Yamaha BW 50N (2006) Manual

Yamaha Scooter BW 50N (2006)

Læs gratis den danske manual til Yamaha BW 50N (2006) (66 sider) i kategorien Scooter. Denne vejledning er vurderet som hjælpsom af 11 personer og har en gennemsnitlig bedømmelse på 4.9 stjerner ud af 6 anmeldelser. Har du et spørgsmål om Yamaha BW 50N (2006), eller vil du spørge andre brugere om produktet?

Side 1/66
HANDLEIDING
2B6-F8199-D0
CW50 / CW50L / CW50N
INLEIDING
DAU10110
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de CW50/CW50L/CW50N profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van
producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw
CW50/CW50L/CW50N. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de scooter, terwijl ook
wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn,
aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU10150
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
OPMERKING:
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze scooter en moet altijd bij de scooter blijven, ook als
deze later wordt verkocht.
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan er soms sprake zijn
van kleine verschillen tussen uw scooter en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente
productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA10030
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE SCOOTER GAAT GEBRUIKEN.
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
Wanneer de instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit lei-
den tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de bestuurder, omstanders of degene die de scoo-
ter inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP geeft aan dat er speciale voorzorgsmaatregelen moeten worden ge-
troffen om schade aan de scooter te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of
verhelderen.
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAUM1010
CW50/CW50L/CW50N
HANDLEIDING
©2004 door MBK INDUSTRIE
1e Uitgave, februari 2004
Alle rechten voorbehouden
Elke vorm van herdruk of onbevoegd ge-
bruik
zonder schriftelijke toestemming van
MBK INDUSTRIE
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Frankrijk.
INHOUDSOPGAVE
VEILIGHEIDSINFORMATIE ..............1-1
Andere aandachtspunten voor veilig
motorrijden ..................................1-4
BESCHRIJVING ................................2-1
Aanzicht linkerzijde..........................2-1
Aanzicht rechterzijde .......................2-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN
EN BEDIENINGEN .............................3-1
Contactslot/stuurslot .......................3-1
Controle- en
waarschuwingslampjes ...............3-2
Snelheidsmeterunit
(CW50/CW50L)............................3-3
Snelheidsmeterunit (CW50N)..........3-4
Brandstofniveaumeter
(CW50/CW50L)............................3-4
Stuurschakelaars ............................3-4
Voorremhendel ...............................3-5
Achterremhendel ............................3-5
Tankdop en dop van het
oliereservoir voor 2-takt
injectiesmering ............................3-6
Brandstof ........................................3-6
Uitlaatkatalysator ............................3-7
2-takt injectiesmering ......................3-8
Kickstarter .......................................3-8
Bevestigingssteun ..........................3-8
Zadel ...............................................3-9
Slotcompartiment ............................3-9
Bagagehaak ................................. 3-10
Afstellen van de schokdemperunit
(alleen model CW50L)............... 3-10
CONTROLES VOOR HET
STARTEN........................................... 4-1
Controlelijst voor gebruik ................ 4-2
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE .............................. 5-1
Starten van een koude motor ......... 5-1
Wegrijden ....................................... 5-2
Sneller en langzamer rijden ........... 5-2
Remmen ......................................... 5-2
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................ 5-3
Inrijperiode ..................................... 5-3
Parkeren ......................................... 5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
KLEINERE REPARATIES ................. 6-1
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema .................... 6-2
Verwijderen en aanbrengen van de
stroomlijn- en framepanelen ....... 6-5
Controleren van de bougie ............. 6-6
Versnellingsbakolie ........................ 6-7
Reinigen van het
luchtfilterelement ......................... 6-8
Afstellen van de carburateur .......... 6-9
Speling van de gaskabel
afstellen ...................................... 6-9
Banden ........................................ 6-10
Gietwielen .................................... 6-12
Vrije slag van voorremhendel
afstellen .................................... 6-12
Vrije slag van achterremhendel
afstellen .................................... 6-12
Controleren van voorremblokken
en achterremschoenen ............. 6-13
Controleren van
remvloeistofniveau ................... 6-14
Verversen van remvloeistof ......... 6-15
Controleren en smeren van
kabels ....................................... 6-15
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel .............. 6-15
Smeren van voor- en
achterremhendels ..................... 6-16
Controleren en smeren van de
middenbok................................ 6-16
Voorvork controleren ................... 6-16
Controle van stuursysteem .......... 6-17
Controleren van wiellagers .......... 6-17
Accu ............................................. 6-18
Zekering vervangen ..................... 6-19
Koplampgloeilamp vervangen ..... 6-20
Gloeilamp in remlicht/achterlicht
vervangen ................................. 6-20
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen ................................. 6-21
INHOUDSOPGAVE
Problemen oplossen .....................6-21
Storingzoekschema ......................6-22
VERZORGING EN STALLING VAN
DE SCOOTER ....................................7-1
Verzorging ......................................7-1
Stalling ............................................7-3
SPECIFICATIES ................................8-1
GEBRUIKERSINFORMATIE..............9-1
Identificatienummers ......................9-1
1-1
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
DAU10260
SCOOTERS ZIJN TWEEWIELIGE VOER-
TUIGEN. HUN VEILIG GEBRUIK EN
WERKING ZIJN AFHANKELIJK VAN JUIS-
TE RIJTECHNIEKEN EN VAN DE DES-
KUNDIGHEID VAN DE BESTUURDER.
ELKE BESTUURDER MOET BEKEND
ZIJN MET DE VOLGENDE VEREISTEN
ALVORENS MET DEZE SCOOTER TE
GAAN RIJDEN.
HIJ OF ZIJ MOET:
DOOR EEN COMPETENTE INFOR-
MATIEBRON GRONDIG ZIJN INGE-
LICHT OVER ALLE ASPECTEN VAN
SCOOTERRIJDEN.
ZICH HOUDEN AAN DE WAAR-
SCHUWINGEN EN ONDERHOUD-
SEISEN VERMELD IN HET
INSTRUCTIEBOEKJE VOOR DE EI-
GENAAR.
GRONDIG GETRAIND ZIJN IN VEILI-
GE EN CORRECTE RIJTECHNIE-
KEN.
GEBRUIK MAKEN VAN PROFES-
SIONELE TECHNISCHE SERVICE,
ZOALS AANGEGEVEN IN HET IN-
STRUCTIEBOEKJE EN/OF WAN-
NEER DE MECHANISCHE
CONDITIES DIT VEREISEN.
Veilig rijden
Controleer de machine altijd voor u
gaat rijden. Een zorgvuldige controle
kan een ongeval helpen voorkomen.
Deze scooter is gebouwd voor het ver-
voer van de bestuurder plus een pas-
sagier.
Het niet opmerken en herkennen van
scooters door andere weggebruikers
vormt de belangrijkste oorzaak van
auto/scooter ongevallen. Vaak worden
ongevallen veroorzaakt doordat een
autobestuurder de scooter niet heeft
gezien. Zorg dat u opvalt, dat blijkt het
meest effectief om het risico op een
dergelijk type ongeval te verminderen.
Dus:
Draag een jack in felle kleuren.
Wees extra voorzichtig bij het nade-
ren en passeren van kruisingen,
daar doen ongelukken met scooters
zich namelijk het meest voor.
Ga daar rijden waar andere wegge-
bruikers u kunnen zien. Ga niet rij-
den in de dode zichthoek van een
andere weggebruiker.
Bij veel ongevallen zijn onervaren be-
stuurders betrokken. Vaak waren bij
een ongeval betrokken bestuurders
zelfs niet in het bezit van een geldig rij-
bewijs.
Zorg dat u bekwaam bent om te rij-
den en leen uw machine alleen uit
aan ervaren scooterrijders.
Weet wat u wel en niet aankunt.
Door rekening te houden met uw
beperkingen helpt u ongelukken
voorkomen.
We raden aan om het scooterrijden
te oefenen op plekken waar geen
verkeer is, totdat u grondig bekend
bent met de scooter en zijn bedie-
ning.
Ongelukken worden vaak veroorzaakt
door een fout van de scooterbestuur-
der. Veel bestuurders houden bij het
ingaan van een bocht een TE HOGE
RIJSNELHEID aan of rijden te lang
rechtop (onvoldoende schuinleggen
bij de bewuste rijsnelheid), zodat de
bocht dan te wijd word genomen.
Neem altijd de maximum snelheid in
acht en rijd nooit sneller dan de
wegcondities en het verkeer toe-
staan.
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-2
1
Geef altijd richting aan voordat u af-
slaat of van rijstrook wisselt. Zorg
dat andere weggebruikers u kunnen
zien.
De zithouding van de bestuurder en de
passagier is belangrijk voor een goede
besturing.
De bestuurder moet tijdens het rij-
den beide handen aan het stuur
houden en beide voeten op de voet-
plaat, om zo de macht over het stuur
te behouden.
De passagier hoort steeds de be-
stuurder, de zadelband of de hand-
greep, indien aanwezig, met beide
handen vast te houden en beide
voeten op de passagiersvoetsteu-
nen te houden.
Neem nooit een passagier mee die
niet in staat is om beide voeten ste-
vig op de passagiersvoetsteunen te
zetten.
Rijd nooit onder invloed van alcohol of
andere drugs.
Deze scooter is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. De
scooter is niet bedoeld voor off-road
gebruik.
Beschermende kleding
Scooterongelukken met dodelijke afloop
betreffen meestal hoofdletsel. Het dragen
van een helm is de belangrijkste factor bij
het voorkomen of reduceren van hoofdlet-
sel.
Draag altijd een goedgekeurde helm.
Draag ook een gezichtskap of een vei-
ligheidsbril. De rijwind in uw niet-afge-
schermde ogen kan het zicht
verslechteren, zodat u gevaren te laat
zou opmerken.
Door een jack, stevige schoenen, een
lange broek, handschoenen e.d. te
dragen verkleint u de kans op schaaf-
wonden of ontvellingen.
Draag nooit loszittende kleding, deze
kan blijven haken aan schakelhand-
grepen of door de wielen worden ge-
grepen en zo een ongeval of letsel
veroorzaken.
Raak nooit de motor of het uitlaatsys-
teem aan terwijl de motor draait. Deze
onderdelen worden zeer heet en kun-
nen zo brandwonden veroorzaken.
Draag altijd beschermende kleding die
uw benen, enkels en voeten bedekt.
De hierboven vermelde voorzorgs-
maatregelen gelden ook voor passa-
giers.
Technische wijzigingen
Door het aanbrengen van technische wijzi-
gingen die niet door Yamaha zijn goedge-
keurd, of door originele onderdelen te
verwijderen, kan deze scooter onveilig wor-
den in het gebruik en ernstig persoonlijk let-
sel veroorzaken. Door dergelijke
wijzigingen kan het gebruik van uw scooter
ook onwettig worden.
Bagage en accessoires
Het monteren van accessoires of het ver-
voer van bagage kan een negatief effect
hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag
als hierdoor de gewichtsverdeling van de
scooter verandert. Wees uiterst voorzichtig
bij het monteren van accessoires of het be-
laden van uw scooter, om zo mogelijke on-
gevallen te vermijden. Pas extra op
wanneer u op een scooter rijdt die beladen
is of waaraan accessoires zijn gemonteerd.
Hier volgen enkele algemene richtlijnen bij
het beladen van de scooter of het monteren
van accessoires:
Beladen
Het totale gewicht van de bestuurder, pas-
sagier, accessoires en bagage mag de
maximale gewichtlimiet van 185 kg (408 lb)
niet overschrijden. Let op het volgende
wanneer u tot deze gewichtslimiet belaadt:
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-3
1
Het zwaartepunt van bagage en ac-
cessoires moet zo laag mogelijk liggen
en zo dicht mogelijk nabij de scooter.
Zorg dat het gewicht zo gelijkmatig
mogelijk aan beide zijden van de scoo-
ter wordt verdeeld, om zo onbalans of
instabiliteit te beperken.
Als gewicht gaat schuiven kan zich
een plotselinge onbalans voordoen.
Controleer voordat u gaat rijden of ac-
cessoires en bagage stevig aan de
scooter zijn bevestigd. Controleer de
bevestigingspunten voor accessoires
en bagage regelmatig.
Bevestig nooit omvangrijke of zware
goederen aan het stuur, de voorvork of
het voorwielspatbord. Dergelijke items
kunnen een instabiel weggedrag of
een te trage reactie op het stuur ver-
oorzaken.
Accessoires
Originele Yamaha accessoires werden spe-
ciaal ontworpen voor montage aan deze
scooter. Yamaha is niet in staat om alle ove-
rige leverbare accessoires te testen. U bent
dus zelf verantwoordelijk voor de juiste keu-
ze, installatie en gebruik van niet-Yamaha
accessoires. Wees zorgvuldig bij de keuze
en installatie van accessoires.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “ ”Beladen .
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
scooter. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruiken,
om zeker te zijn dat het de grondspe-
ling of de hellinghoek op geen enkele
manier vermindert, de veerweg, de
stuuruitslag of de bediening beperkt of
lampen of reflectors afdekt.
Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit ver-
oorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aërody-
namische effecten. Accessoires
aan het stuur of nabij de voorvork
moeten zo licht mogelijk zijn en tot
een minimum worden beperkt.
Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aërodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
scooter. De scooter kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind insta-
biel worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt of
door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires noodzaken
de bestuurder om een andere dan
de normale zitpositie in te nemen.
Zon verkeerde zitpositie beperkt de
bewegingsvrijheid van de bestuur-
der en kan een comfortabele bedie-
ning hinderen, zodat we dergelijke
accessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de scooter
te boven gaan, kan zich een gevaarlij-
ke elektrische storing voordoen waar-
door de verlichting of de motor uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen
BENZINE IS ZEER GEMAKKELIJK
ONTVLAMBAAR:
Zet de motor altijd af als u benzine
tankt.
Pas op en mors tijdens het tanken
geen benzine op de motor of op het
uitlaatsysteem.
Tank niet terwijl u rookt of in de na-
bijheid bent van open vuur.
Start de motor nooit in een afgesloten
ruimte en laat hem dan niet draaien.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
al heel snel bewusteloosheid of dode-
BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
2
8 7
3 4 5 61
9
4 5 6
CW50N
1. Handgreep (pagina 5-2)
2. Oliereservoirdop (pagina 3-6)
3. Tankdop (pagina 3-6)
4. Gasgreep (pagina 6-9)
5. Schakelaar rechterstuurzijde (pagina 3-4)
6. Voorremhendel (pagina 3-5)
7. Bagagehaak (pagina 3-8)
8. Slotcompartiment (pagina 3-9)
9. Bevestigingssteun (pagina 3-8)
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
3
DAU10460
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAU10640
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom en de motor kan worden ge-
start. De sleutel kan niet worden uitgeno-
men.
OPMERKING:
De koplamp, de instrumentenverlichting en
het achterlicht gaan automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart.
DAU10660
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU10670
CONTROLE “
Het waarschuwingslampje 2-takt injectie-
smering moet gaan branden. (Zie pagina
3-2.)
DAU10680
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “ ”-stand in en
draai hem dan naar de “ ”-stand.
Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
“ ” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
WAARSCHUWING
DWA10060
Draai de contactsleutel nooit naar
of naar terwijl de machine rijdt; elek-
trische systemen worden dan afgescha-
keld en mogelijk zult u zo de macht over
het stuur verliezen of een ongeval ver-
oorzaken. Zorg altijd dat de machine stil-
staat voordat u de sleutel naar of
naar “ ” draait.
PUSH
OPEN
ZAUM0253
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU11001
Controle- en
waarschuwingslampjes
CW50/CW50L
CW50N
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“ ” en “ ” (CW50/CW50L)
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11020
Controlelampje richtingaanwijzers
“ ” (CW50N)
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11180
Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje brandt als de
sleutel in de “ ”-stand staat of als het olie-
niveau in het oliereservoir voor 2-takt injec-
tiesmering bij draaiende motor te laag staat.
Als het waarschuwingslampje bij draaiende
motor gaat branden, stop dan direct en vul
het oliereservoir met Yamalube 2 of gelijk-
waardige 2-takt injectiesmering met ofwel
JASO klasse “ ”FC of met de ISO klassen
” “ EG-C of EG-D . Het waarschuwings-
lampje moet doven nadat het oliereservoir
voor 2-takt injectiesmering is bijgevuld.
OPMERKING:
Vraag een Yamaha dealer het elektrisch cir-
cuit te controleren als het waarschuwings-
lampje niet gaat branden als de sleutel in de
“ ”-stand staat of niet dooft nadat de olie in
het oliereservoir voor 2-takt injectiesmering
is bijgevuld.
LET OP:
DCA10010
Gebruik de machine alleen als u weet dat
het motorolieniveau voldoende hoog is.
1. Controlelampje linker richtingaanwijzers
“ ”
2. Controlelampje rechter richtingaanwijzers
“ ”
3. Controlelampje grootlicht “ ”
4. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
1 2
34
ZAUM0554
1. Controlelampje brandstofniveau “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
4. Controlelampje richtingaanwijzers “ ”
1 2 3 4
ZAUM0522
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAUM1570
Waarschuwingslampje “ ”
brandstofniveau (CW50N)
Dit waarschuwingslampje gaat branden en
de laatste twee segmenten van de brand-
stofniveaumeter beginnen te knipperen
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 0.6 L (0.17 US gal) (0.14
Imp.gal). Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
OPMERKING:
Voorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
Het elektrisch circuit van het waar-
schuwingslampje controleert u als
volgt.
Draai de sleutel naar “ ”. Als het waar-
schuwingslampje niet gaat branden, vraag
dan een Yamaha dealer het elektrisch cir-
cuit te testen.
DAU11620
Snelheidsmeterunit
(CW50/CW50L)
Alleen voor Verenigd Koninkrijk
De snelheidsmeterunit is voorzien van een
snelheidsmeter en een kilometerteller. De
snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid.
De kilometerteller toont de totale afgelegde
afstand.
ZAUM0524
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
1 2
ZAUM0555
1 2
ZAUM0590
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAUM1590
Snelheidsmeterunit (CW50N)
De snelheidsmeterunit is voorzien van een
snelheidsmeter, een kilometerteller en een
brandstofniveaumeter. De snelheidsmeter
toont de actuele rijsnelheid. De kilometertel-
ler toont de totale afgelegde afstand. De
brandstofniveaumeter geeft aan hoe veel
brandstof in de tank aanwezig is. (Zie pagi-
na 3-2 voor uitleg over de werking van het
waarschuwingslampje brandstofniveau.)
DAU12110
Brandstofniveaumeter
(CW50/CW50L)
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
naald beweegt naar “ ”E (Empty) naarmate
het brandstofniveau daalt. Wanneer de
aanwijsnaald bij E staat, is er nog ca. 1.2
L (0.32 US gal) (0.26 Imp.gal) brandstof in
de tank aanwezig. Vul in dat geval zo snel
mogelijk brandstof bij.
OPMERKING:
Voorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
DAU12342
Stuurschakelaars
Links
Rechts
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
3. Brandstofniveaumeter
1 2 3
ZAUM0523
1. Brandstofniveaumeter
1
ZAUM0556
1. Claxonschakelaar “ ”
2. Richtingaanwijzerschakelaar “ ”/
3. Dimlichtschakelaar “ ”/
1. Startknop “ ”
1 2 3
ZAUM0557
1
ZAUM0473
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
DAU13200
Tankdop en dop van het
oliereservoir voor 2-takt
injectiesmering
De tankdop en de dop van het oliereservoir
voor 2-takt injectiesmering bevinden zich
onder het zadel. (Zie pagina 3-9.)
Tankdop
Om de tankdop te verwijderen wordt deze
linksom gedraaid en dan losgenomen.
Om de tankdop aan te brengen wordt deze
rechtsom gedraaid.
Dop oliereservoir voor 2-takt injectie-
smering
De dop van het oliereservoir voor 2-takt in-
jectiesmering wordt los getrokken om te
verwijderen.
Om de dop van het oliereservoir voor 2-takt
injectiesmering aan te brengen wordt deze
vast gedrukt in de reservoiropening.
WAARSCHUWING
DWA10140
Controleer alvorens te gaan rijden of de
tankdop en de dop van het oliereservoir
voor 2-takt injectiesmering correct zijn
aangebracht.
DAU13210
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brand-
stoftank tot onderaan de vulpijp zoals ge-
toond.
WAARSCHUWING
DWA10880
Overvul de brandstoftank niet, an-
ders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.
Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
1. Tankdop
2. Oliereservoirdop
1 2
ZAUM0560
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
1
2
ZAUM0020
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
LET OP:
DCA10070
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebren-
gen aan de lak of aan kunststof onderde-
len.
DAU13270
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 91 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-
vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskosten
beperkt.
DAU13440
Uitlaatkatalysator
Deze machine heeft een uitlaatkatalysator
die gemonteerd is in de uitlaatdemper.
WAARSCHUWING
DWA10860
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Controleer of het uit-
laatsysteem is afgekoeld alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voe-
ren.
LET OP:
DCA10700
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand of
andere schaderisico s te voorkomen.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzi-
ne. Bij gebruik van loodhoudende
benzine zal onherstelbare schade
worden toegebracht aan de uitlaat-
katalysator.
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlamvat.
Laat de motor niet te lang aaneen
stationair draaien.
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE LOOD-
VRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
5.3 L (1.40 US gal) (1.17 Imp.gal)
Brandstofreserve:
CW50 1.2 L (0.32 US gal) (0.26
Imp.gal)
CW50L 1.2 L (0.32 US gal) (0.26
Imp.gal)
CW50N 0.6 L (0.17 US gal) (0.14
Imp.gal)
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
DAU13460
2-takt injectiesmering
Controleer of voldoende olie aanwezig is in
het oliereservoir voor 2-takt injectiesmering.
Vul indien nodig de voorgeschreven 2-takt
injectiesmering bij.
OPMERKING:
Controleer of de dop op het oliereservoir
voor 2-takt injectiesmering correct is aange-
bracht.
DAUS1050
Kickstarter
Trap om de motor te starten het kickstartpe-
daal licht omlaag totdat de tandwielen aan-
grijpen en trap het pedaal dan soepel maar
krachtig omlaag.
DAUT1040
Bevestigingssteun
Om diefstal te voorkomen kan de scooter
via de bevestigingssteun aan een vast-
staand object zoals een lantaarnpaal of hek
worden vastgemaakt.
Als u de scooter met een ketting- of ka-
belslot wilt vastzetten, zet u de scooter op
de middenbok, haalt u de ketting of kabel
door de bevestigingssteun en om het vast-
staande object heen, en doet u de ketting of
kabel op slot.
WAARSCHUWING
DWAT1020
Let erop dat u het ketting- of kabelslot
verwijdert voordat u gaat rijden, want an-
ders kan de scooter omslaan en schade
of letsel veroorzaken.
Aanbevolen olie:
Yamalube 2 of gelijkwaardige 2-takt
injectiesmeerolie (JASO grade “ ”FC
of ISO grades “ ”EG-C of “ ”EG-D )
Oliehoeveelheid:
1.1 L (1.25 US qt) (1.04 Imp.qt)
1. Kickstarter
1
ZAUM0146
1. Bevestigingssteun
1
ZAUM0559
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
DAU13930
Zadel
Openen van het zadel
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Steek de sleutel in het contactslot en
draai hem dan linksom.
OPMERKING:
Druk de sleutel niet in terwijl u deze draait.
3. Klap het zadel omhoog.
Sluiten van het zadel
1. Klap het zadel omlaag en druk dan
aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit het contactslot als
de scooter onbeheerd wordt achterge-
laten.
OPMERKING:
Controleer of het zadel stevig is vergrendeld
alvorens te gaan rijden.
DAUM1580
Slotcompartiment
Het slotcompartiment, dat zich onder het
zadel bevindt, is ontworpen voor kabelslo-
ten met een maximale lengte van 1 meter.
(Zie pagina 3-9 voor het openen en sluiten
van het zadel.)
OPMERKING:
Sommige kabelsloten passen niet in het
slotcompartiment vanwege hun grootte of
vorm.
PUSH
OPEN
ZAUM0253
1. Klap het zadel omhoog.
1
ZAUM0558
1. Slotcompartiment
1
ZAUM0561
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
DAUT1070
Bagagehaak
WAARSCHUWING
DWAT1030
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 3 kg (6.6 lb) voor de baga-
gehaak niet.
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 185 kg (408 lb) voor de
machine niet.
DAU14830
Afstellen van de
schokdemperunit (alleen model
CW50L)
Deze schokdemper is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning.
LET OP:
DCA10100
Probeer nooit een stelmechanisme voor-
bij de maximum- of minimuminstelwaar-
den te verdraaien.
Stel de veervoorspanning als volgt af.
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
ring in de richting (a). Draai om de veervoor-
spanning te verlagen en zo de vering
zachter te maken de stelring in de richting
(b).
OPMERKING:
Zet de gewenste inkeping in de stelring te-
genover de positie-indicator op de schok-
demper.
WAARSCHUWING
DWA10220
Deze schokdemper is gevuld met stik-
stofgas onder hoge druk. Lees en be-
grijp de volgende informatie alvorens de
schokdemper te gebruiken. De fabrikant
1. Bagagehaak
1
ZAUM0562
1. Stelring veervoorspanning
2. Positie-indicator
(b)
(a)
1
2
ZAUM0312
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
(b)
Standaard:
Minimum instelling (zacht)
Maximum (hard):
(a)
1. Gascilinder schokdemper
1
ZAUM0313
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor schade aan eigendommen of voor
persoonlijk letsel als dit voortvloeit uit
verkeerd gebruik.
Probeer de gascilinder niet te ope-
nen en blijf er verder vanaf.
Stel de schokdemper niet bloot aan
open vuur of aan andere hittebron-
nen, anders kan deze door de op-
lopende druk exploderen.
Vervorm of beschadig de gascilin-
der op geen enkele wijze, de dem-
pende werking zal dan
achteruitgaan.
Laat onderhoud aan de schokdem-
per altijd uitvoeren door een
Yamaha dealer.
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-1
4
DAU15591
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van zijn voertuig. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind
vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van
de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren
en bovendien de volgende punten te controleren.
OPMERKING:
Voordat de machine wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zon inspectie neemt maar weinig tijd
in beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
WAARSCHUWING
DWA11150
Als een onderdeel uit de Controlelijst voor gebruik niet naar behoren werkt, laat het dan controleren en repareren alvorens de
machine te gebruiken.
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-2
4
DAU15601
Controlelijst voor gebruik
ITEM CONTROLES PAGINA
Brandstof
Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Vul indien nodig brandstof bij.
Controleer de brandstofleiding op lekkage.
3-6
2-takt injectiesmering
Controleer het olieniveau in het oliereservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer de machine op olielekkage.
3-8
Versnellingsbakolie Controleer het olieniveau en controleer de machine op olielekkage. 6-7
Voorrem
Controleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
6-13, 6-14
Achterrem
Controleer de werking.
Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel indien nodig bij.
6-13
Gasgreep
Controleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen,
en de kabel en het kabelhuis te smeren.
6-9, 6-15
Wielen en banden
Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.
6-10, 6-12
Remhendels Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten. 6-16
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-3
4
Middenbok Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig het scharnierpunt. 6-16
Framebevestigingen Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet indien nodig vast.
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars
Controleer de werking.
Corrigeer indien nodig.
Accu Controleer het voeistofniveau.
Vul indien nodig bij met gedistilleerd water. 6-18
ITEM CONTROLES PAGINA


Produkt Specifikationer

Mærke: Yamaha
Kategori: Scooter
Model: BW 50N (2006)

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til Yamaha BW 50N (2006) stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig