KTM 690 Enduro R (2012) Manual

KTM Motor 690 Enduro R (2012)

Læs gratis den danske manual til KTM 690 Enduro R (2012) (198 sider) i kategorien Motor. Denne vejledning er vurderet som hjælpsom af 15 personer og har en gennemsnitlig bedømmelse på 4.3 stjerner ud af 8 anmeldelser. Har du et spørgsmål om KTM 690 Enduro R (2012), eller vil du spørge andre brugere om produktet?

Side 1/198
BEDIENINGSHANDLEIDING 2012
690 Enduro R EU
690 Enduro R AUS/UK
Artikelnr. 3211787nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTMKLANT
BESTE KTMKLANT
BESTE KTMKLANT
BESTE KTMKLANTBESTE KTMKLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, als u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 16) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 17)
Sleutelnummer ( pag. 17)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT 2
© 2012 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGA VE
INHOUDSOPGA VE
INHOUDSOPGA VE
INHOUDSOPGA VEINHOUDSOPGA VE
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN .......................................... 7
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN............................................... 8
AFBEELDING VOERTUIG ...................................................... 12
Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)........... 12
Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave) ..... 14
SERIENUMMERS................................................................. 16
Framenummer.................................................................. 16
Typeplaatje ...................................................................... 16
Motornummer .................................................................. 17
Sleutelnummer ................................................................ 17
Artikelnummer voorvork..................................................... 18
Artikelnummer schokdemper ............................................. 18
BEDIENINGSELEMENTEN .................................................... 19
Koppelingshendel ............................................................. 19
Remhendel ...................................................................... 19
Gashendel ....................................................................... 20
Lichtschakelaar................................................................ 20
Richtingaanwijzerschakelaar .............................................. 21
Claxonknop ...................................................................... 21
Noodstopschakelaar.......................................................... 22
E-starterknop ................................................................... 22
Contact-/stuurslot ............................................................. 23
Gecombineerd instrument ................................................. 23
Gecombineerd instrument - functietoetsen.......................... 24
Gecombineerd instrument - controlelampjes........................ 24
Gecombineerd instrument - display .................................... 25
Gecombineerd instrument - snelheidsweergave.................... 26
Kilometer of mijl instellen ................................................. 26
Gecombineerd instrument - tijd ......................................... 27
Tijd instellen.................................................................... 28
Gecombineerd instrument - weergave ODO.......................... 28
Gecombineerd instrument - weergave TRIP 1
instellen/terugzetten ......................................................... 29
Gecombineerd instrument - weergave TRIP 2
instellen/terugzetten ......................................................... 29
Gecombineerd instrument - weergave TRIP F ...................... 30
Gecombineerd instrument - weergave
koelmiddeltemperatuur ..................................................... 31
Tankdop openen............................................................... 31
Tankdop sluiten ............................................................... 32
Zadelontgrendeling ........................................................... 33
Handgrepen ..................................................................... 33
Voetsteunen bijrijder......................................................... 34
Versnellingshendel............................................................ 34
Rempedaal ...................................................................... 35
Zijstandaard..................................................................... 36
INBEDRIJFNAME ................................................................. 37
Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname .............................. 37
Motor inrijden .................................................................. 38
Voertuig beladen .............................................................. 39
RIJ-INSTRUCTIES................................................................ 41
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname ................ 41
Starten ............................................................................ 42
Beginnen met rijden ......................................................... 43
Schakelen, rijden ............................................................. 43
Afremmen........................................................................ 47
Stoppen, parkeren ............................................................ 48
Brandstof tanken .............................................................. 50
INHOUDSOPGAVE 4
SERVICESCHEMA ................................................................ 52
Serviceschema ................................................................. 52
CHASSIS AFSTELLEN .......................................................... 55
Voorvork/schokdemper ...................................................... 55
Ingaande demping voorvork instellen .................................. 55
Uitgaande demping voorvork instellen................................. 56
Ingaande demping schokdemper........................................ 57
Ingaande demping low speed van schokdemper instellen...... 57
Ingaande demping high speed van schokdemper instellen .... 58
Uitgaande demping schokdemper instellen ......................... 59
Maat achterwiel in ontlaste toestand bepalen ...................... 60
Statische veerweg schokdemper controleren........................ 61
Dynamische veerweg schokdemper controleren.................... 62
Veervoorspanning schokdemper instellen ....................... 62x
Dynamische veerweg instellen ....................................... 64x
Stuurpositie ..................................................................... 65
Stuurpositie instellen ................................................... 65x
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS .................................. 67
Motorfiets met hefbok opkrikken ........................................ 67
Motorfiets van hefbok nemen............................................. 67
Vorkpoten ontluchten........................................................ 68
Vuilschrapers vorkpoten reinigen........................................ 68
Voorvorkprotector losmaken ............................................... 69
Voorvorkprotector positioneren ........................................... 70
Speling balhoofdlager controleren ...................................... 70
Speling balhoofdlager instellen ..................................... 71x
Zadel afnemen ................................................................. 72
Zadel monteren ................................................................ 73
Luchtfilter uitbouwen ................................................... 73x
Luchtfilter monteren .................................................... 74x
Kettingvervuiling controleren ............................................. 75
Ketting reinigen ............................................................... 76
Kettingspanning controleren .............................................. 77
Kettingspanning instellen.................................................. 79
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren............................................... 80
Kettinggeleiding instellen ............................................. 85x
Uitgangspositie koppelingshendel instellen ......................... 86
Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren ....................................................... 86
Motorbescherming uitbouwen ............................................ 87
Motorbescherming inbouwen ............................................. 88
REMMEN ............................................................................ 89
Vrije slag remhendel controleren ........................................ 89
Vrije slag remhendel instellen ............................................ 89
Remschijven controleren ................................................... 90
Remvloeistofpeil voorwielrem controleren............................ 91
Remvloeistof voorwielrem bijvullen ................................ 92x
Remplaketten voorwielrem controleren................................ 93
Remplaketten voorwielrem vervangen ............................ 94x
Vrije slag rempedaal controleren ........................................ 97
Uitgangspositie rempedaal instellen .............................. 98x
Remvloeistofpeil achterwielrem controleren......................... 99
Remvloeistof achterwielrem bijvullen ........................... 100x
Remplaketten achterwielrem controleren .......................... 102
Remplaketten achterwielrem vervangen ....................... 102x
WIELEN, BANDEN ............................................................. 106
Voorwiel uitbouwen .................................................... 106x
INHOUDSOPGAVE 5
Voorwiel monteren ..................................................... 107x
Achterwiel uitbouwen ................................................. 108x
Achterwiel monteren .................................................. 109x
Demperpakkingen achterwielnaaf controleren ............... 111x
Toestand banden controleren........................................... 113
Bandenspanning controleren ........................................... 115
Spaakspanning controleren.............................................. 116
ELEKTRONICA................................................................... 117
Accu uitbouwen ........................................................ 117x
Accu inbouwen .......................................................... 118x
Accu laden ............................................................... 119x
Hoofdzekering vervangen................................................. 122
Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen ........ 123
Koplampkap met koplamp uitbouwen ............................... 125
Koplampkap met koplamp inbouwen ................................ 127
Lamp koplamp vervangen ................................................ 128
Zijlichtlamp vervangen .................................................... 129
Knipperlichtlamp vervangen ............................................ 131
Koplampstand controleren............................................... 132
Lichtbundelbreedte koplamp instellen .............................. 132
KOELSYSTEEM.................................................................. 134
Koelsysteem................................................................... 134
Antivries en koelmiddelpeil controleren............................. 134
Koelmiddelpeil controleren.............................................. 136
Koelmiddel aftappen .................................................. 138x
Koelsysteem vullen .................................................... 139x
MOTOR AFSTELLEN........................................................... 142
Speling gaskabel controleren ........................................... 142
Speling gaskabel instellen .......................................... 143x
Motorkarakteristiek instellen............................................ 143
Uitgangspositie versnellingshendel controleren .................. 145
Uitgangspositie versnellingshendel instellen ................. 145x
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR................................... 147
Motoroliepeil controleren................................................. 147
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven
reinigen .................................................................... 148x
Motorolie aftappen .................................................... 148x
Oliefilter uitbouwen ................................................... 149x
Oliezeven reinigen ..................................................... 151x
Oliefilter monteren .................................................... 153x
Motorolie vullen ........................................................ 153x
Motorolie bijvullen .......................................................... 154
REINIGING, ONDERHOUD .................................................. 156
Motorfiets reinigen ......................................................... 156
Controle en onderhoud voor rijden in de winter .................. 158
STALLING ......................................................................... 159
Stalling ......................................................................... 159
Inbedrijfname na stalling ................................................ 160
FOUTEN OPSPOREN .......................................................... 161
KNIPPERCODE .................................................................. 164
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR..................................... 168
Vulhoeveelheid - motorolie .............................................. 169
Vulhoeveelheid - koelmiddel ............................................ 169
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR ... 170
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS .................................. 174
Lampen......................................................................... 175
Banden ......................................................................... 176
Vulhoeveelheid - brandstof .............................................. 176
INHOUDSOPGAVE 6
TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK ............................... 177
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER ........................ 178
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN
CHASSIS ........................................................................... 180
GEBRUIKSSTOFFEN .......................................................... 184
HULPSTOFFEN.................................................................. 188
NORMEN........................................................................... 190
INDEX ............................................................................... 191
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige personen met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
Gebruiksdefinitie
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer
en het rijden op een eenvoudig terrein (niet geasfalteerd). Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is, dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Slechte afstelling van het chassis kan leiden tot
beschadiging en breken van de chassiscomponenten.
Het gebruik van de motorfietsen bij extreme omstandigheden zoals vuile en vochtige wegen kan leiden tot verhoogde slijtage van compo-
nenten zoals de aandrijving of remmen. Daarom kan het nodig zijn een service uit te voeren of slijtageonderdelen te vervangen al voordat
de slijtagegrens volgens het serviceschema is bereikt.
Houdt u zich beslist aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in belangrijke mate bij aan
de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het serviceboekje en op worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt. Bij schade of gevolgschade,KTM dealer.net
die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Bedrijfsmiddelen
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde brand- en verbruiksstoffen resp. hulpstoffen gebruiken.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en laat deze alleen in een geautori-
seerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn speciale gereedschappen nodig. Deze maken geen deel uit van het voertuig, kunnen echter onder het aan-
gegeven nummer tussen haakjes worden besteld. Voorbeeld: Kleplichter (59029019000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer worden gebruikt (zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen, pakkingen, keerrin-
gen, splitpennen, borgplaatjes) door nieuwe worden vervangen.
Als bij schroefverbindingen schroevenlijm (bijv. Loctite ®) wordt gebruikt, moet u de specifieke gebruiksaanwijzingen van de producent in
acht nemen.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt moeten worden schoongemaakt en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde en versleten onderdelen moeten worden vervangen.
Na een reparatie of onderhoudsbeurt moet worden gecontroleerd of het voertuig verkeersveilig is.
Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 10
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401448-01
Motor uitzetten en contactsleutel eruit trekken.
Motorfiets met spanbanden of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen
omvallen en wegrollen.
Milieu
Motorsport is een fantastische sport en we hopen natuurlijk dat u er volledig van kunt genieten. Motorfietsen kunnen echter problemen
voor het milieu en conflicten met andere personen veroorzaken. Door op een verantwoorde manier met de motorfiets om te gaan kunt u
ervoor zorgen dat deze problemen en conflicten niet ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets
alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Aanwijzingen/waarschuwingen
U moet beslist de gegeven aanwijzingen/waarschuwingen in acht nemen.
Info
Op het voertuig zijn verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stickers met aanwijzingen en
waarschuwingen mag u nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor
letsel oplopen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 11
Gevarenniveaus
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding beslist helemaal goed door voordat u voor het eerst gaat rijden. Daarin vindt u veel informatie en tips
die de bediening en het onderhoud van de motorfiets eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u uw motorfiets het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen. Bovendien staat in de bedieningshandleiding belangrijke informa-
tie over het onderhoud van de motorfiets.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van de motorfiets en moet bij doorverkoop aan de nieuwe eigenaar worden gege-
ven.
AFBEELDING VOERTUIG 12
3.1
3.1
3.1
3.13.1Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
601762-10
AFBEELDING VOERTUIG 13
1 Remhendel ( pag. 19)
2 Koppelingshendel ( pag. 19)
3 Handgrepen ( pag. 33)
4 Tankdop
5 Motornummer ( pag. 17)
6 Versnellingshendel ( pag. 34)
7 Zijstandaard ( pag. 36)
8 Zadelontgrendeling ( pag. 33)
8 Ingaande demping schokdemper ( pag. 57)
AFBEELDING VOERTUIG 14
3.2
3.2
3.2
3.23.2Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
601763-10
AFBEELDING VOERTUIG 15
1 Lichtschakelaar ( pag. 20)
1 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 21)
1 Claxonknop ( pag. 21)
2 Contact-/stuurslot ( pag. 23)
3 Gecombineerd instrument ( pag. 23)
4 Noodstopschakelaar ( pag. 22)
4 E-starterknop ( pag. 22)
5 Gashendel ( pag. 20)
6 Schokdemper instelling uitgaande demping
7 Rempedaal ( pag. 35)
8 Kijkglas motorolie
9 Typeplaatje ( pag. 16)
10 Framenummer ( pag. 16)
SERIENUMMERS 16
4.1
4.1
4.1
4.14.1Framenummer
601764-10
Het framenummer is in de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.1
4.2
4.2
4.2
4.24.2Typeplaatje
601765-10
Het typeplaatje bevindt zich rechts aan het frame.1
SERIENUMMERS 17
4.3
4.3
4.3
4.34.3Motornummer
100211-10
Het motornummer is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel gegra-1
veerd.
4.4
4.4
4.4
4.44.4Sleutelnummer
100179-10
Sleutelnummer staat op de1KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig voor het bestellen van een reservesleutel. Bewaar
de op een veilige plaats.KEYCODECARD
SERIENUMMERS 18
4.5
4.5
4.5
4.54.5Artikelnummer voorvork
601780-10
Het artikelnummer van de voorvork is aan de binnenzijde van de asopname gegraveerd.1
4.6
4.6
4.6
4.64.6Artikelnummer schokdemper
101048-10
Het artikelnummer van de schokdemper is op de linkerzijde van de stootdemper aange-1
bracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 19
5.1
5.1
5.1
5.15.1Koppelingshendel
601766-10
De koppelingshendel is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.1
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
5.2
5.2
5.2
5.25.2Remhendel
601767-10
De remhendel is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.1
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
BEDIENINGSELEMENTEN 20
5.3
5.3
5.3
5.35.3Gashendel
601767-11
De gashendel is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.1
5.4
5.4
5.4
5.45.4Lichtschakelaar
601768-10
De lichtschakelaar is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.1
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar naar beneden geschakeld. In deze stand is
het dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar boven geschakeld. In deze stand is
het groot licht en achterlicht ingeschakeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 21
5.5
5.5
5.5
5.55.5Richtingaanwijzerschakelaar
601768-11
De richtingaanwijzerschakelaar is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.1
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richtingaanwijzerschakelaar naar
de schakelaarbehuizing duwen.
5.6
5.6
5.6
5.65.6Claxonknop
601768-12
De claxonknop is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.1
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 22
5.7
5.7
5.7
5.75.7Noodstopschakelaar
601769-10
De noodstopschakelaar is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.1
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het
ontstekingscircuit is gesloten.
5.8
5.8
5.8
5.85.8E-starterknop
601769-11
De e-starterknop is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.1
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 23
5.9
5.9
5.9
5.95.9Contact-/stuurslot
600825-01
Het contact-/stuurslot bevindt zich voor het zadel.1
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.OFF –
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
De contactsleutel kan worden uitgetrokken.
Contact ingeschakeld In deze stand is het ontstekingscircuit geslotenON –
en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en
het stuur geblokkeerd. De contactsleutel kan worden uitgetrokken.
5.10
5.10
5.10
5.105.10Gecombineerd instrument
400832-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is onderverdeeld in 4 functiebereiken.
1Functietoetsen
2Toerenteller
3Controlelampjes
4Display
BEDIENINGSELEMENTEN 24
5.11
5.11
5.11
5.115.11Gecombineerd instrument - functietoetsen
400833-10
Met de knop wisselt u tussen de weergavemodi.MODE 1
Mogelijke weergavemodi zijn de afgelegde afstand ( ), Tripmaster 1 ( ) en Tripmas-ODO TRIP 1
ter 2 ( ).TRIP 2
Met de -knop wordt de functie Tripmaster 1 ( ) en Tripmaster 2 ( ) opSET 2TRIP 1 TRIP 2 0.0
teruggezet.
Knop heeft geen functie.3
5.12
5.12
5.12
5.125.12Gecombineerd instrument - controlelampjes
401440-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme
– Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling in vrij geschakeld.
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje voor temperatuur brandt rood Koelmiddeltempera-
tuur heeft een kritische waarde bereikt.
Waarschuwingslampje voor brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil
heeft de reservemarkering bereikt. Display wordt overgeschakeld naar weer-
gave .TRIP F
BEDIENINGSELEMENTEN 25
Waarschuwingslampje voor oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.
FI MILwaarschuwingslampje ( ) brandt/knippert oranje De OBD (On Board
Diagnose) heeft een fout herkend die kritiek is voor de emissie of de veilig-
heid.
Waarschuwingslampje voor accu brandt rood Spanning in boordnet te
laag.
5.13
5.13
5.13
5.135.13Gecombineerd instrument - display
400836-01
Bij het inschakelen van de ontsteking lichten alle displaysegmenten één seconde op om de
functies te testen.
BEDIENINGSELEMENTEN 26
400837-01
LEnGth
Na deze functietest wordt kort de wielomtrek op de display weergegeven.LEnGth
Info
Het getal 2205 mm komt overeen met de afmeting van het 21" voorwiel met stan-
daardbanden.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
5.14
5.14
5.14
5.145.14Gecombineerd instrument - snelheidsweergave
400838-10
Snelheid wordt aangegeven in kilometer per uur of in mijl per uur .1km/h mph
5.15
5.15
5.15
5.155.15Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld blijft de waarde bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
Landspecifieke instellingen instellen.
BEDIENINGSELEMENTEN 27
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400839-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.ON
De knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus is geactiveerd.MODE ODO
De knop ingedrukt houden tot de weergavemodus vanMODE km/h mph mphnaar of van
naar is gewisseld.km/h
Voorgeschreven waarde
Duur voor het indrukken van de
MODE knop
10 s
5.16
5.16
5.16
5.165.16Gecombineerd instrument - tijd
400838-11
De tijd wordt weergegeven in bereik van de display.1
Info
De klok moet worden ingesteld als de accu afgesloten is geweest en/of de zekering
verwijderd was.
BEDIENINGSELEMENTEN 28
5.17
5.17
5.17
5.175.17Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400838-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.ON
De knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus is geactiveerd.MODE ODO
De knop en de knop tegelijkertijd ingedrukt houden.MODE SET
De klok begint te knipperen.
Met de knop de uren instellen.MODE
Met de knop de minuten instellen.SET
De knop en de knop tegelijkertijd ingedrukt houden.MODE SET
De tijd is ingesteld.
5.18
5.18
5.18
5.185.18Gecombineerd instrument - weergave ODO
400839-01
In de weergavemodus wordt de totale afgelegde afstand weergegeven in kilometer ofODO
mijl.
Info
Deze waarde blijft ook opgeslagen als de accu is afgesloten en/of de zekering is
gesmolten.
BEDIENINGSELEMENTEN 29
5.19
5.19
5.19
5.195.19Gecombineerd instrument - weergave TRIP 1 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand loopt altijd mee en telt tot .TRIP 1 999.9
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 0.0wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij .
400840-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.ON
De knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus is geactiveerd.MODE TRIP 1
De knop ingedrukt houden.SET
De weergave staat op .TRIP 1 0.0
5.20
5.20
5.20
5.205.20Gecombineerd instrument - weergave TRIP 2 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand loopt altijd mee en telt tot .TRIP 2 999.9
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 0.0wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij .
BEDIENINGSELEMENTEN 30
400841-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.ON
De knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus is geactiveerd.MODE TRIP 2
De knop ingedrukt houden.SET
De weergave staat op .TRIP 2 0.0
5.21
5.21
5.21
5.215.21Gecombineerd instrument - weergave TRIP F
400842-01
Wanneer het brandstofpeil de reservemarkering bereikt, wisselt de weergave automatisch
op en begint te tellen bij , onafhankelijk van de weergavemodus die voorheen wasTRIP F 0.0
geactiveerd.
Info
Wanneer wordt weergegeven begint tegelijkertijd het waarschuwingslampjeTRIP F
voor het brandstofpeil te branden.
BEDIENINGSELEMENTEN 31
5.22
5.22
5.22
5.225.22Gecombineerd instrument - weergave koelmiddeltemperatuur
700124-01
De temperatuur op de display wordt weergegeven met twaalf balkjes. Hoe hoger het aantal
brandende balkjes, hoe heter het koelmiddel. Als het bovenste balkje brandt beginnen tege-
lijkertijd alle balkjes te knipperen en het waarschuwingslampje voor de temperatuur gaat
branden.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot vier balkjes branden.
Warme motor Vijf tot elf balkjes branden.
Hete motor Alle twaalf balkjes knipperen.
5.23
5.23
5.23
5.235.23Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken. Brandstof vol-
gens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
BEDIENINGSELEMENTEN 32
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
601770-10
Klep op de tankdop openklappen en contactsleutel insteken.1
Contactsleutel 90° tegen de klok in draaien en tankdop verwijderen.
Info
De tankdop is voorzien van een tankontluchtingssysteem.
5.24
5.24
5.24
5.245.24Tankdop sluiten
601771-01
Tankdop opzetten en contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Contactsleutel uittrekken en klep dichtklappen.
BEDIENINGSELEMENTEN 33
5.25
5.25
5.25
5.255.25Zadelontgrendeling
601772-10
Het zadel kan met de lus worden ontgrendeld.1
5.26
5.26
5.26
5.265.26Handgrepen
601773-10
Met de handgrepen kan de motorfiets worden gerangeerd.1
Als u een bijrijder meeneemt kan deze zich tijdens het rijden hieraan vasthouden.
BEDIENINGSELEMENTEN 34
5.27
5.27
5.27
5.275.27Voetsteunen bijrijder
601774-01
De voetsteunen voor de bijrijder kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteunen bijrijder ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Voetsteunen bijrijder uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
5.28
5.28
5.28
5.285.28Versnellingshendel
100215-10
De versnellingshendel is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.1
BEDIENINGSELEMENTEN 35
100212-10
De positie van de versnellingen zijn weergegeven op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
5.29
5.29
5.29
5.295.29Rempedaal
100232-10
Het rempedaal bevindt zich voor de voetsteun.1
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
BEDIENINGSELEMENTEN 36
5.30
5.30
5.30
5.305.30Zijstandaard
601803-10
De zijstandaard bevindt zich aan de linkerzijde van het voertuig.1
De zijstandaard is bestemd voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhooggeklapt zijn.
De zijstandaard is verbonden met het veiligheidsstartsysteem, houd u aan de aanwij-
zingen voor het rijden.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Voertuig kan op de zijstandaard worden gezet. Het veilig-
heidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd vereist als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.
INBEDRIJFNAME 37
6.1
6.1
6.1
6.16.1Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Erop
letten dat de beschermende kleding zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallen Beperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Ongecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
INBEDRIJFNAME 38
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 86)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 89)
Uitgangspositie rempedaal instellen. ( pag. 98)x
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 38)
6.2
6.2
6.2
6.26.2Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
INBEDRIJFNAME 39
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.000 1/min
Na de eerste: 1.000 km 7.800 1/min
Vol gas geven vermijden!
6.3
6.3
6.3
6.36.3Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor breken van het bagagesysteem.
Als u een bagagedrager op uw motorfiets hebt gemonteerd, moet u rekening houden met de gegevens van de producent over de
maximale belasting.
INBEDRIJFNAME 40
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Door verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Een heet uitlaatsysteem kan de bagage verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet gelijk-
matig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Neem het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
Maximale asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 200 kg
RIJ-INSTRUCTIES 41
7.1
7.1
7.1
7.17.1Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 147)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 91)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 99)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 93)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 102)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 136)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 75)
Kettingspanning controleren. ( pag. 77)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 113)
Bandenspanning controleren. ( pag. 115)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
RIJ-INSTRUCTIES 42
7.2
7.2
7.2
7.27.2Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Als de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motor Hoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
B00103-10
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.ON
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer twee seconden het
geluid van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functietest
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Versnelling in vrij schakelen.
Het groene controlelampje voor neutraal brandt.N
E-starterknop indrukken .
RIJ-INSTRUCTIES 43
Info
E-starterknop pas indrukken als de functietest van het gecombineerde instru-
ment is afgerond.
Tijdens het starten gas geven. Als er tijdens het starten gas wordt gegeven,GEEN
wordt er geen brandstof door motormanagement ingespoten en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Ten minste 5 seconden wachten
tot de volgende startpoging.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat blijft
de motor stilstaan.
Zijstandaard ontlasten en met de voet tot de aanslag naar boven klappen.
7.3
7.3
7.3
7.37.3Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
7.4
7.4
7.4
7.47.4Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Bij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Terugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
RIJ-INSTRUCTIES 44
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Storingen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Afleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Eraf vallen van de bijrijder.
De bijrijder moet in staat zijn goed op het bijrijderzadel te blijven zitten, zich aan de bestuurder of de grepen vast te houden
en de voeten op de voetsteunen voor de bijrijder te zetten. Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de mini-
mumleeftijd in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij koude banden.
Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
RIJ-INSTRUCTIES 45
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Ontbrekende verkeersveiligheid.
Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging van de motor Ongefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een hogere
slijtage tot gevolg.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motor Oververhitting van de motor.
Als het waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur gaat branden, moet de motorfiets worden gestopt en de motor uitgezet.
De motor laten afkoelen en het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien nodig corrigeren. Als u toch doorrijdt terwijl het
waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur brandt beschadigt de motor.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten, het voertuig veilig parkeren en con-
tact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
RIJ-INSTRUCTIES 46
100212-10
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.) kunt u naar hogere versnellin-
gen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de zes voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De
1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er vijf balkjes op de temperatuurweergave bran-
den.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet
u deze op ¾ gas terugdraaien. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmer-
kelijk minder brandstof verbruikt.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. Vooral in bochten mag er
niet worden geschakeld en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
Als bijvoorbeeld de motor afslaat bij een kruising hoeft u alleen de koppelingshendel
te trekken en de e-starterknop in te drukken. De versnelling hoeft niet in neutraal te
worden geschakeld.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Hierdoor wordt
de motorolie verwarmd en dus ook de motor en het koelsysteem.
Rij met een lager toerental in plaats met een hoger toerental en slepende koppeling.
RIJ-INSTRUCTIES 47
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje ( ) begint te branden moet u met-FI MIL
een stoppen. Op het moment dat de versnelling in vrij staat begint het waarschu-FI
wingslampje ( ) te knipperen.MIL
Info
Via het knipperritme kunt een tweecijferig getal ontcijferen. Dit wordt de knip-
percode genoemd. De knippercode geeft aan, welk component een storing heeft.
7.5
7.5
7.5
7.57.5Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Te sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Langere remweg door hoger totaalgewicht.
Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
RIJ-INSTRUCTIES 48
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Vertraagde remwerking op wegen met strooizout.
Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
Om te remmen gas terugnemen en tegelijkertijd met de voor- en achterwielremmen remmen.
Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor begin van een bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnelling afhankelijk van de
snelheid.
Bij langere dalingen de remwerking van de motor gebruiken. Daarvoor schakelt u een of twee versnellingen terug. Overbelast de motor
daarbij niet. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
7.6
7.6
7.6
7.67.6Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten
van het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel eruit trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remmen niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
RIJ-INSTRUCTIES 50
7.7
7.7
7.7
7.77.7Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Aanwijzing
Schade aan materiaal Voortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt tot
problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
RIJ-INSTRUCTIES 51
400405-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 31)
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat .A
Voorgeschreven waarde
Maat 20 mmA
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
12 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 184)
Tankdop sluiten. ( pag. 32)
B00104-10
De knop twee seconden indrukken.SET 2
Het waarschuwingslampje voor het brandstofpeil verdwijnt. wordt op1TRIP F 0.0
gezet en de vorige weergavemodus verschijnt.
Info
Als de knop niet wordt ingedrukt, wordt de waarde na ca. 3 minutenSET 2
automatisch teruggezet.
SERVICESCHEMA 52
8.1
8.1
8.1
8.18.1Serviceschema
K10N K100A K200A
Werking van de elektrische installatie controleren.
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x• • •
Meetwaardeblok-service controleren met KTM-diagnosetool. x• •
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 148)x• • •
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 93) • • •
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 102) • • •
Remschijven controleren. ( pag. 90)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 99)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 97)
Schokdemper en voorvork controleren op dichtheid. Voorvork- en schokdemperservice indien nodig en
afhankelijk van gebruiksdoel. • • •
Achterbruglagers controleren. x• •
Speling wiellagers controleren. x• •
Toestand van de banden controleren. ( pag. 113)
Bandenspanning controleren. ( pag. 115)
Spaakspanning controleren. ( pag. 116)
Velgslag controleren. x• • •
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 80)
Kettingspanning controleren. ( pag. 77)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, kettingen, ...) smeren en controleren of ze soepel
bewegen. x• • •
SERVICESCHEMA 53
K10N K100A K200A
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 68)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 91)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 68)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 70)
Bougie vervangen.
Klepspeling controleren. x• •
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluctings-, aftapslangen, ...) en schrapers controleren op scheu-
ren, lekkages en controleren of ze goed zijn gelegd. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 134)
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x• •
Bowdenkabels op beschadiging, knikvrije legging en instelling controleren.
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen. x• •
Brandstofdruk controleren. x• •
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool. x• •
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 86)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x• • •
Remvloeistof voorwielrem vervangen. x
Remvloeistof achterwielrem vervangen. x
Koppeling controleren. x
SERVICESCHEMA 54
K10N K100A K200A
Koplampstand controleren. ( pag. 132)
De werking van de radiateurventilator controleren. x• • •
Eindcontrole: voertuig op verkeersveiligheid controleren en proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x• • •
Service op KTM DEALER.NET en in serviceboekje noteren. x• • •
K10N: eenmalig na 1.000 km
K100A: om de 10.000 km of jaarlijks of na ieder sportief gebruik
K200A: om de 20.000 km of om de 2 jaar
CHASSIS AFSTELLEN 55
9.1
9.1
9.1
9.19.1Voorvork/schokdemper
100242-01
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het chassis aan te passen aan uw
rijstijl en eventuele extra belading.
Info
Om deze aanpassing voor u te vereenvoudigen, hebben we onze ervaringsgegevens in
tabel samengevat. U vindt de tabel onder het zadel.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de basis voor uw eigen per-
soonlijke afstelling van het chassis. De instellingen niet willekeurig wijzigen (maximaal ±
40%), aangezien anders de rijeigenschappen vooral tijdens hoge snelheden kunnen ver-
slechteren.
9.2
9.2
9.2
9.29.2Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
601775-10
Stelschroeven met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven bevinden zich aan het onderste uiteinde van de vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
CHASSIS AFSTELLEN 56
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het inveren.
9.3
9.3
9.3
9.39.3Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
601776-10
Stelschroeven met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
CHASSIS AFSTELLEN 57
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
9.4
9.4
9.4
9.49.4Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in het
high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
9.5
9.5
9.5
9.59.5Ingaande demping low speed van schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
CHASSIS AFSTELLEN 58
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
601777-10
Stelschroef met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Info
Schroef niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
9.6
9.6
9.6
9.69.6Ingaande demping high speed van schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
CHASSIS AFSTELLEN 59
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
601777-11
Stelschroef met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1 omwenteling
Volledige nuttige belasting 1 omwenteling
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
9.7
9.7
9.7
9.79.7Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
CHASSIS AFSTELLEN 60
100247-10
Stelschroef met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
9.8
9.8
9.8
9.89.8Maat achterwiel in ontlaste toestand bepalen
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 67)
0
0
0
0
00A
400988-10
Hoofdwerkzaamheden
Een zoveel mogelijk verticale afstand tussen de achterwielas en een vast punt meten -
bijv. een markering aan de zijbekleding.
Waarde als maat noteren.
Werkzaamheden achteraf
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 67)
CHASSIS AFSTELLEN 61
9.9
9.9
9.9
9.99.9Statische veerweg schokdemper controleren
0
0
0
0
00AA
0
0
0
0
00BB
400989-10
Maat achterwiel in ontlaste toestand bepalen. ( pag. 60)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert verticaal houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achterwielas en het vaste punt.
Waarde als maat noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen de maten en .
Statische veerweg controleren.
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. ( pag. 62)x
CHASSIS AFSTELLEN 62
9.10
9.10
9.10
9.109.10Dynamische veerweg schokdemper controleren
0
0
0
0
00AA
0
0
0
0
00CC
400990-10
Maat achterwiel in ontlaste toestand bepalen. ( pag. 60)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met vol-
ledige veiligheidskleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de
motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achterwielas en het vaste
punt.
Waarde als maat noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen de maten en .
Dynamische veerweg controleren.
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 64)x
9.11
9.11
9.11
9.119.11Veervoorspanning schokdemper instellen x
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
CHASSIS AFSTELLEN 63
Info
Voordat u de veervoorspanning wijzigt, wordt aanbevolen de actuele instelling noteren - bijvoorbeeld door de veerlengte te meten.
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets met montagestandaard opkrikken.
Schokdemper demonteren. x
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
201271-11
Hoofdwerkzaamheden
Contraring losdraaien.
Stelring draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
Totale Veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring op de voorgeschreven maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 20 mm
Info
Afhankelijk van de statische resp. dynamische veerweg kan een hogere of lagere
veervoorspanning nodig zijn.
Contraring vastdraaien.
Werkzaamheden achteraf
Schokdemper monteren. x
Zijbekleding monteren.
Zadel monteren. ( pag. 73)
Motorfiets van de montagestandaard nemen.
CHASSIS AFSTELLEN 64
9.12
9.12
9.12
9.129.12Dynamische veerweg instellen x
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets met montagestandaard opkrikken.
Schokdemper demonteren. x
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
201352-10
Hoofdwerkzaamheden
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 80 N/mm
Hard 85 N/mm
Info
De veerconstante wordt aangegeven aan de buitenkant van de veer.
Werkzaamheden achteraf
Schokdemper monteren. x
Zijbekleding monteren.
Zadel monteren. ( pag. 73)
Motorfiets van de montagestandaard nemen.
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 61)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 59)
CHASSIS AFSTELLEN 65
9.13
9.13
9.13
9.139.13Stuurpositie
401454-11
Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen in een afstand van elkaar.
Afstand tussen boringen 15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn in een afstand van het midden geplaatst.
Afstand tussen boringen 3,5 mm
Het stuur kan in vier verschillende posities worden gemonteerd. Daardoor is het mogelijk
het stuur in de voor de bestuurder meest comfortabele positie te zetten.
9.14
9.14
9.14
9.149.14Stuurpositie instellen x
401454-10
De vier schroeven verwijderen. Stuurklemmen afnemen. Stuur afnemen en opzijleg-
gen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
De twee schroeven verwijderen. Stuuradapter afnemen.
Stuuradapter in de gewenste positie zetten. De twee schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite®243™
Info
Stuuradapter links en rechts gelijkmatig positioneren.
CHASSIS AFSTELLEN 66
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden gelegd.
Stuurklemmen positioneren. De vier schroeven monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 67
10.1
10.1
10.1
10.110.1Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
601778-01
Motorfiets bij de veiligheidsbumper onder de motor optillen.
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
10.2
10.2
10.2
10.210.2Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Motorfiets van hefbok nemen en op zijstandaard zetten.
Hefbok verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 68
10.3
10.3
10.3
10.310.3Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets op zijstandaard zetten.
601779-10
Hoofdwerk
Ventilatieschroeven even verwijderen.1
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte van de
voorvork.
Ventilatieschroeven monteren en vastdraaien.
Info
Aan beide vorkpoten uitvoeren.
10.4
10.4
10.4
10.410.4Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 67)
Voorvorkprotector losmaken. ( pag. 69)
601804-10
Hoofdwerk
Vuilschraper van beide vorkpoten omlaag schuiven.1
Info
De vuilschrapers schrapen het stof en grove vervuiling van de voorvorkpoot. In
de loop van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze
vervuiling niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 69
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met
een remmenreiniger.
Vuilschraper en de binnenbuis van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en insme-
ren met olie.
Universele oliespray ( pag. 189)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector positioneren. ( pag. 70)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 67)
10.5
10.5
10.5
10.510.5Voorvorkprotector losmaken
601790-10
Schroeven verwijderen en klem afnemen.
Schroeven aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar beneden schuiven.
Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar beneden schuiven.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 70
10.6
10.6
10.6
10.610.6Voorvorkprotector positioneren
601790-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel en kabelboom positioneren. Klem opzetten, schroeven monteren en vast-2
draaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
10.7
10.7
10.7
10.710.7Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden, beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerzittingen in het
frame.
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 67)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 71
100298-10
Hoofdwerkzaamheden
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij de balhoofdlager.
» Als er een voelbare speling optreedt:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 71)x
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 71)x
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Werkzaamheden achteraf
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 67)
10.8
10.8
10.8
10.810.8Speling balhoofdlager instellen x
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 67)
601781-10
Schroeven losdraaien. Schroef verwijderen.
Schroef losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te voor-
komen.
Schroeven vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 72
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Werkzaamheden achteraf
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 70)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 67)
10.9
10.9
10.9
10.910.9Zadel afnemen
601772-10
Aan de lus trekken en tegelijkertijd het zadel achter optillen.
Het zadel naar achteren trekken en naar boven toe afnemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 73
10.10
10.10
10.10
10.1010.10Zadel monteren
601782-10
Het zadel met gleuf in schroef hangen, achter neerlaten en tegelijkertijd naar voren schuiven.
Vergrendelingsbout in de behuizing van het slot plaatsen en zadel achter omlaag duwen, tot de vergrendelingsbout hoorbaar vast-
klikt.
Vervolgens controleren of het zadel correct is gemonteerd.
10.11
10.11
10.11
10.1110.11Luchtfilter uitbouwen x
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 72)
601783-10
Hoofdwerk
Schroeven verwijderen. Bovenste deel van filterbak afnemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 75
601783-11
Schroeven monteren en vastdraaien.3
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste deel luchtfilterbak M6 2 Nm
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 73)
10.13
10.13
10.13
10.1310.13Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 76)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 76
10.14
10.14
10.14
10.1410.14Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Smeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 188)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 188)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 77
10.15
10.15
10.15
10.1510.15Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage
en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan
deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een
correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 78
100249-10
Motorfiets op zijstandaard zetten.
Versnelling in vrij schakelen.
Ketting in afstand van het glijblok omhoog duwen en de kettingspanning bepalen.B A
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.C
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de meting op verschillende plek-
ken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 5 mm
Afstand van glijblok 30 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 79)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 79
10.16
10.16
10.16
10.1610.16Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage
en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan
deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een
correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Werkzaamheden vooraf
Kettingspanning controleren. ( pag. 77)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 81
100132-10
Hoofdwerkzaamheden
Versnelling in vrij schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
1 2 3 16 17 18
00
0
0
0
0
B
0
0
0
0
00A
A
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht trekken.A
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
15 kg
De afstand van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.B
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand op het langste puntB
van de ketting
272 mm
» Als de afstand groter is dan de aangegeven maat:B
Ketting vervangen. x
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 82
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel
en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
401118-01
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder het
glijblok bevindt:
Glijblok vervangen. x
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Wanneer het glijblok loszit:
Glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glijblok M6 8 Nm Loctite ®243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 83
401119-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen. x
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorzijde van de kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is versleten:
Kettinggeleiding vervangen. x
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 84
101068-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Wanneer de kettinggeleiding loszit:
Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Werkzaamheden achteraf
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 67)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 85
10.18
10.18
10.18
10.1810.18Kettinggeleiding instellen x
100299-10
Schroeven en verwijderen. Kettinggeleiding afnemen.1 2
Voorwaarde
Aantal tanden: 44 tanden
Moer in boring steken. Kettinggeleiding positioneren.3 A
Schroeven en monteren en vastdraaien.1 2
Voorgeschreven waarde
Schroef kettinggeleiding M6 8 Nm
Voorwaarde
Aantal tanden: 45 tanden
Moer in boring steken. Kettinggeleiding positioneren.3 B
Schroeven en monteren en vastdraaien.1 2
Voorgeschreven waarde
Schroef kettinggeleiding M6 8 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 86
10.19
10.19
10.19
10.1910.19Uitgangspositie koppelingshendel instellen
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshendel dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
601786-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef aan de grootte van de
hand aanpassen.
Bij het instellen van de koppelingshendel een minimale afstand tot de andere onderde-
len van het voertuig aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Minimale afstand 5 mm
10.20
10.20
10.20
10.2010.20Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Geen remvloeistof gebruiken.
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizontale
positie zetten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 87
601788-10
Schroeven verwijderen.
Deksel met membraan afnemen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenzijde van het
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 184)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
10.21
10.21
10.21
10.2110.21Motorbescherming uitbouwen
Voorwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
100198-10
Hoofdwerk
Schroeven links en rechts verwijderen.
Motorbescherming naar voren toe uit de houders trekken en wegleggen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 88
10.22
10.22
10.22
10.2210.22Motorbescherming inbouwen
100199-10
Motorbescherming achter in de houders schuiven.
Motorbescherming positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
REMMEN 89
11.1
11.1
11.1
11.111.1Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is, bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voorwiel-
rem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
601805-10
Remhendel naar het stuur drukken en vrije slag controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 89)
11.2
11.2
11.2
11.211.2Vrije slag remhendel instellen
601805-11
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 89)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef instellen.
REMMEN 90
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid wordt de vrije slag kleiner.
Het drukpunt verwijdert zich van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt de vrije slag groter. Het
drukpunt komt dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.3
11.3
11.3
11.311.3Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400406-10
De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de rem-
schijf overeenkomt met maat .
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak van
de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf onder de voorgeschreven waarde ligt.
Remschijf vervangen.
REMMEN 91
Remschijven vooraan en achteraan op beschadiging, scheuren en vervorming controle-
ren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
11.4
11.4
11.4
11.411.4Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-MIN
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
601789-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas .1
» Als het remvloeistofpeil onder de -markering is gedaald:MIN
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 92)x
REMMEN 92
11.5
11.5
11.5
11.511.5Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-MIN
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
REMMEN 94
800076-10
Remplaketten op minimale plaketdikte controleren.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 94)x
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 94)x
11.7
11.7
11.7
11.711.7Remplaketten voorwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
REMMEN 95
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten. De
opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM remplaketten.
Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeenkomen met de
originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
REMMEN 96
601806-11
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven verwijderen.
Deksel met membraan verwijderen.
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers terug te duwen. Er
mag geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir overlopen, indien nodig afzuigen.
Info
Zorg ervoor dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet tegen de
spaken worden geduwd.
400418-11
Borgpen verwijderen, bout naar rechts uitslaan en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
400418-10
Controleren of het veerplaatje in de remklauw en de glijplaat in de remklauwhou-
der goed vastzitten.
REMMEN 97
101057-01
Remplaketten erin zetten, bout erin zetten en borgpen monteren.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
een drukpunt aanwezig is.
601806-12
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat .
Voorgeschreven waarde
Maat 5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 186)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.8
11.8
11.8
11.811.8Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
REMMEN 98
100256-10
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en vrije
slag controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Info
Het raken van de voetremcilinderzuiger is te merken aan de grotere weerstand
bij het intrappen van het rempedaal.
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie rempedaal instellen. ( pag. 98)x
11.9
11.9
11.9
11.911.9Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
REMMEN 99
100257-10
Schroeven en voetremcilinder losdraaien.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer los-
maken en schroef draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt. De schroef moet ten minste vier slagen in de voet-
steunhouder zijn geschroefd.
Voetremcilinder zo positioneren, dat er een vrije slag van het rempedaal is. Schroe-
ven tegenhouden en moeren vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 97)
Moer vastdraaien.
11.10
11.10
11.10
11.1011.10Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-MIN
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMMEN 100
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
101058-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
» Als het vloeistofpeil de markering heeft bereikt:MIN
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 100)x
11.11
11.11
11.11
11.1111.11Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-MIN
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
REMMEN 101
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
101059-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop met ring en membraan verwijderen.
Remvloeistof tot markering vullen.MAX
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 186)
Schroefdop met ring en membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
REMMEN 102
11.12
11.12
11.12
11.1211.12Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
100260-10
Remplaketten op minimale plaketdikte controleren.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 102)x
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 102)x
11.13
11.13
11.13
11.1311.13Remplaketten achterwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
REMMEN 103
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten. De
opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM remplaketten.
Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeenkomen met de
originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
REMMEN 105
400419-11
Controleren of het veerplaatje in de remklauw en de glijplaat in de remklauwhou-
der goed vastzitten.
100289-01
Remplaketten erin zetten, bout erin zetten en borgpen monteren.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
er een drukpunt aanwezig is.
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering .MAX
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 186)
Schroefdop met membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
WIELEN, BANDEN 106
12.1
12.1
12.1
12.112.1Voorwiel uitbouwen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 67)
601807-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers terug te duwen.
601808-10
Schroef verwijderen.1
Schroeven losdraaien.2
WIELEN, BANDEN 107
601809-10
Voorwiel vasthouden en steekas uittrekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is uitgebouwd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
800080-10
Afstandsbussen verwijderen.3
12.2
12.2
12.2
12.212.2Voorwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
WIELEN, BANDEN 108
800080-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Keerringen en loopvlak van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 188)
Afstandsbussen erin zetten.
601808-11
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 40 Nm
Remhendel meerdere keren schakelen tot de remplaketten tegen de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 67)
Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren inveren zodat de vorkpoten worden uit-
gelijnd.
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
12.3
12.3
12.3
12.312.3Achterwiel uitbouwen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 67)
WIELEN, BANDEN 109
100267-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger terug te duwen.
Moer verwijderen. Kettingspanner afnemen.
Achterwiel vasthouden en steekas uittrekken.
100268-01
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van het kettingwiel afnemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Achterwiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet intrappen als het achterwiel is uitgebouwd.
12.4
12.4
12.4
12.412.4Achterwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
WIELEN, BANDEN 111
100270-10
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op het kettingwiel leggen.
Steekas, kettingspanner en moer monteren.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde positie ten
opzichte van de referentiemarkering staan, zodat het achterwiel correct is uitge-A
lijnd.
Info
Kettingspanner links en rechts in dezelfde positie monteren.4
Moer vastdraaien.3
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 67)
12.5
12.5
12.5
12.512.5Demperpakkingen achterwielnaaf controleren x
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel. Deze slijten tijdens het
rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, beschadigen de kettingwielhouder en de achterwielnaaf.
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 67)
Achterwiel uitbouwen. ( pag. 108)x
WIELEN, BANDEN 112
100271-10
Hoofdwerkzaamheden
– Lager controleren.1
» Wanneer de lager beschadigd of versleten is:
Lager vervangen. x
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.2
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
100272-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven op een werkbank leggen en de steekas in de
naaf steken.
Om de speling te controleren, achterwiel vasthouden en proberen het kettingwiel teA
draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenzijde van het kettingwiel.
Speling demperpakkingen achterwiel 5 mm
» Als de speling groter is dan de voorgeschreven waarde:A
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
Werkzaamheden achteraf
Achterwiel monteren. ( pag. 109)x
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 67)
WIELEN, BANDEN 114
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden
in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en
andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de minimale profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste twee cijfers op het
jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slij-
tage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
WIELEN, BANDEN 115
12.7
12.7
12.7
12.712.7Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein solo
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
Bandenspanning, alleen wegverkeer
voor 1,8 bar
achter 1,8 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
WIELEN, BANDEN 116
12.8
12.8
12.8
12.812.8Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak raakt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
400694-01
Met de staaf van een schroevendraaier kort tegen iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren. x
ELEKTRONICA 118
13.2
13.2
13.2
13.213.2Accu inbouwen x
601812-11
Hoofdwerk
Accu in de accuhouder schuiven.
Info
De accupolen moeten zich aan de achterzijde bevinden.
Pluskabel opklemmen en pluspoolafdekking monteren.1
– Houderplaat positioneren.2
Schroeven monteren en vastdraaien.3
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Steekverbinding aansluiten.4
Minkabel opklemmen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 73)
Tijd instellen. ( pag. 28)
ELEKTRONICA 119
13.3
13.3
13.3
13.313.3Accu laden x
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Accuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Onderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. De accu afgeven bij uw
KTM-distributeur of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
ELEKTRONICA 120
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in ontladen toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zadel afnemen. ( pag. 72)
Accu uitbouwen. ( pag. 117)x
ELEKTRONICA 121
100151-10
Hoofdwerk
Acculader op de accu klemmen. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Verwijder nooit het deksel .1
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, dat op het accuhuis is aan-2
gegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en losklemmen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
Accu inbouwen. ( pag. 118)x
Zadel monteren. ( pag. 73)
Tijd instellen. ( pag. 28)
ELEKTRONICA 122
13.4
13.4
13.4
13.413.4Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brand Door het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd. Deze bevindt zich in de behuizing van het startre-
lais naast de accu.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zadel afnemen. ( pag. 72)
601791-10
Hoofdwerk
– Beschermkappen afnemen.1
ELEKTRONICA 123
601792-10
Defecte hoofdzekering met een punttang verwijderen.2
Nieuwe hoofdzekering inzetten.
Zekering (58011109130) ( pag. 175)
Info
In het startrelais bevindt zich een reservezekering .3
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkappen monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 73)
Tijd instellen. ( pag. 28)
13.5
13.5
13.5
13.513.5Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zadel afnemen. ( pag. 72)
ELEKTRONICA 124
601791-11
Hoofdwerk
Deksel van het zekeringenblok openen.1
600606-10
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering - 10 A - ontsteking, gecombineerd instrument1
Zekering - 10 A - klok, ontsteking (EFI-unit)2
Zekering - 10 A - besturingsunit regelklep3
Zekering - 10 A - brandstofpomp4
Zekering - 10 A - radiateurventilator5
Zekering - 10 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer6
Zekering - 15 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht, nummerplaatverlichting7
Zekering - 10 A - voor extra apparatuur (met contactschakelaar geschakelde plus)8
Zekering - 10 A - voor extra apparatuur (constant plus)9
Zekering - geen functie10
Zekering - 10 A/15 A - reservezekeringenSPARE
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad .A
ELEKTRONICA 125
Waarschuwing
Gevaar voor brand Door het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch
systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zeke-
ringen nooit overbruggen of repareren.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 175)
Zekering (75011088015) ( pag. 175)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u hebt
als het nodig is.
De werking van de stroomverbruiker controleren.
Deksel van zekeringenblok sluiten.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 73)
13.6
13.6
13.6
13.613.6Koplampkap met koplamp uitbouwen
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
ELEKTRONICA 126
601793-10
Hoofdwerk
Spatbord door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Schroeven links en rechts verwijderen.1
Koplampkap naar voren kantelen en naar boven toe afnemen.
601794-10
Steekverbinding van de richtingaanwijzer en de koplamp losmaken.2 3
Koplampkap verwijderen.
ELEKTRONICA 128
601793-11
– Remslanggeleiding positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.4 5
Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M5 5 Nm
13.8
13.8
13.8
13.813.8Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflector Verminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Koplampkap met koplamp uitbouwen. ( pag. 125)


Produkt Specifikationer

Mærke: KTM
Kategori: Motor
Model: 690 Enduro R (2012)

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til KTM 690 Enduro R (2012) stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig