolen in dit instructieboekje
WAARSCHUWING
U riskeert de dood of ernstige
verwonding van uzelf en anderen
wanneer u niet de instructies opvolgt
waarop u door dit waarschuwingssymbool
wordt geattendeerd.
LET OP
U riskeert beschadiging van uw auto
wanneer u niet de instructies opvolgt
waarop u door dit
waarschuwingssymbool wordt
geattendeerd.
7
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inleiding
Symbolen op uw auto
Wanneer u deze symbolen ziet, lees dan
eerst de betreffende instructies in dit
instructieboekje en volg deze op voordat
u iets aanraakt of probeert af te stellen.
AANBEVELING NIEUWE
ONDERDELEN
Uw auto is volgens de hoogste normen
gebouwd met gebruik van hoogwaardige
onderdelen. We raden het gebruik van
originele Ford en Motorcraft onderdelen
aan wanneer er gepland onderhoud of
reparaties aan uw auto moeten worden
uitgevoerd. U kunt originele Ford en
Motorcraft onderdelen duidelijk herkennen
aan de Ford, FoMoCo of Motorcraft logo's
of markeringen op de onderdelen of hun
verpakking.
Gepland onderhoud en
mechanische reparaties
Een van de beste manieren om er zeker
van te zijn dat uw auto jarenlang meegaat,
is het uitvoeren van ondehoud in lijn met
onze aanbevelingen en het gebruik van
onderdelen conform de specificaties in
deze Handleiding. Originele Ford en
Motorcraft onderdelen voldoen of
overtreffen deze specificaties.
Schadeherstel
We hopen dat u nooit bij een aanrijding
betrokken raakt, maar ongelukken
gebeuren nou eenmaal. Originele Ford
vervangingsonderdelen voldoen aan onze
strikte eisen voor montage, afwerking,
structurele integriteit, corrosiebescherming
en deukweerstand. Tijdens de ontwikkeling
van de auto valideren we of deze
onderdelen het gewenste
beschermingsniveau leveren als een geheel
systeem. Een goede manier om zeker te
weten dat u dit beschermingsniveau geniet
is het gebruik van originele Ford
vervanginngsonderdelen.
Garantie op vervangings-
onderdelen
Originele Ford en Motorcraft
vervangingsonderdelen zijn de enige
vervangingsonderdelen met het voordeel
van Ford Garantie. Schade aan uw auto
die veroorzaakt wordt door andere
onderdelen dan die van Ford, wordt
mogelijk niet gedekt door Ford Garantie.
Zie de voorwaarden en bepalingen van
Ford Garantie voor meer informatie.
SPECIALE NOTIFICATIES
Zie voor conversies of aanpassingen van
uw Transit vanaf de productspecificatie
het handboek voor de bevestiging van
carrosserie-uitrusting (BEMM, Body and
Equipment Mounting Manual) op
www.etis.ford.com/fordservice.
8
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inleiding
Overzicht instrumentepaneel - wagens met links stuur
9
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
In één oogopslag
Overzicht instrumentepaneel - wagens met rechts stuur
Schakelaar elektrisch bedienbare buitenspiegel. Zie Elektrisch verstelbare
buitenspiegels (bladzijde 50).
A
Lichtschakelaar. Zie Verlichtingsbediening (bladzijde 36).B
Multifunctionele hendel. Zie Richtingaanwijzers (bladzijde 38). Zie
Verlichtingsbediening (bladzijde 36).
C
Instrumentengroep. Zie Meters (bladzijde 52).D
Informatiedisplay. Zie Meters (bladzijde 52).E
ECO-schakelaar. Zie Start/stop knop (bladzijde 87). Zie Automatische
snelheidsbegrenzer (ASL) (bladzijde 110).
F
Schakelaar waarschuwingsknipperlichten. Zie Waarschuwingsknipperlichten
(bladzijde 38).
G
Schakelaar voorruitverwarming. Zie Verwarmde ruiten en spiegels (bladzijde
70).
H
Schakelaar achterruitverwarming. Schakelaar verwarmbare buitenspiegels Zie
Verwarmde ruiten en spiegels (bladzijde 70).
I
Blad met bekerhouders. Zie Bekerhouders (bladzijde 81).J
10
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
In één oogopslag
Audio-installatie. Zie afzonderlijke handleiding.K
Luchtroosters. Zie Ventilatieroosters (bladzijde 67).L
Aansteker. Zie Aansteker (bladzijde 80).M
Bediening temperatuurregelsysteem. Zie Klimaatregeling (bladzijde 67).N
Schakelhendel. Zie Handgeschakelde versnellingsbak (bladzijde 96).O
Controlelamp airbag aan passagierszijde uitgeschakeld. Zie Passagiersairbag
uitschakelen (bladzijde 19).
P
Schakelaar AWD (All Wheel Drive). Zie Aandrijving op alle wielen (bladzijde
96). Schakelaar elektronische stabiliteitsregeling (ESP). Zie
Stabiliteitsregeling (bladzijde 98).
Q
Ruitenwisserschakelaar. Zie Ruitenwissers en ruitensproeiers (bladzijde
32).
R
Contactslot.S
Claxon.T
Regelknop hoogteverstelling koplamplichtbundels. Zie Koplamphoogte
afstellen (bladzijde 38).
U
Bekerhouder. Zie Bekerhouders (bladzijde 81).V
11
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
In één oogopslag
Informatiedisplays
Scroll met de draaiknop door het menu.
Druk de SET en RESET toets in om een
submenu of het item dat u wilt instellen te
selecteren.
Zie Infodisplays (bladzijde 59).
Waarschuwings- en
controlelampen
Controlelamp remblokslijtage
Controlelamp remsysteem
Controlelamp automatische
snelheidsregeling
Controlelamp hellingstart
Controlelamp berichten
Controlelamp
stabiliteitsregelsysteem (ESP)
en aandrijfregelsysteem
Controlelamp
onderhoudsintervallen (alleen
uitvoeringen met dieselmotor)
Controlelamp schakeling
12
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
In één oogopslag
Controlelamp
water-in-brandstof (uitvoeringen
met dieselmotor)
Zie Waarschuwings- en
indicatielampen (bladzijde 54).
Vergrendelen en ontgrendelen
Achterdeuren
Ontgrendelen of openenA
VergrendelenB
Wit zichtbaar, deur vergrendeldC
Schuifdeur
Bestelwagen en KombiA
BusB
VergrendelenC
OntgrendelenD
Dubbele achterdeuren
BuitenzijdeA
BinnenzijdeB
13
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
In één oogopslag
Achterklep
BuitenzijdeA
BinnenzijdeB
Werking van het
vergrendelingssysteem
Het vergrendelingssysteem van uw auto
kan zijn geprogrammeerd in een van de
drie primaire vergrendelingscombinaties.
Zie Vergrendelen en ontgrendelen
(bladzijde 22).
Extra voedingsaansluitingen
WAARSCHUWING
Indien gebruikt terwijl de motor niet
draait, wordt hierdoor de accu
ontladen. Hierdoor kan er
onvoldoende vermogen overblijven om de
motor te starten.
Zie Extra voedingsaansluitingen
(bladzijde 81).
Stationair toerental na het starten
Wanneer de motor koud is, kan het
stationaire toerental direct na het aanslaan
hoger zijn.
Zie Motor starten en stoppen
(bladzijde 84).
Handgeschakelde versnellingsbak
De achteruit inschakelen
Bij sommige auto's moet de kraag omhoog
worden gebracht tijdens inschakelen van
de achteruit.
14
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
In één oogopslag
Zie Handgeschakelde versnellingsbak
(bladzijde 96).
Roetfilter (DPF) dieselmotor
WAARSCHUWING
Laat de motor niet stationair draaien
of parkeer de wagen niet op droge
bladeren, droog gras of ander
brandbaar materiaal. Het
DPF-regeneratieproces werkt met
bijzonder hoge uitlaatgastemperaturen en
na het afzetten van de motor en tijdens en
na DPF-regeneratie blijft de uitlaat een
aanzienlijke hoeveelheid hitte uitstralen.
Dit is een potentieel gevaar van brand.
Zie Dieselroetfilter (bladzijde 86).
15
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
In één oogopslag
WERKING
Airbags
WAARSCHUWINGEN
Wijzig de voorzijde van de wagen op
geen enkele wijze. Dit zou nadelige
gevolgen voor het ontvouwen van de
airbags kunnen hebben.
Oorspronkelijke tekst volgens ECE
R94.01: Extreme Hazard! Do not use
a rearward facing child restraint on
a seat protected by an air bag in front of
it!
Draag een veiligheidsgordel en houd
voldoende afstand tussen uzelf en
het stuurwiel. Alleen wanneer de
veiligheidsgordel correct wordt gedragen,
kan deze u in een zodanige positie houden
dat de airbag optimaal effect kan
bewerkstelligen. Zie De juiste zitpositie
innemen (bladzijde 75).
Laat reparaties aan het stuurwiel, de
stuurkolom, stoelen, airbags en
veiligheidsgordel uitvoeren door goed
getrainde monteurs.
Houd de gebieden voor de airbags
vrij. Breng niets aan op of over de
panelen van de airbags.
Steek geen scherpe voorwerpen in
gebieden waar airbags zijn
gemonteerd. Dit zou de airbags
kunnen beschadigen en nadelige gevolgen
kunnen hebben voor het ontvouwen.
Gebruik stoelhoezen die zijn
ontworpen voor stoelen met
zij-airbags. Laat deze aanbrengen
door goed getrainde monteurs.
N.B.: Het opblazen van een airbag gaat
gepaard met een luide knal en u ziet een
onschadelijke, poederachtige stofwolk. Dit
is normaal.
N.B.: De front-airbag aan passagierszijde
biedt bescherming voor een dubbele
voorstoel.
N.B.: Veeg de panelen van de airbags alleen
met een vochtige doek schoon.
Front-airbags aan bestuurders- en
passagierszijde
De front-airbags treden in werking bij zware
frontale aanrijdingen of bij aanrijdingen
binnen een hoek van maximaal 30 graden
van links of van rechts. De airbags worden
in enkele milliseconden opgeblazen en
stromen weer leeg zodra zij in contact
komen met de lichamen van de
inzittenden, waardoor de voorwaartse
beweging wordt opgevangen. Bij lichte
aanrijdingen, het over de kop slaan van de
auto of bij aanrijdingen van opzij of van
achteren worden de front-airbags niet
geactiveerd.
16
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Bescherming van inzittenden
Zij-airbags
De zij-airbags bevinden zich in de zijkant
van de rugleuningen van de voorstoelen.
Een label op de rugleuning geeft aan dat
uw auto is uitgerust met zij-airbags.
De zij-airbags worden geactiveerd bij zware
zijdelingse aanrijdingen. Alleen de airbag
aan de zijde van de aanrijding wordt
geactiveerd. De airbags worden in enkele
milliseconden opgeblazen en stromen
weer leeg zodra zij in contact komen met
de lichamen van de inzittenden, waardoor
zij bescherming bieden aan de omgeving
van het hoofd en de ribben. Bij lichte
zijdelingse aanrijdingen, het over de kop
slaan van de auto of bij aanrijdingen van
voren of achteren worden de zij-airbags
niet geactiveerd.
Veiligheidsgordels
WAARSCHUWINGEN
Draag een veiligheidsgordel en houd
voldoende afstand tussen uzelf en
het stuurwiel. Alleen wanneer u de
veiligheidsgordel op de juiste wijze draagt,
kan deze u op uw plaats houden en zijn
maximale bescherming bieden. Zie De
juiste zitpositie innemen (bladzijde 75).
Gebruik de veiligheidsgordel voor één
persoon.
WAARSCHUWINGEN
Gebruik voor iedere stoel het juiste
gordelslot.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
niet slap of gedraaid zit.
Draag geen dikke kleding. De
veiligheidsgordels bieden optimaal
bescherming wanneer ze
nauwsluitend worden gedragen.
Leg de schoudergordel over het
midden van de schouder en leg de
heupgordel strak over uw heupen.
De gordelspanners hebben een lagere
activeringsdrempel dan de airbags. Bij
lichte aanrijdingen is het mogelijk dat
alleen de gordelspanner in werking treedt.
Status na aanrijding
WAARSCHUWING
Veiligheidsgordels die zijn belast ten
gevolge van een aanrijding moeten
worden vervangen en de
verankeringen worden gecontroleerd. Deze
werkzaamheden moeten door een correct
hiertoe opgeleide monteur worden
uitgevoerd.
17
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Bescherming van inzittenden
VEILIGHEIDSGORDELS
VASTMAKEN
WAARSCHUWING
Steek de slottong in het gordelslot
tot een zachte klik hoorbaar is. U
hebt de veiligheidsgordel niet correct
bevestigd wanneer u geen klik hoort.
Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig uit.
Deze kan blokkeren wanneer u hem te snel
uittrekt of wanneer de auto op een helling
staat.
Druk de rode toets op het gordelslot in om
de veiligheidsgordel los te maken. Let de
gordel volledig en rustig oprollen.
18
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Bescherming van inzittenden
HOOGTE VAN
VEILIGHEIDSGORDELS
AFSTELLEN
Veiligheidsgordel, voor
Veiligheidsgordel, achter
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
soepel door de geleider glijdt.
GEBRUIK VAN
VEILIGHEIDSGORDELS
TIJDENS ZWANGERSCHAP
WAARSCHUWING
Breng de veiligheidsgordel voor uw
eigen veiligheid, maar ook voor dat
van uw ongeboren kind op correcte
wijze aan. Draag niet alleen de heupgordel
of de schoudergordel.
De heupgordel moet comfortabel over de
heupen liggen aan de onderzijde van uw
zwangere buik. Leg de schoudergordel
tussen uw borsten, boven en aan de zijkant
van uw zwangere buik.
PASSAGIERSAIRBAG
UITSCHAKELEN
WAARSCHUWING
Om het risico van fataal letsel of
ernstige verwonding te vermijden,
mag NOOIT een kinderzitje
achterwaarts op een voorstoel worden
geplaatst, tenzij de airbag is
UITGESCHAKELD.
19
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Bescherming van inzittenden
De sleutelschakelaar en de controlelamp
'airbag uitgeschakeld' zijn aangebracht in
het instrumentenpaneel.
Wanneer de controlelamp 'airbag
uitgeschakeld' op het instrumentenpaneel
met onderbrekingen brandt, dan is er
sprake van een storing. Neem het
kinderveiligheidszitje van de voorstoel. Laat
het systeem voor uw eigen veiligheid door
een geschoolde monteur controleren. Zie
Waarschuwings- en indicatielampen
(bladzijde 54).
Airbag aan passagierszijde
uitschakelen
Wanneer een kinderzitje op de voorstoel
wordt geplaatst, let er dan op dat de
sleutelschakelaar in de stand A staat.
Controleer bij het aanzetten van het
contact, of de controlelamp airbag aan
passagierszijde uitgeschakeld brandt. Zie
In één oogopslag (bladzijde 9).
Airbag aan passagierszijde
inschakelen
WAARSCHUWING
Controleer of de airbag is
INGESCHAKELD om ervoor te
zorgen dat het veiligheidssysteem
voor volwassenen correct werkt.
Draai, nadat u het kinderzitje van de
voorstoel hebt verwijderd, de
sleutelschakelaar weer in de stand B.
20
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Bescherming van inzittenden
ALGEMENE INFORMATIE
OVER RADIOFREQUENTIES
LET OP
De radiofrequentie van de
afstandsbediening kan ook worden
gebruikt door andere zenders met een
klein bereik (bijvoorbeeld zendamateurs,
medische apparatuur, draadloze
hoofdtelefoons, afstandsbedieningen en
alarmsystemen). Wanneer de frequenties
worden gestoord, kunt u geen gebruik meer
maken van uw afstandsbediening. De
portieren kunt u met de sleutel
vergrendelen en ontgrendelen.
Controleer of uw auto vergrendeld is
voordat u deze onbeheerd achterlaat.
Hierdoor worden eventuele
frequentieblokkeringen voorkomen.
N.B.: U kunt de portieren ontgrendelen
wanneer u de toetsen op de
afstandsbediening per ongeluk indrukt.
Het bereik tussen uw afstandsbediening
en uw auto is afhankelijk van de omgeving.
PROGRAMMEREN VAN DE
AFSTANDSBEDIENING
U kunt maximaal acht
afstandsbedieningen voor uw auto
programmeren (inclusief die met uw auto
werd meegeleverd). Vraag uw dealer om
instructies.
21
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Sleutels en afstandsbediening
VERGRENDELEN EN
ONTGRENDELEN
Dubbele vergrendeling
WAARSCHUWING
Schakel de dubbele vergrendeling
niet in wanneer zich personen of
dieren in de wagen bevinden.
Wanneer de dubbele vergrendeling is
ingeschakeld kunnen de portieren niet van
binnenuit worden ontgrendeld.
Dubbele vergrendeling is een voorziening
tegen diefstal die voorkomt dat personen
de portieren van binnenuit kunnen
ontgrendelen. Alleen wanneer alle
portieren zijn gesloten kunnen deze dubbel
worden vergrendeld. Wanneer u probeert
de dubbele vergrendeling in te schakelen
terwijl er nog een portier openstaat, klinkt
er een kort claxonsignaal en vergrendelen
en ontgrendelen de portiersloten eenmaal.
De portiersloten keren in hun
oorspronkelijke stand terug.
Wanneer u de portieren met succes dubbel
hebt vergrendeld, knipperen de
richtingaanwijzers tweemaal. Wanneer
de waarschuwingsknipperlichten zijn
ingeschakeld, knipperen de
richtingaanwijzers tweemaal lang.
Portieren met de sleutel
vergrendelen en ontgrendelen
OntgrendelenA
VergrendelenB
Portieren met de sleutel dubbel
vergrendelen
Draai de sleutel in de ontgrendelstand en
vervolgens in de vergrendelstand om de
portieren dubbel te vergrendelen.
22
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Sloten
Portieren met de
afstandsbediening vergrendelen
en ontgrendelen
VergrendelenA
OntgrendelenB
Laadruimte ontgrendelenC
Druk de betreffende toets eenmaal in.
Portieren met de afstandsbediening
dubbel vergrendelen
Druk de vergrendeltoets tweemaal in.
Portieren met de hendels
vergrendelen en ontgrendelen
Voorportieren
Wit merktekenA
VergrendelenB
OntgrendelenC
Wanneer u het witte merkteken ziet, is het
portier vergrendeld.
Achterdeuren
Ontgrendelen of openenA
VergrendelenB
Wit merktekenC
Wanneer u het witte merkteken ziet, is het
portier vergrendeld.
Schuifdeur
Bestelwagen en KombiA
BusB
23
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Sloten
VergrendelenC
OntgrendelenD
Dubbele achterdeuren
BuitenzijdeA
BinnenzijdeB
Achterklep
BuitenzijdeA
BinnenzijdeB
De ontgrendelknop is via de opening aan
de onderzijde van de achterklep bereikbaar.
Slagvergrendeling
N.B.: Laat uw sleutels niet in de wagen
liggen.
N.B.: U hoort een kort claxonsignaal
wanneer u probeert de deuren te
vergrendelen terwijl er nog een deur is
geopend.
Met behulp van slagvergrendeling kan een
portier worden gesloten met de sleutel of
de afstandsbediening bij een geopend
portier. Het portier wordt vergrendeld als
deze wordt gesloten.
Automatisch vergrendelen
Uw voertuig heeft de mogelijkheid om de
portieren automatisch te vergrendelen
wanneer uw snelheid hoger is dan 8 km/h.
Uw dealer kan deze functie indien nodig
in- of uitschakelen. Als deze functie wordt
ingeschakeld, dient u voor het
ontgrendelen van de achterdeuren of
zijlaaddeuren het contact uit te schakelen
en de sleutel of afstandsbediening te
gebruiken.
24
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Sloten
Automatisch opnieuw
vergrendelen
De portieren worden automatisch opnieuw
vergrendeld wanneer u niet binnen 45
seconden na het ontgrendelen met de
afstandsbediening een portier opent. De
portieren worden vergrendeld en de
alarminstallatie keert terug in de vorige
stand.
Een fase ontgrendeling
N.B.: De richtingaanwijzers knipperen
eenmaal wanneer u de deuren ontgrendelt.
Indien ingeschakeld, zijn de volgende
voorzieningen beschikbaar:
U ontgrendelt alle deuren wanneer u:
de hendel aan de binnenzijde uittrekt
(behalve wanneer u de deuren dubbel
hebt vergrendeld)
of de sleutel in een van de deuren
draait.
Druk eenmaal op de ontgrendeltoets
op de afstandsbediening.
Druk de ontgrendeltoets voor de
laadruimte op de afstandsbediening
eenmaal in (Chassis Cabine).
Wanneer u de achterdeuren of de
achterklep en de schuifdeur wilt
ontgrendelen, druk dan de ontgrendeltoets
van de laadruimte eenmaal in.
Twee fasen ontgrendeling
N.B.: De richtingaanwijzers knipperen
eenmaal wanneer u de deuren ontgrendelt.
U ontgrendelt de voorportieren wanneer
u:
de hendel aan de binnenzijde uittrekt
(behalve wanneer u de deuren dubbel
hebt vergrendeld)
of de sleutel in een van de deuren
draait.
Druk eenmaal de ontgrendeltoets op
de afstandsbediening in (Bestelwagen,
Bus en Kombi).
U ontgrendelt het bestuurdersportier
wanneer u:
de ontgrendeltoets op de
afstandsbediening eenmaal indrukt
(Chassis Cabine).
De voorportieren, achterdeuren en de
laadruimte worden ontgrendeld als u:
de sleutel in één van beide
voorportieren tweemaal binnen drie
seconden draait.
Druk de ontgrendeltoets op de
afstandsbediening tweemaal binnen
drie seconden in.
Wanneer u bij een bestelwagen de
achterdeuren of de achterklep en de
schuifdeur wilt ontgrendelen, druk dan de
ontgrendeltoets van de laadruimte
eenmaal in.
Wanneer u bij wagens met Chassis-cabine
het passagiersportier wilt ontgrendelen,
druk dan de ontgrendeltoets van de
laadruimte eenmaal in.
Zone opnieuw vergrendelen
De sloten van de Bestelwagen, Bus en
Kombi zijn onderverdeeld in twee zones,
die van de cabine en van de laadruimte. De
Chassis-cabine heeft slechts één zone: die
van de cabine.
25
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Sloten
Verlaat de wagen en druk op de
vergrendeltoets.
Druk eenmaal op de ontgrendeltoets
of de ontgrendeltoets van de
laadruimte om de betreffende zone te
ontgrendelen.
Wanneer u nu een deur in de ontgrendelde
zone opent, blijven de andere deuren in die
zone automatisch vergrendeld.
Programmeerbaar
ontgrendelingssysteem
Het programmeerbare
ontgrendelingssysteem wordt bij het
afleveringsklaarmaken geprogrammeerd.
U kunt kiezen welke deuren worden
ontgrendeld wanneer u de ontgrendeltoets
en de ontgrendeltoets van de laadruimte
op de afstandsbediening eenmaal of
tweemaal indrukt. Wanneer u deze
voorziening hebt gedeactiveerd, kan deze
niet meer worden geactiveerd. Raadpleeg
uw dealer voor meer informatie.
26
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Sloten
WERKING
Het immobilisatiesysteem is een
diefstalbeveiligingssysteem dat voorkomt
dat iemand de motor van uw auto met een
onjuist gecodeerde sleutel kan starten.
GECODEERDE SLEUTELS
N.B.: Dek uw sleutels niet met metalen
voorwerpen af. Hierdoor kan de ontvanger
uw sleutel niet herkennen als geldige sleutel.
N.B.: Wanneer u een sleutel bent verloren,
laat dan de code bij al uw overige sleutels
wissen. Raadpleeg uw dealer voor meer
informatie. Laat de vervangingssleutels
samen met uw overige sleutels opnieuw
coderen.
Wanneer u een sleutel verliest, kunt u bij
uw Ford dealer een vervangingssleutel
verkrijgen. Geef, indien mogelijk, uw dealer
het sleutelnummer door, dat op het plaatje
staat dat met de originele sleutels is
geleverd. U kunt ook extra sleutels bij uw
Ford dealer verkrijgen.
IMMOBILISATIESYSTEEM
INSCHAKELEN
Korte tijd nadat u het contact hebt afgezet
wordt het immobilisatiesysteem
automatisch ingeschakeld.
De controlelamp in de instrumentengroep
knippert ter bevestiging dat het systeem
is ingeschakeld.
IMMOBILISATIESYSTEEM
UITSCHAKELEN
Het immobilisatiesysteem wordt
automatisch uitgeschakeld bij het met een
correct gecodeerde sleutel aanzetten van
het contact.
De controlelamp in de instrumentengroep
brandt ongeveer drie seconden en gaat
vervolgens uit. Wanneer de controlelamp
langer dan een minuut blijft branden of
knipperen en vervolgens met
onregelmatige intervallen gaat branden,
dan is uw sleutel niet herkend. Neem de
sleutel uit het slot en probeer het
nogmaals.
Wanneer u de motor met een correct
gecodeerde sleutel niet kunt starten, duidt
dit op een storing. Laat het
immobilisatiesysteem onmiddellijk
controleren.
27
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Motorstartblokkering
WERKING
Alle uitvoeringen
Wanneer het alarm is geactiveerd, klinkt
de alarmclaxon 30 seconden en knipperen
de waarschuwingsknipperlichten vijf
minuten. Wanneer de oorzaak van het
activeren van het alarm niet wordt
opgeheven, keert de alarminstallatie in zijn
vorige status. Wanneer de oorzaak niet
wordt opgeheven, klinkt de alarmclaxon
opnieuw.
Wagens met een perimeter alarm
Het perimeter alarm is een afschrikmiddel
voor personen die ongeoorloofd de
portieren en de motorkap proberen te
openen. Het beschermt ook de
audio-installatie en de aanhanger (indien
een Ford trekhaak is gemonteerd). U kunt
de alarminstallatie volledig of gedeeltelijk
inschakelen. De aanhangerdetectie wordt
uitgeschakeld wanneer u het alarm
gedeeltelijk inschakelt.
Het perimeter alarm wordt geactiveerd
wanneer iemand:
een portier opent
de motorkap opent
probeert de motor te starten met een
onjuist gecodeerde sleutel
de audio-installatie verwijdert
de stekker van de aanhanger
loskoppelt (wanneer deze was
aangesloten toen de alarminstallatie
werd ingeschakeld).
Uitvoeringen met een categorie 1
alarminstallatie
N.B.: Een vals alarm kan ook veroorzaakt
worden door de hulpverwarming. Zie Extra
verwarming (bladzijde 70). Als u de
hulpverwarming gebruikt, richt de
luchtstroom dan op de beenruimte.
De categorie 1 alarminstallatie is een
uitbreiding op het perimeter alarm.
Ultrasonische detectie van bewegingen in
het interieur beveiligen uw wagen tegen
het ongeoorloofd binnengaan van het
passagierscompartiment en de laadruimte.
U kunt de alarminstallatie geheel of
gedeeltelijk inschakelen. De
aanhangerdetectie en de beveiliging van
het interieur worden uitgeschakeld
wanneer u het alarm gedeeltelijk
inschakelt. De beveiliging van het interieur
wordt niet geactiveerd wanneer u de
alarminstallatie bij geopend portier
inschakelt.
De categorie 1 alarminstallatie werkt alleen
correct wanneer alle ruiten volledig zijn
gesloten. Plaats geen voorwerpen vóór de
bewegingssensoren.
De categorie 1 alarminstallatie wordt
geactiveerd wanneer:
beweging wordt geregistreerd in het
passagierscompartiment of de
laadruimte
iemand tracht de laadruimte binnen te
gaan via de achterdeur of de ruit in de
achterklep.
28
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Alarm
ALARM INSCHAKELEN
Perimeter alarminstallatie
Twintig seconden nadat u de deuren hebt
vergrendeld schakelt de alarminstallatie
in. Tijdens deze vertraging kunt u de deuren
of de motorkap sluiten zonder het alarm
te activeren.
Gedeeltelijk alarm
Vergrendel de deuren met de sleutel. Zie
Vergrendelen en ontgrendelen
(bladzijde 22).
Volledige inschakeling
Vergrendel de deuren met de
afstandsbediening of schakel de dubbele
vergrendeling met de sleutel of de
afstandsbediening in. Zie Vergrendelen
en ontgrendelen (bladzijde 22).
Categorie 1 alarm
Gedeeltelijk alarm
Vergrendel de deuren met de sleutel. Zie
Vergrendelen en ontgrendelen
(bladzijde 22).
Volledige inschakeling
N.B.: Schakel de alarminstallatie niet
volledig in wanneer zich iemand in de wagen
bevindt.
Vergrendel de deuren met de
afstandsbediening of schakel de dubbele
vergrendeling met de sleutel of de
afstandsbediening in. Zie Vergrendelen
en ontgrendelen (bladzijde 22).
ALARM UITSCHAKELEN
Perimeter alarminstallatie
Schakel de alarminstallatie en het
alarmsignaal uit door de deuren met de
sleutel te ontgrendelen, zet het contact
met een correct gecodeerde sleutel aan of
ontgrendel de deuren met de
afstandsbediening. Zie Vergrendelen en
ontgrendelen (bladzijde 22).
Categorie 1 alarm
Schakel de alarminstallatie en het
alarmsignaal uit door de deuren met de
sleutel via het bestuurdersportier te
ontgrendelen en zet het contact binnen 12
seconden met een correct gecodeerde
sleutel aan of ontgrendel de deuren met
de afstandsbediening. Zie Vergrendelen
en ontgrendelen (bladzijde 22).
29
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Alarm
AUDIOBEDIENING
Kies de radio, CD of cassette modus op de
audio-installatie.
De volgende functies kunnen met de
afstandsbediening worden bediend:
Volume
Hoger volume: druk op de bovenste toets
op de achterzijde van de
afstandsbediening.
Minder volume: druk op de onderste toets
op de achterzijde van de
afstandsbediening.
Seek (zoekfunctie)
Beweeg de hendel naar boven of naar
beneden:
In de radio modus wordt het
eerstvolgende radiostation op een
hogere of lagere frequentie opgezocht.
In de CD modus wordt het volgende
of het vorige nummer gekozen.
Modus
Druk kort op de toets aan de zijkant:
30
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Stuurwiel
In de radio modus wordt het volgende
in het geheugen opgeslagen
radiostation opgezocht.
In de CD modus wordt de volgende CD
gekozen wanneer een CD-wisselaar is
gemonteerd.
In alle modi om een verkeersbericht
te onderbreken.
Druk de toets aan de zijkant in en houd
deze ingedrukt:
In de radio modus om van golflengte
te veranderen.
SPRAAKSTURING
Druk, om de spraakbesturing in of uit te
schakelen, op de toets aan de bovenzijde.
Voor meer informatie Zie Spraaksturing
(bladzijde 221).
31
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Stuurwiel
VOORRUITWISSERS
Eenmalig wissenA
Wissen met intervallenB
Normale wissnelheidC
Hoge wissnelheidD
Wissen met intervallen
Wissen met lange intervallenA
Wissen met intervallenB
Wissen met korte intervallenC
AUTOMATISCH IN- EN
UITSCHAKELENDE
RUITENWISSERS
Automatisch wissen
LET OP
Schakel de automatische wisfunctie
niet bij droog weer in. De regensensor
is bijzonder gevoelig en de
ruitenwissers kunnen in werking treden
indien de voorruit met vuil, mist of vliegen
in aanraking komt.
Vervang de ruitenwisserbladen zodra
deze strepen water en vuil op de
voorruit achterlaten. Als de
ruitenwisserbladen niet worden vervangen,
blijft de regensensor continu water op de
voorruit waarnemen. Dit heeft tot gevolg
dat de ruitenwissers in werking treden
terwijl het grootste deel van de voorruit
droog is.
Zorg bij vorst dat de voorruit volledig
is ontdooit voordat u de automatische
wisfunctie selecteert.
Schakel de automatische wisfunctie
uit voordat u een wasstraat
binnenrijdt.
32
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Ruitenwissers en ruitensproeiers
Wanneer u de automatische wisfunctie
inschakelt nadat het contact is aangezet,
maken de ruitenwissers een wisbeweging
ongeacht of de voorruit droog of nat is. De
regensensor meet daarna continu de
hoeveelheid water op de voorruit en zal de
snelheid van de ruitenwissers automatisch
instellen.
Wanneer u het contact aanzet terwijl de
automatische wisfunctie al is ingeschakeld,
maken de ruitenwissers geen wisbeweging
tot de regensensor water op de voorruit
detecteert.
Lage gevoeligheidA
Hoge gevoeligheidB
Stel de gevoeligheid van de regensensor
met de draaiknop in. Wanneer u de knop
in de stand voor lage gevoeligheid zet,
zullen de ruitenwissers in werking treden
wanneer de sensor een grote hoeveelheid
water op de voorruit registreert. Wanneer
u de knop in de stand voor hoge
gevoeligheid zet, zullen de ruitenwissers in
werking treden wanneer de sensor een
kleine hoeveelheid water op de voorruit
registreert.
VOORRUITSPROEIERS
WAARSCHUWING
Schakel de ruitenwissers niet langer
dan 10 seconden achtereen in of
wanneer het reservoir leeg is.
ACHTERRUITWISSERS EN -
SPROEIERS
Wissen met intervallen
De achterruitwisser volgt de intervallen van
de voorruitwissers.
Wissen tijdens achteruitrijden
De achterruitwisser treedt automatisch in
werking wanneer de achteruit wordt
ingeschakeld en de ruitenwisserschakelaar
in stand A,B,C of D staat.
33
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Ruitenwissers en ruitensproeiers
Ruitensproeier, achter
WAARSCHUWING
Schakel de achterruitsproeier niet
langer dan 10 seconden achtereen
in of wanneer het reservoir leeg is.
RUITENWISSERBLADEN
CONTROLEREN
Controleer met uw vingertoppen de rubber
randen van de ruitenwisserbladen op
oneffenheden.
Reinig de ruitenwisserbladen met een in
water gedrenkte, zachte spons.
RUITENWISSERBLADEN
VERVANGEN
34
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Ruitenwissers en ruitensproeiers
Breng de eerder verwijderde onderdelen in
omgekeerde volgorde aan.
35
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Ruitenwissers en ruitensproeiers
VERLICHTINGSBEDIENING
Standen van de lichtschakelaar
UitA
Stads- en achterlichtenB
KoplampenC
Mistlampen, voorD
MistachterlichtenE
ParkeerlichtenF
Dagrijlichten
De koplampen branden wanneer het
contact is ingeschakeld en de
koplampbediening in stand A staat. Om
over te schakelen op grootlicht moet de
bediening van de verlichting eerst in stand
C staan.
Parkeerlichten
Zet eerst het contact af.
Beide zijden
Druk de lichtschakelaar in en draai hem in
stand F.
Een zijde
RechterzijdeA
LinkerzijdeB
Grootlicht en dimlicht
Trek de hendel geheel naar het stuurwiel
toe om tussen grootlicht en dimlicht te
wisselen.
Lichtsignaal
Beweeg de schakelaarhendel naar het
stuurwiel.
36
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
Home safe verlichting
Schakel de verlichting uit en trek de
richtingaanwijzer naar het stuurwiel toe
om de koplampen in te schakelen. Er klinkt
kort een signaal. Bij een geopende deur
gaan de koplampen automatisch na drie
minuten uit, of 30 seconden nadat de
laatste deur is gesloten.
Wanneer alle deuren zijn gesloten en een
deur wordt binnen de 30 seconden
vertragingstijd weer geopend, start de
tijdschakeling van drie minuten opnieuw.
De home safe functie kan worden
uitgeschakeld door hetzij de
richtingaanwijzerhendel opnieuw naar het
stuurwiel te trekken of door het contact
AAN te zetten.
DAGRIJLICHT
De lampen gaan branden wanneer het
contact wordt ingeschakeld.
AUTOMATISCH IN- EN
UITSCHAKELENDE
VERLICHTING
WAARSCHUWING
Onder slechte
weersomstandigheden kan het nodig
zijn uw koplampen handmatig in te
schakelen.
N.B.: Wanneer u de automatisch
in-/uitschakelende verlichting hebt
ingeschakeld, kunt u alleen het groot licht
inschakelen wanneer de functie de
koplampen heeft ingeschakeld.
Auto's zonder dagrijlicht
Afhankelijk van de lichtsituatie worden de
koplampen automatisch in- en
uitgeschakeld.
Auto's met dagrijlicht
De koplampen blijven ingeschakeld. Zie
Dagrijlicht (bladzijde 37).
VOORSTE MISTLAMPEN
WAARSCHUWING
Gebruik de mislampen alleen
wanneer het zicht ernstig wordt
belemmerd door mist, sneeuw of
regen.
37
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
N.B.: Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld, kunnen de mistlampen,
vóór, niet worden ingeschakeld.
MISTACHTERLICHTEN
WAARSCHUWING
Schakel de mistachterlichten niet in
bij regen of sneeuwval en wanneer
het zicht meer dan 50 meter
bedraagt.
N.B.: Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld, kunnen de
mistachterlichten niet worden ingeschakeld.
KOPLAMPHOOGTE
AFSTELLEN
U kunt de hoogte van de
koplamplichtbundels aanpassen aan de
belading van de wagen.
Lichtbundels hogerA
Lichtbundels lagerB
Zet de regelknop voor de hoogteregeling
van de lichtbundels op nul wanneer de
wagen onbeladen is. Stel de lichtbundels
zodanig in dat het wegdek tussen 35 en
100 voor u is verlicht wanneer de wagen
gedeeltelijk of maximaal is beladen.
WAARSCHUWINGSKNIP-
PERLICHTEN
Voor locatie: Zie In één oogopslag
(bladzijde 9).
RICHTINGAANWIJZERS
38
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
N.B.: Beweeg de
richtingaanwijzerschakelaar even omhoog
of omlaag om de richtingaanwijzers
driemaal te laten knipperen.
INTERIEURVERLICHTING
Leeslampen - uitvoeringen zonder
interieursensoren
Type 1
AanA
UitB
PortiercontactC
Interieurverlichting zonder schakelaar
brandt alleen wanneer de schakelaar op
de interieurverlichting voorin in de stand C
staat en een deur wordt geopend.
Type 2
Aan (lamp voorcompartiment)A
Uit (lamp voorcompartiment)B
PortiercontactC
Uit (lamp achtercompartiment)D
Aan (lamp achtercompartiment)A
De lampen van het actercompartiment
gaan aan wanneer u een portier opent,
ongeacht de schakelaarpositie.
Uitvoeringen met dubbele
vergrendeling
Wanneer u de schakelaar in stand C zet,
blijft de interieurverlichting korte tijd nadat
u de deuren hebt gesloten doorbranden.
Bij het aanzetten van het contact gaat het
onmiddellijk uit.
Wanneer u het contact afzet, gaat de
interieurverlichting branden. Na korte tijd
schakelt gaat het automatisch uit.
Wanneer u een deur open laat, gaat de
interieurverlichting automatisch na 30
minuten uit. Zet het contact kort aan om
het weer in te schakelen.
39
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
Leeslampen - uitvoeringen met
interieursensoren
UitA
PortiercontactB
AanC
Wanneer u de schakelaar in stand B zet,
gaat de interieurverlichting branden
wanneer u een deur of de achterklep
ontgrendelt of opent. Wanneer u een deur
openlaat, gaat het korte tijd later
automatisch uit om te voorkomen dat de
accu leegraakt. Zet het contact korte tijd
aan om de verlichting weer in te schakelen.
De interieurverlichting gaat ook branden
wanneer u het contact afzet. Het gaat
korte tijd later automatisch uit of wanneer
u de motor start of opnieuw start.
Wanneer u de schakelaar in stand C zet,
gaat de interieurverlichting branden. Het
gaat korte tijd later automatisch uit om te
voorkomen dat de accu leegraakt. Zet het
contact korte tijd aan om de verlichting
weer in te schakelen.
Leeslampen
Wanneer u het contact afzet, gaan de
leeslampen korte tijd later automatisch uit
om te voorkomen dat de accu leegraakt.
Zet het contact kort aan om het weer in te
schakelen.
TREDEVERLICHTING
De tredeverlichting wordt automatisch in-
en uitgeschakeld wanneer u de deuren
opent en sluit. Wanneer u de deuren met
de afstandsbediening ontgrendelt gaat de
tredeverlichting branden. Het gaat korte
tijd later automatisch uit.
GLOEILAMPEN VERVANGEN
WAARSCHUWINGEN
Schakel de verlichting uit en zet het
contact af.
Laat de gloeilamp afkoelen voordat
u deze verwijdert.
LET OP
Raak het glas van de gloeilamp niet
aan.
Breng alleen gloeilampen met het
juiste vermogen aan. Zie
Gloeilampentabel (bladzijde 49).
40
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
N.B.: Wanneer de wagen is voorzien van
airconditioning raden wij aan uw dealer te
vragen of hij de gloeilampen van uw wagen
wil vervangen. Sommige gloeilampen zijn
moeilijk bereikbaar.
N.B.: U moet de koplamp verwijderen om
de gloeilamp van de koplamp, het stadslicht
of de richtingaanwijzer te vervangen.
N.B.: De volgende instructies beschrijven
hoe de gloeilampen moeten worden
verwijderd. Breng de nieuwe gloeilampen in
omgekeerde volgorde van verwijderen aan,
tenzij anders is voorgeschreven.
Een koplamp verwijderen
1. Open de motorkap. Zie Onderhoud
(bladzijde 131).
2. Verwijder de schroeven.
3. Trek de stekker los.
4. Verwijder de koplamp.
Grootlicht en dimlicht
LET OP
Raak het glas van de gloeilamp niet
aan.
1. Verwijder de koplamp.
2. Maak de klemmen los.
3. Verwijder het paneel.
41
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
4. Trek de stekker los.
5. Maak de klemveer los en verwijder de
gloeilamp.
Stadslichten
1. Verwijder de koplamp.
2. Verwijder het paneel.
3. Verwijder de gloeilamp en de
lamphouder.
4. Verwijder de gloeilamp.
Richtingaanwijzers voor
1. Verwijder de koplamp.
2. Draai de lamphouder linksom en
verwijder deze.
3. Druk voorzichtig de gloeilamp in de
lamphouder en draai de gloeilamp
linksom. Verwijder de gloeilamp.
Voormistlichten
N.B.: De gloeilamp kan niet uit de
lamphouder worden genomen.
1. Trek de stekker los.
2. Draai de lamphouder linksom en
verwijder deze.
42
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
Zijknipperlichten
Type 1
1. Verwijder voorzichtig het zijknipperlicht.
2. Pak de lamphouder beet, draai het huis
linksom en verwijder het.
3. Verwijder de gloeilamp.
Type 2
1. Draai het glas rechtsom en verwijder
het.
2. Druk voorzichtig de gloeilamp in de
lamphouder en draai de gloeilamp
linksom. Verwijder de gloeilamp.
Zijmarkeringslampen
Chassis Cabine en uitvoeringen met
open laadbak en verlengd chassis
1. Trek de stekker los.
2. Draai de lamphouder linksom en
verwijder deze.
3. Verwijder de gloeilamp.
Jumbo bestelwagen
1. Draai het glas links- of rechtsom en
verwijder het.
2. Verwijder de gloeilamp.
43
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
Achterlichtunits
Bus en Kombi
Achterlicht en remlichtA
RichtingaanwijzerB
AchteruitrijlampC
MistachterlichtD
1. Verwijder de vleugelmoeren.
2. Verwijder de achterlichtunit en maak
de lamphouder los.
3. Druk voorzichtig de gloeilamp in de
lamphouder en draai de gloeilamp
linksom. Verwijder de gloeilamp.
44
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
Chassis-cabine en uitvoeringen met
open laadbak
Type 1
RichtingaanwijzerA
RemlichtB
AchterlichtC
AchteruitrijlampD
MistachterlichtA
1. Maak de klem los en schuif het
kunststof frame naar de zijkant.
2. Verwijder het glas.
3. Druk voorzichtig de gloeilamp in de
lamphouder en draai de gloeilamp
linksom. Verwijder de gloeilamp.
Type 2
Achterlicht en remlichtA
RichtingaanwijzerB
AchteruitrijlampC
MistachterlichtD
1. Verwijder de moer.
2. Trek de stekker los.
3. Verwijder de schroef.
45
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
Achterlichten
Uitvoeringen met open laadbak
1. Werk voorzichtig het glas los van de
houder.
2. Druk voorzichtig de gloeilamp in de
lamphouder en draai de gloeilamp
linksom. Verwijder de gloeilamp.
Derde remlicht
1. Verwijder de schroeven.
2. Verwijder het lamphuis.
3. Verwijder de gloeilamp.
Markeringslichten op het dak
1. Verwijder de schroeven.
2. Verwijder het glas.
3. Druk voorzichtig de gloeilamp in de
lamphouder en draai de gloeilamp
linksom. Verwijder de gloeilamp.
Kentekenplaatverlichting
Uitvoeringen met dubbele
achterdeuren
1. Verwijder het glas.
2. Verwijder de gloeilamp.
46
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
Uitvoeringen met een achterklep
1. Verwijder het lampglas.
2. Druk voorzichtig de gloeilamp in de
lamphouder en draai de gloeilamp
linksom. Verwijder de gloeilamp.
Uitvoeringen met open laadbak
1. Verwijder het glas.
2. Druk voorzichtig de gloeilamp in de
lamphouder en draai de gloeilamp
linksom. Verwijder de gloeilamp.
Binnenverlichting voorin
Uitvoeringen zonder interieursensoren
1. Werk de lamp voorzichtig los.
2. Druk voorzichtig de gloeilamp in de
lamphouder en draai de gloeilamp
linksom. Verwijder de gloeilamp.
Uitvoeringen met interieursensoren
47
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
1. Werk de lamp voorzichtig los.
2. Verwijder het glas.
3. Verwijder de gloeilamp.
Binnenverlichting achterin
1. Werk de lamp voorzichtig los.
2. Verwijder de gloeilamp.
Leeslampen, voor
1. Werk de lamp voorzichtig los.
2. Draai de lamphouder linksom en
verwijder deze.
3. Verwijder de gloeilamp.
Tredeverlichting
1. Werk de lamp voorzichtig los.
2. Verwijder de lamphouder.
3. Verwijder de gloeilamp.
48
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
GLOEILAMPENTABEL
Watt (specificatie)Gloeilamp
21Remlicht - Chassis-cabine en uitvoering met open laadbak
16Derde remlicht
21Richtingaanwijzer, voor
55 (H11)Mistlamp, voor
55/60Grootlicht en dimlicht
10Interieurverlichting
10
Kentekenplaatverlichting - behalve uitvoeringen met
dubbele achterdeuren
5
Kentekenplaatverlichting - uitvoeringen met dubbele
achterdeuren
10Leeslamp
21Richtingaanwijzer, achter
21Mistachterlicht
4Markeringslicht, achter - uitvoering met open laadbak
21Achteruitrijlamp
4Markeringslicht op dak
5Stadslicht
3Markeringslicht
5Zijknipperlicht (type 1)
21/5Zijknipperlicht (type 2)
10Tredeverlichting
21/5Rem- en achterlicht
10
Achterlicht - Chassis-cabine en uitvoering met open
laadbak
49
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
ELEKTRISCH BEDIENBARE
RUITEN
WAARSCHUWING
Schakel de elektrisch bedienbare
ruiten niet in tenzij deze vrij zijn van
obstructies.
Zet het contact aan om de elektrisch
bedienbare ruiten te openen of te sluiten.
Ruit van bestuurdersportier
automatisch openen
Druk de schakelaar tot de tweede aanslag
in of til hem tot de tweede aanslag op en
laat hem los. Druk hem opnieuw in om de
ruit te stoppen.
BUITENSPIEGELS
WAARSCHUWING
Vergis u niet in de afstand van
voorwerpen die u in deze
groothoekspiegel ziet. Voorwerpen
die u in deze spiegels ziet, zien er kleiner uit
en lijken verder weg te zijn dan in
werkelijkheid het geval is.
Handmatig inklapbare spiegels
Inklappen
Druk de spiegel in de richting van de
portierruit.
Uitklappen
Zorg ervoor dat de spiegel weer volledig
wordt vergrendeld wanneer u deze weer
in zijn oorspronkelijke stand terugzet.
ELEKTRISCH VERSTELBARE
BUITENSPIEGELS
Linker spiegelA
UitB
Rechter spiegelC
50
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Ruiten en spiegels
De elektrisch bedienbare buitenspiegels
zijn voorzien van een verwarmingselement
dat het spiegelglas ontdooit en
ontwasemt. Zie Klimaatregeling
(bladzijde 67).
SCHUIFRUITEN
ACHTERSTE ZIJRUITEN
Trek de hendel naar buiten om de ruit te
openen. Druk in het midden van de hendel
om deze te vergrendelen. Trek in het
midden van de hendel om de ruit te sluiten.
Druk hem naar achteren tot hij wordt
vergrendeld.
51
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Ruiten en spiegels
METERS
Instrumentengroep - laag uitrustingsniveau
ToerentellerA
KoelvloeistoftemperatuurmeterB
BrandstofmeterC
SnelheidsmeterD
Terugsteltoets dagtellerE
Kilometerteller, dagteller, klok, actieradius tot tank leeg en controlelamp niet
goed gesloten portier
F
Insteltoets klokG
52
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Instrumentenpaneel
Instrumentengroep - hoog uitrustingsniveau
ToerentellerA
KoelvloeistoftemperatuurmeterB
BrandstofmeterC
SnelheidsmeterD
Waarschuwingslamp berichtE
Informatiecentrum. Zie Algemene informatie (bladzijde 59).F
53
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Instrumentenpaneel
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Toont de temperatuur van de koelvloeistof.
Bij normale bedrijfstemperatuur blijft de
naald in het middengedeelte.
LET OP
Start de motor niet voordat de
oorzaak voor de oververhitting is
verholpen.
Wanneer de naald in de richting van 120
°C beweegt, is de motor oververhit. Zet de
motor af, zet het contact af en stel de
oorzaak vast zodra de motor is
afgekoeld. Zie Motorkoelvloeistof
controleren (bladzijde 137). Zie
Gereduceerd motorvermogen (bladzijde
115).
Brandstofmeter
De pijl naast het symbool van de pomp
toont aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
Kilometerteller, dagteller en klok
Instrumentengroep - laag
uitrustingsniveau
Klok en actieradius tot
brandstoftank leeg
A
DagtellerB
KilometertellerC
N.B.: De dagteller wordt gereset wanneer
een afstand van 1999,9 kilometer is
afgelegd.
De dagteller kan worden gebruikt om de
lengte van een bepaald traject te
registreren. Druk op de terugsteltoets om
de dagteller op nul terug te stellen.
WAARSCHUWINGS- EN
INDICATIELAMPEN
Instrumentengroep, laag
uitrustingsniveau
Nadat het contact is aangezet gaan de
volgende controlelampen en indicatoren
ter bevestiging dat het systeem
operationeel is kort branden:
ABS
Airbag
54
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Instrumentenpaneel
Remblokslijtage
Remsysteem
Snelheidsregeling
Portier niet goed gesloten
Motor
Hellingstart
Contact
Laag brandstofpeil
Oliedruk
Onderhoudsinterval
Schakelen
Stabiliteitsregelsysteem (ESP) en
aandrijfregelsysteem
Water in brandstof
Instrumentengroep, hoog
uitrustingsniveau
Nadat het contact is aangezet gaan de
volgende controlelampen en indicatoren
ter bevestiging dat het systeem
operationeel is kort branden:
ABS
Airbag
Remblokslijtage
Remsysteem
Snelheidsregeling
Motor
Hellingstart
Contact
Laag brandstofpeil
Berichtenindicator
Schakelen
Stabiliteitsregelsysteem (ESP) en
aandrijfregelsysteem
Start/stop
Water in brandstof
Indien één van deze waarschuwings- of
controlelampen niet brandt nadat het
contact is aangezet, duidt dit op een
storing. Laat het systeem onmiddellijk door
een geschoolde monteur controleren.
Controlelamp ABS
Als de controlelamp brandt
onder het rijden, dan duidt dit op
een storing. De normale
remwerking blijft gehandhaafd (zonder
ABS). Laat het systeem zo snel mogelijk
door een goed opgeleide en vakkundige
monteur controleren.
Controlelamp airbag
Als de controlelamp brandt
onder het rijden, dan duidt dit op
een storing. Laat het systeem
onmiddellijk door een geschoolde monteur
controleren.
Controlelamp remblokslijtage
De controlelamp gaat branden
wanneer de remblokken zijn
versleten tot een vooraf
vastgestelde grens. Laat dit onmiddellijk
door een geschoolde monteur controleren.
Lamp remsysteem
De lamp gaat branden wanneer
de parkeerrem wordt
ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Verlaag geleidelijk uw snelheid en
breng de auto tot stilstand zodra dit
veilig kan. Gebruik de remmen
voorzichtig.
55
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Instrumentenpaneel
Als de lamp tijdens het rijden gaat branden,
controleer dan of de parkeerrem niet is
ingeschakeld. Als de parkeerrem niet is
ingeschakeld, dan is er een storing
aanwezig. Laat het systeem onmiddellijk
door een geschoolde monteur controleren.
Controlelamp automatische
snelheidsregeling
De controlelamp gaat branden
wanneer u een snelheid heeft
ingesteld met behulp van de
snelheidsregeling. Zie Gebruik maken
van snelheidsregeling (bladzijde 108).
Richtingaanwijzer
Knippert bij ingeschakelde
richtingaanwijzers. Een
plotselinge toename van de
knipperfrequentie duidt op een defecte
gloeilamp. Zie Gloeilampen vervangen
(bladzijde 40).
Controlelamp portier niet goed
gesloten
De controlelamp gaat branden
wanneer u de auto op contact
heeft gezet en de portieren, de
motorkap of de achterklep niet goed zijn
gesloten.
Controlelampen motor
Controlelamp motorstoring
Controlelamp aandrijflijn
Alle modelvarianten
Als een van deze lampen gaat branden bij
een draaiende motor, dan duidt dit op een
storing. De motor blijft draaien maar levert
wellicht minder vermogen. Wanneer deze
tijdens het rijden knippert, minder dan
onmiddellijk snelheid. Blijft de lamp
knipperen, vermijd dan snel optrekken en
krachtig afremmen. Laat het systeem
onmiddellijk door een geschoolde monteur
controleren.
WAARSCHUWING
Laat deze storing onmiddellijk
controleren.
Als beide lampen samen gaan branden,
breng de auto dan zo snel mogelijk tot
stilstand wanneer dit veilig kan. Doet
u dit niet, dan kan dit leiden tot verminderd
vermogen en afslaan van de motor. Zet de
auto van contact en probeer de motor te
starten. Laat het systeem onmiddellijk door
een geschoolde monteur controleren als
de motor kan worden gestart. Als de motor
niet start, moet de auto worden
gecontroleerd alvorens de rit kan worden
voortgezet.
Controlelamp mistlampen, vóór
De controlelamp gaat branden
wanneer u de mistlampen, vóór
inschakelt.
56
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Instrumentenpaneel
Controlelamp voorgloeien
Zie Een dieselmotor starten
(bladzijde 85).
Controlelamp koplampen
De controlelamp gaat branden
wanneer u het dimlicht van de
koplamp, de zijlichten of de
achterlichten inschakelt.
Controlelamp hellingstart
Onder het rijden brandt deze
lamp tijdens activering van het
systeem. Als de auto op contact
is gezet en de controlelamp niet gaat
branden, dan geeft dit aan dat het systeem
is gedeactiveerd. Uw dealer kan het
systeem heractiveren. Tijdens een storing
wordt het systeem uitgeschakeld en
brandt de controlelamp niet onder het
rijden.
Controlelamp laadstroom
Als de controlelamp brandt
onder het rijden, dan duidt dit op
een storing. Schakel alle
onnodige stroomverbruikers uit. Laat het
systeem onmiddellijk door een geschoolde
monteur controleren.
Controlelamp laag
brandstofniveau
Wanneer deze lamp brandt, ga
dan zo spoedig mogelijk tanken.
De pijl naast het symbool van de pomp
duidt aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
Controlelamp grootlicht
De controlelamp gaat branden
wanneer u het grootlicht
inschakelt. De lamp knippert
wanneer u een lichtsignaal geeft.
Berichtenindicator
De controlelamp gaat branden
wanneer een nieuw bericht is
opgeslagen in de
informatiedisplay. Zie Infoberichten
(bladzijde 61).
Controlelamp oliedruk
WAARSCHUWING
Hervat uw reis niet wanneer de
controlelamp oliedruk gaat branden
terwijl het oliepeil correct is. Laat het
systeem onmiddellijk door een geschoolde
monteur controleren.
Wanneer de lamp na het starten
blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit op een
storing. Breng de auto tot stilstand zodra
dit veilig kan en zet de motor af. Controleer
het motoroliepeil. Zie Motorolie
controleren (bladzijde 137).
Controlelamp mistachterlicht
De controlelamp gaat branden
wanneer u de mistachterlichten
inschakelt.
57
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Instrumentenpaneel
Controlelamp onderhoudsbeurt
Auto's met dieselmotor
De controlelamp gaat branden
als onderhoud nodig is of er een
overmatige hoeveelheid
roetdeeltjes of drab in de olie aanwezig is.
Laat de motorolie zo spoedig mogelijk
verversen.
Uw dealer schakelt de controlelamp
onderhoudsbeurt uit nadat hij de
onderhoudsbeurt heeft uitgevoerd.
Controlelamp schakeling
De controlelamp brandt om aan
te geven dat schakelen naar een
hogere versnelling zuiniger is en
zorgt voor een lagere CO2-uitstoot. De
controlelamp brandt niet tijdens perioden
van hoge acceleraties, remmen of
intrappen van het koppelingspedaal.
Controlelamp stabiliteitsregeling
(ESP) en tractieregeling
N.B.: Wanneer het ESP systeem of het
tractieregelsysteem een storing vertoont,
schakelt het betreffende systeem
automatisch uit.
De controlelamp gaat branden
als een van de systemen is
geactiveerd. Wanneer de lamp
niet knippert of tijdens het rijden gaat
branden, duidt dit op een storing. Laat het
systeem onmiddellijk door een geschoolde
monteur controleren.
Wanneer u het ESP uitschakelt, gaat de
controlelamp branden. De lamp gaat uit
wanneer u het systeem weer inschakelt of
wanneer u het contact afzet.
Start/stop-indicatielamp
De lamp gaat branden wanneer
de motor automatisch is gestopt.
De lamp gaat knipperen om u te
laten weten wanneer de motor opnieuw
moet worden gestart. Zie Start/stop
knop gebruiken (bladzijde 87). Zie
Infoberichten (bladzijde 61).
Controlelamp water in brandstof
Auto's met dieselmotor
De controlelamp gaat branden
ingeval van overmatige
hoeveelheden water in het
brandstoffilter. Tap het water onmiddellijk
af. Zie Water in brandstoffilter
aftappen (bladzijde 139). Als de lamp gaat
branden nadat het water is afgetapt, dan
geeft dit aan dat onderhoud van het
brandstoffilter nodig is. Laat het systeem
onmiddellijk door een geschoolde monteur
controleren.
AKOESTISCHE
WAARSCHUWINGSSIGNALEN
EN -INDICATIES
Waarschuwing portier open
De gong voor geopend portier klinkt
wanneer u het contact aanzet en nog niet
alle deuren, de motorkap of de achterklep
goed zijn gesloten.
Informatiecentrum
Zie Persoonlijke instellingen (bladzijde
64).
58
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Instrumentenpaneel
ALGEMENE INFORMATIE
WAARSCHUWING
Stel omwille van de
verkeersveiligheid de functies alleen
in wanneer de auto stilstaat.
Met het Informatie Centrum en de
multifunctionele hendel aan de stuurkolom
kunnen verschillende systemen worden
geprogrammeerd.
Het Informatie Centrum geeft tevens
waarschuwingsberichten over storingen
of niet correct werkende systemen. Zie
Infoberichten (bladzijde 61).
Hoofdmenu
Overzicht van de schermen van het
hoofdmenu
De diverse submenu's kunnen via het
hoofdmenu worden bereikt.
59
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Infodisplays
Toetsen
Scroll met de draaiknop door het menu.
N.B.: Indien de geluidssignalen zijn
geactiveerd, klinkt telkens wanneer de knop
wordt ingedrukt een kort geluidssignaal.
Druk de SET en RESET toets in om een
submenu of het item dat u wilt instellen te
selecteren.
Kilometerteller
Dagteller
N.B.: De dagteller wordt op nul gezet
wanneer er een afstand van 1999,9
kilometer is bereikt.
Druk de SET en RESET toets minimaal
twee seconden in om de teller terug te
stellen.
Actieradius tot de brandstoftank
leeg is
N.B.: De waarde kan variëren naarmate de
rijomstandigheden veranderen.
Duidt bij benadering de afstand aan die
nog kan worden afgelegd voordat de tank
leeg is.
Gemiddeld brandstofverbruik
60
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Infodisplays
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik
aan vanaf het moment dat de functie op
nul werd teruggesteld.
Druk op de SET en RESET toets om de
meter terug te stellen.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid weer over
de laatste 1.000 kilometer (600 mijl) of
vanaf het moment dat de functie op nul
werd teruggesteld.
Druk op de SET en RESET toets om de
meter terug te stellen.
Buitentemperatuur
WAARSCHUWING
Zelfs wanneer de temperatuur tot
boven +4 ºC stijgt, is dit nog geen
garantie dat de weg vrij is van
gevaren die door plotselinge
weersveranderingen kunnen ontstaan.
Een waarschuwingssignaal klinkt bij de
volgende weersomstandigheden:
+4 ºC of lager: waarschuwing voor
opvriezen
0 ºC of lager: waarschuwing voor
ijsvorming
INFOBERICHTEN
Waarschuwingsberichten
Wanneer bepaalde
waarschuwingsberichten op het display
verschijnen moet u de SET en RESET
toets indrukken om de berichten te
bevestigen.
Sommige waarschuwingsberichten
worden vergezeld door een
waarschuwingslamp boven het display en
branden rood of oranje, afhankelijk van de
ernst van het probleem.
Wanneer een waarschuwingsbericht wordt
vergezeld door een waarschuwingslamp,
blijft deze branden.
61
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Infodisplays
BetekenisWaar-
schu-
wings-
lamp
Berichten
Schakel het contact uit voordat u uit het voertuig
stapt als het systeem de motor uitgeschakeld
heeft. Zie Start/stop knop gebruiken (bladzijde
87).
roodSCHAKEL CONTACT UIT
Storing aan de motor of gerelateerde systemen.
Stop zodra dit veilig kan en zet de motor onmiddel-
lijk af. Laat de motor door getrainde monteurs
controleren.
roodMOTOR SYST. STORING
Controleer het oliepeil. Stop zodra dit veilig kan
en zet de motor onmiddellijk af. Vul motorolie bij.
Zie Motorolie controleren (bladzijde 137).
roodOLIEPEIL LAAG
Er is water in de brandstof gevonden. Zie Water
in brandstoffilter aftappen (bladzijde 139).
roodWATER IN BRANDSTOF
Duidt aan dat onderhoud van het brandstoffilter
vereist is. Laat het systeem zo snel mogelijk door
een goed opgeleide en vakkundige monteur
controleren.
roodONDERHOUD
BRANDST.FILTER
De buitentemperatuur is lager dan 0 ºCroodBUITENTEMP. LAAG
De buitentemperatuur is lager dan +4 ºCoranjeBUITENTEMP. LAAG
Laat uw wagen door getrainde monteurs contro-
leren.
oranjeVERVERS OLIE NU
Controleer of alle portieren goed zijn gesloten.oranjePORT. OPEN SLUIT
PORT.
Het bestuurdersportier is open.oranjeBEST.PORT. OPEN
Het voorportier aan passagierszijde is open.oranjePAS. PORT. OPEN
Het achterportier aan bestuurderszijde is open.oranjeBEST. ACHTER PORT.
OPEN
Het achterportier aan passagierszijde is open.oranjePAS. ACHTER PORT.
OPEN
De laadruimte of de achterdeur is open.oranjeKOFFERKLEP OPEN
De motorkap is open.oranjeMOTORKAP OPEN
62
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Infodisplays
BetekenisWaar-
schu-
wings-
lamp
Berichten
Duidt aan dat de olie moet worden ververst.-OLIE VERVERSEN
BINNEN xx DAG
De wekker gaat af. Zie Persoonlijke instellingen
(bladzijde 64).
-*WEKKER* RESET V.
STOP
De motor moet weer worden gestart; druk een
pedaal in om te starten. Zie Start/stop knop
gebruiken (bladzijde 87).
-EEN PEDAAL INDRUKKEN
Selecteer neutraal om het systeem de motor weer
te laten starten. Zie Start/stop knop gebruiken
(bladzijde 87).
-VERSNELLING IN VRIJ
ZETTEN
Het start/stop-systeem werkt niet. Er moet
handmatig worden gestart.
-HANDM. STARTEN
VEREIST
63
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Infodisplays
PERSOONLIJKE
INSTELLINGEN
Overzicht van de schermen van het
hoofdmenu
Menu Persoonlijke instellingen
De volgende submenu's zijn in het Menu
Persoonlijke instellingen toegankelijk:
Taal
Tijd instellen
Wekker instellen
Weergave klok
Maateenheden
Gongsignalen bij berichten
Taal instellen
Er kan uit elf talen worden gekozen:
Engels (GB), Duits, Italiaans, Frans,
Spaans, Turks, Russisch, Nederlands,
Pools, Zweeds, Portugees.
Wanneer u een taal hebt geselecteerd,
draai dan de draaiknop om de instelling op
te slaan en het menu te verlaten.
Tijd instellen
Zie Klok (bladzijde 80).
64
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Infodisplays
HANDMATIGE
KLIMAATREGELING
Luchtverdeelknop
HoofdniveauA
BeenruimteB
VoorruitC
N.B.: Een kleine hoeveelheid lucht stroomt
altijd naar de voorruit.
Temperatuurregelknop
Aanjager
UitA
N.B.: Wanneer u de aanjager uitschakelt
kan de voorruit beslaan.
Gerecirculeerde lucht
Gerecirculeerde luchtA
BuitenluchtB
Voorruit snel ontdooien en
ontwasemen
Sluit alle luchtroosters voor maximale
luchttoevoer naar de voorruit. Schakel zo
nodig de ruitverwarming in. Zie
Verwarmde ruiten en spiegels (bladzijde
70).
Interieur snel verwarmen
68
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Klimaatregeling
Zet de luchtverdeelknop in de stand A en
kies toevoer van buitenlucht. Wanneer de
temperatuur hoger is dan 4 °C (39 °F),
schakelt de airconditioning automatisch
in. De controlelamp in de schakelaar
brandt in dit geval niet.
VERWARMDE RUITEN EN
SPIEGELS
Verwarmbare ruiten
N.B.: Als de omgevingstemperatuur zeer
laag en de motor koud is, dan wordt de
voorruitverwarming automatisch
ingeschakeld.
N.B.: Als start/stop actief is, stopt de motor
niet automatisch wanneer de verwarmde
ruiten reeds zijn ingeschakeld. Als de
schakelaar ruitverwarming wordt ingedrukt
nadat de motor automatisch is gestopt, dan
moet de motor opnieuw worden gestart.
Zie Start/stop knop gebruiken (bladzijde
87).
Voorruitverwarming
Achterruitverwarming
Schakel de ruitverwarming in om de voor-
of achterruit te ontdooien of ontwasemen.
De ruitverwarmingen werken alleen
wanneer de motor draait en worden
automatisch uitgeschakeld na een korte
periode.
Verwarmbare buitenspiegels
N.B.: Bij auto's zonder een schakelaar
ruitverwarming worden de verwarmbare
buitenspiegels automatisch ingeschakeld
wanneer de voorruit- of
achterruitverwarming wordt ingeschakeld.
In de elektrisch bedienbare buitenspiegels
is een verwarmingselement gemonteerd
dat het spiegelglas ontdooit of ontwasemt.
Na korte tijd schakelt de verlichting
automatisch uit.
EXTRA VERWARMING
Algemene informatie
WAARSCHUWINGEN
Schakel de programmeerbare
standverwarming niet in bij
tankstations, bij bronnen met
brandbare dampen of stoffen of in
afgesloten ruimtes.
Tank geen brandstof wanneer het
display van de programmeerbare
standverwarming is ingeschakeld.
N.B.: De programmeerbare
standverwarming schakelt automatisch uit
wanneer de accuspanning laag wordt.
N.B.: Alle symbolen op het display
knipperen wanneer de stroomtoevoer naar
de programmeerbare standverwarming
onderbroken is geweest. Onder deze
omstandigheden werkt de verwarming niet.
Zet het klokje gelijk.
N.B.: De programmeerbare
standverwarming schakelt bij storingen uit.
Laat het systeem door een deskundige
controleren.
Neem de volgende richtlijnen in acht:
70
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Klimaatregeling
Schakel de programmeerbare
standverwarming het gehele jaar
minimaal eenmaal per maand
ongeveer tien minuten in. Hierdoor
wordt voorkomen dat de
vloeistofpomp en de aanjagermotor
gaan vastzitten.
Om corrosie te voorkomen moet de
koelvloeistof in uw auto het gehele jaar
door minstens 10 % antivries bevatten.
Om luchtbellen te voorkomen moet u
ervoor zorgen dat het koelvloeistofpiel
zicht tussen het MAX en MIN
merkteken op het reservoir bevindt. Zie
Motorkoelvloeistof controleren
(bladzijde 137).
De aanjager van de programmeerbare
standverwarming wordt ingeschakeld
zodra de koelvloeistof een bepaalde
temperatuur heeft bereikt. In deze
stand heeft de omgevingstemperatuur
gaan invloed.
Wij continu gebruik van de
standverwarming, registreert deze de
omgevingstemperatuur. Wanneer deze
hoger is dan 5 °C wordt de
programmeerbare standverwarming
niet ingeschakeld.
De programmeerbare standverwarming
werkt onafhankelijk van de verwarming
van de auto door het koelvloeistofcircuit
van de motor te verwarmen. Hij wordt door
de brandstoftank van energie voorzien. U
kunt het systeem ook tijdens het rijden
gebruiken om het interieur sneller te laten
opwarmen.
Het is mogelijk dat bij ingeschakelde
programmeerbare standverwarming er
uitlaatgassen onder de zijkanten van de
auto vrijkomen. Dit is normaal.
Werkingsprincipe
Voor ingebruikneming
LET OP
Wanneer de aanjagerschakelaar in
een andere stand dan stand één
wordt gezet, heeft dit een kortere
levensduur van de accu of zelfs een lege
accu tot gevolg.
Voordat de verwarming wordt
ingeschakeld of geprogrammeerd moeten
de volgende instellingen worden
voorbereid:
Zet de temperatuurregelknop van het
standaard verwarmingssysteem op
maximum.
Zet de aanjagerschakelaar in stand 1.
Schakel voor het afzetten van het
contact de recirculatiestand in. Wacht
minimaal vijf seconden met het sluiten
van de luchtroosters van het
ventilatiesysteem.
Zet alle luchtroosters in de cabine
open.
Instellen van de tijd
71
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Klimaatregeling
Druk de toets A langer dan drie seconden
ingedrukt en houd hem ingedrukt tot de
tijdsaanduiding op het display knippert.
Druk de toetsen B en D binnen vijf
seconden in om de tijd in te stellen. Houd
de betreffende toets ingedrukt om de
tijdsaanduiding snel te veranderen.
Verwarmingsduur programmeren
LET OP
De aanbevolen instelling is 30
minuten. Langere tijden verkorten de
levensduur van de accu of kunnen
zelfs een lege accu tot gevolg hebben.
N.B.: De verwarmingsduur voor van te voren
ingestelde tijden en de verwarmingsmodi
kunnen voor 10 tot 120 minuten worden
ingesteld.
Druk de toets A langer dan drie seconden
ingedrukt en houd hem ingedrukt tot de
tijdsaanduiding op het display knippert.
Wacht vijf seconden tot het
verwarmingssymbool verschijnt en de
verwarmingsduur knippert.
Druk de toetsen B en D in om de
verwarmingsduur in te stellen.
Druk na het instellen van de
verwarmingsduur op toets A. Het display
geeft nu de tijd weer met een knipperende
dubbele punt.
Verwarming uitschakelen
Druk op de toets met het
verwarmingssymbool. De verwarming blijft
nog drie minuten werken en schakelt
vervolgens uit. Het display duidt nu de tijd
aan.
Geprogrammeerde verwarmingsmodus
De verwarming kan op elk gewenst
moment voor de geprogrammeerde
tijdsduur worden ingeschakeld. Druk op
toets C. Het display wordt verlicht en toont
de resterende verwarmingstijd en het
verwarmingssymbool.
72
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Klimaatregeling
Stoel draaien
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de stoelen en de
rugleuningen goed vastzitten en
volledig zijn vergrendeld.
LET OP
Draai de stoel alleen naar het midden
van de auto en niet richting het portier.
ACHTERBANK
WAARSCHUWINGEN
Gebruik tijdens het rijden de
achterbank niet als bed.
Zorg ervoor dat de stoelen en de
achterbanken goed vastzitten en
volledig zijn vergrendeld.
Zorg er bij het omhoog klappen van
de rugleuningen voor dat de gordels
zichtbaar zijn voor de inzittende en
niet achter de bank bekneld raken.
Een rugleuningdeel naar voren
kantelen
Complete rugleuning naar voren
kantelen
Rugleuning naar voren kantelen:
1. Trek de lussen naar beneden en houd
ze in deze stand.
2. Druk de rugleuning naar voren.
77
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Stoelen
Stel de hoofdsteun zo in, dat de bovenzijde
ervan gelijkligt met de bovenzijde van uw
hoofd.
Hoofdsteun verwijderen
Druk de knoppen in en verwijder de
hoofdsteun.
VERWARMDE STOELEN
N.B.: Start de motor om de
stoelverwarming in te schakelen
N.B.: De verwarming kan alleen opnieuw
geactiveerd worden als de stoeltemperatuur
is afgenomen tot minder dan 26 °C.
De stoelverwarming bereikt zijn maximum
temperatuur na vijf tot zes minuten. Het
systeem wordt automatisch uitgeschakeld.
79
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Stoelen
KLOK
Auto's met klok in de audio- of
navigatie-unit
Raadpleeg voor gedetailleerde instructies
hoe de klok moet worden ingesteld de
afzonderlijke handleiding van de audio-unit
of de navigatie-unit.
Uitvoeringen met een
instrumentengroep van het lage
uitrustingsniveau
N.B.: U hooft een kort signaal wanneer de
klok is ingesteld.
N.B.: Houd de toets van de klok langer dan
een seconde ingedrukt om te wisselen
tussen de 12 en 24 uurs modus.
1. Zet de contactsleutel in stand II.
2. Houd de toets langer dan drie
seconden ingedrukt, tot de
tijdsaanduiding op het display gaat
knipperen.
3. Druk de toets in om de tijd in te stellen.
Houd de toets ingedrukt om de tijd
versneld in te stellen.
Uitvoeringen met een
instrumentengroep van het hoge
uitrustingsniveau
1. Scroll naar dit display. Druk op SET en
RESET en houd deze ingedrukt. De dag
begint te knipperen. Instellen met de
draaiknop.
2. Druk op de SET en RESET toets om
de instelling te bevestigen en ga naar
de maand.
3. Ga op dezelfde wijze te werk voor het
instellen van het jaar, de uren en
minuten.
Na het instellen en indrukken van de SET
en RESET toetsen, worden de tijd en
datum opgeslagen.
KAARTJESHOUDERS
AANSTEKER
LET OP
Wanneer u het aansluitpunt gebruikt
terwijl de motor niet draait, wordt
hierdoor de accu ontladen.
Houd het verwarmingselement van
de aansteker niet ingedrukt.
N.B.: U kunt het elektrische aansluitpunt
gebruiken voor 12 volt accessoires met een
maximum vermogen van 20 ampère.
Gebruik alleen Ford stekkers of stekkers die
geschikt zijn voor gebruik in SAE
gestandaardiseerde aansluitingen.
80
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Gemaksfuncties
Druk het verwarmingselement in om de
aansteker te laten gloeien. Hij springt
automatisch in de oorspronkelijke stand
terug.
Voor locatie: Zie In één oogopslag
(bladzijde 9).
ASBAK
EXTRA VOEDINGSAAN-
SLUITINGEN
WAARSCHUWING
Indien gebruikt terwijl de motor niet
draait, wordt hierdoor de accu
ontladen. Er is wellicht onvoldoende
vermogen om de motor opnieuw te starten.
N.B.: Alleen gebruiken voor 12 volt
accessoires met een maximum vermogen
van 20 ampère. Gebruik alleen Ford stekkers
of stekkers die geschikt zijn voor gebruik in
SAE gestandaardiseerde aansluitingen.
BEKERHOUDERS
81
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Gemaksfuncties
WAARSCHUWINGEN
Plaats tijdens het rijden geen hete
dranken in de bekerhouders.
Gebruik het tafeltje niet tijdens het
rijden.
Plaats geen glazen voorwerpen in de
bekerhouders.
OPBERGRUIMTES
Opbergruimte boven de voorruit
WAARSCHUWING
Plaats geen zware voorwerpen in de
opbergruimte boven de voorruit.
Opbergvak op dashboard
FLESSENHOUDER
WAARSCHUWING
Plaats geen glazen voorwerpen in de
flessenhouder.
82
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Gemaksfuncties
VLOERMATTEN
WAARSCHUWING
Wanneer de vloermatten worden
gebruikt, zorg dan dat de
vloermatten correct worden
vastgemaakt met de correcte
bevestigingselementen, zodat de matten
geen invleod hebben op de bediening van
de pedalen.
AANSLUITING AUXILIARY
INGANG
Zie de afzonderlijke audiohandleiding.
USB-POORT
Zie Verbinding (bladzijde 237).
83
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Gemaksfuncties
WERKING
ECO-systeem
WAARSCHUWING
Voor auto's met
start/stop-schakelaar verschillen de
accuvereisten. De accu moet worden
vervangen door een accu met exact
dezelfde specificatie als de originele.
Het systeem bestaat uit een
start/stop-schakelaar en een
snelheidsbegrenzer. Deze combinatie
verlaagt het brandstofverbruik en de
CO2-emissies door de motor uit te
schakelen wanneer de auto stationair
draait, bijvoorbeeld bij verkeerslichten. De
motor wordt opnieuw gestart wanneer de
bestuurder het koppelingspedaal intrapt
en wanneer een voertuigsysteem dit
aanvraagt, bijvoorbeeld voor het laden van
de accu. Het systeem begrenst tevens de
voertuigsnelheid tot 110 km/u. Zie
Automatische snelheidsbegrenzer
(ASL) (bladzijde 110).
Om maximaal voordeel uit het systeem te
halen, moet de keuzehendel in de neutrale
stand worden gezet en het
koppelingspedaal bij een stop van langer
dan drie seconden worden losgelaten.
START/STOP KNOP
GEBRUIKEN
WAARSCHUWINGEN
Indien het systeem dit vereist, kan de
motor automatisch opnieuw worden
gestart. De motor wordt alleen
automatisch opnieuw gestart wanneer een
van de pedalen wordt ingetrapt. Als geen
pedaal wordt ingetrapt, gaat de
start/stop-indicatielamp knipperen en
wordt een bericht weergegeven in de
display.
WAARSCHUWINGEN
Schakel het contact uit voordat de
motorkap wordt geopend of
onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd.
Schakel altijd het contact uit voordat
u uit de auto stapt, want het systeem
kan de motor wel uitgeschakeld
hebben, maar het contact is nog steeds
ingeschakeld.
Het systeem werkt wellicht niet
wanneer extra energieverbruikers
blijven aangesloten bij afgezet
contact.
N.B.: Het systeem werkt alleen wanneer de
motor de normale bedrijfstemperatuur heeft
bereikt en de buitentemperatuur tussen 0
°C en 40 °C ligt.
N.B.: Als u de motor laat afslaan en
vervolgens binnen vijf seconden het
koppelingspedaal intrapt, dan wordt de
motor automatisch opnieuw gestart.
N.B.: De start/stop-indicatielamp brandt
groen wanneer de motor wordt
uitgeschakeld. Zie Waarschuwings- en
indicatielampen (bladzijde 54).
N.B.: Als het systeem een storing heeft
geregistreerd wordt dit uitgeschakeld. De
OFF-lamp op de ECO-schakelaar brandt
permanent. Als de lamp blijft branden na
een ontstekingscyclus, dan moet het
systeem worden gecontroleerd door een
geschoolde monteur.
N.B.: Wanneer u het systeem heeft
uitgeschakeld, is de schakelaar verlicht.
N.B.: Het systeem wordt geactiveerd in
combinatie met de snelheidsbegrenzer. Zie
Automatische snelheidsbegrenzer (ASL)
(bladzijde 110).
87
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Start/stop knop
VEILIGHEIDSMAATREGELEN
WAARSCHUWINGEN
Stop met tanken nadat het
vulpistool voor de tweede keer is
afgeslagen. Alle brandstof die u dan
nog toevoegt vult de expansieruimte in de
brandstoftank, hetgeen er toe kan leiden
dat de brandstof overstroomt. Het morsen
van brandstof kan gevaarlijk zijn voor
andere weggebruikers.
Vermijd open vuur of hittebronnen in
de nabijheid van het
brandstofsysteem. Het
brandstofsysteem staat onder druk.
Wanneer het brandstofsysteem lekt,
bestaat het gevaar van verwonding.
BRANDSTOFKWALITEIT -
BENZINE
LET OP
Gebruik geen gelode benzine of
benzine met additieven die andere
metallische bestanddelen (bijv. op
mangaan gebaseerd) bevat. Deze kunnen
het emissiesysteem beschadigen.
N.B.: Gebruik uitsluitend brandstof van
hoge kwaliteit zonder additieven of andere
toevoegingen.
Gebruik ongelode benzine met een
minimum octaangetal van 95 die voldoet
aan de specificatie EN 228, of een
equivalent volgens nationale specificatie.
Uw auto is geschikt voor ethanolmengsels
tot 10% (E5 en E10).
BRANDSTOFKWALITEIT -
DIESEL
WAARSCHUWING
Meng de dieselolie niet met olie,
benzine of andere vloeistoffen. Deze
kunnen een chemische reactie
veroorzaken.
LET OP
Voeg geen kerosine, paraffine of
petroleum aan de dieselolie toe. Deze
kunnen het brandstofsysteem
beschadigen.
Gebruik dieselolie die voldoet aan de
specificatie EN 590, of de
betreffende nationale specificatie.
N.B.: We adviseren alleen brandstof van
hoge kwaliteit te gebruiken.
N.B.: Het gebruik van niet door Ford
goedgekeurde additieven of andere
motorbehandelingen worden door Ford
afgeraden.
N.B.: Wij raden het langdurig gebruik van
additieven af die vlokvorming moeten
voorkomen.
Opslaan voor de lange termijn
De meeste dieselbrandstoffen bevatten
biodiesel; wanneer uw voertuig lange tijd
niet wordt gebruikt (meer dan twee
maanden), dan wordt aanbevolen de tank
enkel met diesel op aardoliebasis (indien
beschikbaar) te vullen of een antioxidant
aan de biodiesel toe te voegen. Uw dealer
kan u helpen met een geschikte
antioxidant.
89
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Brandstof en tanken
TANKEN
LET OP
Probeer niet de motor te starten
wanneer u de tank met de onjuiste
brandstofsoort hebt gevuld. Hierdoor
kan de motor worden beschadigd. Laat het
systeem onmiddellijk door een geschoolde
monteur controleren.
BRANDSTOFVERBRUIK
De CO2 waarden en de
brandstofverbruikcijfers zijn afgeleid van
laboratoriumtests volgens EEC richtlijn
80/1268/EEC en aanvullingen daarop.
Deze richtlijnen worden door alle
automobielfabrikanten aangehouden.
Deze gegevens zijn bedoeld voor het
vergelijken van merken en modellen. Ze
zijn niet bedoeld als weergave van het
werkelijke brandstofverbruik van uw
wagen. Het werkelijke brandstofverbruik
wordt door vele factoren bepaald,
waaronder de rijstijl, rijden met hoge
snelheden, starten/stoppen, gebruik van
de airconditioning, de gemonteerde
accessoires, rijden met een aanhanger, enz.
Uw Ford dealer dient u gaarne van advies
hoe u het brandstofverbruik kunt verlagen.
TECHNISCHE SPECIFICATIE
Brandstofverbruikscijfers
CO2-emissie
Gecombi-
neerd
BuitenwegStadsverkeer
Variant
g/km
l/100 km
(mpg)
l/100 km
(mpg)
l/100 km
(mpg)
234 - 244
8,9 (31,9) -
9,2 (30,6)
7,5 (37,7) -
7,9 (35,8)
11,2 (25,2) -
11,5 (24,6)
Kombi 2.4L DuraTorq-TDCi
74 kW (100 pk), asreductie:
4,78
225 - 230
8,5 (33,1) -
8,7 (32,4)
7,2 (39,2) -
7,4 (38,2)
10,8 (26,2) -
11,0 (25,7)
Kombi 2.4L DuraTorq-TDCi
74 kW (100 pk), asreductie:
3,73 - handgeschakelde 6-
versnellingsbak, met DPF
250 - 261
9,5 (29,8) -
9,9 (28,6)
8,0 (35,3) -
8,4 (33,6)
12,0 (23,5) -
12,4 (22,8)
Kombi 2.4L DuraTorq-TDCi
74 kW (100 pk), asreductie:
5,11
254 - 259
9,6 (29,4) -
9,8 (28,8)
8,1 (34,9) -
8,3 (34,0)
12,2 (23,2) -
12,4 (22,8)
Kombi 2.4L DuraTorq-TDCi
74kW (100 pk), asreductie:
4,27 - handgeschakelde 6-
versnellingsbak, met DPF
91
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Brandstof en tanken
N.B.: Wanneer u het systeem uitschakelt,
dan wordt het systeem automatisch
geheractiveerd als de snelheid hoger is dan
60 km/u (37 mph).
Druk de schakelaar opnieuw in om het
systeem in te schakelen. Telkens wanneer
u het contact aan zet wordt het systeem
automatisch ingeschakeld.
Voor locatie: Zie In één oogopslag
(bladzijde 9).
99
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Stabiliteitsregeling
WERKING
Het tractieregelsysteem verbetert de
tractie wanneer een wiel doorspint bij
snelheden tot 40 km/h (25 mph). Wanneer
een wiel begint door te spinnen wijzigt het
tractieregelsysteem de druk naar de
remklauw van dat wiel tot het stopt met
doorspinnen.
GEBRUIK MAKEN VAN
AANDRIJFREGELING
Het traction control systeem is
operationeel wanneer u het contact
aanzet.
De controlelamp van het traction control
systeem knippert wanneer het systeem in
werking is. Geef rustig gas tot het
doorspinnende wiel weer grip heeft.
Het traction control systeem schakelt
tijdelijk uit wanneer het buitensporig vaak
binnen een korte tijd wordt ingeschakeld.
Dit is normaal en heeft geen invloed op het
remsysteem.
Bij uitgeschakeld ESP blijft het traction
control systeem werken. De controlelamp
in de instrumentengroep knippert in dit
geval niet.
100
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Aandrijfregeling
Het systeem deactiveren
Voer voor het activeren van het systeem
één van de volgende stappen uit:
Trek de handrem aan.
Open een willekeurig portier (inclusief
de laaddeuren).
Rij weg de helling op zonder de
handrem aan te trekken.
Wacht twee tot drie seconden tot het
systeem automatisch wordt
gedeactiveerd.
Als het systeem is geactiveerd in een
vooruitversnelling, selecteer dan de
achteruitversnelling.
Als het systeem is geactiveerd in de
neutrale versnelling, laat dan het
koppelingspedaal los.
Als het systeem is geactiveerd in een
achteruitversnelling, selecteer dan de
neutrale versnelling.
De groene lamp wordt gedoofd.
Het systeem uitschakelen
Uw dealer kan deze functie indien nodig
permanent uitschakelen.
102
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Regeling voor bergop rijden
WERKING
WAARSCHUWING
Ondanks de parkeerhulp bent u
verplicht voorzichtig en aandachtig
te rijden.
LET OP
Uitvoeringen met een trekhaakmodule
die niet door ons is goedgekeurd,
kunnen obstakels niet correct
detecteren.
Bij zware regenval of andere
omstandigheden waardoor
verstorende reflecties ontstaan is het
mogelijk dat de sensoren bepaalde
voorwerpen niet 'zien'.
De sensoren kunnen voorwerpen met
een oppervlak de ultrasone
geluidsgolven absorberen niet 'zien'.
De parkeerhulp detecteert geen
obstakels die van de wagen af
bewegen. Deze worden alleen kort
nadat zij opnieuw naar de wagen toe
bewegen gedetecteerd.
Wees bijzonder voorzichtig wanneer
u met een gemonteerde
trekhaakkogel of accessoires zoals
een fietsdrager achteruitrijdt, omdat de
parkeersensor alleen de afstand vanaf de
bumper tot het obstakel meet.
Wanneer u een hogedrukspuit
gebruikt om uw auto te wassen, spuit
dan kort op de sensoren vanaf een
afstand van niet minder dan 20 centimeter
(8 inch).
N.B.: Bij wagens met een afneembare
trekhaakkoppeling wordt de parkeerhulp
automatisch uitgeschakeld wanneer een
van de aanhangerlampen (of verlichting)
wordt aangesloten op de 13 pins
stekkerdoos via een door ons goedgekeurde
trekhaakmodule.
N.B.: Houd de sensoren vrij van vuil, ijs en
sneeuw. Reinig de sensoren niet met
scherpe voorwerpen.
N.B.: Wanneer de parkeerhulp een signaal
registreert dat op dezelfde frequentie wordt
uitgezonden als de sensoren gebruiken, of
wanneer de auto maximaal is beladen, kan
een vals signaal worden gegeven.
N.B.: De buitenste sensoren kunnen de
zijmuren van een garage detecteren.
Wanneer de afstand tussen de buitenste
sensor en de muur gedurende drie seconden
constant blijft, wordt het akoestisch signaal
uitgeschakeld. Wanneer u doorrijdt, kunnen
de binnenste sensoren objecten achter de
auto detecteren.
PARKEERHULP
WAARSCHUWING
Ondanks de parkeerhulp bent u
verplicht voorzichtig en aandachtig
te rijden.
De parkeerhulp wordt automatisch
geactiveerd wanneer u bij aangezet
contact de achteruit inschakelt.
U hoort een onderbroken signaal wanneer
de afstand tussen de achterbumper en een
obstakel ca. 150 cm bedraagt of ca. 50 cm
aan de zijkanten. Wanneer de afstand
kleiner wordt, volgen de signalen elkaar
sneller op. Een voortdurend signaal
weerklinkt op een afstand van minder dan
30 centimeter tot de achterbumper.
103
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Parkeerhulp
Display achteruitkijkcameraA
Achteruitkijkcamera - achterklepB
Achteruitkijkcamera - laaddeurC
Achteruitkijkcamera activeren
LET OP
Het kan voorkomen dat de camera
voorwerpen die zich te dicht bij de
wagen bevinden niet kan registreren.
Schakel de achteruitversnelling in met
ingeschakeld contact. De afbeelding wordt
op het scherm weergegeven.
De camera werkt wellicht niet correct
onder de volgende omstandigheden:
Donkere gebieden.
Fel licht.
Als de buitentemperatuur snel toe- of
afneemt.
Als de camera nat is (bijvoorbeeld
tijdens regen of een hoge vochtigheid).
Als het zicht van de camera is
geblokkeerd (bijvoorbeeld door
modder).
Display gebruiken
LET OP
Voorwerpen boven de camera worden
niet weergegeven. Controleer indien
nodig het gebied achter de auto.
Markeringen worden alleen gebruikt
als algemene richtlijn en worden
berekend voor auto's met een
maximale belading op een egaal wegdek.
N.B.: Bij achteruitrijden met een aanhanger
geven de lijnen op het scherm de
autorichting aan en niet de richting van de
aanhanger.
De lijnen geven een geprojecteerde route
van de auto en de afstand vanaf de
buitenspiegels en de achterbumper aan.
106
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Achteruitkijkcamera
WERKING
Met cruise control (automatische
snelheidsregeling) kunt u met behulp van
de schakelaars op het stuurwiel de
rijsnelheid instellen. Cruise control werkt
vanaf snelheden van 30 km/h.
GEBRUIK MAKEN VAN
SNELHEIDSREGELING
WAARSCHUWING
Schakel onder drukke
verkeersomstandigheden, op
trajecten met veel bochten en op
gladde wegen cruise control niet in.
Cruise control inschakelen
N.B.: Het systeem is gereed op de snelheid
in te stellen.
Snelheid instellen
Druk de schakelaar in om de huidige
snelheid op te slaan en aan te houden. De
controlelamp van de cruise control gaat
branden. Zie Waarschuwings- en
indicatielampen (bladzijde 54).
Ingestelde snelheid veranderen
WAARSCHUWING
Wanneer u een heuvel afrijdt, kan de
snelheid hoger worden dan de
ingestelde snelheid. Het systeem
stelt niet de remmen in werking. Schakel
terug en druk op de SET- schakelaar om
het systeem te helpen de ingestelde
snelheid te handhaven.
N.B.: Wanneer u het gaspedaal indrukt,
verandert de ingestelde snelheid niet.
Wanneer u het gaspedaal loslaat, gaat de
auto weer met de eerder ingestelde snelheid
rijden.
108
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Snelheidsregeling (Cruise Control)
INRIJDEN
Banden
WAARSCHUWING
Nieuwe banden hebben een
inlooptijd van ongeveer 500
kilometer. Gedurende deze periode
kan de auto een andere rijkarakteristiek
vertonen.
Remmen en koppeling
WAARSCHUWING
Vermijd indien mogelijk intensief
gebruik van de remmen en de
koppeling gedurende de eerste 150
kilometer in de stad en gedurende de
eerste 1500 kilometer op snelwegen.
Motor
LET OP
Rijd niet te snel gedurende de eerste
1500 kilometer. Varieer uw snelheid
regelmatig en schakel tijdig op. Laat
de motor niet zwoegen.
GEREDUCEERD
MOTORVERMOGEN
Uw wagen kan zonder de motor te
beschadigen korte tijd doorrijden wanneer
de motor oververhit is. De motor levert dan
minder vermogen. De afstand die u kunt
afleggen is afhankelijk van de
buitentemperatuur, de belading van de
wagen en het omgeving waarin u rijdt.
Wanneer de naald naar het bovenste
gebied beweegt, is de motor oververhit.
Zie Meters (bladzijde 52).
Wanneer de temperatuur blijft stijgen zorgt
het systeem ervoor dat de
brandstoftoevoer naar de motor wordt
gereduceerd. De airconditioning (indien
gemonteerd) wordt uitgeschakeld en de
koelventilateur wordt ingeschakeld.
LET OP
Wordt te lang doorgereden, dan
neemt de motortemperatuur nog
verder toe en zal de motor volledig
worden uitgeschakeld.
Breng uw auto tot stilstand zodra dit
kan.
Zet onmiddellijk de motor af om
ernstige beschadiging te voorkomen.
Laat de motor eerst afkoelen.
Controleer het koelvloeistofpeil. Zie
Motorkoelvloeistof controleren
(bladzijde 137).
Laat de auto onmiddellijk door een
deskundige controleren.
VOORZORGSMAATREGELEN
VOOR KOUDE
WEERSOMSTANDIGHEDEN
De werking van sommige componenten
en systemen kan worden beïnvloed bij
temperaturen lager dan -30 °C.
115
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Tips voor het rijden
EERSTEHULPSET
Bus
Voor een EHBO-doos is ruimte onder de
stoel op de tweede rij.
Gesloten bestelwagen, Kombi,
Chassis Cabine, uitvoering met
open laadbak
Voor de gevarendriehoek is ruimte in het
opbergvak op het portier aan
bestuurderszijde.
GEVARENDRIEHOEK
In de kaartenbak op het bestuurdersportier
bevindt zich een ruimte voor het opbergen
van een gevarendriehoek.
NOODUITGANG
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de imperiaal en de
lading erop de nooduitgang niet
afdekken. Vraag uw dealer voor
advies over imperiaals die voor uw wagen
geschikt zijn.
Breek in geval van nood het glas met de
hamer.
116
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Wat te doen bij pech
Aansluitkast aan passagierszijde N.B.: Tijdens het aanbrengen moet een klik
hoorbaar zijn bij het laten aangrijpen van
beide klemmen.
Aansluitkast in
motorcompartiment
Voor locatie: Zie Onderhoud (bladzijde
131).
119
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Zekeringen
EEN ZEKERING VERVANGEN
WAARSCHUWINGEN
Wijzig de elektrische installatie van
uw auto op geen enkele wijze. Laat
reparaties aan de elektrische
installatie en het vervangen van relais en
zekeringen voor hoge stroomsterktes door
goed getrainde monteurs uitvoeren.
Zet het contact af en schakel alle
elektrische onderdelen uit voordat u
probeert een zekering te vervangen
of deze aanraakt.
LET OP
Vervang een doorgeslagen zekering
door een exemplaar met hetzelfde
vermogen.
N.B.: U kunt een doorgeslagen zekering
herkennen aan de gebroken smeltdraad.
N.B.: Alle zekeringen, behalve zekeringen
voor hoge stroomsterktes, zijn zogenaamde
steekzekeringen.
SPECIFICATIE-OVERZICHT ZEKERINGEN
Voorschakel-zekeringkast
120
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Zekeringen
Beveiligde circuitsKleurAmpèreZekering
Startmotor en dynamogrijs3501
Voeding aansluitkast passagierszijde - startre-
levant/aansluitkast passagierszijde KL15 voor
start/stop
geel602
Voeding aansluitkast motorcompartiment -
niet startrelevant
blauw1003
Voorruitverwarming, rechterzijdegroen404
Voeding standaard relaiskast - niet startrele-
vant
blauw1005
Voorruitverwarming, linkerzijdegroen406
Voeding aansluitkast passagierszijde - niet
startrelevant
geel607
Aansluitpuntgeel608
Aansluitpuntgeel609
Aansluitpuntgeel6010
Geschakelde circuitsRelais
Tweede onderbrekingsschakelaar accuR1
121
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Zekeringen
Aansluitkast in
motorcompartiment
Beveiligde circuitsKleurAmpèreZekering
Koelventilateurgeel6011
Voeding trekhaak en trekhaakmodule
(KL30)
roze3012
Pomp van ABS en ESPgroen4013
Wordt niet gebruikt--14
Gloeibougiesgeel6015
Relais contactslot (KL15 #3geel6016
Vrijgave startmotorroze3017
Voeding ontsteking (KL15) naar aansluitkast
passagierszijde (auto's zonder start/stop)
groen4018
Wordt niet gebruikt (auto's met start/stop)--18
Wordt niet gebruikt--19
ABS, ESP, sensor stuurhoek, voeding
giersensor (KL30)
rood1020
Kleppen en regeleenheid ABS en ESPnaturel2521
Wordt niet gebruikt--22
122
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Zekeringen


Produkt Specifikationer

Mærke: Ford
Kategori: Personbil
Model: Transit - sept 2011 - dec 2013

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til Ford Transit - sept 2011 - dec 2013 stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig