Niko 350-20062 Manual

Niko Smart hjem 350-20062

Læs gratis den danske manual til Niko 350-20062 (22 sider) i kategorien Smart hjem. Denne vejledning er vurderet som hjælpsom af 11 personer og har en gennemsnitlig bedømmelse på 4.8 stjerner ud af 6 anmeldelser. Har du et spørgsmål om Niko 350-20062, eller vil du spørge andre brugere om produktet?

Side 1/22
PM350-20062R13315 nv Niko sa Industriepark West 40, BE-9100 Sint-Niklaas, Belgium — tel. +32 3 778 90 00 — fax +32 3 777 71 20 — e-mail: support@niko.bewww.niko.eu NL
350-20062
1
Lees de volledige handleiding vóór installatie en ingebruikneming. Bewaar deze handleiding
zorgvuldig voor later gebruik.
1. BESCHRIJVING
De aanwezigheidsmelder 360° (DALI/DSI) bestaat uit een integrale unit met sturing van twee DALI- of
DSI-bussen, een bewegingssensor (PIR of passief infraroodtechnologie), een lichtsensor en een geïntegreerde
IR-ontvanger. Alle externe units zoals drukknoppen en verlichtingsarmaturen zijn rechtstreeks aangesloten op de
aanwezigheidsmelder die rechtstreeks op het plafond gemonteerd wordt.
Je kunt de aanwezigheidsmelder installeren en bedienen op basis van de fabrieksinstellingen. Voor een optimale
lichtsturing wordt het aanbevolen de fabrieksinstellingen aan te passen aan de omgevingsomstandigheden en
specifieke verlichtingsvereisten. De instellingen kun je aanpassen via de IR-afstandsbediening (niet bijgeleverd)
(350-20064).
2. INSTALLATIE
2.1. Aansluiting
Gevaar: Installeer de aanwezigheidsmelder niet onder spanning. Sluit het toestel pas na volledige installatie
aan op de netspanning.
Raadpleeg het aansluitschema (fig. 1).
Voor de opsplitsing van zones raadpleeg je het basis kringschema (fig. 2).
Je moet de DALI- of DSI-bus en drukknop installeren als een hoogspanningsinstallatie.
2.2. Montage
Tip: Installeer de aanwezigheidsmelder niet in direct zonlicht of in de buurt van warmtebronnen (radiatoren) of
luchtstromen (ventilatie of airconditioning) (fig. 3). Dit kan de sensor ongewenst activeren.
1. a. Bij rechtstreekse montage op het plafond (fig. 4A) gebruik je gaten met een tussenafstand van
105 mm. De kabeldoorvoer moet 45° gedraaid zijn tegenover de bevestigingsgaten.
b. In geval van montage op een inbouwdoos (fig. 4B) gebruik je de daartoe voorziene gaten
met een tussenafstand van 60 mm, waarbij je de afdekkap opendrukt. Installeer de kabel voorzichtig
volgens de instructies voor een vaste installatie.
2. Duw de sensor op de klemmenstrook op de basis en draai de schroef vast (fig. 5).
3. Stel de aanwezigheidsmelder in (fig. 6) en test het toestel (zie rubrieken 4.1. en 4.2.).
4. Verklein het detectiegebied, indien gewenst (fig. 7).
5. Installeer de afdekkap (fig. 5).
3. INSTELLINGEN
3.1. Fabrieksinstellingen
De parameters van de aanwezigheidsmelder zijn bij levering als volgt ingesteld:
Parameter Fabrieksinstelling
toepassing manueel
lichtgevoeligheid op tafelhoogte in zone 1 300 lux
hysteresis op lichtgevoeligheid 20%
lichtniveau van de oriëntatieverlichting 5%
factor voor zone 2 100% van zone 1 (= 300 lux)
uitschakelvertraging 10 min
uitschakelvertraging van de oriëntatieverlichting 1 min
DALI-fadefactor 0 (0 – 15 volgens DALI-norm)
instelling van luxwaarde en uitschakelvertraging via IR-afstandsbediening
uitgang DALI-bus
3.2. Dipswitches
Figuur 6 toont hoe je de dipswitches moet instellen afhankelijk van de toepassing.
Dipswitch Toepassing
1 Je kiest ervoor om de luxwaarde (LUX) en de
uitschakelvertraging (TIME) in te stellen via de
potentiometers of de IR-afstandsbediening.
2
Je kiest tussen DALI- of DSI-daglichtsturing.
3 en 4
Je stelt de gevoeligheid van de bewegingssensor in:
minimaal, laag, hoog of maximaal.
3.3. Indicatieleds
Werking Betekenis
De rode indicatieled knippert. De aanwezigheidsmelder detecteert aanwezigheid
in testmode.
De groene indicatieled knippert. De drukknop of IR-afstandsbediening is geactiveerd.
Als je op de toetsen van de IR-afstandsbediening
drukt terwijl de sensor niet geblokkeerd is en de
groene indicatieled niet knippert, betekent dit dat
de sensor zijn minimale of maximale instellingen al
bereikt heeft.
De blauwe indicatieled licht op. De testmode is geselecteerd.
De blauwe indicatieled knippert. Tijdens het instellen van de lichtgevoeligheid wijst
dit op oververlichting.
4. IR-AFSTANDSBEDIENING
Met de IR-afstandsbediening (fig. 8) kun je de verlichting in- of uitschakelen en dimmen, een andere
toepassing selecteren, een test uitvoeren of andere parameters ingeven.
4.1. Functietoetsen
Toets Functie
Je de verlichting in zones 1 en 2 op schakelt
hetzelfde moment .in
De verlichting blijft ingeschakeld zolang er activiteit
is en de uitschakelvertraging geactiveerd is.
Je
schakelt
de verlichting in zones 1 en 2 op
hetzelfde moment
uit
.
De verlichting blijft uitgeschakeld zolang er activiteit
is en de uitschakelvertraging geactiveerd is.
Druk op deze toets om de verlichting in zones 1
en 2 op hetzelfde moment
op
te
dimmen
. Als je
nogmaals drukt, zet je het dimmen stop.
De verlichting blijft ingeschakeld zolang er activiteit
is en de uitschakelvertraging geactiveerd is.
Druk op deze toets om de verlichting in zones 1 en
2 op hetzelfde moment
neer
te
dimmen
. Als je
nogmaals drukt, zet je het dimmen stop.
De verlichting blijft uitgeschakeld zolang er activiteit
is en de uitschakelvertraging geactiveerd is.
Je schakelt over op
daglichtafhankelijke
verlichting
. De verlichting blijft ingeschakeld
zolang er activiteit is en de uitschakelvertraging en
oriëntatieverlichtingsvertraging geactiveerd zijn.
Het detectiegebied wordt getest door de
geïntegreerde bewegingssensor te activeren voor de
wandeltest
:
- De verlichting wordt gedurende vijf seconden
ingeschakeld en de rode indicatieled knippert
telkens wanneer de sensor activiteit detecteert.
- De blauwe indicatieled brandt zolang de sensor in
testmode staat.
-
Het toestel keert na vijf minuten automatisch terug
naar de besturingsmode als je de testmode vergeet
af te sluiten.
Tijdens de wandeltest werkt de lichtsensor niet.
- Druk op om de te automatische toepassing
selecteren. Je schakelt de manuele toepassing uit.
- Druk op om de manuele toepassing
te selecteren. Je schakelt de automatische
toepassing uit.
Na je keuze begint de sensor met een zachte start
voor een correcte initialisatie.
Je schakelt de .indicatieled in of uit
4.2. Insteltoetsen
Toets Functie
- Je gebruikt de rode toetsen uitsluitend bij de
opstart om de in referentiepunten in zone 1
te stellen.
- Met deze rode toetsen stel je het gewenste
lichtniveau voor zone 1 (50 – 1500 lux) in op
tafelhoogte.
- Per druk op de toets verhoog of verlaag je het
lichtniveau met 50 lux.
- Bij het instellen wordt de verlichting ingeschakeld
om het gekozen lichtniveau te tonen.
- Je gebruikt de oranje toetsen uitsluitend bij de
opstart om in te referentiepunten in zone 2
stellen.
- Met deze oranje toetsen stel je de
helderheidsvoorwaarden (lichtniveau)
(10 – 200%) in op tafelhoogte, in voor zone 2
vergelijking met zone 1.
- Per druk op de toets verhoog of verlaag je het
lichtniveau met 5%.
- Bij het instellen wordt de verlichting ingeschakeld
om het gekozen lichtniveau te tonen.
- Met deze blauwe toetsen stel je de
uitschakelvertraging voor zone (1 – 60 min)
1 in.
- Per druk op de toets verhoog of verlaag je de
uitschakelvertraging met 1 minuut of 10 minuten.
NL nv Niko sa Industriepark West 40, BE-9100 Sint-Niklaas, Belgium — tel. +32 3 778 90 00 — f ax +32 3 777 71 20 — e-mail: support@niko.be — www.niko.eu PM350-20062R13315
350-20062
2
- Met deze blauwe toetsen stel je de
uitschakelvertraging voor de (1 – 60 min)
oriëntatieverlichting in.
- Per druk op de toets verhoog of verlaag je de
uitschakelvertraging met 1 minuut of 10 minuten.
- Met deze toetsen stel je de (0 – 15) fadetijd voor
DALI-spoelen of verlichtingsarmaturen in.
- Per druk op de toets verhoog of verlaag je de
fadetijd met 1.
Tip: Je moet de fadefactor verhogen als de
verlichtingsarmaturen knipperen tijdens de
overgangsfase.
Tip: Het wordt aanbevolen deze instelling op 0 te
laten staan om te voorkomen dat dit beschouwd
wordt als een vertraging tussen het moment waarop
de deurknop wordt ingedrukt en het moment
waarop er een zichtbare verandering is in de
verlichting.
- Met deze toetsen stel je de positieve hysteresis
op de lichtgevoeligheid voor het (10 – 100%)
lichtniveau in.
- Per druk op de toets verhoog of verlaag je de
hysteresis met 10%.
- Met deze toetsen stel je het lichtniveau van de
oriëntatieverlichting (5 – 100%) in.
- Per druk op de toets verhoog of verlaag je het
lichtniveau met 5%.
- Het toestel keert terug naar de
fabrieksinstellingen.
- De sensor begint met een zachte start voor een
correcte initialisatie.
- De volgende waarden worden verstuurd naar de
DALI-spoelen:
- faalniveau1 = 254
- activeringsniveau2 = 0 (uitgeschakeld)
- fadetijd3 = 0
1 Wanneer een DALI-controller losgekoppeld wordt of bij een slechte werking, schakelt de verlichting over naar
zijn maximaal niveau (254).
2 Wanneer je het toestel activeert, zorgt deze parameter ervoor dat de verlichting niet plots ingeschakeld wordt.
3 De tijd dat de verlichting van 0 naar 100% gaat. Het aanbevolen niveau is 0 (anders duurt dit te lang).
5. INGEBRUIKNEMING VAN DE AANWEZIGHEIDSMELDER
5.1. Manuele ingebruikneming via de LUX-potentiometer
Stap Actie Gevolg
1. Zet dipswitch 1 op ON. Je kunt nu de luxwaarde manueel instellen.
2. Draai de LUX-potentiometer helemaal naar links
(minimale instelling).
De blauwe indicatieled begint te knipperen.
3. Draai de LUX-potentiometer helemaal naar
rechts (maximale instelling).
De blauwe indicatieled begint na enkele
seconden te knipperen.
4. Draai de LUX-potentiometer opnieuw helemaal
naar links (minimale instelling).
a. De groene indicatieled knippert eenmaal.
b. De sensor schakelt de verlichting in zones
1 en 2 in, waarna het maximale lichtniveau
bereikt wordt.
c. De verlichting in zone 1 wordt gedimd, en
vervolgens uitgeschakeld in zones 1 en 2.
d. De verlichting in zone 2 wordt ingeschakeld,
waarna het maximale lichtniveau bereikt
wordt.
e. De verlichting in zone 2 wordt gedimd. Na
ongeveer twee minuten wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld en vervolgens
opnieuw ingeschakeld op het minimale
lichtniveau.
5. Stel de gewenste luxwaarde in met de
LUX-potentiometer.
De sensor slaat deze luxwaarde op na 30
seconden.
5.2. Ingebruikneming via de IR-afstandsbediening met de fabrieksinstellingen
Stap Actie Gevolg
1. Zet dipswitch 1 op OFF (fabrieksinstelling). Je kunt nu de luxwaarde instellen met de
IR-afstandsbediening.
2. Druk driemaal op . De sensor wordt gedeblokkeerd en de groene
indicatieled knippert eenmaal.
3.
Druk op .
a. De sensor schakelt de verlichting in zones
1 en 2 in, waarna het maximale lichtniveau
bereikt wordt.
b. De verlichting in zone 1 wordt gedimd, en
vervolgens uitgeschakeld in zones 1 en 2.
c. De verlichting in zone 2 wordt ingeschakeld,
waarna het maximale lichtniveau bereikt
wordt.
d. De verlichting in zone 2 wordt gedimd. Na
ongeveer twee minuten wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
4. Druk op . De sensor wordt opnieuw geblokkeerd en keert
terug naar de besturingsmode. Het toestel werkt
nu volgens de nieuwe instellingen.
5.3. Ingebruikneming via de IR-afstandsbediening met kalibrering (sweep)
Om de aanwezigheidsmelder in te stellen volgens de specifieke lichtbehoeften in een bepaalde ruimte, moet je de
IR-afstandsbediening gebruiken. Hiervoor heb je ook een onafhankelijke luxmeter nodig. Met behulp van de luxmeter
stuur je de referentiewaarden door naar de sensor, zodat het effect van het inschakelen van de verlichting op het
lichtniveau nauwkeurig gemeten en ingesteld wordt. Volg de onderstaande stappen om de sensor correct in te
stellen.
Lichtniveau in zone 1 instellen
Stap Actie Gevolg
1. Zet dipswitch 1 op OFF (fabrieksinstelling). Je kunt nu het toestel instellen met de IR-
afstandsbediening.
2. Druk driemaal op . De sensor wordt gedeblokkeerd en de groene
indicatieled knippert eenmaal.
3.
Druk op .
a. De sensor schakelt de verlichting in zones
1 en 2 in. Na twee minuten (opwarming van
de fluorescentielampen) is het maximale
lichtniveau bereikt. Tijdens dit proces knippert
de groene indicatieled.
b. Als de groene indicatieled dooft, gaat
de (sweep) van : de kalibrering start
verlichting in zone 2 wordt uitgeschakeld
en de verlichting in zone 1 wordt in stappen
neergedimd en dan uitgeschakeld. Hierna
wordt de verlichting in zone 2 in stappen
neergedimd en vervolgens uitgeschakeld.
c. Zodra de kalibrering afgerond is, brandt de
rode indicatieled en wordt de verlichting in
beide zones ingeschakeld.
4. Plaats onder de sensor centraal in zone 1 een
luxmeter op tafelhoogte (ongeveer 85 cm boven
de grond).
5. Druk op of .
Je stelt het in eerste referentiepunt in zone 1
op een zo laag mogelijk lichtniveau (bv. 300 lux).
Opmerking: Het lichtniveau moet zo dicht
mogelijk de vaste waarden op de IR-
afstandsbediening benaderen.
6. Druk op de toets met de waarde die het dichtst
aanleunt bij het eerste referentiepunt (bv. ).
De rode indicatieled dooft en de blauwe
indicatieled brandt. De luxwaarde is ingesteld.
7. Druk op of .
Je stelt het tweede referentiepunt in zone
1 in op een zo hoog mogelijk lichtniveau (bv.
700 lux).
Opmerking: Het lichtniveau moet zo dicht
mogelijk de vaste waarden op de IR-
afstandsbediening benaderen.
8. Druk op de toets met de waarde die het dichtst
aanleunt bij het tweede referentiepunt
(bv. ).
De blauwe indicatieled dooft, en de rode en
blauwe indicatieleds branden tegelijkertijd. De
luxwaarde is ingesteld en de verlichting in zone
2 wordt uitgeschakeld.
9. Druk op of .
Je stelt het derde referentiepunt in zone
1 in op een zo hoog mogelijk lichtniveau (bv.
600 lux).
Opmerking: Het lichtniveau moet zo dicht
mogelijk de vaste waarden op de IR-
afstandsbediening benaderen.
10. Druk op de toets met de waarde die het dichtst
aanleunt bij het derde referentiepunt (bv. ).
De rode en blauwe indicatieleds doven, en de
groene indicatieled brandt. De luxwaarde is
ingesteld.
11. Druk op de toets met de waarde die het dichtst
aanleunt bij de gewenste luxwaarde (bv.
voor 300 lux).
Je stelt de gewenste luxwaarde voor zone 1
in op tafelhoogte.
De groene indicatieled dooft en de rode
indicatieled brandt. De luxwaarde is ingesteld
en de verlichting in zone 2 wordt opnieuw
ingeschakeld.
12.
Druk op
als je uitsluitend zone 1
gebruikt of als het gewenste lichtniveau in
zone 2 gelijk moet zijn aan dat van zone 1.
Ga meteen verder naar stap 21.
Lichtniveau in zone 2 instellen
Stap Actie Gevolg
13. Plaats onder de sensor centraal in zone 2 een
luxmeter op tafelhoogte (ongeveer 85 cm boven
de grond).


Produkt Specifikationer

Mærke: Niko
Kategori: Smart hjem
Model: 350-20062

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til Niko 350-20062 stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig




Smart hjem Niko Manualer

Niko

Niko 450-00068 Manual

30 September 2024
Niko

Niko 101-69531 Manual

21 September 2024
Niko

Niko 101-69601 Manual

20 September 2024
Niko

Niko 100-69500 Manual

13 September 2024
Niko

Niko 550-14090 Manual

13 September 2024
Niko

Niko 170-79500 Manual

10 September 2024
Niko

Niko 101-79500 Manual

30 August 2024
Niko

Niko 170-65X01 Manual

8 August 2024
Niko

Niko 350-10011 Manual

2 August 2024
Niko

Niko 170-65X04 Manual

1 August 2024

Smart hjem Manualer

Nyeste Smart hjem Manualer